• No results found

Bibliotheek Poëzie

In document Vlaanderen. Jaargang 49 · dbnl (pagina 140-163)

Ed Leeflang

Sleutelbos, uitg. De Arbeiderspers/Amsterdam, 1999, verspreid door Uitgeverijen

Singel 262, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, 200 × 120 mm, 111 blz., paperback 500 Bfr. -Merkwaardig is dat Ed. Leeflang pas als vijftigjarige debuteerde met de bundel De hazen en andere gedichten: een selectie van wat hij doorheen vele jaren had geschreven. Hij had meteen vrij veel bijval, allicht omdat hij teruggreep naar een traditie van uitdrukkelijk persoonlijk getinte poëzie die aan de vijftigers

voorafging. In een vrij eenvoudige taal en beeldspraak verwoordt de dichter op een direct aanspreekbare wijze de persoonlijke beleving van situaties in het mensenleven en in de natuur. Ook in deze selectie uit zeven bundels (van 1979 tot 1996) is die persoonlijk beleefde invalshoek voelbaar, in de eerste bundels zelfs lichtjes autobiografisch gekleurd. Respect voor het wezenlijke van het andere is in zijn dichtkunst een constante, maar dat andere wordt wel vanuit verschillende standpunten benaderd. De eigen en vrij eenvoudig uitgedrukte intimiteit van de eerste bundels zwakt in de tussenbundels iets af; ze glijdt wat weg in een afstandelijker beschouwen dat ook formeel te constateren is. In zijn laatste bundels ontstijgt de dichter dat echter, ontstijgt hij wat een zuivere uitdrukkingswijze kan beperken. Zijn beste gedichten brengen een synthese van een doorvoelde en doordachte inleving en de openbaring - in de volle betekenis van dat woord - van een realiteit bewogen door het hart en de geest en met een verbeeldingskracht die zich nooit ver van de realiteit afkeert maar ze telkens weet op te trekken tot een hoger niveau. Een merkwaardig goede en afgewogen selectie van wat deze dichter te bieden heeft.

GG

Ida Gerhardt

Verzamelde gedichten, uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999,

verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 220 × 155 mm, 3 delen in twee foedralen, respectievelijk 403, 395 en 566 blz., gebonden 5.500 Bfr. - Nu het volledig werk van de dichteres Ida Gerhardt (1905-1997) op luxueuze wijze werd gebundeld en bijeengebracht in fraaie cassetten, rijst de vraag wanneer iemand zich zal geroepen voelen om haar biografie te gaan schrijven. Een paar jaar geleden werd in Vlaanderen (nr. 268, november-december 1997) door Willy Spillebeen - tevens auteur van een in 1981 verschenen monografie over haar

postsymbolistische dichters rond Adriaan Roland Holst en J.C. Bloem. In haar verzen verwijst de dichteres vaak naar klassieke inhouden, vaak met christelijksymbolistische inslag. Van een nogal op de natuur betrokken poëzie evolueerde Gerhardt naar een meer existentieel moment in haar werk. Een zoektocht werd ingezet naar de diepere kern van de dingen, naar het elementaire, het authentieke dat verscholen lag in dagdagelijkse dingen en ervaringen. Het leidde veelal tot een soort van ‘negatieve zelfherkenning’, zoals Spillebeen het heeft genoemd. In die zin ging het om een keerpunt in haar poëzie wanneer de in 1955 verschenen en bijzonder goed onthaalde bundel Het levend monogram het licht zag. Gerhardt was ook een meester in het formuleren van het korte gedicht, waarin zij dankzij een gebalde zegging alles concentreerde wat de ervaring die eraan ten grondslag lag voor haar releveerde. Die techniek speelt haar ook parten, in de positieve zin dan wel, in haar langere gedichten waarin de haatliefdeverhouding tot de moederfiguur en tot haar land werden

uitgeschreven. Verlossing en berusting vond Ida Gerhardt in het religieuze en de daaraan gekoppelde symbolentaal. Met de nu driedelige verzamelde gedichten is op een schitterende manier een aanzet gegeven tot het oprichten van een definitief geschreven monument voor een onvergetelijke dichteres. Het zal binnen een paar decennia moeten blijken dat Gerhardt wellicht de belangrijkste twintigste-eeuwse dichteres van ons taalgebied zal geweest zijn. En het moet gezegd: ook vandaag blijft ze voor moderne lezers bijzonder actueel.

