• No results found

Vanaf 1948 veranderde het beleid van Moskou ten opzichte van Indonesië ingrijpend. Moskou stelde het neutrale Indonesië voor de keuze; voor of tegen de Sovjet-Unie. Bewijs hiervoor is bijvoorbeeld de ‘Suripno-affaire’ in de zomer van 1948. Op 26 mei verkondigde de Sovjet-Unie een akkoord te hebben gesloten met de Indonesische Republiek over de vestiging van diplomatieke missies.160 Dit

akkoord zou betekenen dat de Sovjet-Unie een van de eerste landen zou worden waarmee de Republiek officiële diplomatieke banden onderhield. De eerste reactie van de Republiek was

verbazing; de regering van Hatta was niet op de hoogte van gesprekken van deze aard met de Sovjet- Unie. Het nieuws bracht Hatta en de Republiek in een ongemakkelijke situatie. De rechtse regering van Hatta zou schade kunnen oplopen in de binnenlandse politiek door een dergelijke overeenkomst met de communistische grootmacht en de internationale positie van de Republiek zou onder druk komen te staan wanneer zij diplomatieke contacten met de Sovjet-Unie onderhield. Om deze redenen verklaarde de Republiek, na een ronde van ontkenningen en verklaringen, dat zij meer tijd nodig had om de overeenkomst te bestuderen.161 Achteraf zou duidelijk worden dat vertegenwoordigers van de

Sovjet-Unie een voorlopig akkoord uit niet afgeronde onderhandelingen van eind 1947 met een vertegenwoordiger van de Republiek, Suripno, die tevens lid was van PKI-lid, eenzijdig hadden geratificeerd. Pas na de Indonesische onafhankelijkheid zouden Indonesië en de Sovjet-Unie daadwerkelijk diplomaten uitwisselen.162

Niet alleen de affaire zelf maar ook de publieke afhandeling door de Sovjet-Unie geeft een helder beeld van de opstelling van de CPSU ten opzichte van Indonesië begin 1948. De Sovjet-Unie had volledig ingezet op het Suripno-akkoord; in de staatsmedia waren vele positieve berichten over het aanstaande akkoord gepubliceerd. Ondanks de publieke nederlaag door de impliciete afwijzing van het akkoord door de Indonesische regering, veroordeelde de Sovjet-Unie de Indonesiërs niet.163

Na de Suripno-affaire was de publieke lijn van de CPSU dat de Indonesische regering onder druk van Amerika en Nederland de overeenkomst niet had kunnen ratificeren.164 De staatsmedia van de Sovjet-

Unie was overigens slechts in de eerste week na de beëdiging van Hatta negatief geweest over diens kabinet. In de periode tot aan de Suripno-affaire werd het bestaan van de nationalistische regering vermeden in de staatsmedia. Tussen 29 januari en augustus 1948 is bijvoorbeeld in Pravda, een van de belangrijkste Sovjet-media, geen enkele kritiek op de Hatta-regering terug te vinden. De krant beperkte zich slechts tot het prijzen van de Indonesische revolutie als symbool voor de antikoloniale strijd zonder haar steun uit te spreken voor het rechtse Indonesische kabinet.165 Het officiële beleid

van de Sovjet-Unie ten opzichte van de Republiek was, in vergelijking met de staatsmedia, zelfs licht

160 Poeze, Verguisd en vergeten, p. 747-749. 161 Ibidem, p. 751-754.

162 Ibidem, p. 759.

163 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 288-291. 164 McVey, The soviet view of the Indonesian revolution, p. 51. 165 Ibidem, p. 44.

positief. In maart 1948 bevestigde Moskou bijvoorbeeld in de New Times dat de steun van de Sovjet- Unie voor de Indonesische Republiek in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties onverminderd was, zonder in te gaan op de nieuwe politieke situatie in Indonesië.166

