• No results found

Analyse hulpverlening 1

In document SAMENWERKEN IN DE ZORG VOOR JEUGD (pagina 39-47)

4. Presentatie en analyse van de data

4.1 Analyse hulpverlening 1

Dit is de hulpverlening in het kader van langdurig recidiverend geweld, verboden wapenbezit en verslavingsproblematiek.

4.1.1 Observatieanalyse tijdens hulpverleningsoverleg 1

Het overleg verliep in een harmonieuze sfeer. De deelnemers lieten elkaar goed uitpraten en de zorgcoördinator (1 en 2/GD) gaf regelmatig samenvattingen van datgene wat er gezegd was en wat er was afgesproken. Tijdens deze momenten waren de deelnemers wat meer alert dan tijdens de

bespreking in het algemeen. Het viel de observator op dat de deelnemers minder aandacht hadden voor het bespreken van zaken die geen directe invloed hadden op een hulpvraag aan hen als professional. Er ontstonden in deze hulpverleningsbespreking geen heftige discussies. Wel was er een verschil in de behoefte met betrekking tot het tijdpad voor het behalen van de gestelde doelen. Uiteindelijk werd hier een compromis gevonden.

In Tabel (4) is een samenvatting van de bespreking weergegeven. Deze is toegespitst op de drie topics die zijn benoemd in Tabel 3, maar daarnaast is er een topic over het bijstellen van de doelen en het gedrag toegevoegd. Bij de observatie valt op dat het onderwerp ‘afhankelijkheid’ frequenter aan de orde komt dan de andere topics uit het RDIC-model. Hulpverleners blijken van elkaar afhankelijk zijn, maar ook van de medewerking/afhankelijkheid van de hulpvrager zelf.

Daarnaast viel in hulpverleningsoverleg 1 op dat bij het afspreken van de termijnen om de doelen te behalen, hulpverlener (1/AC) driemaal maande tot voortgang in de hulpverlening vanwege haar verantwoordelijkheid voor andere bewoners. Zij deed dit in de nabijheid van de hulpvrager. Tabel 4: Observatiemodel hulpverleningsoverleg 1.

Organisatie/

Onderwerp Zorg coördinatie Acantus Gemeente VNN Reclassering Maatschappelijk werk Uitspraak

Doelen: werden ze geformuleerd

Doelen werden aan het begin van de bespreking geformuleerd. Doelen werden geaccepteerd. Afhandeling kan sneller. 2 x Middelen: zijn ze voldoende aanwezig Er wordt naar gevraagd? Middelen en mogelijkheden worden beschikbaar gesteld in dit geval in woonruimte. Afhankelijk van plaatsing bij derden. 1x

Afhankelijkheden Van inbreng professionals Van inbreng professionals en tevreden houden gemeente. Rust in de gemeente/ buurt Acantus voor geduld en beschikbaar hebben van woonruimte. Van het karakter van de hulpvrager. In hoeverre meewerken. 5x Bijstellen doelen op basis van bespreking? Tijdpad korter Prima 2x

Stemverheffing Nee nee nee Nee nee Nee 6x

4.1.2. Interviewanalyse hulpverleningsoverleg 1

De interviews zijn gehouden op een plek die samen met de geïnterviewden werd gekozen. Met hun toestemming zijn alle interviews opgenomen met een voicerecorder. Vervolgens zijn de opnamen woordelijk uitgeschreven. Overeenkomstige uitspraken zijn verzameld en weergegeven in Tabel (5): Hulpverleningsoverleg 1 en Tabel (8): Hulpverleningsoverleg 2.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden, zijn de data per deelvraag uit het theoretisch kader geanalyseerd.

4.1.3. Overeenkomst doelen van organisaties van jeugdhulpverleners

Alle vijf de geïnterviewden van hulpverlening 1 gaven aan dat de organisatiedoelen niet botsen met de doelen die gesteld zijn in hulpverleningsoverleg 1. Wel werd een focus op de doelen gemist. Tijdens hulpverleningsoverleg 1 bleek dat de respondenten het niet altijd eens waren over de duidelijkheid van de geformuleerde doelen.

