• No results found

dat een huiselijke sfeer, dus die gezelligheid en uitnodigendheid, dat dat wel bijdraagt aan het meer mens voelen of zo, meer thuis voelen, meer… ja, dat denk ik wel.”

Je thuis voelen hangt samen met je mens voelen, zo stelt deze respondent dus. Dit idee, dat het hebben van een thuis een soort menselijk recht is, kwam vaker naar voren in de interviews met de medewerkers.

5.2 Waarom een thuis soms onwenselijk kan zijn

Het thuisgevoel kan normaal gesproken als een positieve emotionele staat worden gezien. Zoals met veel zaken echter het geval is, lijkt er ook een teveel aan thuisgevoel te kunnen bestaan. Zoals Aristoteles ooit benadrukte in zijn deugdethiek, zijn er ten opzichte van emoties drie houdingen mogelijk. Te weinig en te veel zijn de verkeerde houdingen, het juiste midden is de goede houding.83

84

In dit opzicht is elk mens continue een boogschutter, hoewel het juiste midden waarop men dient te mikken voor iedereen verschilt. Hoewel Aristoteles niet inging op de emotie van het thuis voelen, is zijn ethiek hier wel op toe te passen. Als de instelling voor de bewoners te veel een comfortabel thuis wordt, lijkt het een passiverende invloed te kunnen hebben op de bewoners. Terwijl mensen in actie komen om een thuisgevoel te bereiken, wordt het thuisgevoel zelf gekenmerkt door een zekere lijdelijkheid, immobiliteit en inactiviteit.85 Zo antwoordt respondent 5 als volgt, wanneer aan hem gevraagd wordt of bewoners zich ook te veel kunnen thuis voelen in de instelling:

“Daar ben ik soms wel eens bang voor inderdaad. We creëren zo’n environment waarin mensen soms zo weinig hoeven te doen en waarin we ze in alle gemakken voorzien. Waar ik eigenlijk denk: hé, jij kan veel meer. Met de juiste sturing zou jij in één, twee, max. drie jaar een eigen woning kunnen bezetten en zou jij weer mee kunnen draaien in de maatschappij. Maar het is natuurlijk wel heel makkelijk om in een woning te wonen waar je was wordt

83 Aristoteles 1999 84 Dohmen 2007: 72 85 Duyvendak 2009

39

gedaan, je eten wordt verzorgd, je koffie wordt gezet, je schulden worden geregeld, je financiën worden gedaan. Ja, dat is wel heel aantrekkelijk.”

En ook een andere medewerker uit op expliciete wijze zijn zorgen:

“Het is te veel een veilige haven geworden hier, denk ik soms wel eens. De bewoners trekken zich veel te veel terug in hun veilige grot. Ze zouden gewoon veel meer geactiveerd moeten worden hier, gewoon hoppa, van die bank af, weet je wel.”86

Een teveel aan thuis voelen lijkt samen te hangen met een proces van hospitalisering. De instelling moet een prettige woonplek zijn en een zekere mate van comfort is gewenst. Echter, de bewoners voelen zich volgens veel medewerkers soms te veel op hun gemak, laten zich te veel verzorgen en vinden de woonsituatie die aanvankelijk als tijdelijk werd beschouwd eigenlijk wel prima voor een langere duur. Twee medewerkers leggen voorafgaand aan een personeelsvergadering uit dat zij zien dat deze hospitalisering doorslaat en de activerende ‘herstelgerichte aanpak’ in de weg staat:

“De bewoners hoeven niet te denken dat wij alles à la minute voor hun uitvoeren. Hiermee bedoel ik uiteraard niet de situaties waarin dingen met spoed moeten gebeuren of het afhandelen van dringende zaken. Het achter bewoners aan blijven lopen met bijvoorbeeld de douchecontrole hospitaliseert ze en geeft ze geen ruimte dit zelf te ontwikkelen en bevordert geen zelfredzaamheid. Door bewoners meer zelf te laten oppakken is het voor de begeleiding duidelijker in te schatten wat het zelfredzaamheidsvermogen van de bewoner is waardoor er een passender traject uitgezet kan worden.”87

Wanneer een specifieke bewoner wordt besproken door twee collega’s wordt duidelijk dat het wonen in de instelling voor deze bewoner zo prettig is dat zijn motivatie om zelfstandig te gaan wonen langzaam maar zeker weg is geëbd:

Een bewoner die al jarenlang in het pension woont, geeft aan graag te willen doorstromen naar een meer zelfstandige woonvorm. Hij wil niet eerst doorstromen naar Herstart, maar gelijk door naar een eigen woning. Hij kan hier echter wispelturig in zijn. Want op andere momenten geeft hij aan zich in het pension erg thuis te voelen en dat hij in het pension wil