Op de achtergrond werkte de CPSU echter al voor de Suripno-affaire aan een nieuwe

strategie ten opzichte van Indonesië. In plaats van de Indonesische regering nog langer terughoudend te steunen, met het oog op de uitgangspositie van de PKI na de onafhankelijkheid, werd door Moskou gekozen voor een meer neutrale opstelling ten opzichte van de nationalistische regering en werd een poging ondernomen de PKI in een leidende positie te plaatsen. Ondanks dat de communistische partijen in Zuidoost-Azië over het algemeen weinig contact hadden met de CPSU, ontving de PKI begin 1948 kritiek en begeleiding van Moskou. De PKI had zich volgens de CPSU politiek gezien te weinig ingezet voor voortzetting van de militaire strijd tegen Nederland, de macht in Indonesië zonder politieke strijd overgedragen aan de nationalisten en te veel samengewerkt met rechtse partijen.

De PKI werd geacht zich duidelijker communistisch te profileren, een sterk links front te vormen onder communistische leiding en meer te doen om het gevaar van Amerikaans imperialisme onder de aandacht van de Indonesische bevolking te brengen.167 In maart 1948 werden deze

instructies overgebracht aan Musso, de voormalige leider van de PKI in de jaren twintig, in een uitgebreid gesprek in Praag met vertegenwoordigers van zowel de CPSU als de CPN, waaronder De Groot.168 In augustus keerde Suripno terug naar de Republiek Indonesië met, vermomd als zijn

assistent, Musso. Na een verblijf van vijfentwintig jaar in de Sovjet-Unie, waarin hij uitgebreide training en scholing in de marxistisch-communistische leer en -tactieken had ontvangen, was Musso terug in zijn geboorteland met heldere instructies van Moskou.169

Musso werd geaccepteerd als leider van de PKI en begon direct aan de implementatie van de nieuwe strategie. Het plan was primair gericht op een overwinning met parlementaire middelen, niet op een gewapende strijd.170 De eerste stap van de PKI was de stopzetting van de volksfronttactiek; de

PKI was nog altijd gericht op samenwerking met andere linkse partijen maar met de communisten in de leidende rol, naar voorbeeld van de Chinese revolutie. Daarnaast werd de retoriek van de PKI meer revolutionair en activistisch. De inmenging van de CPSU op het bestuur van de PKI had een aantrekkende werking. Voormalig PKI-leden die zich eerder hadden aangesloten bij andere linkse partijen, zoals Sjarifuddin, Setiadjit, Abdulmadjid en anderen, voegden zich wederom bij de PKI.171 Uit

deze feiten blijkt dat de PKI, ondanks dat Moskou en de Indonesische communisten in de periode van

166 A.M. Taylor, Indonesian independence and the United Nations (Londen 1960), p. 386-387. 167 Efimova, ‘Who gave instructions’, p. 175-178.

168 Poeze, ‘The Cold War in Indonesia’, p. 504. 169 Efimova, ‘Who gave instructions’, p. 173.

170 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 405. 171 Ibidem, p. 406.

1945 tot aan 1948 zelden op één lijn zaten, veel ontzag hadden voor de Sovjet-Unie en open stonden voor aanwijzingen vanuit Moskou. Hoewel de CPSU duidelijk vergaande invloed had op de PKI in de lente van 1948, bleven tastbare resultaten voor de Indonesische communisten uit en is het onzeker in hoeverre de ontwikkelingen in september 1948 voortkwamen uit instructies vanuit Moskou.

Zoals eerder beschreven grepen op 17 september 1948 lokale communistische leiders in Madioen naar de wapens en riepen de revolutie uit. Volgens de communistische lezing, die enkele maanden na de gebeurtenissen tot stand kwam, waren lokale PKI-strijdkrachten geprovoceerd door regeringstroepen op het moment dat de leiders van de PKI waaronder Musso, op campagne waren ver weg van het betreffende gebied. Op het moment dat zij op de hoogte werden gesteld van de ontwikkelingen konden zij, volgens deze lezing, niet anders dan zich bij de strijd voegen. De communistische leiders zouden slechts hebben geageerd tegen provocaties van nationalistische troepen. Hoewel de waarheid lastig is vast te stellen, is het zeker dat zowel de CPN als de CPSU niet op de hoogte waren van een aanstaande communistische revolutie in Indonesië.