SVDB

Fernand Bonneure

Als vissen bij invallend licht. Verzamelde gedichten, uitg. Kruispunt vzw,

Boeveriestraat 8, 8000 Brugge, 1999, geïll. met zw.-w.-foto's, 210 × 135 mm, 223 blz., paperback 800 Bfr. - De publicatie van de volledige dichtwerken van Fernand Bonneure: vijf gepubliceerde bundels, enkele ongepubliceerde gedichten en vertalingen van Duitse en Franse gedichten. Ze geeft een beeld van de evolutie die de dichter doormaakte, een evolutie die misschien meer formeel te duiden is dan wel inhoudelijk. Formeel is de dichter doorheen de jaren de zoekende geweest; de dichter die telkens opnieuw, geslaagde en benaderende, pogingen ondernam stilistisch adequate vormen aan te wenden. Constant aanwezig, zij het in gevarieerde

vormgevingen, is allicht de trouw van de dichter aan een doordachte en doorleefde fundamentele levensoptie: een alerte gevoeligheid voor vormen van tegenstellingen, allicht eerder lichte spanningscurven in de mens zelf en in de mens die zich in de werkelijkheid beweegt. Doorheen alles blijft dat voelbaar; telkens opnieuw tracht de dichter ze tot een werkzame eenheid te transformeren. Een poëzie nochtans die zich niet meteen vrij geeft, die noodt tot lezen en herlezen, tot het aanvoelend benaderen van een boodschap, een ervaring, een emotionele geladenheid die dan toch weer verder en dieper liggen dan eerst vermoed, tot een soepele instelling op gevarieerde vormen waarin altijd weer geëigende ervaringen oplichten. De poëzie van deze dichter zal allicht ook wel in die constante beweging te situeren zijn: ‘Ik ben een

ogenblik/komende van nergens/een oog in blik/komende van nergens/gedwongen zuiver ik/de huiver ik/kom er nooit mee klaar’. Willy Spillebeens inleiding tot deze verzamelbundel biedt een duidelijk, overzichtelijk en indringend beeld van deze dichter.

Anton van Wilderode

Volledig dichtwerk. Gebundelde gedichten, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700

Tielt, 1999, redactie Patrick Lateur, 205 × 130 mm, 1.790 blz., gebonden 1.985 Bfr. - Vierentwintig gedichtenbundels, vanaf ‘De moerbeitoppen ruischten’ (1943) tot ‘De dag sneeuwt dicht’ (1998), aangevuld met gedichten uit bloemlezingen en fotoboeken zijn in dit forse boek opgenomen. Patrick Lateur zorgde voor de

samenstelling, de verantwoording, het indrukwekkende register op titels en beginregels en de ‘biografie’ van alle bundels met opgave van herdrukken, wijzigingen, varianten, echt monnikenwerk, dit wetenschappelijk apparaat. De dichter Anton van Wilderode, ps. van Cyriel Coupé (1918-1998), is hiermee vereeuwigd. Wie wil, kan alles lezen en herlezen. Eenzaamheid en weemoed hebben zijn leven en ook zijn poëzie begeleid. Hij gaf daar somtijds blijk van, terwijl hij in het algemeen werd geacht en geprezen voor zijn sterke standpunten, zijn rake opmerkingen, nooit zonder humor of ironie. Zijn poëzie vertoont al deze aspecten, maar geeft toch vooral blijk van diepe ernst, technisch vakmanschap, aandacht voor mens en natuur. Verteller en leraar, getuige en betrokkene, in al zijn gedichten komen ze voor en zij laten de lezer niet meer los. ‘Dorp zonder Ouders’ (1978), voor mij zijn mooiste bundel, misschien omdat ik het ontstaan en de publicatie ervan van dichtbij heb mogen meemaken, is mij het beste voorbeeld van al deze kwaliteiten. Hij is strict gestructureerd: zeven verzen plus drie verzen, het zichtbare en het denkbare, het verhaal en de les, de indruk en het getuigenis. Deze dualiteiten komen veel voor in al zijn dichtwerk; ze vormen de rijkdom en de adel van deze poëzie. Velen mogen deze teksten tot zich nemen ‘om er geduldig als vanouds te zwijgen’. Zo'n boek verdient een cultuurprijs, de schrijver ter ere, het volk ten late.

