• No results found

Haaksbergerveen en Langelose Veen (24,25) (buiten grenzen waterschap) 24 Haaksbergerveen

Bijlage 10 Beschrijving transect Voltherbroek

1 Algemeen

Het natuurgebied ‘Voltherbroek’ ligt tussen Rossum en het kanaal Almelo- Nordhorn. Het is een complex van broekbossen, (schraal)graslanden en vochtige heide. Door een deel van het gebied dat ook wel het ‘Oude broek en Wiekermeden’ genoemd wordt is een transect uitgezet in west-noord richting tot aan de voet van de Linder Es (figuur1). Volgens Meek (1978) maakte het gebied voor 1950 deel uit van een veel groter broekgebied dat zich uitstrekte van Rossum tot Tilligte en de Duitse grens. Vóór de aanleg van het kanaal Almelo-Nordhorn, liepen de lage delen alleen in de winter onder water. Door kwel vanuit het kanaal werden de hooilanden langs het kanaal steeds vochtiger en tenslotte onbruikbaar. Hier ontstond een heide- en broekgebied. Uit de beschrijving kan niet opgemaakt worden of dit ook geldt voor het deel waar het transect is beschreven. Wat verder van het kanaal kwamen ook blauwgraslanden voor.

Figuur 2 Hoogteligging onderzoeksgebied variërend van ruim 20 meter (wit, linksboven) tot 24 m (zwart, rechtsmidden)

Van Dijk (1946) beschrijft Voltherbroek als een zeer nat gebied, waar je alleen in droge zomers door kunt lopen zonder nat te worden. Reeds toen was sprake van normalisatie van beken ten noorden van het kanaal Almelo-Nordhorn, waardoor het daar gelegen Agelerbroek droger was dan het Voltherbroek. Het Oude broek en de Wiekermeden zijn van oudsher wat droger geweest dan de rest van het gebied. Door Meek (1978) wordt de verdroging als grootste bedreiging voor het gebied genoemd. De broekbossen zijn ontstaan op verruigde hooilandjes in de maden (De Vrieze en Stevens 1981). Delen zijn na ontwatering ontgonnen tot cultuurgrasland.

182 Alterra-rapport 801

In het transect zijn op 8 plekken boringen uitgevoerd. Per boring zijn de volgende gegevens verzameld:

- beschrijving bodemopbouw en aanwezigheid hydromorfe kenmerken - veldschatting GHG en GLG voor huidige en referentiesituatie - pH op een aantal diepten (mbv van pH-papiertjes)

- aanwezigheid vrije kalk (druppelen met zoutzuur) - grondwaterstand

- grondwatersamenstelling (laboratoriumbepaling op basis van watermonster) - beknopte vegetatiebeschrijving

2 Geologie en bodem

Het Voltherbroek ligt tussen de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarssum (De Vrieze en Stevens 1981). Tijdens de Würm ijstijd is dit gebied opgevuld met fluvio- periglaciale afzettingen, zoals fijn- en grofzandige pakketten, en klei- en leemlenzen. Hierop is een pakket zandige eolische afzettingen (dekzand) afgezet. Door smeltwaterstromen zijn dalen uitgeslepen die later door beekafzettingen zijn opgevuld.