Uit brieven van De Groot en een verslag van een Sovjet-overheidsvertegenwoordiger over de gesprekken met Musso in Praag van maart 1948 blijkt dat een fysieke revolutie of volksopstand door geen van de partijen als een optie werd gezien die tot de mogelijkheid behoorde.172 Zelfs begin

augustus bespraken de CPN en CPSU in Moskou nog manieren waarop de PKI een links front in het Indonesische parlement kon vormen en zich kon inspannen om wapentransporten voor de Republiek mogelijk te maken. Dit gesprek vond plaats in Moskou en was door de CPN zelf aangevraagd.173

Ondanks deze feiten kan de CPSU indirect gezien worden als de aanstichter van de communistische opstand in de Indonesische republiek. De nieuwe anti-imperialistische strategie functioneerde, volgens historici Karl Hack en Geoff Wade, “a spark at a time when the tinder across much of

Southeast Asia was dry and ready to burn. Moscow had carelessly tossed the match down, apparently with limited understanding of the likely result.”174

Musso werd eind oktober naar aanleiding van de Madioen-affaire bij een vuurgevecht met regeringstroepen gedood. Vele anderen, zoals Sjarifuddin, Suripno en Sardjono werden gearresteerd en opgesloten in de buurt van Jogjakarta. Zij werden op 19 december 1948 geëxecuteerd tijdens de evacuatie van de gevangenis nadat Nederlandse parachutisten waren geland op het nabijgelegen vliegveld in het kader van de Tweede ‘Politionele’ actie.175 De Sovjet-pers negeerde de gebeurtenissen

rond Madioen tot ongeveer een maand nadat de grootste gevechten hadden plaatsgevonden. In deze periode beperkte deze zich tot aanvallen op de Nederlandse imperialistische opstelling ten opzichte van Indonesië.176 Communistische bladen in andere delen van de wereld maakten opvallend genoeg

172 Poeze, ‘The Cold War in Indonesia 1948’, p. 505. 173 Efimova, ‘who gave instructions’, p. 185-186.

174 Hack en Wade, ‘The origins of the Southeast Asian Cold War’, p. 448. 175 Stutje, De man die de weg wees, p. 279.

wel melding van de gevechten tussen de communisten en de regering. De Britse communistische partij meende vanaf eind november dat Hatta op aandringen van de Verenigde Staten actie had ondernomen tegen de PKI. Pas begin 1949 verschenen de eerste berichten in de Sovjet-pers met de strekking dat Hatta, gesteund door de Amerikanen, verantwoordelijk zou zijn geweest voor de gewelddadigheden. Berichtgeving over de Madioen-affaire bleef echter minimaal en bevatte zelden nieuwe informatie.177

Deze terughoudende opstelling in de staatsmedia van de Sovjet-Unie is typerend voor de opstelling van Moskou ten opzichte van de Indonesische Republiek direct na de Madioen-affaire; namelijk ogenschijnlijk onveranderd. De reactie van de Sovjet-vertegenwoordigers in de VN op de nieuwe Nederlandse militaire actie gaf bijvoorbeeld geen blijk van een verslechterde relatie met de regering van Hatta tot aan eind 1948. Vanaf de eerste dag van het Nederlandse militaire offensief riepen zij op tot een staakt-het-vuren, terugtrekking van de Nederlandse troepen en ontmanteling van de Commissie van Goede Diensten. Er werd door de Sovjet-vertegenwoordigers zelfs bezwaar gemaakt tegen de arrestatie en gevangenhouding van Soekarno door de Nederlandse troepen.178 Pas

op 5 januari 1949 opende Moskou publiekelijk de aanval op Hatta, die volgens de berichten in de staatsmedia openlijk pro-Amerikaanse sympathieën had. Hatta zou met de ‘provocatie van Madioen’ opzettelijk de weg hebben vrijgemaakt voor de tweede Nederlandse militaire actie.179 Gedurende de

eerste helft van 1949 zou de kritiek op de regering van Hatta in de staatsmedia onverminderd fel blijven. Soekarno, die mede door zijn gevangenschap was uitgegroeid tot symbool van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, werd in de staatsmedia van de Sovjet-Unie ontzien.180