FB

Beeldende kunst L. De Ren e.a.

De Zilvercollectie. The Silver Collection, uitg. Prov. Museum

Sterckshof-Zilvercentrum, Hooftvunderlei 160, 2100 Antwerpen-Deurne, reeks Sterckshof Studies 9, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 275 × 215 mm, 573 blz., gebonden 1995 Bfr. (of 2245 Bfr. voor leverinig aan huis in België). - Eén van de taken van een goed museumbeheer is het opmaken van een inventaris van de collectie. Nog nuttiger is die inventaris in boekvorm om te zetten, zodanig dat een groter publiek ermee vertrouwd kan worden. Dit is nu gebeurd met de rijke zilvercollectie

herkomst onbekend is, typologisch geordend. Naast de technische gegevens (breedte, hoogte, doorsnede, lengte, gewicht...) wordt per voorwerp de uitvoerder-edelsmid vermeld. Verder krijgen we ook een beknopte pedigree, een literatuurlijst en de vermelding van de merken, wat voor o.a. zilver essentieel is. Meer dan interessant zijn ook de foto's van de vermelde merken en van het object zelf. Soms wordt het technische relaas ook aangevuld met enkele andere gegevens (wapen, inscripties...). Achteraan werden de bibliografie, een korte bespreking van de aangehaalde

edelsmeden en de indexen afgedrukt. JLM

A.A.A. Verhoeven

Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste-13de eeuw), Amsterdam

University Press/Amsterdam, 1998, verdeeld door uitg. Kritak, Diestsestraat 249, 3000 Leuven, reeks Amsterdam Archaeologica Studies, 3, geïll. met

zw.-w.-tekeningen, 305 × 215 mm, 318 blz., gebonden 1440 Bfr. - Voor

wetenschappers die zich bezig houden met cultuurgeschiedenis is dit boek over middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland tussen de achtste en de dertiende eeuw onontbeerlijk. Dit hoogwetenschappelijk werk bestudeert de keramiek die bij opgravingen in Nederland werd aangetroffen. Deze archeologische studie (met een uitgebreid gamma aan getekende en correct weergegeven illustraties) heeft

hoofdzakelijk aandacht voor de zgn. kogelpot, die uit de vrije hand werd vervaardigd, en voor aardewerk dat op een snel roterende draaischijf werd vervaardigd. Ook ander aardewerk komt aan bod. Hierbij wordt vooral import-aardewerk bedoeld. Zo krijgen we meteen een beeld hoe het goederentransport in die periode in dit deel van West-Europa gebeurde. Intussen kan de auteur ook een aantal conclusies trekken over de manier van wonen, over het comfort tijdens die periode... Tevens probeert A. Verhoeven ook een juiste datering voor deze gebruiksvoorwerpen te vinden en de verspreiding van de kogelpot te situeren. Een uitgebreide bibliografie en een index sluiten dit boek af.

58

Katlijne Van der Stighelen en Mirjam Westen e.a.

Elck zijn waerom. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950, uitg.

