• No results found

Beginselen van de terugvordering

In document De RVA in 2019 (pagina 84-87)

Het doel van de RVA is natuurlijk om, in het belang van de gemeenschap, maximaal terug te vorderen.

Maar hij houdt ook rekening met de soms zeer pro-blematische situatie van de debiteuren en werkt loyaal mee aan het realiseren van de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling (artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek).

2.3.3.3

Terugvorderingsprocedure

2.3.3.3.1

Vaststelling van de schuldvordering

Het werkloosheidsbureau bezorgt de debiteur zijn gemotiveerde beslissing tot terugvordering en vraagt hem om zijn schuld terug te betalen.

Voor de terugvordering is het heel belangrijk dat het terug te betalen bedrag (berekend op basis van de gegevens van het proces Verificatie) en de vor-dering tot terugbetaling zo snel mogelijk aan de de-biteur worden meegedeeld.

Bijgevolg doen de werkloosheidsbureaus al het no-dige om:

•de duur van de procedures die leiden tot de slissing tot terugvordering zoveel mogelijk te be-perken (onderzoeken en betwiste zaken);

•de vraag tot terugbetaling samen met de beslis-sing tot terugvordering te versturen. De debiteur kan dus onmiddellijk de financiële draagwijdte van die beslissing afwegen. Op die manier ver-mijdt men beroepen bij de arbeidsrechtbank die louter worden ingesteld om het recht op uitkerin-gen zo lang mogelijk te behouden.

In 2019 gebeurde de gezamenlijke verzending ge-middeld in 90,5% van de dossiers (in 2018: 89,6%, in 2017: 89,8% en in 2016: 89,4%). Die hoge score wijst op het positieve effect van de automatisering van de berekening van het terug te vorderen bedrag enerzijds, en van de automatische aanmaak van de documenten met betrekking tot de terugvordering anderzijds. Het aantal beslissingen tot terugvorde-ring door het proces Vergoedbaarheid in wachtklas-sement, dat 735 bedroeg eind 2019 (tegen 642 eind 2018, 808 eind 2017 en 911 eind 2016), blijft laag in verhouding tot de 42.421 beslissingen tot

terugvor-Vergoedbaarheid

2

dering genomen door de werkloosheidsbureaus in 2019 (tegen 41.880 in 2018, 44.097 in 2017 en 43.237 in 2016).

De debiteur kan een beroep instellen bij de arbeids-rechtbank tegen de beslissing tot terugvordering (en de vordering tot terugbetaling).

2.3.3.3.2

Opvolging van de terugvordering

Indien de debiteur niet onmiddellijk betaalt of niet het volledige bedrag van zijn schuld betaalt, zijn er verschillende mogelijkheden om de procedure voort te zetten. Zo:

•kan de debiteur betalingsfaciliteiten aanvragen met een formulier dat bij het bevel tot betaling wordt gevoegd. Het werkloosheidsbureau aan-vaardt de betalingsfaciliteiten ambtshalve indien ze overeenstemmen met het aflossingsplan dat de Rijksdienst zelf voorstelt in het formulier.

Anders onderzoekt het, op basis van de financiële situatie van de debiteur en rekening houdend met de belangen van de Rijksdienst, of er beta-lingsfaciliteiten kunnen worden toegekend.

Indien dat zo is, stelt de RVA, bij voorkeur samen met de debiteur, het bedrag van de periodieke terugbetalingen vast;

•kan een schuldbemiddelaar eveneens betalings-faciliteiten vragen in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling;

•zal het bureau, indien de debiteur geen enkel ini-tiatief neemt, hem in geval van niet-betaling een eerste, en daarna een tweede aanmaning sturen.

Als hij niet reageert of betaalt, zal het werkloos-heidsbureau onderzoeken of er inhoudingen kun-nen worden verricht op uitkeringen bij toepassing van artikel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek (voornamelijk inhoudingen op werkloosheidsuit-keringen, loopbaanonderbrekingsuitwerkloosheidsuit-keringen, ver goedingen van de ziekte- en invaliditeitsverze-kering en pensioenen).

De informaticatoepassing waarover het proces Vergoedbaarheid beschikt (OPTIREC) vereenvoudigt de opvolging van de terugvordering. Via een kruising van het bestand van de debiteuren en de dossiers van werkloosheidsuitkeringen, loopbaanonderbre-king en pensioen, maakt ze het mogelijk om de debi-teuren op te sporen die in aanmerking komen om dergelijke prestaties te ontvangen en ten laste van

wie een inhouding op die prestaties eventueel zou kunnen worden doorgevoerd in toepassing van arti-kel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek.

2.3.3.3.3

Overmaking aan de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering

Als het werkloosheidsbureau er niet in slaagt terug te vorderen, neemt de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën de fakkel over. De wet kent die administratie immers meer bevoegdheden toe dan de RVA indien de debiteur niet wil terugbe-talen. Ze maakt het haar onder andere mogelijk:

•gebruik te maken van de fiscale balans (zie punt 2.3.3.5);

•over te gaan tot een vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden (via aangetekend schrijven of via elektronische weg) om de verschuldigde bedragen te innen bij de debiteur, bijvoorbeeld als loon;

•via een gerechtsdeurwaarder over te gaan tot be-warend beslag en uitvoerend beslag, voorname-lijk op de roerende en onroerende goederen van de debiteur;

•een wettelijke hypotheek te nemen op de onroe-rende goederen van de debiteur.