Drie van de vijf geïnterviewden gaven aan dat de doelen helder waren. Twee geïnterviewden hadden twijfels over de helderheid van de doelen. Van de drie geïnterviewden voor wie de doelen helder waren, gaven er twee aan dat de zorgcoördinator deze ook herhaaldelijk helder probeerde te houden. Een citaat van 1/MW luidt: “doelen blijven ook scherp door de coördinatie”.

4.1.4. Kritische hulpmiddelen om samenwerken mogelijk te maken

Als kritische hulpmiddelen werden de zorgcoördinatie en de rol van de zorgcoördinator gezien. De zorgcoördinator was onderdeel van de aanzet tot samenwerking en de hulpverleningsbespreking. De vijf geïnterviewden in hulpverleningsoverleg 1 gaven dit eenduidig aan en verwezen ook regelmatig naar deze functie. De volgende uitspraken duiden daarop:

“Coördinatie is belangrijk, er is iemand die in “the lead” moet zijn.” (1/GM 2). “Middelen zijn zeker voorhanden in sturende zin, zoals zorgcoördinatie ”(1/VR 3). “Samenvoegen en uitnodigen zijn geregeld via coördinatie” (1/MW 4). “Coördinatie is goed” (1/VZ 7). “zijn zeker voorhanden in sturende zin, zoals coördinatie” (1VR). Samenwerking in de vorm van coördinatie” (1/AC). Door twee van de vijf hulpverleners werd nog opgemerkt dat ze goed gesteund werden door de moederorganisatie.

Alle organisaties van hulpverleners werken met verschillende teams en soms ook nog in verschillende gemeenten. Dit gaf problemen bij het synchroniseren van de verschillende agenda’s. Het gevolg hiervan was dat er tussen de verschillende overleggen ongewild veel tijd zat. Dit is niet wenselijk aangezien tijd ook wordt gezien als een kritisch hulpmiddel.

4.1.5. Mogelijkheden binnen formele en non-formele regels

Alle vijf de hulpverleners waren zich bewust van de geldende regels. "(1/AC) gaf aan "er niet zo van te zijn", omdat de organisatie waarvoor zij werkt een niet directe hulpverleningsorganisatie is die meer gaat voor het collectieve belang en in mindere mate voor het individuele belang. Drie hulpverleners, die allen werkten bij hulpverleningsorganisaties, waren zich wat meer bewust van de formele regels en van hun eigen beroepsgeheim. (1/GM) vond dat je met betrekking tot de formele regels naar creatieve oplossingen moet zoeken om toch informatie te kunnen delen.

De formele regels maken samenwerking mogelijk, maar gezien het recht op privacy van de cliënt en het beroepsgeheim van de hulpverleners, is dit wel een punt van aandacht. Dit is zeker het geval wanneer het gaat om het delen van informatie over de cliënt met betrekking tot de hulpverlening.

Ook de regels die de verschillende hulpverleners hanteren binnen hun eigen organisatiecultuur zijn bepalend voor de samenwerking. Zo wilde (1/AC) vele malen sneller met voortgang in de

hulpverlening dan bijvoorbeeld (1/VR), die zijn cliënt, zoals gebruikelijk in zijn organisatie, de tijd en de ruimte wilde geven.

(1/VR) wil de cliënt in zijn eigen kracht krijgen, terwijl (1/AC) het collectieve belang wil dienen door meer cliënten te helpen die in de buurt van de hulpvrager wonen. (1/AC) gaf aan dat ze het soms vervelend vond dat een uiteindelijke terugkoppeling vanuit de afspraken lang op zich liet wachten. De reden voor deze lange wachttijd is dat afspraken in de ene organisatie meer afstemming behoeven dan in de andere organisatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regels waaraan een cliënt moet voldoen, alvorens in aanmerking te komen voor plaatsing in de GHB8

-

kliniek. De frisse blik van (1/AC) die te danken was aan het gegeven dat zij afkomstig was uit een andere professie en cultuur, leidde soms tot vernieuwende inzichten en een verrassende aanpak van de besproken hulpverlening. Een voorbeeld daarvan is de druk die indirect door (1/AC) op de cliënt werd uitgeoefend waar het ging om het verkrijgen van een woning bij een spoedige vrijwillige opname in de GHB-kliniek. Deze druk kan snelheid geven aan het proces en leidt ertoe dat de gestelde doelen worden bereikt.

