• No results found

Hoofdstuk 3 - Bewijsuitsluiting in het nieuwe wetboek

3.3 De betekenis van het nieuwe criterium

De vorige paragraaf bevestigt het - in dit onderzoek reeds aangehaalde - beeld dat Borgers heeft geschetst; als het gaat om een ruimhartige toepassing van artikel 359a Sv, kunnen andere belangen in het gedrang kunnen komen.149 De komst van het nieuwe criterium moet hierbij voor de strafrechter uitkomst bieden, maar wat is de betekenis van dit nieuwe criterium?

Het richtsnoer bij de afweging is als gezegd het belang van een goede rechtsbedeling. Dit begrip komt reeds voor in de huidige wetgeving bij de herziening ten nadele in artikel 482a eerste lid Sv, en dient als voertuig voor een afweging waarin tal van belangen een rol spelen.150 Uit de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel van de herziening ten nadele, volgt een rechtsvergelijking met Engeland, Wales en Noord-Ierland. In het Angelsaksische recht is herziening ten nadele mogelijk als deze 'in the interests of justice' is.151 Relevante factoren hierbij zijn de mogelijkheid van een eerlijk proces, het tijdsverloop na het beweerdelijk begane misdrijf, de zorgvuldigheid van de opsporing tijdens het eerdere proces en de wijze waarop de

146 Concept-MvT, p. 196.

147 Herijken strafvordering 1993, p. 52.

148 Concept-MvT, p. 88.

149 Borgers 2012, p. 8.

150 Concept-MvT, p. 197.

151 Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3, p. 18.

justitiële autoriteiten zich hebben gekweten van hun taak, na het eerdere proces.152 Gelet op de velen factoren die van belang kunnen zijn, is in het wetsvoorstel van de herziening ten nadele het criterium niet nader uitgewerkt. 153 Op deze manier laat het criterium veel ruimte voor nadere invulling aan de hand van jurisprudentie.

De wetgever verwijst in de concept MvT naar het Joegoslaviëtribunaal en het Internationaal Strafhof.154 Tot op zekere hoogte is namelijk voor een vergelijkbare benadering gekozen. Rule 95 van de Rules of Procedure and Evidence van het Joegoslaviëtribunaal bepaalt:

“No evidence shall be admissible if obtained by methods which cast substantial doubt on its reliability or if its admission is antithetical to, and would seriously damage, the integrity of the proceedings.”

En de integrity of the proceedings is ook het richtsnoer in artikel 69, zevende lid, van het Rome Statute of the International Criminal Court. Dat bepaalt:

“Evidence obtained by means of a violation of this Statute or internationally recognized human rights shall not be admissible if: (a) The violation casts substantial doubt on the reliability of the evidence; or (b) The admission of the evidence would be antithetical to and would seriously damage the integrity of the proceedings.”

Ten slotte komt het criterium ook voor bij het verlofstelsel. In dit soort strafzaken wordt hoger beroep enkel in behandeling genomen indien een enkelvoudig beslissende raadsheer (de voorzitter) oordeelt dat behandeling van de zaak in het belang van een goede rechtsbedeling is vereist.155 De gedachte om de toepassing van de processuele sanctie van bewijsuitsluiting op deze wijze te normeren is derhalve niet nieuw.156

De wetgever geeft aan dat er overeenkomsten zijn tussen de keuze voor het begrip 'belang van een goede rechtsbedeling' in de context van de bewijsuitsluiting.157 Ook daar geeft de doorslag

152 Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3, p. 18.

153 Kamerstukken II 2008/09, 32 044, nr. 3, p. 18.

154 Concept-MvT, p. 197.

155 Pesselse 2018, p. 1.

156 Concept-MvT, p. 197.

157 Concept-MvT, p. 197.

of bewijsuitsluiting bijdraagt aan of juist schadelijk is voor het aanzien en functioneren van de strafrechtspleging. Er zijn namelijk verschillende argumenten die voor en tegen bewijsuitsluiting een rol kunnen spelen. Waar in de ene zaak meer gewicht zal toekomen aan de veroordeling van de schuldige, zal in de andere zaak meer gewicht toekomen aan een processuele sanctie op onrechtmatig politieoptreden. Het al dan niet toepassen van bewijsuitsluiting vergt aldus beslissingen op basis van wegingen van argumenten en belangen, die verschillend kunnen worden gemaakt. Evenals afwegingen rond bewijsuitsluiting kunnen ook afwegingen rond sanctietoemeting lastig zijn en verschillend uitvallen. Dat doet er evenwel niet aan af dat beide afwegingen volgens de wetgever in het strafproces plaats dienen te vinden.

En dat alle relevante argumenten en belangen daarbij betrokken dienen te worden.158 Bij beide afwegingen dient daarbij een zekere ruimte te worden gelaten aan de feitenrechter, een achtergrond waartegen kan worden afgewogen of bewijsuitsluiting bijdraagt aan, of juist schadelijk is voor het aanzien en functioneren van de strafrechtspleging.159

Gelet op vorenstaande stelt de wetgever aldus het belang van een goede rechtsbedeling centraal.

Hierdoor wordt doorslaggevend of bewijsuitsluiting ‘bijdraagt aan of juist schadelijk is voor het aanzien en functioneren van de strafrechtspleging.160 Het belang dient als achtergrond waarmee de wetgever eerder tot bewijsuitsluiting over te gaan naarmate de geschonden norm wezenlijker is.

Voorshands lijkt de vraag wat ‘het belang van een goede rechtsbedeling’ nu precies inhoudt, niet volledig beantwoord. De wetgever wijst in de concept MvT weliswaar naar de herzieningsregeling ten nadele ex artikel 482a Sv en naar het internationale strafrecht, maar ook daaruit volgt geen heldere betekenis van het criterium. De wetgever heeft een criterium voorgesteld waarbij ‘een goede rechtsbedeling’ dient te worden nagestreefd. Op grond van vorenstaande kan worden geconcludeerd dat van een goede rechtsbedeling sprake is, wanneer een uitspraak bijdraagt aan voor het aanzien en functioneren van de strafrechtspleging. Het doel van het gehele Wetboek van Strafvordering is echter een streven naar (een adequate en) een juiste justitiële reactie.161 Met het nieuwe criterium lijkt de wetgever bij het uitsluiten van

158 Concept-MvT, p. 75.

159 Concept-MvT, p. 92.

160 Concept-MvT, p. 198.

161 Kamerstukken II 2015/16, 29 279, nr. 278, p. 4.

bewijs te willen benadrukken dat alle belangen dienen te worden afgewogen, hetgeen echter behoort tot de primaire taken van (straf)rechter.162 De vraag of de wetgever met het nieuwe criterium daadwerkelijk iets toevoegt lijkt derhalve negatief te kunnen worden beantwoord.