Ludion/Gent, 1999, verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, geïll. met (300) kleuren- en zw.-w.-foto's, 280 × 245 mm, 400 blz., genaaid 1.200 Bfr. - Deze lijvige catalogus werd uitgegeven n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in het Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (van 17/10/99 t/m 16/1/2000) en in het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (van 26/2/2000 t/m 4/6/2000). Geen zinnig mens gelooft (nog!) dat vrouwen minder artistiek begaafd zijn dan mannen. En toch was het eeuwen stil rond vrouwelijke kunstenaars. De prestigieuze tentoonstelling ‘Elck zijn waerom’ die vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland tussen 1500 en 1950 in de schijnwerper plaatst, is dus meer dan op zijn tijd. Hoewel menige ‘kunstkenner’ niet in staat zal zijn voor de vuist weg vijf namen te noemen van Belgische vrouwelijke schilders en/of beeldhouwers (tot 1950), zijn ze nochtans met velen geweest, de vrouwelijke kunstenaars die het schilderspalet of de beitel ter hand hebben genomen. Onderhavig catalogus (en dus ook de expositie) toont meer dan 300 werken van zowat 160 kunstenaars die tussen 1500 en 1950 in België en Nederland hebben gewerkt. Via een samenwerking tussen Gynaika v.z.w., Prof. Dr. Katlijne Van der Stighelen (KUL), de Gemeentemusea Arnhem en het KMSK-Antwerpen is een tentoonstelling opgebouwd die een nieuw licht werpt op de geschiedenis van onze schilderkunst: de vrouwelijke kunstenaars kan men (nu) niet meer ‘verdonkeremanen’. Onder het motto ‘Elck zijn waerom’, de lijfspreuk van Maria Tesselschade Roemersdr Visscher (1594-1649) presenteren zich vrouwelijke kunstenaars die alle genres van het kunstspectrum hebben beoefend. Van figuurstukken, stillevens, landschappen, over alledaagse taferelen en

historiestukken, tot (zelf)portretten, beelden en toegepaste kunst. Het is boeiend en zeker verrassend te merken hoe de tentoongestelde schilderijen en beelden technisch in niets moeten onderdoen voor die van de mannelijke kunstenaars die we uit diezelfde periode kennen. Maar toch treffen heel wat schilderijen door de vrouwelijke

gevoeligheid waarmee ze werden gemaakt. Zoals het gehele maatschappelijke leven in vroegere tijden de vrouw minder rechten en mogelijkheden toekende, was ook de erkenning in de kunstwereld voor vrouwen zoveel moeilijker dan voor mannen. Een vrouw die zich in de kunst wilde manifesteren, moest vaak in de leer bij welwillende mannelijke kunstenaars. Kunstopleiding was lange tijd voor meisjes niet toegankelijk. Pas vanaf het begin van de 19de eeuw konden meisjes kunstonderwijs volgen. De Brusselse academie liet meisjes toe vanaf januari 1889 en in november volgde ook de Antwerpse academie. En dan nog kregen de meisjes niet dezelfde opleiding als de jongens. Maar geleidelijk aan kwamen ‘professionele’ vrouwelijke kunstenaars de grote schare van autodidacten versterken. De tentoonstelling brengt naast werk van min of meer bekende kunstenaressen, zoals Clara Peeters, Judith Leyster, Anna

Gestoorde Vorsten

Tentoonstellingsboek bij de gelijknamige tentoonstelling in het Museum Dr. Guislain,

J. Guislainstraat 43, 9000 Gent (van 26/11/99 t/m 31/5/2000), uitgegeven door het Museum Dr. Guislain, geïll. met kleuren- en zw.-w.-foto's, 295 × 240 mm, 283 blz., genaaid. - Deze tentoonstelling kadert in het project ‘Keizer Karel 1500-2000’

