• No results found

Bereikte doelgroep versus beoogde doelgroep

In document Terroristen in Detentie (pagina 119-122)

Deel II. De terroristenafdeling in praktijk

4 Toetsing van de beleidstheorie

5.3 Bereikte doelgroep versus beoogde doelgroep

Als men wil achterhalen of de concentratie van terroristen verloopt zoals beoogd, dringt zich direct een cruciale vraag op. Wie zijn personen met een terroristische achtergrond en hoe worden zij voor de terroristenafdeling geselecteerd? In artikel 20a van de gewijzigde Regeling wordt gespecificeerd dat voor plaatsing op de terroristenafdeling gedetineerden in aanmerking komen die a) verdacht zijn van een terroristisch misdrijf; b) veroordeeld zijn voor een terroristisch misdrijf, en c) rekruteringspraktijken of radicaliserend gedrag vertonen. De Regeling maakt geen onderscheid op basis van geslacht of leeftijd. Mannen en vrouwen, minderjarigen en volwassenen, en verdachten en veroordeelden kunnen gezamenlijk op de afdeling worden geplaatst. Om te bepalen in hoeverre de beoogde doelgroep wordt bereikt, is enerzijds van belang of van iedere gedetineerde op de terroristenafdeling het verblijf kan worden toegeschreven aan één van de drie selectiecriteria. Anderzijds is van belang of er gedetineerden zijn die wel aan de selectiecriteria voldoen, maar niet op de afdeling zijn geplaatst.

Er zijn geen registraties beschikbaar waarin over de periode 2006-2010 per gedetineerde wordt bijgehouden op basis van welk selectiecriterium het verblijf is geïndiceerd. De plaatsingsgronden moesten via indirecte bronnen worden achterhaald. Zo is hiervoor in de penitentiaire dossiers en relevante rechtspraak gezocht naar de huidige status van het strafproces, en de status ten tijde van plaatsing. Op die manier werd van de meeste gedetineerden duidelijk dat zij ten tijde van plaatsing vielen onder criterium a4, verdenking van een terroristisch misdrijf. Voor zover ons bekend viel geen enkele gedetineerde ten tijde van plaatsing binnengebracht onder criterium b, veroordeling wegens terrorisme. Van een aantal gedetineerden is de verdenking tijdens het verblijf omgezet in veroordeling, waardoor hun verblijf wordt onderbouwd door criterium b. Van één gedetineerde is het terroristisch oogmerk in hoger beroep komen te vervallen.

Doordat deze zaak nog in cassatie loopt blijft de verdenking echter bestaan, waardoor de voortzetting van het verblijf is geïndiceerd namens criterium a. Geen enkele gedetineerde is geplaatst op basis van criterium c.

Ten aanzien van de vraag of de plaatsingsprocedure alle gedetineerden ondervangt die aan de selectiecriteria voldoen, moet worden geconstateerd dat een aantal gedetineerden in aanmerking komt (of lijkt te komen) voor plaatsing op de terroristenafdeling maar daar niet is geplaatst. Eén van hen is Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. Mohammed B. is veroordeeld wegens moord met terroristisch oogmerk5 en valt onder criterium b van artikel 20a, wat automatisch plaatsing op de TA veronderstelt.

Mohammed B. is echter nooit op de TA geplaatst en verblijft sinds 2006 in de EBI. Het plaatsvervangend hoofd van de afdeling Juridische Zaken van DJI, die destijds betrokken was bij de ontwikkeling van de selectiecriteria van de terroristenafdeling, maakt duidelijk