86

Observatie 19 87

40

blijven wonen. De bewoner ervaart zijn woonsituatie als prettig, omdat hij onder de mensen is en dat de collega’s altijd bereikbaar zijn voor vragen en begeleiding. Aan de andere kant wil de bewoner dus graag zelfstandig wonen, maar hij is zich bewust dat hij niet alles geheel zelfstandig kan doen: hij heeft ondersteuning nodig op het gebied van omgaan met instanties. Zijn mentor is aan het uitzoeken of het misschien een mogelijkheid is om zelfstandig te gaan wonen met een woonbuddy. De bewoner heeft in zijn tijd dat hij in het pension woont volgens zijn mentor grote stappen gemaakt in het onderhouden van zichzelf en zijn kamer, en ook in het sociale aspect van samenwonen met andere mensen.88

De bewoner lijkt aanvankelijk het voorbeeld van een ideale bewoner te worden. Hij heeft in de tijd dat hij in de instelling heeft gewoond zowel zijn zelfzorg als zijn sociale vaardigheden verbeterd. Niet alles gaat dus echter als gepland. In een update van deze situatie wordt duidelijk dat de prettige woonsituatie in de instelling ertoe heeft geleid dat wens om zelfstandig te wonen als sneeuw voor de zon is verdwenen:

Update: Nu de leiding enige tijd met deze bewoner bezig is om te werken aan een eventuele verhuizing naar een zelfstandige woning, lijkt het er op dat de bewoner dit tegenwerkt. Afspraken worden gemeden of de bewoner probeert deze zo snel mogelijk te beëindigen, waardoor er weinig bereikt wordt. De leiding geeft aan het vermoeden te hebben dat de bewoner eigenlijk helemaal niet zo nodig hoeft te verhuizen. De verzorging in het pension lijkt de bewoner te demotiveren om voor zichzelf te gaan zorgen.89

Het is duidelijk dat de instelling voor sommige bewoners een passiverende invloed kan hebben op hun levensstijl. De instelling is echter meer dan alleen een woonvorm. Het is tevens een

disciplinerende structuur die het gedrag van bewoners moet normaliseren. In het volgende hoofdstuk wordt daarom aandacht besteed aan de balans tussen vrijheid en disciplinering in de instelling. 88 Observatie 92 89 Observatie 92

41

6

Vrijheid & disciplinering

Op het moment dat bewoners in de instelling komen wonen, zetten zij zetten zij niet alleen voet in een nieuwe woning. Zij zetten tegelijkertijd voet in een continue structuur van regulering, waarin zij genoodzaakt zijn bepaalde vrijheden in te leveren. In de eerste twee paragrafen van dit hoofdstuk wordt de instelling beschreven als ‘huis van regels, waarin de normalisering tot achter de kamerdeur reikt. In de daaropvolgende twee paragrafen wordt de relatie tussen de disciplinering van de

bewoners en hun thuis onderzocht. Deze relatie bevat een wederkerige causaliteit. De woonruimte is zowel een gevolg van het gedrag van de bewoners als een beginpunt voor verdere ‘resocialisatie’. De beide kanten van deze kip-en-ei-situatie in de wooninstellingen worden belicht. Ten eerste kan een thuis worden gezien als een beloning van goed gedrag. Ten tweede kan een thuis worden gezien als een basis vanuit er gewerkt kan worden aan gedragsverandering. Lange tijd was de dominante gedachte onder de belangrijke spelers in de thuislozensector dat de rehabilitatie van bewoners bestond uit een stappenplan waarin een duurzaam thuis uiteindelijk een beloning vormt voor positieve gedragsveranderingen. Echter, de zogenaamde Housing First-benadering stelt dat een goede woonomgeving als beginpunt dient om vervolgens te werken aan andere sociale problemen.90

91

Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een paragraaf waarin de twee verschillende soorten vrijheden worden belicht die het thuisgevoel van de bewoners beïnvloeden: positieve en negatieve vrijheid.

6.1 Een huis van regels

Uiteraard zijn de wooninstellingen geen totale instellingen, zoals Goffman die onderzocht en beschreef.92 De bewoners zijn niet afgesloten van de buitenwereld en de instellingen hebben geen controle over het gehele dagelijks leven van de bewoners. Als bewoners echter verwachten dat de instelling slechts een dak boven het hoofd is en een plek om te eten, dan komen ze bedrogen uit. De instelling heeft wel degelijk grenzen aan de vrijheid opgetrokken die niet worden ervaren wanneer men zelfstandig zou wonen. Zo gelden de volgende 7 huisregels in de instelling:

1. Binnen Zuiderburgh verwachten wij dat iedereen respectvol met elkaar omgaat, zowel met uw medebewoners, de medewerkers als met de leefomgeving. Agressie en discriminatie

90

Atherton & McNaughton-Nicholls 2008 91

Tainio & Fredriksson 2009 92

42

worden daarom niet getolereerd. Bij agressie, discriminatie en/of vernieling richting

medebewoners, medewerkers en/of leefomgeving wordt altijd aangifte gedaan bij de politie. 2. Respect voor de leefomgeving houdt in dat u uw kamer en de algemene ruimtes schoon

houdt en zorg draagt voor de persoonlijke hygiëne (douchen, schone kleding).

