• No results found

Aard, omvang en ontwikkelingen van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven

Bevinding 4: Drugs, ondermijning en de rol van geweld

8.1 Aard, omvang en ontwikkelingen van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven

De eerste onderzoeksvraag richtte zich op de aard, omvang en ontwikkeling van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven. Allereerst kan op basis van hoofdstuk 3 worden geconcludeerd dat de invoer van cocaïne het beeld bepaalt als het gaat om de problematiek rondom drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven. Impliciet, maar veelal expliciet werd gewezen op cocaïne. Dit is niet verwonderlijk, aangezien de haven al jaren bekend staat als een van de toegangspoorten van cocaïne richting Europa. Ons onderzoek laat zien dat de export van verdovende middelen naar andere delen van de wereld een nadrukkelijk blinde vlek vormt: op de uitvoer van verdovende middelen wordt niet, of slechts bij hoge uitzondering gecontroleerd en dit thema lijkt bovendien niet tot de dagelijkse prioriteiten of zorgen van de toezichthouders en opsporingsdiensten te behoren.

Wat betreft de ontwikkeling van de drugscriminaliteit vallen twee zaken op te merken. In hoofdstuk 3 constateerden we dat er de afgelopen jaren meer aandacht lijkt te zijn voor de problematiek van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven. Voor een deel kan dit worden gerelateerd aan een aantal breed in de media uitgemeten zaken rondom corruptie. Ook de recordhoeveelheid cocaïne die in 2016 werd aangetroffen en vervolgens in cijfermatige zin werd overtroffen in 2018 heeft een belangrijke invloed op de manier waarop er naar de problematiek rondom de invoer van verdovende middelen wordt gekeken. Ondanks dat deze drugsvangsten wel degelijk een indicatie geven van de (ernst) van de problematiek, is een kritische benadering van deze cijfers noodzakelijk, en meer in het algemeen van guesstimates van de hoeveelheden cocaïne die worden ingevoerd. Een toename van de hoeveelheid onderschepte cocaïne in de Rotterdamse haven betekent immers niet dat het probleem substantieel groter is geworden. Tegelijkertijd hoeft dit ook niet noodzakelijkerwijs het gevolg te zijn van een betere (mondiale) informatiepositie of van een grotere daadkracht van de opsporingsdiensten. We hebben ons in deze studie dan ook niet gewaagd aan een omvangschatting van de drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven. De vraag naar de omvang van drugscriminaliteit in de haven is weliswaar gesteld, maar kunnen we gezien de moeilijkheden om hierover op wetenschappelijk verantwoorde wijze uitspraken te kunnen doen, niet beantwoorden. Een eerste moeilijkheid betreft het gebrek aan eenduidige definities van de handel in drugs en vooral ondermijning als nieuw en veelgebruikt concept in de context van drugscriminaliteit. Een andere moeilijkheid om tot een betrouwbare en solide omvangschatting van de drugshandel in de Rotterdamse haven te kunnen komen, betreft de afwezigheid van ‘goede data’ waardoor dergelijke omvangschattingen altijd samengaan met verregaande aannames. Tegelijkertijd zou een schatting die op deze onbetrouwbare manier tot stand is gekomen, een zelfstandig leven kunnen gaan leiden in de politieke en maatschappelijke discussie over de ernst van de drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven, waar vervolgens consequenties voor het toezicht en de opsporing van drugscriminaliteit aan verbonden zouden kunnen worden (cf. Nelen, 2019).

Een tweede ontwikkeling komt tot uitdrukking in het veelvuldige gebruik van de term ondermijning wanneer werd gesproken over de problematiek rondom drugs in de Rotterdamse haven. De populariteit van het gebruik van deze meer politieke dan wetenschappelijke term kan worden begrepen als een manier om uit te drukken dat criminaliteitsfenomenen om uiteenlopende redenen zodanig van verschijningsvorm of karakter zijn veranderd, dat gebruikelijke termen als georganiseerde criminaliteit of de invoer van verdovende middelen niet langer de lading en de