4.1.6. Percepties van elkaar en van elkaars werkzaamheden

Alle vijf de organisaties van jeugdhulpverleners hadden vertrouwen in elkaar. Er werd vanuit gegaan dat iedereen integer handelde en dat dit integer handelen hielp om de problemen in de casuïstiek te ondersteunen en te verhelpen. Uitspraken daarover waren onder andere:

“het vertrouwen hebben in het nakomen van de uitspraken” (1/GM), “vertrouwen vanuit ieders overtuiging en mensbeeld” (1/VZ), “vertrouwen is er en deskundigheid wordt gerespecteerd” (1/MW), “vertrouwen zit in mensen” (1/AC), “waarbij het ook nog verschilt per organisatie”. Begrip was er voor elkaars professionaliteit en voor de inbreng tijdens de overleggen. Deze professionaliteit droeg bij aan het vertrouwen en het gevolg hiervan was dat er afhankelijkheid ontstond tussen de partijen. De werkwijze bij het hulpverleningsoverleg deed bij de hulpverlening echter afbreuk aan het vertrouwen. De snelheid waarmee de gemaakte afspraken geregeld of nagekomen konden worden, ontbrak. Dit doorpakken werd vooral gemist door (1/AC). De agenda’s lieten een vlotte vervolgbespreking echter soms niet toe.

4.1.7. Afhankelijkheid van organisaties van jeugdhulpverleners

De vijf organisaties van jeugdhulpverleners gaven aan in meer of mindere mate van elkaar afhankelijk te zijn. De organisaties die vanaf 01-01-2015 voor hun financiering afhankelijk zijn van de gemeente, gaven aan een grotere afhankelijkheid te voelen. Deze afhankelijkheid geldt voor alle vijf de

organisaties, maar in meerdere mate voor de organisaties die hun financiering alleen uit de jeugdzorg verkrijgen, zoals VNN, de reclassering en het maatschappelijk werk. Organisaties die ook diensten leveren die niet uit deze financiering komen, zoals Acantus en de gemeente, voelen deze

afhankelijkheid minder. Van de vijf geïnterviewden uit deze vorm van hulpverlening, gaven er drie aan zich afhankelijk te voelen van de ander binnen de samenwerking.

Omdat in deze hulpverlening ook maatschappelijke onrust door onder meer lawaai, vervuiling en wapenbezit een item is, voelt (1/GM) zich sterk afhankelijk van de hulpverleners. Dit werd tijdens het interview als volgt verwoord: “wij als gemeente hebben er baat bij dat de crisis wordt bezworen”. De professionele inbreng van de verschillende hulpverleners ten behoeve van de hulpverlening bekrachtigt de afhankelijkheid. Dit is omdat in complexe situaties de noodzaak van de inbreng van verschillende professies wordt gevoeld. Twee geïnterviewden, (1/VZ) en (1/MW), gaven in eerste instantie aan geen afhankelijkheid van de overige hulpverleners te ervaren. Bij doorvragen kwamen ze hier echter op terug en gaven ze aan dat ze het alleen niet konden. Een andere afhankelijkheid die sterk gevoeld werd, was die van de zorgcoördinator. Deze riep de partijen bij elkaar en hield de focus op de gemaakte afspraken. Dit is iets wat door alle partijen als positief werd ervaren.

Tabel 5: Overzicht van relevante uitspraken hulpverleningsoverleg 1.

Gemeente VNN Reclassering Maatschappelijk werk

Acantus Frequentie Doelen Zijn niet altijd geformuleerd.

Crisis oplossen is voor de gemeente het belangrijkst.

Soms impliciet benoemd tijdens de besprekingen. Afspraken worden nagekomen, waardoor doelen worden behaald. Afspraken worden samengevat door zorgcoördinatie. Tegenstrijdige belangen goed afwegen en daarin prioriteren.

Ieder moet voordeel behalen als het gaat om het behalen van de doelen.

Doelen zijn geformuleerd en worden ook behaald.

Soms ook geholpen door het lot!

Doelen blijven ook scherp door coördinatie.

Twijfels over helder geformuleerde doelen.

Soms zijn doelen helder zonder dat ze zijn uitgesproken.

12x

Middelen Coördinatie is erg belangrijk; er is iemand die in ‘the lead’ moet zijn.

