• No results found

In 2002 deed zich een bijzonder incident voor: LPF-minister Eduard Bomhoff verklaarde, nog voor hij officieel was beëdigd als minister van Volksgezondheid, dat hij directeur-generaal Peter van Lieshout zou ontslaan. Remkes, als minis-ter van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor hoge ambtelijke benoemingen, stak daar een stokje voor. Hij weigerde toestemming te verlenen voor het ontslag. De precieze reden van de onenigheid tussen Bomhoff en zijn topambte-naar is nooit opgehelderd. Officieel ging het om het gedrag van Van Lieshout op een congres, maar in de wandelgangen werd ook gewezen op Van Lieshouts openlijke kritiek op de regeringsinspan-ningen om zorgwachtlijsten weg te werken. Hoe kijkt u terug op dat incident?

‘Ik denk dat een botsing tussen karakters de belangrijkste oorzaak was; de welbekende klik was er niet. De verhalen kwamen tot mij nog voor het kabinet officieel was beëdigd. Ik heb Bomhoff tot de orde geroepen. Je gaat niet als minister een hoge ambtenaar ontslaan voor je überhaupt met hem gewerkt hebt. Aan de andere kant is wel dui-delijk dat er na zo’n incident iets moet gebeuren. Dat wordt geen goede werksituatie meer. Dus daar hebben we een oplossing voor gevonden.’ Van Lieshout verhuisde naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

kabinet moet bekrachtigen. Een ambtenaar is in zijn werk politiek kleurloos. De politieke kleur hoort geen enkele rol te spelen. Iets anders is dat er wel een klik moet zijn met de bewindspersoon. Dat is niet anders dan in het bedrijfsleven de klik tussen de directie en mensen met een hoge ma-nagementfunctie.’

Maar u heeft wisselende praktijken meegemaakt? ‘Ik heb collega’s gehad die de neiging niet konden bedwingen om bij een benoeming de politieke kleur van een SG een rol te laten spelen. Dat heb ik ze als minister van Binnenlandse Zaken wel eens moeilijk gemaakt. De voordracht aan het kabinet vindt namelijk mede namens de minister van Binnenlandse Zaken plaats. Die moet zich er dus in kunnen vinden. Ik ben wel eens niet akkoord gegaan met zo’n voordracht, omdat ik vond dat de politieke kleur in de sollicitatieprocedure een grotere rol had gespeeld dan de kwaliteit van de betreffende persoon. Dan moet er toch iemand anders worden gevonden.’

170

KLEINERE OVERHEID KAN ALLEEN ALS TAKEN WEGVALLEN

Waarin verschilt het werken met een provinciale ambtelijke organisatie met het aansturen van een departement?

‘Met één ambtelijke organisatie werkt een pro-vincie meer integraal, minder verkokerd dan de rijksoverheid met allemaal verschillende depar-tementen. Ik ben er niet zozeer voorstander van om op rijksniveau alle departementen samen te voegen. Wat ik wel een goede ontwikkeling zou vinden, is dat rijksambtenaren in algemene dienst van de rijksoverheid komen, in plaats van bij een departement. Dat is méér dan een papieren verschil. Je krijgt er echt meer flexibiliteit door. Stel dat er op binnenlands gebied iets aan de hand is waar de kennis van de medewerkers van justitie voor nodig is. Als iedereen in algemene dienst is, gaat die uitwisseling over en weer veel mak-kelijker. Mensen horen nu in de eerste plaats bij een ministerie en dan pas bij het Rijk. Het lijkt mij goed die volgorde om te draaien.’

Heeft u als minister van Binnenlandse Zaken vaker een hoge ambtenaar in bescherming moeten nemen?

‘Dit is in mijn herinnering de enige keer geweest. Gewoonlijk halen bewindspersonen gelukkig niet zulke rare fratsen uit.’

Naast politieke invloed op de omvang van het ambtelijke organisatie, is er ook sturing op de inrichting van die organisatie. Bijvoorbeeld als schoonmakers in dienst worden genomen. Hoe kijkt u daartegenaan?

‘Het in dienst nemen van schoonmakers was een puur politieke keuze. Net zoals het uitbesteden van bepaalde diensten dat is. Daar is niets mis mee, als je je als minister maar wel realiseert dat je bevraagd kunt worden op politieke keuzes. De secretaris-generaal heeft de verantwoordelijk-heid voor de dagelijkse gang van zaken op een departement. Net zoals de provinciesecretaris bij de provincie en de gemeentesecretaris bij de gemeente. Maar als het gaat om grote verandering in belangrijke delen van de organisatie, dan gaat dat niet buiten de bewindspersoon om. En even-min buiten de onderneeven-mingsraad, overigens. Een voorgenomen besluit wordt met de OR besproken en daarna pas valt er een definitief besluit. Dat geldt voor zowel Rijk, provincie als gemeente.’

STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

171

Wat verwacht u van de normalisering van de

ambtelijke status?

‘Of het in de praktijk veel verschil zal maken weet ik niet, maar ik ben anno 2015 ten principale voor een tweezijdig contract. Oudere medewerkers zijn wat huiverig voor het verlies van de ambtelijke status. Dat is begrijpelijk: als je dertig jaar in amb-telijke dienst bent, ben je mentaal vergroeid met die status. Ik denk dat er in de praktijk weinig zal veranderen. De eisen die aan ambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en geheim-houding veranderen niet.

Ik hoop wel dat de wetgever zich goed heeft gerealiseerd wat de kosten van de normalisering zijn. De implementatie is tamelijk ingewikkeld; er moeten heel wat computersystemen worden aangepast. En dat terwijl overheidsbeslissingen op het gebied van ICT extra gevoelig liggen. In mijn tijd als minister van Binnenlandse Zaken werd er ook al over gesproken. De hoge kosten waren voor mij destijds reden om ervan af te zien.’

STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015

173

Deel IV.