4

De selectiecriteria zijn gespecificeerd in artikel 20a van de Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing van Gedetineerden en worden uitvoerig behandeld in paragraaf 3.2.6

dat Mohammed B. een ‘extreem’ risicoprofiel heeft en daarom op de EBI is geplaatst. 6 Vanwege het feit dat de terroristenafdeling formeel is ondergebracht in een ‘uitgebreid’ beveiligingsniveau (zie paragraaf 3.2.) is de afdeling niet geschikt om gedetineerden met een ‘extreem’ risicoprofiel te handhaven. Aan plaatsing in de EBI gaat een uitgebreide procedure vooraf. De selectiefunctionaris wordt bijgestaan door de SAC-EBI, waarin iedere voorgenomen plaatsing breed wordt besproken. Het verblijf van Mohamed B. in de EBI wordt periodiek getoetst. Pas als hij zakt van een ‘extreem’ naar een ‘verhoogd’ risicoprofiel komt hij in aanmerking voor plaatsing op de terroristenafdeling. In toevoeging op Mohammed B. zijn nog andere gedetineerden niet op de

terroristenafdeling geplaatst, ondanks dat zij wel voor plaatsing in aanmerking kwamen. Zo zijn er twee minderjarigen voorgedragen voor plaatsing op de TA. In beide gevallen is echter van plaatsing afgezien omdat het OM het detentieklimaat op de afdeling

ongeschikt vond voor deze gedetineerden.

In een aantal interviews wordt verwezen naar personen die ogenschijnlijk in aanmerking komen voor de terroristenafdeling, maar daar niet zijn geplaatst. Een opmerkelijk geval betreft de Vlaardinger Eric Jan Q., die in april 2010 door de Rechtbank in Rotterdam tot 12 jaar gevangenisstraf werd veroordeeld.7 Q. werd ervan verdacht aanslagen te willen plegen in publieke gebieden zoals de Botlek en het traject van de hogesnelheidslijn (HSL).8 Ook waren er aanwijzingen dat hij van plan was ‘kwaad te stichten’ in Den Haag tijdens Prinsjesdag.9 In zijn huis werden materialen aangetroffen die erop duidden dat hij van plan was brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen. Ook werden

vuurwapens aangetroffen en grondstoffen of materialen die geschikt zijn om een ontploffing teweeg te brengen. Q. werd door het OM verdacht van terroristische aanslagen, maar is daar niet voor veroordeeld. Hij is niet op basis van verdenking van terrorisme op de terroristenafdeling geplaatst maar werd ondergebracht in de EBI.10 In een ander geval in oktober 2009 veroordeelde de Rechtbank van Leeuwarden een Bosnië-veteraan tot een gevangenisstraf van vier maanden wegens bedreiging met een terroristisch misdrijf.11 Doordat de veroordeelde voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak al vier maanden in voorlopige hechtenis had doorgebracht werd hij na zijn veroordeling onmiddellijk in vrijheid gesteld. Echter, gedurende zijn voorlopige hechtenis verbleef de verdachte, ondanks dat hij via criterium a van artikel 20a in

aanmerking lijkt te komen voor plaatsing op de TA, niet op de terroristenafdeling maar in

6 Opgemerkt wordt dat onder verschillende deskundigen verwarring lijkt te bestaan over de vraag of B. al dan niet voor een terroristisch oogmerk is veroordeeld. Een aantal vertegenwoordigers van zowel NCTb, de KLPD, DJI als het ministerie van Justitie gaf aan dat B. niet wegens terrorisme is veroordeeld, en

verklaarden ofwel dat de wet terroristische misdrijven pas na de moord op van Gogh is ingesteld, ofwel dat B. door de rechtbank is vrijgesproken van terroristisch oogmerk voor de moord op Van Gogh. Beide verklaringen zijn echter onjuist.

7 Rechtbank Rotterdam, 12 april 2010, LJN: BM0727.

8

NRC Handelsblad, (2010, 13 april). 12 jaar cel voor Q. wegens beramen aanslagen.

9

Elsevier (2010, 22 maaart). Meer bewijs voor terreurplannen beruchte overvaller.

10 Zo blijkt uit inlichtingen van het GRIP.

P.I. De Marwei in Leeuwarden. De onderzoekers hebben niet kunnen achterhalen waarom niet tot plaatsing op de TA is overgegaan.