In de ondergrond van het transect komt overal zandige leem voor, die behoort bij de boven genoemde fluvio-periglaciale dalopvulling. Hierop komen zandige fluvio- periglaciale afzettingen voor die variëren in dikte van 60 tot 200 cm. Zowel aan het begin als aan het eind van het transect vormen dekzandruggen de begrenzing. Deze zijn afgezet op de fluvio-periglaciale afzettingen. Halverwege kruist het transect een dekzandkop (zie ook figuur 2). Hierop komt plaatselijk een opgebracht esdek voor. De bodemeenheden op de ruggen zijn veldpodzolgronden (Hn23) en bruine enkeerdgronden (bEZ23). In de laagtes tussen de dekzandruggen dagzomen leempakketten van 50 tot 100 cm dikte. Deze behoren ook tot de fluvio-periglaciale afzettingen. Bij punt 7 is het leempakket tot 80 cm diep geploegd, waardoor de vroegere Ah-horizont zich op 70 cm bevindt. Dit perceel lijkt geëgaliseerd te zijn. Deze leemgronden (Ln5) zijn over het algemeen sterk roestig, hetgeen wijst op (voormalige) kwel. Plaatselijk komen zelfs ijzerconcreties voor. In de laagte bij punt 2 en 3 geven de sterk zure bovengronden aan dat er hier van kwel geen sprake meer is. Het terrein was tijdens het veldwerk in november 2002 zeer nat, maar dit zal eerder het gevolg zijn van stagnerend regenwater, dan van kwel. In de laagte bij punt 7 komt mogelijk wel nog kwelinvloed voor.

Figuur 2 Overzicht Voltherbroek met ligging transect.

184 Alterra-rapport 801

3 Vegetatie

Door Jansen (1992), is een vergelijking gemaakt van de actuele vegetatie met gegevens van Gaasenbeek (1959). Het betreft een aantal opnamen in de omgeving van het transect. Het blijkt dat alle blauwgraslandsoorten zijn verdwenen, alsmede meeste kensoorten van Filipendulion, Calthion en Phragmition. In zijn algemeenheid is er sprake van grote achteruitgang van de natte hooilanden die door verwaarlozing zijn overgegaan in elzenbroek. Grote oppervlakten elzenbroekbossen zijn echter ook sterk verdroogd.

Figuur 4 Vochtige heide met vennetje bij punt 6

Figuur 5 Aspect van het verdroogde elzenbroekbos bij punt 3 met Kamperfoelie tot 5 m hoog.

De graslanden bij punt 1, 4, 5 en 7 zijn cultuurgraslanden met soorten als Engels raaigras, Paardebloem, Vogelmuur, Kruipende boterbloem en kweek. Bij punt 4 was dit grasland pas gescheurd. Bij punt 6 komt een vochtige dopheivegetatie voor, die waarschijnlijk recent is afgeplagd (figuur 4). De laagte bij punt 2 en 3 is begroeid met een bos dat bestaat uit Eik, Abeel, Els, Hazelaar en Es in de boomlaag. Kamperfoelie groeit plaatselijk tot 5m hoog in de bomen (figuur 5). In de kruidlaag vonden we Ruwe smele, Braam, Framboos, Stekelvaren en een kiemplant van Vlier. Regelmatig kwamen pollen voor van een zeggesoort die leek op Elzenzegge. Dit was in november niet goed vast te stellen. Hoewel enige soorten nog wel herinneren aan een elzenbroekbos, is hier duidelijk sprake van een veel droger en zuurder bostype.

4 Hydrologie en zuurgraad

De grondwaterstanden in het Voltherbroek zijn door ontwateringswerken sinds de jaren 50 van de 20e eeuw gedaald. Uit een vergelijking van standen in een peilbuis bij

Obbenkotter (29AL10) is door De Vrieze en Stevens (1981) vastgesteld dat de grondwaterstanden in de periode 1960 t/m 1980 duidelijk lager waren dan in de periode 1953 t/m 1959. Volgens Jansen (1992) is het Voltherbroek sterk ontwaterd, maar het stroomgebied van de Peiingsbeek, waarin het Oude broek en de Wiekermede liggen is matig ontwaterd. Het bergingsvermogen van de grond is gering en neerslag wordt snel afgevoerd via de beken.

Het grondwater in Oude broek is afkomstig van een dekzandrug in het westen (Jansen 1992). Het uittredend grondwater is basenrijk en relatief jong (tot 100 jaar). Door ontwatering is de kwelinvloed in het maaiveld ook sterk afgenomen.

