• No results found

Selectie

Peter van Duyvenvoorde meldde dat Baudet houdt van Boudewijn van Houtens werk (persoonlijk interview). Op zijn beurt zei Van Houten over de FvD-leider: “Ik heb veel waardering voor de activiteiten van Baudet en ik vind hem – op basis van één ontmoeting – een beminnelijk man” (Verwer). Van Houtens recentste boek heet Een heel gelukkig 2050, een satire (zo staat op het omslag vermeld) met als verteller een vrouwelijke professor gender sciences, die de cultuur van haar tijd beschrijft (“Een heel gelukkig 2050”). Het achterplat zegt over die gefantaseerde cultuur: “Enige consequentie is ver te zoeken – net als vandaag eigenlijk. Lees haar betoog dan ook als spot met onze tijd.” NBD Biblion-recensent Wim Fievez bekritiseerde het boek op basis van “conservatieve opmerkingen en aan racisme schampende uitspraken” (Peppelenbos, “Nieuws: NBD Biblion”). G.J. van Bork schreef over Van Houten: “Conservatieve denkbeelden, racisme en laatdunkende uitspraken over

vrouwenemancipatie zijn in zijn werk talrijk.” Van Houten bevindt zich dus op het snijvlak van literatuur en rechtse politiek.

Ideologie

Van Houten noemt zichzelf “eerder anti-links dan rechts”, want rechts heeft vaak idealen waarmee hij niet instemt, zoals tegenstand tegen abortus (e-mailinterview). Ook zijn rechtse mensen “altijd automatisch tegen moderne kunst” en zijn ze preuts, vindt hij. Tegen Renzo Verwer zegt Van Houten: “Heeft niet elke maatschappelijke/politieke stroming iets goeds? Zelfs als feminisme en socialisme niet bestonden, zouden ze moeten worden uitgevonden!” Toch gelooft hij dat een mens van nature rechts denkt. “Je kunt vrijwel stellen: links bestaat niet, behalve als psychose. Iedereen wil geld, comfort, een zeker aanzien” (persoonlijk interview). Links bestaat vooral uit ressentiment en eigenbelang, denkt hij. De ideologie zou tegenwoordig enkel nog leven onder intellectuelen.

Van Houten stelt dat zijn grootste probleem met links haar “wereldvreemde houding” is, omdat ze niet begrijpt dat “mensen niet gelijk zijn en dat we daar ook niet naar moeten streven” (Verwer). In het e-mailinterview zegt hij dat “iemand die hard gewerkt heeft om zijn

41 bedrijfje tot een succes te maken, iets meer [mag] bezitten dan iemand die alleen van de samenleving geprofiteerd heeft.”

Omdat Van Houten niets revolutionairs zegt en vrijemarkttaal gebruikt om tegen nivellering te pleiten, moet hij liberaal-conservatief genoemd worden.

Literatuur

Voor Van Houten zijn de grenzen van wat literatuur is, niet beperkt tot de literaire roman (e- mailinterview). Dagboeken en aforismen vindt hij “even goed of beter”. Ook non-fictie, zoals geschiedenisboeken of schrijversbrieven, waardeert hij als literatuur.

Dat hij zo weinig waarde hecht aan vorm of grensbepalingen, komt wellicht doordat hij bovenal inzicht waardeert in de literatuur. Een werk moet de lezer iets laten begrijpen van de wereld of de mens. “Als het maar iets verheldert.” Een mooi boek, volgens Van Houten, is een eerlijk verslag van een interessant leven waarin “normale menselijke wensen” zijn doorleefd. De vorm of het genre van het verslag maakt niet uit. “Daarom las ik dikwijls graag rampverhalen, over mensen in uitzonderlijke omstandigheden,” schrijft Van Houten. Het non-fictieboek Alive. The Story of the Andes Survivors van Piers Paul Read is bijvoorbeeld “een goed boek” omdat het iets over de menselijke natuur leert, zijnde een verhaal over vliegtuigrampoverlevenden.

Er bestaat volgens Van Houten geen formule om zulke literatuur te schrijven, alleen een voorwaarde dat de schrijver zelf een interessant persoon moet zijn. “Wat hij dan levert, zou dan best eens interessant kunnen wezen. Er bestaat geen ander recept voor goede literatuur,” aldus Van Houten.