In sommige gevallen zijn plaatsingen op de terroristenafdeling teruggedraaid of is van plaatsing afgezien op basis van contra-indicaties door het OM en/of het GRIP. Deze ontsnappingsclausule is gedefinieerd in artikel 20a, maar de toelichting op de Regeling beschrijft niet welke contra-indicaties hier worden bedoeld. De enige contra-indicatie die in de toelichting wordt beschreven is wanneer voorlopig gehechte personen door

plaatsing op de TA in contact kunnen komen en/of informatie kunnen uitwisselen met personen die in dezelfde strafzaak verdacht zijn of zijn geweest. In dergelijke gevallen kan het aldus de toelichting aangewezen zijn dat de verdachte(n) niet bij aanvang bij andere gedetineerden op de TA worden geplaatst. In tenminste één zaak heeft dit ertoe geleid dat gedetineerden uit de terroristenafdeling zijn geplaatst en bewust zijn verspreid over reguliere HvB’s. In april 2010 werden zeven verdachten aangehouden wegens verboden activiteiten van de Sri-Lankaanse Tamil Tijgers in Nederland. De Tamil Tijgers zijn door de Europese Unie aangemerkt als (nationalistische) terroristische organisatie.12 De verdachten werden volgens het OM mede verdacht van deelname aan een criminele en terroristische organisatie. De maanden mei en juni verbleven de verdachten in

reguliere HvB´s, waarna zij eind juli naar de terroristenafdeling werden overgebracht. Na ruim een maand op de afdeling te hebben verbleven werden zij echter opnieuw naar reguliere HvB’s overgebracht. Navraag bij het GRIP wijst uit dat het OM en het GRIP in de persoonlijke achtergrond van de gedetineerde, alsmede het belang van strafrechtelijk onderzoek, aanleiding zag hen uit de TA te plaatsen.13

Ook andere gedetineerden zijn na een kort verblijf op de terroristenafdeling overgeplaatst naar reguliere afdelingen of (onmiddellijk) in vrijheid gesteld. Zo verbleef een aantal gedetineerden slechts één of twee dagen op de afdeling, waarna toch werd besloten hen uit of over te plaatsen. Ook het zogenoemde Kenia-kwartet, dat in 2009 in Kenia werd gearresteerd op verdenking van het voorbereiden van een terroristisch misdrijf14, verbleef vier weken op de terroristenafdeling om vervolgens wegens gebrek aan bewijs te worden vrijgelaten.15

Tot slot moet worden geconstateerd dat niet alle selectiecriteria tot plaatsing hebben geleid. Zo is nog nooit iemand geplaatst op basis van selectiecriterium c, het uitdragen van een radicale boodschap voor of tijdens detentie. Navraag bij de klankbordgroep en selectiefunctionaris wijst uit dat sinds de opening van de afdeling drie personen ter plaatsing op dit criterium zijn voorgedragen. In twee gevallen betrof dit islamistische uitingen, in het derde geval extreem-rechtse uitingen. Slechts in één geval was

radicalisering/rekrutering aantoonbaar. Het ging hier om een verdachte die reeds voor de ingebruikname van de terroristenafdeling was veroordeeld wegens het – tijdens detentie – begaan van voorbereidingshandeling(en) van aanslagen met terroristisch oogmerk, en het

12

De Volkskrant, (2010, 26 april). Zeven aanhoudingen Tamil Tijgers in Nederland.

13

Telefonische inlichtingen, 26 juli 2010.

14 De Volkskrant (2009, 8 augustus). Kenia-kwartet blijft in hechtenis.

werven van een medegedetineerde voor de gewapende strijd.16 Toen hij in 2009 werd voorgedragen voor de terroristenafdeling was zijn strafrestant te kort om tot plaatsing over te gaan.17

Samenvattend kan worden gesteld dat de beoogde doelgroep zoals gedefinieerd in artikel 20a, niet volledig wordt bereikt. Enerzijds is een aantal gedetineerden dat voor plaatsing in aanmerking kwam niet geplaatst, en anderzijds is de plaatsing van een aantal

gedetineerden op korte termijn teruggedraaid. In de praktijk blijkt de plaatsingsprocedure gepaard te gaan met meer persoonlijke overwegingen omtrent de individuele

gedetineerden dan waar de Regeling (cq., beleidstheorie) in voorziet.

In document Terroristen in Detentie (pagina 119-122)