Ga ervan uit dat de middelen er zijn. Anders zit je niet aan tafel.

Geen gebrek aan middelen; soms krap in de tijd, maar facilitering van het primaire proces hoort bij een ander.

Geld of een prettige samenleving? Wat is de keuze van de maatschappij! Coördinatie is goed. Zijn zeker voorhanden in sturende zin (coördinatie), alsook fysiek. Samenvoegen en uitnodigen zijn geregeld via coördinatie. Stimuleren van samenwerken door moederorganisatie.

Tijd is een belangrijk middel. Ik word goed gefaciliteerd door eigen organisatie en in deze hulpverlening. Samenwerking in de vorm van coördinatie en verslaglegging.

11x

Instituties Belemmering zijn wetten en regels, waaraan instituten zijn gehouden.

Creativiteit vind ik een belangrijke in het omgaan met de regels.

Wetten en regels zijn belemmering, maar dienen ook ter bescherming van de cliënt.

Goed dat ze er zijn, de wetten en regels.

Privacy is van belang.

Tegenstrijdige belangen.

Spreken van een andere taal soms directiever.

Een andere visie is goed en helpt.

Brengt zelf de regels in het interview.

Deze zijn echter niet belemmerend.

Andere normen en waarden.

Ik begrijp het vanuit de hulpverlening.

Ik ben er niet van.

Ander instituut dat ook gaat voor het collectief belang en niet alleen voor de cliënt.

14x

Percepties Overtuigingen van mensen en/of organisaties in de uitvoering van hun professie.

Vertrouwen in het nakomen van afspraken.

Vanuit een ieders overtuiging en mensbeeld.

Zit soms wat in de weg.

Gereserveerd vertrouwen.

Ik ga uit van het positieve en dat een ieder naar vermogen/kunnen presteert. Marktaandeel veroveren van anderen. Vertrouwen is er en deskundigheid wordt gerespecteerd.

Niet delen van gegevens kan het vertrouwen schaden.

Bestuurders die voor hun beurt praten.

Toezeggingen doen die we niet of moeilijk kunnen waarmaken. Vertrouwen kan verschillen per organisatie. Zit in mensen. 13x

Afhankelijkheden Brede expertise is van belang.

We hebben er als gemeente belang bij dat de crisis wordt bezworen.

Actiegerichtheid!!

Multideskundigheid.

Voor jou honderd anderen.

Totaalbeeld van de cliënt is van belang.

Inbreng andere professionals.

Voelt geen afhankelijkheid.

Bij doorvragen toch wel. Soms buitenspel gezet, bijvoorbeeld in de sociale teams. Afhankelijk van de samenwerking. Multi is prettig. 12x

4.1.8. Documentenanalyse websites

De organisaties publiceren op hun website hun visie en missie, maar zeggen weinig tot niets over samenwerking en over de andere topics binnen dit onderzoek. De meeste organisaties geven in meer of minder bedekte termen aan dat zij samenwerking zoeken.

De missie en visie van de verschillende organisaties zijn in Tabel (6) schematisch weergegeven en gekaderd met behulp van de topics uit het RDIC-model van De Rijk, Van Raak en Van der Made (2007). In Bijlage 2 zijn de documenten toegevoegd.

Tabel 6: Overzicht missies en visies van verschillende organisaties van jeugdhulpverleners. Bron: internetpagina’s van deze organisaties, betrokken bij hulpverlening 1.

Organisatie Samenwerken Afhankelijkheid Percepties Doelen Middelen Regels/ instituties. Compaen welzijn

Samenwerkings-verbanden: het verbinden van verschillende organisaties. Gericht op de maatschappelijke omgeving. Oppakken van zaken: gericht integrale aanpak waar mogelijk preventief.

Kennis Over grenzen heen.

Verslavingszorg Noord Nederland

Ketenpartners en samenwerking met andere organisaties wordt benoemd.

Betrokken bij anderen Betrokken, betrouwbaar, beschikbaar, zichtbaar en steeds beter. Doelen c.q. kernwaarden zijn bepalend voor organisatiecultuur en identiteit. Woningbouw-vereniging Acantus Streven naar samenwerkingsverbanden

Weten dat we het niet alleen kunnen wat we willen en dat we daar anderen voor nodig hebben. We hebben professionals nodig om aan onze missie te voldoen. Voel je thuis!! Onze doelen zijn duidelijk en staan in onze missie!! Stichting Verslavings-reclassering GGZ

Draagt bij Stevige wortels in de samenleving

Gemeente Bewoners betrekken Voor goede samenwerking is een behoorlijke vertrouwensbasis onontbeerlijk.

