• No results found

Selectie

Bas van Bommel geeft als classicus en literatuurwetenschapper les aan de Universiteit Utrecht. Hij heeft zich enkele malen in het publieke debat gemengd, met ingezonden stukken waaruit een kritische houding blijkt tegenover immigratie en multiculturaliteit. In het stuk “Er is een zorgwekkende alliantie in de maak tussen links-liberalen en de orthodoxe islam” betoogt Van Bommel dat een te liberale houding tegenover de orthodoxe islam juist de liberale waarden in gevaar brengt. In de stukken “Christelijke barmhartigheid geen vrijbrief voor politieke ongehoorzaamheid” en “Blinde naastenliefde kan recept zijn voor politieke desintegratie” pleit Van Bommel voor een christelijke naastenliefde die zich niet vooral om immigranten richt.

Van Bommel verkeert in culturele rechts-conservatieve kringen. Hij richtte in 2007 met Thierry Baudet een salon op waar men zich bezighield met klassieke muziek, filosofie en literatuur (Koops en Wiegman). Hij was te gast bij de Common Sense Society om te spreken over Romantiek in de klassieke muziek (“Universitair docent”). De Society is een

internationale club die culturele en politieke evenementen organiseert, vanuit een conservatief-liberale grondslag, zoals blijkt uit zijn eigen beschrijving:

The Common Sense Society celebrates the Western heritage, wherein the ideas of liberty and equality have been asserted, tested, and proven over the course of four millennia. This same history reveals that mankind does not progress inevitably toward freedom or justice. Indeed, many attempts to ignore history, deny human nature, and engineer a utopian vision have initiated some of the most horrific episodes in human memory. (“Over CSS”)

Voordat Van Bommel ideoloog of een kunstliefhebber is, is hij docent. Hij benadert de

interviewvragen bovenal als beoefenaar en onderwijzer van literatuurwetenschap. Hij is dan ook nauwelijks bezig met persoonlijke smaak. “Ik ben als het om literatuur gaat zo geprogrammeerd om te denken in educatieve termen. Ik denk dus: ‘Wat is interessant voor een cursus?’ (…) Ik vraag me eigenlijk nooit meer af: ‘Wat vind ik mooi?’” (persoonlijk interview). Het lijkt erop dat Van Bommel zichzelf totáál in dienst heeft gesteld van zijn onderwijs. Hij heeft zelfs zijn smaak geofferd op het altaar van de Bildung.

45 Deze combinatie van rechts-conservatieve uitingen en culturele activiteiten kwalificeren Van Bommel als interessant subject voor deze scriptie.

Ideologie

In het interview stelt Van Bommel dat zijn klassieke opvatting over onderwijs tegenwoordig teloorgaat, mede door de beschikbaarheid van hoger onderwijs. Hij zegt: “De oorzaken zijn dus ook op zichzelf helemaal niet slecht, ik ben er voorstander van dat het hoger onderwijs breder beschikbaar is dan het vroeger was. Alleen wil dat niet zeggen dat alle gevolgen ervan ook goed zijn” (persoonlijk interview).

Op basis hiervan en van het bovenstaande wil ik Van Bommels ideologie liberaal-

conservatief noemen. Hij staat duidelijk kritisch tegenover immigratie, maar hij stelt daarbij dat hij liberale waarden wil verdedigen tegen orthodoxe islam. Daarnaast juicht hij de democratisering van hoger onderwijs toe, maar vindt ook dat er nadelen aan kleven. Hij gebruikt bovendien geen revolutionaire taal.

Literatuur

Van Bommel definieert grote kunst als kunst die “transcendeert”. Daarmee bedoelt hij dat die een niet-alledaags inzicht biedt in de menselijke conditie. “Kunst vertelt iets over onze menselijke conditie wat ons niet op een andere manier bereikt. (…) En omdat dat uniek en bijzonder is en inzicht geeft, heeft kunst ook een verheffende werking. (…) Het tilt je uit boven het niveau van het alledaagse, omdat het je in contact brengt met inzichten in ons bestaan die niet van alledag zijn en die tot de kern komen. (…) Alle kunst die dát bewerkstelligt, is grote kunst.”

Van Bommel stelt dat thematiek, intertekstualiteit, traditie, vernieuwing en stijl kunnen bijdragen aan zulke grootsheid. Hetzelfde zou gelden voor stilistische, formele schoonheid, wat “eeuwenlang hét criterium is geweest om goede literatuur te onderscheiden van minder goede”. Maar echte grootsheid van literatuur noemt Van Bommel “ongrijpbaar”. Grote kunst kan niet “gereduceerd” worden tot de genoemde criteria, denkt hij.