De Algemene Administratie van de Inning en de Invordering komt enkel in België tussen. Verblijft de debiteur in het buitenland, dan zet de RVA zijn in-spanningen in dat land voort via een gespecialiseer-de instantie.

Het overmaken van de dossiers, hun inschrijving in de Teams invordering van de FOD Financiën en de initiële invorderingsfase door die laatste, zijn geau-tomatiseerd (zie ook punt 2.3.3.5).

2.3.3.3.4

Verzaking aan de terugvordering

In bepaalde gevallen kan het beheerscomité van de RVA, naargelang het geval, ofwel ambtshalve, ofwel op vraag van de debiteur, geheel of gedeeltelijk ver-zaken aan de terugvordering van de nog terug te betalen bedragen. De bestaansmiddelen van de de-biteur vormen het meest voorkomende motief om de ontheffing aan te vragen.

86 Tabel 2.3.3.I vermeldt voor de laatste vier jaar het aantal terugvorderingsdossiers voorgelegd aan het beheerscomité, het bedrag dat ze vertegenwoor-digden en het bedrag waarvoor een beslissing tot gehele of gedeeltelijke verzaking werd genomen (collectieve schuldenregelingen niet inbegrepen – zie infra).

Tabel 2.3.3.I

Dossiers voorgelegd aan het beheerscomité

Jaar

2016 946 5,951 3,388

2017 714 4,332 2,064

2018 942 5,045 2,694

2019 1.332 7,491 4,606

Om de cijfers van die vier jaar en de vergelijking er-van te kunnen beoordelen, moet men rekening houden met de annulatie in 2019 van 631 oude on-productieve schuldvorderingen bij de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering voor een bedrag van 2,146 miljoen EUR (tegenover 343 voor een bedrag van 0,818 miljoen EUR in 2018, 182 voor een bedrag van 0,512 miljoen EUR in 2017 en 314 voor een bedrag van 1,267 miljoen EUR in 2016).

Wat de andere dossiers betreft (aanvragen om ont-heffing afkomstig van debiteuren, overleden debi-teuren zonder gekende erfgenamen die de erfenis aanvaard hebben, verdwenen debiteuren …), waren er in 2019 345 aanvragen om ontheffing afkomstig van debiteuren (tegenover 318 dossiers in 2018, 306 dossiers in 2017 en 343 dossiers in 2016). Die 345 aanvragen om ontheffing vertegenwoordigen nauwelijks 0,81% van het totale aantal beslissingen tot terugvordering genomen in 2019 (tegenover 0,76% in 2018, 0,69% in 2017 en 0,79% in 2016).

Voor dat type van aanvragen om ontheffing afkom-stig van de debiteuren zelf, kende het beheersco-mité in 2019 een ontheffing toe voor 15,08% van de terug te betalen bedragen (tegenover 21,69% in 2018, 20,31% in 2017 en 19,60% in 2016).

In 98,84% van de dossiers van aanvraag om onthef-fing ingediend door de debiteuren (tegenover 97,80% in 2018, 96,41% in 2017 en 96,50% in 2016), heeft de RVA de beslissing van het beheerscomité

aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van maximaal vier maanden (en in de meeste geval-len nog veel sneller) na ontvangst van het volledige dossier van die aanvrager. De bestuursovereen-komst met de overheid bepaalt een percentage van 95%. De procedure omvat: de grondige controle, door het hoofdbestuur, van het dossier van de aan-vrager en van het administratieve dossier overge-maakt door het werkloosheidsbureau, het onderzoek voor advies door een commissie van technici die één keer per maand samenkomt en ver-der het onver-derzoek voor beslissing door het beheerscomité tijdens zijn eerstvolgende zitting.

Wanneer de bevoegde rechter een debiteur heeft toegelaten tot de collectieve schuldenregeling, kan de schuldbemiddelaar in een minnelijke aanzuive-ringsregeling een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de nog terug te betalen sommen voorstellen.

Het aantal aanvragen om (gedeeltelijke of eventu-eel volledige) ontheffing geformuleerd in een min-nelijke aanzuiveringsregeling is gedaald in 2019. In 2019 sprak de RVA zich uit over 877 regelingen, te-genover 986 in 2018, 1.139 in 2017 en 1.214 in 2016.

Zoals vermeld in punt 2.3.3.2 werkt de RVA trouw mee aan de realisatie van de doelstellingen van de wetgeving op de collectieve schuldenregeling: “de financiële toestand van de debiteur herstellen, met name hem in staat stellen in de mate van het moge-lijke zijn schulden te betalen en tegemoge-lijkertijd waar-borgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig bestaan kunnen leiden.” Van de 877 collectieve schuldenregelingen met voorstel tot verzaking, waarover de RVA zich in 2019 heeft uitgesproken, heeft hij er 870 aanvaard.

De nog resterende terug te betalen sommen waar-aan de RVA op voorstel van een schuldbemiddelaar aanvaard heeft te verzaken, zijn niet opgenomen in het in tabel 2.3.3.I vermelde totaalbedrag van de ontheffingen van 4,606 miljoen EUR. Krachtens de wet is de verzaking immers voorwaardelijk. De de-biteur moet eerst de over verschillende jaren ge-spreide collectieve aanzuiveringsregeling uitvoeren.

Vergoedbaarheid

2

2.3.3.4

Toestand van de terugvorderingen door

In document De RVA in 2019 (pagina 84-87)