197

gepercipieerde ernst dekken. Dit valt terug te zien in de manieren waarop de invoer van verdovende middelen door respondenten bij herhaling werd gerelateerd aan (excessief) geweld enerzijds en corruptie anderzijds. Ondanks deze momenteel vanzelfsprekende koppeling van ondermijning aan drugs, corruptie en geweld, laat het onderhavige onderzoek zien dat waar drugs en corruptie in de Rotterdamse haven vaak samen gaan, het (excessieve) geweld minder nadrukkelijk en vanzelfsprekend aanwezig is in de drugssmokkelzaken in de haven. “Geweld overtuigt niet”, aldus een van de respondenten, “het is altijd de verleiding van het geld en het snelle geld.” (R14), Daarnaast is de opmars van het concept ondermijning vanuit politiek-bestuurlijk perspectief in de context van de tot wasdom gekomen ondermijningsindustrie met ondermijningscongressen, -experts en -gelden begrijpelijk. Voor een heldere analyse en een goed begrip van de aard van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven staat de term ‘ondermijning’ in de weg, in het bijzonder vanwege de verhullende werking en veelvoud aan interpretaties die er in de praktijk door respondenten aan wordt gegeven. Een belangrijke implicatie van deze constatering is dat de relevante partijen het gebruik van het concept ‘ondermijning’ zouden moeten vermijden. Het criminele zou niet moeten worden verhuld met ‘ondermijning’, maar juist zo concreet mogelijk moeten worden benoemd. Hierdoor weet eenieder beter waar het over gaat en wat de eventuele ernst van de problematiek is.

De sociale organisatie van de invoer van verdovende middelen

Wat valt er te concluderen over de achtergronden en de ontwikkelingen van de criminele samenwerkingsverbanden, die zich in de Rotterdamse haven bezighouden met de invoer van cocaïne? Deze onderzoeksvraag stond centraal in hoofdstuk 3. Het beeld dat bij verschillende respondenten leeft, is dat het gaat om flexibele, professionele organisaties die een blauwdruk vormen van de legale economie en deeltaken in het logistieke proces van drugssmokkel beleggen of hebben uitbesteed aan verschillende (gespecialiseerde) groeperingen of individuen. Dit beeld wordt gedeeltelijk bevestigd in de tien door ons bestudeerde opsporingsonderzoeken. Zo vereist het kennis over of toegang tot cruciale locaties, posities en mensen in de haven om drugscriminaliteit mogelijk te maken. Het wordt ook steeds moeilijker om zonder contacten met in de haven werkzame mensen succesvol drugs te smokkelen. Dergelijke zaken duiden uiteraard op enige vorm van organisatie en samenwerking. Tegelijkertijd vragen we ons af waarop het hierboven gepresenteerde beeld van de flexibele, professionele organisatie gebaseerd is. Onze studie illustreert dat er, mede als gevolg van werkwijzen van de opsporingsdiensten, slechts beperkt zicht is op het volledige logistieke proces en de achterliggende samenwerkingsverbanden van de internationale smokkel van verdovende middelen. Op basis van een nauwgezette analyse van tien opsporingsonderzoeken kunnen we slechts fragmenten van het logistieke proces van drugssmokkel reconstrueren waarin de lokale Rotterdamse context in beeld komt, maar de eventuele uitgebreidere criminele netwerken die Rotterdam met de herkomstlanden en bestemmingslanden van cocaïne verbinden, blijven grotendeels buiten beeld. Afgaande op de literatuur vertonen de achtergronden van personen die op de cocaïnemarkt in Rotterdam en Nederland actief zijn, een zekere continuïteit. Het gaat vooral om verdachten met een grote heterogeniteit aan etnische achtergronden en met specifieke rollen en specialisaties in deeltaken van het logistieke proces, die zich concentreren in de Rotterdamse haven. De analyse van de opsporingsonderzoeken ondersteunen deze constateringen uit de literatuur. In vrijwel alle zaken staat het lokale verhaal centraal en ontbreken de inzichten die zicht bieden op een groter geheel, dat het Rotterdamse overstijgt. Deze lokale focus hebben we verklaard vanuit de taakstellingen van de

198

verschillende instanties waarin bijvoorbeeld de korte klap (HARC) centraal staat of de interesse in het grotere geheel irrelevant is voor een succesvolle afhandeling van de zaak (douane). Ook capaciteitstekort, gebrekkige investering in de kennisverwerving over bron- en transitlanden en onvoldoende heldere communicatie over de kennis die wel aanwezig is, worden naar voren geschoven als verklaringen voor deze gefragmenteerde, lokale kennis.