In figuur 3 zijn de actuele en de referentiegrondwaterstanden weergegeven aan de hand van de GHG en de GLG. Tussen de boringen 1 en 4 was het moeilijk om de referentie GHG te schatten. Deze is voor deze punten afgeleid op basis van de referentie GLG en het grondwaterstandsverloop in de rest van het transect. De daling van de grondwaterstanden ten opzichte van de referentie is over het algemeen groter voor de GLG dan voor de GHG. Door een diepe ontwatering in het hele gebied komen diepere GLG-waarden voor. Omdat de berging gering is, komen in natte perioden wel nog hoge grondwaterstanden voor, waardoor de GHG minder veranderd is. Het lijkt er wel op dat opbolling van het freatisch vlak onder ruggen minder sterk is geworden. Hierdoor ontstaan een vlakker grondwaterstandsverloop, waardoor lokale kwelstromen zijn afgenomen. Verder zal ook een deel van de kwel afgevangen worden door de ontwatering zoals via de beek langs punt 3.

De lage pH-waarden in de bovengrond bij punt 2 en 3 moet toegeschreven worden aan het wegvallen van kwel, en wellicht het vasthouden van regenwater in deze laagte. Overigens is de pH-KCl van de bodem nergens hoger dan ca 5,5, ook in de ondergrond. Dit doet vermoeden dat het kwelwater hier altijd vrij zacht geweest is. In tabel 1 zijn chemische analyseresultaten weergegeven van grondwatermonsters uit de boorgaten in het transect.

- lage pH bij 2 en 3 lijkt regenwaterinvloed te bevestigen. Hoge EC, Cl en sulfaat bij punt 3 door invloed oppervlakte water vanuit beek

- Bij de punten 4 en 7 is sprake van (matig) kalkrijk grondwater wijzend op de invloed van meer regionale kwel

- Bij punt 8 wijzen een hoge EC en sulfaatgehalte op verontreiniging vanuit de aangrenzende es.

- Punt 6 heeft een duidelijk regenwaterkarakter.

Tabel 1 Analyseresultaten grondwatermonsters

gehaltes Ec pH K Na Ca Cl SO4 HCO3 [uS] [mg/l] [mg/l] [mg/l] [mg/l] [mg/l] [mg/l] Vo1 366.0 5.7 5.7 2.7 13.7 3.2 25.9 1.0 Vo2 168.0 4.1 1.2 7.6 11.7 19.9 19.1 0.0 Vo3 371.0 4.3 3.8 12.5 29.5 32.4 72.3 0.0 Vo4 392.0 7.8 36.6 6.8 35.7 6.3 75.4 42.0 Vo5 141.0 6.7 13.7 4.3 7.3 2.6 20.8 5.8 Vo6 47.5 4.5 0.9 2.6 0.8 3.8 4.6 0.0 Vo7 78.3 7.2 1.1 4.1 11.6 3.1 8.8 22.2 Vo8 655.0 4.4 35.3 15.3 64.2 24.2 92.2 0.0

186 Alterra-rapport 801

Uit de gegevens blijkt dat met name de GLG gedaald is en dat waarschijnlijk de kwelintensiteit in de westelijke laagte is afgenomen. In de oostelijke laagte lijkt dit minder het geval te zijn.

6 Literatuur

Gaasenbeek, H., 1959. Rapport over Voltherbroek en Wiekermeden. Staatsbosbeheer Jansen, A.J.M., 1992. Eerste evaluatie vegetatiekartering Voltherbroek. Nieuwegein, KIWA Onderzoek en Advies.

Meek, H.A., 1978. Broekgebieden in het noordoosten van Twente. In: Jaarboek Twente 1978 (p 106-111).

Vrieze, J. de & H. Stevens, 1981. Ecologische gevolgen van grondwaterontrekking; imaginaire grondwaterontrekking voor het proefgebied Rossum-Oost. Werkgroep Ecologische Aspecten Grondwaterontrekking.