Tegelijkertijd werden er vele artikelen gepubliceerd, bijvoorbeeld in de krant Pravda, met meldingen van ‘wijdverspreide mobilisatie’ van de Indonesische bevolking resulterend in guerrilla-activiteiten.181

De hoop van Moskou dat een volksopstand in Indonesië na de gebeurtenissen van Madioen alsnog tot stand zou komen, was echter gebaseerd op onvolledige of incorrecte informatie. Publieke steun voor de communisten was zowel tijdens als na de Madioen-affaire minimaal en het aantal guerrilla- acties was beperkt. 182

Het internationale beleid van de Sovjet-Unie veranderde slechts geleidelijk in de eerste maanden van 1949. Tot aan de zomer richtte Moskou haar pijlen op de socialistische leider Sharir en premier Hatta. Pas na zijn vrijlating eind mei begonnen de staatsmedia van de Sovjet-Unie geleidelijk meer kritiek te leveren op de rol van Soekarno. Het duurde tot aan september van 1949 voordat Soekarno voor het eerst door de staatsmedia van de Sovjet-Unie werd gebrandmerkt als ‘verrader

177 Ibidem, p. 410-414.

178 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 412. 179 McVey, The soviet view of the Indonesian revolution, p. 93. 180 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 414. 181 Ibidem, p. 413

van het volk’.183 Onder meer uit een publicatie van E.M. Zhukov, secretaris van de Historische

Wetenschappen Divisie aan de Academie van de Wetenschappen in Moskou, in november 1949, blijkt dat veroordeling van Soekarno eveneens het einde betekende voor de steun van de Sovjet-Unie aan de Republiek. Hierin werd Soekarno, door een academicus van een instituut onder directe supervisie van Moskou, ervan beschuldigd al sinds het begin van de onafhankelijkheidsstrijd ernaar te hebben gestreefd Indonesië, politiek, economisch en militair afhankelijk te maken van de Verenigde Staten.184

In juni 1949 werd de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd nog geprezen in de staatsmedia van de Sovjet-Unie. Een half jaar later was elke link tussen de Indonesische revolutie en die van Indochina, Birma, Maleisië en China in de staatsmedia ondenkbaar. 185

Volgens Stalin persoonlijk was de volgende stap voor de PKI, zelfbezinning en nadruk op parlementaire activiteit.186 De vertegenwoordigers van de Sovjet-Unie stemden niet tegen de

uitkomsten van de Ronde Tafel Conferentie, maar onthielden zich slechts van stemming. Begin 1950 verving de invloed van de Communistische Partij van China (CPC) op de PKI die van de CPSU. Dat dit niet tegen het zere been van Moskou was, blijkt uit het feit dat Indonesië vanaf 1950 niet langer in de belangstelling van de Sovjet-Unie stond. Slechts incidenteel werd er nog melding gemaakt van PKI- activiteiten in de Sovjet-pers en kwam de Indonesische kwestie aan bod in mededelingen van de Cominform.187

2.4

Conclusie

Samengevat was het buitenlandbeleid van de Sovjet-Unie ten opzichte van Indonesië en Azië in het algemeen in de periode van 1945 tot 1950 een weerspiegeling van de machtsverhoudingen in de naoorlogse periode. Aanvankelijk was Moskou, met het oog op de goede relaties met de geallieerden en de eigen imperialistische ambities van de Sovjet-Unie in Oost-Europa, terughoudend in het

veroordelen van kolonialistische verhoudingen. Het resultaat hiervan was dat Moskou het vernieuwde imperialisme, t.w. het behouden van koloniën onder het mom van ‘begeleiding’ naar zelfstandigheid, van de Europese grootmachten aanvankelijk niet bekritiseerde. Hoge functionarissen

183 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 414. 184 Ibidem p. 414.