3. Om overzicht en rust in huis te houden mag bezoek van buitenaf, alleen met toestemming van de medewerkers, mee naar boven en ontvangen worden tussen 10:00 uur en

22:00 uur.

4. Gebruik van alcohol en/of drugs is alleen toegestaan op de eigen kamer en mag niet leiden tot overlast.

5. Indien noodzakelijk hebben de medewerkers van Zuiderburgh toegang tot de bewoners- kamer.

6. Na een overtreding vindt er altijd een gesprek met de teamleider en/of zorgcoördinator en eventueel de mentor plaats. Afhankelijk van de overtreding krijgt de gast een

waarschuwing en/of een sanctie. Wanneer er een grote overtreding is begaan kan er een directe schorsing of uitzetting plaatsvinden. Bij een schorsing zal er altijd een terugkeer gesprek met de teamleider en/of zorgcoördinator en eventueel de mentor plaatsvinden. 7. Om te kunnen wonen in Zuiderburgh dient er een machtiging getekend te worden i.v.m. het betalen van de pensionprijs, financieel beheer bij bijv. de FIBU is tevens verplicht.93

Deze regels gelden als leidraad voor de medewerkers, hoewel niet alle medewerkers de regels precies lijken te kennen. Bovendien komt in de observaties en interviews naar voren dat de verschillende medewerkers in verschillende situaties de regels op inconsequente wijze toepassen. Per situatie en bewoner wordt per medewerker een verschillende inschatting gemaakt van juiste handelswijzen. Deze handelswijze leidt tot een meer cliëntgerichte aanpak. Hoewel de bewoners soms profijt hebben van deze menselijke maat, leidt het soms ook tot scheve gezichten. De normen en regels in een huis geven immers ook een bepaalde duidelijkheid en structuur waarbinnen sommige bewoners thuis voelen.

6.2 Normalisering achter de kamerdeur

‘Dat doe je thuis maar!’, is een gevleugelde uitspraak wanneer iemand gedrag vertoont wat niet gepast is in een bepaalde omgeving of sociale context. Wat voor de ene persoon normaal is, kan voor de andere persoon abnormaal zijn. Dit geldt ook voor de woonomgeving van mensen. Toch lijkt er in

93

43

de samenleving een idee te bestaan over een ‘normale woonomgeving’. Dat er in de instellingen bewoners zijn die er een ‘huishouden van Jan Steen’ op nahouden, is een understatement. Zelfs de doorgewinterde 17e-eeuwse schilder zou zich bij het aanschouwen van sommige kamers achter de oren krabben en zich afvragen waar te beginnen met schilderen.

De wekelijkse inspectie van de kamers van de bewoners vormt een standaardactiviteit in de verschillende instellingen. Waar ‘zorg achter de voordeur’ soms een onderwerp van debat is in de zorg vanwege de inbreuk op de privacy van de bewoners, is het in de instellingen een wekelijkse routine. Tijdens deze kamercontroles wordt er bij elke kamer aangeklopt en gekeken hoe het staat met de hygiëne en rommeligheid op de kamer. Als er niet wordt opengedaan, doet de leiding zelf de kamer open. Als het erg vies of rommelig is, wordt de bewoner daar op aangesproken of wordt er een briefje achtergelaten.94 Zoals al eerder werd besproken in paragraaf 2.1 worden deze

kamercontrole door veel bewoners (en medewerkers) vaak als inbreuk op de privacy beschouwd. Soms zijn medewerkers dan ook coulanter dan reglementen voorschrijven of worden sommige kamers bewust overgeslagen om de bewoners niet lastig te vallen. De privacy van de bewoners wordt dan boven de controle en regulering gesteld. Medewerkers kleuren de betekenissen van verschillende idealen dikwijls naar eigen inzicht in. Soms stellen zij zelfs eigen idealen tegenover de idealen die van bovenaf opgelegd worden, een fenomeen dat vaker voorkomt onder arbeidskrachten in de zorg.95 Respondent 4 vertelt in het onderstaande citaat over de kamercontroles in de Hvo- instelling:

“Respondent 4: Kamercontrole is standaard bij iedereen. En op de werklijst staan een aantal bewoners waarvan we weten dat als het vandaag is opgeruimd, dat het morgen weer - en dat wil je echt niet weten, want dan praat ik niet over… - sommige mensen zijn dus in staat om binnen een aantal uur hun kamer zo te maken dat je er gewoon niet meer doorheen kunt lopen en met urine… (…) Dus die, daarvan weet je dat je daar gewoon wat meer mee moet doen.

Interviewer: Ja, en als je het dan hebt over dat mensen zich hier thuis moeten voelen, hoe

verhoudt zich dat dan tot strenge kamercontroles?