en onderzoekt het onderscheid of de overeenkomst tussen ‘echte’ en ‘ingebeelde macht’. Het verschil tussen een echte koning en een ingebeelde is meestal een kwestie van grondwetten en bladgoud. Een koning die dure paleizen bouwt, is een persoon met ‘grandeur’. Een ‘gewoon’ man die hetzelfde probeert is een ‘megalomaan’ en helemaal wazig wordt het wanneer de heerser zelf een tikkeltje labiel wordt... Op de troon zit dan iemand die plots aan allerlei fantasmen lijdt. Voorliggend (drietalig: N-F-E) tentoonstellingsboek bevat een veertiental bijdragen gerangschikt in vier afdelingen: 1. koninklijke wanen (o.m. het raadsel van George III, de bouwwoede van George IV, Willem II en Ludwig II) - 2. de koning en de dwerg (o.m. ‘de natuur maakt monsters om ons te verbazen en zichzelf te vermaken’ en ‘vorsten en zotten’) - 3. verhalen over macht en waan (o.m. koninklijke angsten) - 4. megalomanie (o.m. de Meester en de Slaaf). De botsing tussen ‘echte’ en ‘ingebeelde’ macht wordt ook verduidelijkt door de illustratie: naast staatsieportretten van reële vorsten vinden we de ‘kunstwerken’ van o.m. de leerlingen van het BuSo Huize Tordale uit Torhout die ‘beroemdheden’ in beeld brengen. Een voor zichzelf sprekende confrontatie!

Vlaamse discotheek

Romantische symfonische muziek van Vlaamse componisten

Roel Dieltiens, cello; Joost Gils, hobo; VRT-Filharmonisch Orkest o.l.v. Silveer Van de Broeck; 2 cd's, DDD; Naxos 8.55446162; informatief inlegboekje NF, 11 p. -Ten tijde van de opnames voor deze cd's heette het orkest inderdaad nog

VRT-Filharmonisch Orkest. Nu het van naam en structuur veranderd is, vragen we ons bezorgd af of het nog ooit een project als dit zal realiseren? Er valt voor te vrezen dat de pioniersrol die het voormalig VRT-orkest in het verleden vervulde op het gebied van de uitvoering van symfonisch werk van eigen bodem, definitief uitgespeeld is. Het ziet er ook niet naar uit dat de fakkel gauw zal worden overgenomen: wat de andere symfonische orkesten wat dat betreft presteren, is minder dan een druppel op een oververhitte plaat. Redenen te over dus om deze nieuwe cd's te koesteren. De samengebrachte collectie is bovendien een mooie bloemlezing van Vlaamse hoog-, laat- en postromantiek. Al te vaak wordt deze muziek, zelfs in onze meest

gerenommeerde muziekwetenschappelijke kringen, geringschattend als

provincialistisch van de hand gedaan. Eenmaal naar deze composities luisteren, volstaat om tot andere inzichten te komen. Vijf componistenfondsen, begaan met de bekendmaking van het werk van ‘hun’ componist, sloegen de handen in elkaar om dit project te realiseren en selecteerden een gevarieerde reeks composities van de vijf toondichters: de Orkestsuite uit De Pacificatie van Gent, en In de Velden (lied voor hobo en strijkorkest) van Benoit; twee Elegieën en het symfonisch gedicht

Mythe der Lente van Mortelmans; het Celloconcerto van De Vocht; de 2de symfonie

van Van Hoof en de 7de van Arthur Meulemans. De opname van De Vochts concerto valt uit de toon: de cello klinkt wat wazig en tornt moeizaam op tegen het orkest; dat ligt niet aan het feit dat de componist zijn werk van voor naar achter te zwaar georkestreerd heeft! Voor het overige degelijke tot zeer degelijke uitvoeringen en stuk voor stuk composities die de kennismaking meer dan waard zijn.

JVH

August De Boeck / Jean Louis Nicodé

In Flanders' Fields Vol. 17, uitg. Phaedra, Donkerstraat 51, 9120 Beveren, DDD,

92017, Marien van Staalen, cello & Jozef de Beenhouwer, piano, geïll.

informatieboekje (N-F-D-E), 12 blz. - In de Algemene Muziekencyclopedie staat te lezen dat van de Duitse pianist en componist Jean Louis Nicodé enkel een

Sinfonie-Ode en Das Meer bewaard zijn gebleven. Platenlabel Phaedra, dat in het

werd pas in 1998 in de bibliotheek van het Brusselse Conservatorium teruggevonden, in een niet-geïnventariseerd fonds. Bevat genoemde bibliotheek één van de rijkste partiturenverzamelingen van West-Europa, ze is waarschijnlijk ook wel recordhouder inzake niet-geïnventariseerde collecties: gebrek aan personeel, in tijden van zelden geziene werkloosheid! Hoe lang nog blijft de overheid doof, blind en ongevoelig? Marien van Staalen en Jozef de Beenhouwer spelen deze muziek met grote overgave en lyrische fijngevoeligheid, al is het jammer dat de piano heel af en toe een ietsje te weinig ruimte laat aan het discours van de cello.