Grote kunst overstijgt volgens Van Bommel dus het alledaagse, maar lagere kunst “is een herhaling van het leven eerder dan een verheffing erboven. En dat is een zeer conservatief standpunt. In die zin ben ik uitgesproken conservatief. Maar het heeft voor mij niets met

46 politiek te maken.” Van Bommel ziet het conservatisme dan ook meer als een levenshouding dan een ideologie. Hij noemt het een focus op alles in het menselijk leven “wat zich niet van bovenaf laat reglementeren”.

Als voorbeeld van lagere kunst noemt Van Bommel streekromans. Een ander goed voorbeeld van transcendentie tegenover alledaagsheid haalt hij uit de documentaire Why Beauty Matters van Roger Scruton. De voorbeelden zijn het schilderij Un Lit Défait (1827) van Eugène Delacroix en het kunstwerk My Bed (1998) van Tracey Emin, dat uit een echt bed bestaat. Van Bommel vindt dat het schilderij “op zo’n manier geschilderd [is], met zo’n oog voor schoonheid, maar ook zo’n inlevingsvermogen voor wie daar heeft gelegen” dat het “transcendeert wat het lijkt te zijn” en een symbool wordt voor de menselijke conditie. Het werk My Bed doet dat niet, zegt Van Bommel, en wil dat niet. “Want heel veel moderne kunst, avant-gardistische kunst, is tegen het idee dat kunst moet transcenderen en verheffen. Daar ben ik dus zeer op tegen. In die zin ben ik een echte conservatief.”

Van Bommel interesseert dus zich voor kunst die verheffing en transcendentie centraal stelt. Dat betekent in de praktijk oudere kunst, stelt hij, want dat ideaal verliest steeds meer aan kracht in de moderne wereld.

Van Bommel zegt dan ook: “Ik ben niet zo geneigd om boeken te lezen als die net uit zijn”. Liever leest hij boeken uit voorbije tijden, met name canonieke werken. “Eerst maar eens het filter van de geschiedenis eroverheen,” zegt hij, want “bij oude boeken weet ik vaak zeker dat het goed is.” Hij noemt nederigheid tegenover de geschiedenis een deugd. Van Bommel ziet canonisering dus als een natuurlijk, apolitiek proces dat kwaliteit in literatuur selecteert. Het volgen van de canon maakt hem “traditioneel”, naar eigen zeggen. “Ik ben als West- Europeaan deel van een prachtige cultuur en traditie (…) en het is mijn taak die door te geven.”

Van Bommel is in het bijzonder geïnteresseerd in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Die periode ziet hij als “de scharnier tussen de oude wereld, die heel lang een enorme continuïteit heeft vertoond en de écht moderne wereld die we sinds de jaren 50, 60, 70 kennen.” Daarom denkt hij dat de cultuur van die tijd inzicht geeft in “wie wij zijn”.

47 Politiek en literatuur

Volgens Van Bommel is zijn benadering van literatuur en literatuurwetenschap apolitiek. Zijn waardering voor Thomas Mann staat bijvoorbeeld los van diens politieke opvattingen,

beargumenteert hij. Verder speelt politiek alleen een rol in zijn lessen als die ook een rol speelt in het literaire werk dat wordt besproken.

Van Bommel spreekt dan ook scepsis uit over de vraagstelling van dit scriptieonderzoek. De vraagstelling stoelt op het idee dat smaak en ideologie met elkaar zijn verbonden, maar misschien bestaat zo’n verband niet, waarschuwt hij. Het resultaat van dit onderzoek zou moeten kunnen zijn dat er geen verband is, “anders is het geen wetenschappelijke vraag”. In de moderne tijd zouden canonvorming en literatuurwetenschap gepolitiseerd worden, namelijk door werken te selecteren op basis van criteria zoals huidskleur of geslacht, met als doel ‘social justice’ te bewerkstelligen via het literatuuronderwijs. Dat vindt Van Bommel een slechte zaak, want hij vindt dat literatuuronderwijs het “ideaal van verheffing” moet dienen. Hij noemt het ook wel het “veredelen van de geest” en de traditie van “Bildung”. Hij zegt dat die opvatting van onderwijs als rechts kan worden gezien, want niet iedereen is in staat tot, of heeft toegang tot zo’n veredeling. Maar het kan ook als links worden gezien, want onderwijs biedt iedereen die veredeling, ook wie daar van huis uit geen toegang tot heeft. Daarom is het ideaal van verheffing “politiek onverdacht”, vindt Van Bommel. Hij is het hierin eens met Harold Bloom, die ageerde tegen “politisering” en poneerde dat kunst om esthetiek moet draaien, “om het kunstwerk als kunstwerk”.

Net zoals Van Bommel canonisering vertrouwt als een neutraal proces, zo gelooft hij dus ook dat literaire smaak en literatuurwetenschap apolitiek kunnen zijn.

48