4.1.9. Bereidheid om samen te werken

De voor dit onderzoek benaderde geïnterviewden van hulpverlening 1 van de verschillende

hulpverlenersorganisaties, waren zeer bereid samen te werken. De hier beschreven problematiek was dusdanig dat alle respondenten aangaven de problemen niet alleen aan te kunnen.

Een uitspraak waaruit dit duidelijk wordt is: 1. “expertise breed is van belang”(1/GM).

Daarnaast gaven de betrokken organisaties van hulpverleners aan dat de integraliteit van de aanpak voor alle partijen het beste resultaat gaf.

Uitspraken hieromtrent waren:

1. “Multideskundigheid is van belang” (1/VZ) en (1/AC). 2. “Inbreng andere professionals draagt bij” (1VR).

De individuele professionaliteit is hier van belang. Daarnaast waren er ook geïnterviewden die aangaven te leren van de samenwerking met anderen. Zij vonden het prettig dat er ook vanuit een andere professionaliteit naar de interacties ten behoeve van de cliënt werd gekeken.

4.1.10. Opvattingen over mogelijkheden om samen te werken

De mogelijkheden om samen te werken werden door de respondenten als positief gezien. Alle respondenten gaven aan dat er voldoende middelen aanwezig zijn. De gemeente gaf wat betreft deze middelen aan: “als die er niet zouden zijn, zat ik hier niet aan tafel”(1/GM). Gedurende dit onderzoek waren er op dat gebied geen problemen. Wel werd opgemerkt dat het per hulpverlening nogal eens verschilt in hoeverre het mogelijk is om samen te werken, omdat men ook regelmatig met anderen om de tafel zit, met als gevolg dat er een gebrek aan tijd ging ontstaan. Met name op het moment van dit onderzoek was dit aan de orde, want de transformatie van de jeugdzorg kent, ten gevolge van de invoering van de nieuwe Jeugdwet, op dit moment nog een grillige dynamiek. Ondanks deze dynamiek was er echter wel sprake van vertrouwen tussen de geïnterviewden. De mogelijkheid tot samenwerking werd nog wel regelmatig belemmerd, omdat het moeilijk bleek de agenda’s van de verschillende hulpverleners te synchroniseren.

Ook de regels, met name op het gebied van privacy van de cliënt, stonden de mogelijkheid van

samenwerking nogal eens in de weg. Dit was zeker het geval wanneer cliënten niet voornemens waren toestemming te geven voor het uitwisselen van gegevens.

4.1.11. Aanwezige samenwerking tussen organisaties van jeugdhulpverleners in Veendam

Samenwerking komt tot stand wanneer organisaties van hulpverleners een hulp- of zorgvraag hebben met betrekking tot een cliënt of gezin. In deze hulpverlening kwam de samenwerking tot stand door onrust in de omgeving van de cliënt. De omgeving doet aangifte bij de politie die vervolgens de situatie in ogenschouw neemt en hulp via de gemeente inschakelt. Deze hulp- of zorgvraag wordt besproken met de zorgcoördinator die bekijkt of er meerdere signalen over deze potentiële cliënt zijn binnengekomen. Als dat niet het geval is, dan wordt de zorgvraag besproken. In de meeste gevallen kan de signaalgever dan weer met dit advies aan de slag. Wanneer er wel meerdere signalen zijn binnengekomen, dan roept de zorgcoördinator de betrokken organisaties van hulpverleners bij elkaar. De zorgvraag wordt dan geïnventariseerd en gezamenlijke doelen worden geformuleerd, waarna acties worden uitgezet. Daarna wordt er een vervolgafspraak gemaakt om de voortgang te bespreken. Deze eerste inventarisatie komt tot stand met behulp van de verwijsindex. Hierin kunnen organisaties van hulpverleners een signaal afgeven. In Veendam komt vervolgens de de aan de verwijsindex

In document SAMENWERKEN IN DE ZORG VOOR JEUGD (pagina 39-47)