185 Ibidem, p. 415.

186 Efimova, ‘Stalin and the Revival of the Communist Party of Indonesia’, p. 109-112. 187 McLane, Soviet strategies in Southeast Asia, p. 364-366.

in het Kremlin waren ervan overtuigd dat het buitenlandbeleid van de Verenigde Staten en de Sovjet- Unie verenigbaar waren. De Sovjet-Unie zou haar invloed in Oost-Europa kunnen uitbreiden en het anti-kolonialistische beleid van de VS zou de weg vrij maken voor een communistische beweging in de periferie.

Begin 1946 kwam de band tussen de Sovjet-Unie en de niet-communistische geallieerden echter al onder druk te staan. Geopolitieke conflicten werden in de net opgerichte Verenigde Naties voor het oog van de wereld op papier uitgevochten. Door de oplopende spanningen tussen de kapitalistische- en de communistische wereld kreeg ook het anti-imperialistische beleid van de Sovjet- Unie een nieuwe impuls; in de Veiligheidsraad vertaalde dit zich naar steeds sterkere anti-koloniale retoriek en een toenemend aantal conflictgebieden. Begin 1946 kwam ook de Indonesische kwestie in de belangstelling van Moskou te staan. Steun voor de Republiek beperkte zich echter slechts tot enkele moties in de Veiligheidsraad en communicatie met de Indonesische communisten was beperkt.

In 1947 namen de spanningen tussen kapitalisten en communisten over de gehele wereld verder toe. De CPSU was ervan overtuigd dat de Verenigde Staten een informeel wereldrijk

nastreefden, evengoed als de Verenigde Staten zeker waren van het bestaan van een communistische monoliet. De vrees van de CPSU voor Amerikaanse financiële overheersing van de koloniale wereld, ingegeven door het Marshallplan in Europa, was voor het Kremlin aanleiding het anti-koloniale beleid van de Sovjet-Unie te herzien. Dit beleid kreeg vervolgens meer invulling door verschillende globale ontwikkelingen eind 1947. De Two-Camp Doctrine, ingegeven door het politieke verlies van de West- Europese communistische partijen en de militaire overwinningen van Mao, maakte haar intrede in de communistische wereld en verdrong spoedig de volksfronttactiek. De CPSU had op dat moment nog altijd weinig directe invloed op de politieke koers van de PKI. Dit gegeven in combinatie met de politieke situatie in Indonesië betekende dat de PKI in 1947 haar samenwerking met de

nationalistische regering voortzette. Ondanks dat het beleid van de PKI tegen de Two-Camp doctrine inging, bleef de Sovjet-Unie de politieke koers van de PKI steunen door de nationalisten relatief positief te benaderen.

Op het moment dat de linkerflank van de Indonesische vrijheidsbeweging begin 1948

buitenspel werd gezet, was het moment voor de CPSU aangebroken om de politieke koers van de PKI meer in lijn te brengen met de algemene strategie van de Sovjet-Unie in Azië. Dit betekende dat de CPSU meer invloed uitoefende op de PKI en tegelijkertijd de Indonesische regering onder druk zette om banden aan te halen met de communistische wereld. De negatieve uitkomst van de Suripno- affaire leidde opvallend genoeg niet direct tot een veroordeling van de nationalistische regering; een strategie die meer in lijn zou zijn geweest van de Two-Camp doctrine. De meer revolutionaire

kapitalisten wereldwijd, resulteerden in Indonesië in augustus 1948 in de Madioen-affaire. Een politieke wending die door zowel de CPN als de CPSU niet was voorzien. Deze gebeurtenis betekende het einde van de rol van de PKI én de CPSU in de Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd. Kritiek op de Indonesische nationalisten door de Sovjet-Unie kwam overigens pas begin 1949 tot stand en

Soekarno viel pas in mei 1949 uit de gratie van Moskou.

Deze geschetste ontwikkelingen in het anti-kolonialistische beleid van de Sovjet-Unie, specifiek met betrekking tot Indonesië, geeft een aantal aanknopingspunten om de publieke opstelling van de CPN te evalueren. Op welke punten conformeerde de CPN zich aan de visie van de