Een tweede bevinding uit de analyse van de beelden van respondenten betreft de typering van de criminele samenwerkingsverbanden als ‘goed georganiseerde logistieke bedrijven’. Daarmee worden vooral de vergelijking met legale bedrijven en de pragmatische inzet van flexibele specialisten benadrukt, die waar nodig worden ingezet. Dit beeld kunnen we niet staven aan de statische bevindingen uit de opsporingsonderzoeken, waarin de verdachten heel specifieke lokale taken lijken te vervullen, bijvoorbeeld als dienstverleners die een specifieke rol in de ‘veilige’ infrastructuur van de fruitstromen vervullen, of als corrupte medewerkers die de containers met drugs met hun kennis laten doorgaan of ‘veilig stellen’, zodat de drugs uitgehaald kunnen worden. Tot slot bieden de onderzoeken zicht op de activiteiten van uithalers. De onderzoeken richten zich daarmee op specifieke rollen die verschillende inzichten bieden in de lokaal noodzakelijke activiteiten om de drugs door te smokkelen. De onderzoeken bieden met hun lokale karakter nauwelijks zicht op de grotere samenwerkingsverbanden tussen de bron-, transit- en bestemmingslanden.

De derde bevinding verwijst naar de structurele inbedding van de criminele netwerken in de beroepenstructuur van de haven en de stad, waarbij de werkomgeving de contacten tussen daders faciliteert. Waar gedeelde etniciteit geen dominante verbindende factor tussen verdachten in de opsporingsonderzoeken is, ook niet van Albanezen, zien we wel dat in enkele gevallen familiale en vriendschappelijke relaties aan de basis van de samenwerking of deelname aan het samenwerkingsverband liggen (relationele inbedding).

Smokkelscripts

Om meer zicht te krijgen op de rol van de infrastructuur van de Rotterdamse haven bij de invoer van verdovende middelen, hebben we in hoofdstuk 4 een crime scriptanalyse uitgevoerd. Op basis van de door ons bestudeerde opsporingsonderzoeken, de interviews en de wetenschappelijke studies hebben we het logistieke proces van de meest gebruikte smokkelmethoden gereconstrueerd en systematisch met elkaar vergeleken. De diversiteit aan smokkelmethoden die in de praktijk worden gebruikt, hebben we daarmee weten terug te brengen tot drie centrale smokkelscripts, te weten een containerscript, een ladingscript en een scheepsscript. In deze scripts ligt achtereenvolgens de nadruk op de rol van de container, de rol van de lading en, ten slotte, de rol van het schip. Omdat deze afzonderlijke scripts - met daarbij een aantal scenario’s die beschouwd kunnen worden als een variant op deze respectievelijke scripts - wezenlijk verschillende implicaties hebben voor het verloop van het logistieke proces van de invoer van verdovende middelen, valt er een aantal algemeenheden te ontwaren.

Allereerst maakt onze analyse inzichtelijk dat afhankelijk van het smokkelscript en -scenario, de verdovende middelen in een ander deel van het logistieke proces worden geplaatst en weer worden uitgehaald. Op het gebied van systematische kennis over het logistieke proces in de bron- en transitlanden, en de daarbij benodigde kennis, expertise en contacten, valt nog de nodige winst te behalen.

199

Ten tweede illustreert onze analyse dat er in de onderscheiden smokkelscripts op een andere manier wordt omgegaan met de bottleneck van de locaties van toezicht. Concreet betekent dit dat, afhankelijk van het specifieke smokkelscript of -scenario, medewerkers van private bedrijven of publieke organisaties een actieve of faciliterende rol spelen, bijvoorbeeld in de vorm van het verstrekken van informatie over de locaties van containers of processen van toezicht, het verplaatsen van containers of het buiten de controle houden van containers.

Ten derde en tot slot, maakt ook de tweede bottleneck in de smokkelscripts, het veiligstellen van de cocaïne, inzichtelijk dat dit afhankelijk van het smokkelscript of -scenario in een ander deel van het logistieke proces plaatsvindt. We zien hierbij enerzijds dat deze plekken geografisch te lokaliseren zijn in of rondom de Rotterdamse haven: op terminals, op empty depots of in loodsen in het achterland en anderzijds dat er specifieke kwetsbaarbare sectoren en goederenstromen zijn aan te wijzen.