Van Houten geniet in literatuur van “gedachten van intelligente, ietwat sceptische mensen.” Een schrijver moet volgens hem dus intelligent zijn, waaruit volgt dat die een soort

“realisme” moet koesteren. Zo noemt Van Houten Honoré de Balzac als zijn favoriete

schrijver uit een favoriet tijdvak (de Franse negentiende eeuw) omdat Balzac “een intelligente realist [was], die alleen al daarom niet links was”. Hij noemt ook Henry de Montherlant, Emil Cioran en W.F. Hermans voorbeelden van “intelligente, ietwat sceptische mensen”. Alle drie die schrijvers staan bekend om hun pessimisme. Cioran schreef bijvoorbeeld een boek genaamd Geboren zijn is ongemak; veel romans van W.F. Hermans eindigen tragisch en suggereren dat een mens de waarheid misschien wel nooit kan bevatten. Wat Van Houten intelligentie en realisme noemt, zouden anderen dus cynisme of pessimisme kunnen noemen.

42 Van Houten is tegenstander van conventie, want hij schrijft: “Nederlands gestudeerd te hebben, een schrijversschool te hebben gevolgd – dat zijn geen dingen die een schrijver maken. (…) De boeken van nu beantwoorden keurig aan die lessen, maar ze zijn zo dood als maar kan.” Van Houten bekritiseert conventies van vorm en inhoud. Schrijvers die zich daaraan houden, noemt hij “literaire ambtenaren”.

Van Houten noemt expliciete intertekstualiteit “te koop lopen met belezenheid en “leunen op anderen”. Hij houdt niet van schrijvers die verwijzen naar voorgangers en collega’s, met knipogen, of een aansluiting op een bepaalde literaire traditie.

“Als iemand aanhaakt bij de krant, zoals een Tommy Wieringa dat doet, is uiteraard niet zo interessant,” stelt Van Houten. Hij heeft dus geen waardering voor het vermengen van actualiteit en literatuur. Hij bekritiseert ook de criticus Tom van Deel omdat die boeken mede op basis van actualiteit beoordeelde.

Van Houten noemt toegankelijkheid in literatuur “belangrijk, maar niet noodzakelijk”. Hij waardeert eenvoudig taalgebruik. Als voorbeeld vertelt hij dat William Somerset Maugham eens van een lezer hoorde dat die nooit het woordenboek hoefde te pakken bij Maughams romans. “Dat is een compliment,” aldus Van Houten. “Volgens mij valt het meeste wel te zeggen in eenvoudige taal.”

Over experiment in de literatuur schrijft Van Houten: “Het experiment en de vernieuwing zijn meestal voor knutselaars – en in ieder geval geen maatstaf voor goede literatuur.” Volgens Van Houten kunnen alleen de allergrootste schrijvers, zoals Kafka, iets werkelijk “verrassends” creëren door te experimenteren.

Politiek en literatuur

Van Houten vindt de huidige cultuurwereld totalitair links, zelfs “wat nazi-achtig”. Hij vindt dat er weinige ‘rechtse’ literatuur is in Nederland, deels door “het verbod dat links eraan oplegt.” Van Houten denkt dat linkse mensen een sterker gekleurde smaak in literatuur hebben dan rechtse: “Rechtse, d.w.z. normale mensen maken niet zo’n punt van de politieke inslag.”

Het idee van een literaire canon ziet Van Houten als onzinnig, want die is “alleen geschikt voor oliedomme mensen en culturele snobs”. Bovendien is de gangbare

43 literatuurgeschiedenis links, dus die “beveelt vrijwel alleen maar linkse boeken aan, of het nu van Joseph Roth, Philip Roth en een andere rode is”.

Van Houten is meestal geïnteresseerd in buitenlandse boeken en soms een Nederlands historisch boek. Hij leest geen hedendaagse Nederlandse literatuur, want daar heeft hij een lage achting voor: “[W]e doen nu alsof er een Nederlandse literatuur is. Ik ontken dat.” Er zijn twee literaire tijdvakken waar hij een bijzondere binding mee heeft, te weten de Franse negentiende eeuw en het Nederlandse interbellum. Uit het laatstgenoemde tijdperk waardeert hij bovenal J.C. Bloem, Slauerhoff, Du Perron en Marsman. Met die schrijvers zou hij wel kunnen omgaan, zegt hij, want: “Ik ben geen man van mijn tijd.”

44