JVH

Muziek

Dominique Favart (coördinatie)

Aan de Muziek. 150 jaar muziekleven in Brussel, uitg. Lannoo/Tielt en de

Filharmonische Vereniging van Brussel vzw, geïll. met zw.-w.-foto's, 245 x 170 mm, 295 blz., gebonden 1650 Bfr. - Wie niet verder kijkt dan de titel van dit boek lang is, kan er onmogelijk achter komen dat het gepubliceerd werd n.a.v. de 70ste verjaardag van de Filharmonische Vereniging van Brussel. Dergelijke gelegenheden geven nogal eens aanleiding tot het schrijven van de geschiedenis van de jubilaris, maar hier valt meteen uit de titel op te maken dat de initiatiefnemers het veel ruimer zagen. Natuurlijk gaat het boek ook daarover, maar het muziekleven in Brussel is wel degelijk ouder dan de ‘Philharmonique’ en niet door haar alleen bepaald. Eminente musicologen, kunsthistorici, filosofen en recensenten belichten in uiteenlopende (boeiende en degelijk gedocumenteerde) bijdragen verschillende aspecten van de Brusselse muziekgeschiedenis waarin de Filharmonische Vereniging en uiteraard ook het Paleis voor Schone Kunsten gedurende de laatste 70 jaar een niet weg te cijferen rol speelden. Eén constante komt hier duidelijk naar voor, als een beschamende kaakslag, als een etterende open wonde: op geen enkel moment heeft Brussel het in de voorbije anderhalve eeuw echt opgenomen voor de

componisten van eigen bodem; beweren dat Vlaamse, Waalse en Brusselse componisten stiefmoederlijk behandeld werden, mag zelfs zonder aarzelen een eufemisme genoemd worden. Enerzijds siert het deze publicatie dat men die realiteit verbloemt, noch doodzwijgt. Anderzijds: wie er de programmabrochure van de Filharmonische voor het seizoen '98-'99 op napluist komt tot het pijnlijke besef dat de wonde onverminderd ettert. Het is dan ook ronduit schrikbarend in de inleiding van dit boek te lezen: ‘Zij (de Filharmonische) wil op de traditie voortbouwen...’ (p. 13). In die zin is er weinig reden tot tromgeroffel en feestgedruis.

59

Literair proza Irina Van Goeree

De fragiele man, uitg. Davidsfonds/Clauwaert, Blijde-Inkomststraat, 79-81, 3000

Leuven, 1998, 220 × 150 mm, gebonden. - De fragiele man, de jongste roman van Irina Van Goeree, heeft een misleidende titel. Hij was beter in het meervoud geformuleerd geweest. Meerdere namen passeren immers de revue in deze roman. Sommigen zijn al gestorven of zullen sterven in de loop van het verhaal; er zijn er jonge bij en ook rijpere; maar bijna allemaal hebben ze één ding gemeen: hun kwetsbaarheid, hun manipuleerbaarheid. Er lopen 2 vrouwenfiguren door het boek: een weduwe en haar dochter. De dochter is daarvan de meest eigengereide,

onafhankelijke figuur: zij domineert de mannen die haar pad kruisen. Bij de moeder is de wil tot domineren veel lichter. Bij haar wegen bezorgdheid (o.a. voor haar kleinkind), begrip en zelfs medelijden voortdurend zwaarder door in haar verhouding tot de zo naar houvast, begrip of troost hunkerende mannen. Zij denkt met vertedering

In document Vlaanderen. Jaargang 49 · dbnl (pagina 140-163)