• No results found

Ammoniak en lachgas

In document Minas en Milieu. Balans en Verkenning (pagina 177-185)

II III IV V VI VII VII* IV V VI VII VII*Gras veen

10.5 Ex ante evaluatie milieukundige effecten

10.5.4 Ammoniak en lachgas

 De ammoniakemissie van de landbouw is in de periode 1990-2000 met ongeveer 25% afgenomen. De emissies nemen nog verder af in de verschillende varianten, maar blijven (exclusief effect aanpassing stallen conform AMvB) met uitzondering van de meest vergaande variant boven het plafond zoals afgesproken in de EU- NEC-richtlijn en dus zeker boven de doelstelling van het NMP4 voor 2010.  Inclusief het effect van de aanpassing van de varkens- en pluimveestallen wordt

vanaf de variant verliesnormen 2003 het plafond van EU-NEC-richtlijn waarschijn- lijk net niet overschreden. Aanvullende maatregelen ten aanzien van ammoniak lij- ken noodzakelijk om aan doelstellingen voor natuurrealisatie te kunnen voldoen.  De emissies van lachgas verminderen, door de aanscherping van de verliesnormen

van 2002 tot 2003, met circa 1,5 miljoen kg per jaar, overeenkomend met circa 0,5 miljoen ton CO2-equivalent.

B I J L A G E 1

Bijlage I

Lijst met begrippen en afkortingen

Actieprogramma Programma dat lidstaten in het kader van de Nitraatrichtlijn voor kwets- bare zones moeten opstellen en dat de maatregelen omvat die moeten lei- den tot het bereiken van het doel van de richtlijn. Eén van de verplichte maatregelen is een beperking van de hoeveelheid stikstof in de vorm van dierlijke mestgift (gebruiksnorm) tot 170 kg per ha vanaf 20 december 2002.

BGDM Besluit Gebruik Dierlijke Meststoffen. In het BGDM waren fosfaatge- bruiksnormen opgenomen die tot en met 1997 een maximum stelden aan het gebruik van dierlijke mest. Op basis van het BGDM gelden nog wel regels voor het tijdstip en de wijze van mesttoediening.

Bureau Heffingen Agentschap van het Ministerie van LNV te Assen dat belast is met de uit- voering van de Meststoffenwet (onder andere de MINAS-aangiften ont- vangen, controleren en vaststellen, registratie mestproductierechten). Code van Goede Landbouw Lidstaten waren in het kader van de EU-Nitraatrichtlijn verplicht om een Praktijk (GLP) lijst van goede landbouwpraktijken op te stellen die door landbouwers

vrijwillig in acht te nemen zijn.

Denitrificatie Omzetting van nitraat waarbij stikstofgas (N2) en deels ook lachgas (N2O) ontstaat. Treedt op onder zuurstofloze (anaërobe) omstandigheden in bodem en water.

Depositie Proces waarbij stoffen via transport door de lucht op een oppervlak (gewas, bodem) terecht komen.

Derogatie Zie EU-Nitraatrichtlijn.

Drainwater Grondwater onder landbouwgronden dat direct meestal via buizendrains uitstroomt in het oppervlaktewater. In Nederland zijn de meeste kleigron- den voorzien van drains. In bepaalde gebieden zijn ook zandgronden gedraineerd.

Droge zandgronden Door de overheid aangewezen uitspoelingsgevoelige zand- en lössgron- den.

EU-Nitraatrichtlijn Richtlijn voor de bescherming van water (grond- en oppervlaktewater) tegen verontreiniging door nitraat uit agrarische bronnen. Een van de belangrijkste voorschriften van de richtlijn is dat vanaf 20/12/2002 een maximum van 170 kg/ha geldt voor de hoeveelheid stikstof die via dier- lijke mest op de bodem wordt gebracht. Van dit maximum kan gemoti- veerd worden afgeweken (zogeheten derogatie). Nederland heeft bij de Europese Commissie melding gedaan van derogatie voor grasland (maxi- male stikstofgift 250 kg per hectare).

Eutrofiëring Proces waarbij een overmaat aan voedingsstoffen (nutriënten) voor plan- ten, met name stikstof (N) en fosfor (P) ecologische processen in water ontregelt. Bekende eutrofiëringverschijnselen zijn algenbloei, kroosvor- ming, troebel water, zuurstofloosheid en vissterfte.

Excretie Mineralenuitscheiding van vee in mest en urine ‘onder de staart’. Forfait Wettelijk vastgestelde waarde die als standaard gebruikt mag of moet

Fosfaat Fosforverbinding. In de landbouwpraktijk worden fosforgehalten vaak op basis van fosfaat (P2O5) uitgedrukt. P2O5-gehalte = 2,29 * P-gehalte. Fosfaatoverschot Het verschil tussen de aanvoer en de afvoer van fosfaat. Binnen MINAS

gebeurt dit op de schaal van een bedrijf (zie ook MINAS).

Fosfaatverliesnorm Norm (in kg per hectare per jaar) voor het maximale fosfaatoverschot dat vrij is van heffing. Bij een groter overschot moet heffing worden betaald. Fosfaatverzadiging Een perceel is fosfaatverzadigd als door uitspoeling de gemiddelde fos-

faatconcentratie, op een bepaalde referentiediepte in de bodem, zodanig hoog is dat de MTR-waarde voor P in oppervlaktewater wordt bereikt. Als referentiediepte geldt de gemiddeld hoogste grondwaterstand. Gasvormige verliezen Gasvormige stikstofverliezen uit dierlijke mest (in de vorm van NH3, N2,

NOxen N2O). Omdat deze verliezen niet (direct) op of in de bodem komen, worden deze op een aantal punten anders behandeld in het kader van MINAS en MAO.

Gebruiksnorm Norm voor de hoeveelheid stikstof in de vorm van dierlijke mest.

GLP Goede Landbouw Praktijk.

Grondwater Water dat zich in de bodem bevindt en waar alle poriën met water gevuld zijn (verzadigde zone). Onderscheiden worden hier:

• bovenste grondwater: op een diepte van 0-5 meter beneden maaiveld;

• ondiep grondwater: op een diepte van 5-15 meter beneden maaiveld;

• middeldiep grondwater: op een diepte van 15-30 meter beneden maai- veld;

• diep grondwater: op een diepte van > 30 meter beneden maaiveld. Grondwatertrap (Gt) Systeem om gronden naar grondwatersituatie (diepte en variatie van

grondwater-standen) in te delen. De grondwatertrap geeft informatie over de hoogte van de grondwaterspiegel en over de variatie hierin gedurende een jaar. Er worden 8 trappen onderscheiden (Gt I t/m Gt VII*). Dit sys- teem is gebaseerd op de gemiddeld hoogste en de gemiddeld laagste grondwaterstand (respectievelijk GHG en GLG). De grondwaterstand is gemiddeld in de periode september - oktober op GLG-niveau en in de periode februari - april op GHG-niveau.

GVE Grootvee-eenheid. Rekeneenheid om de mineralenproductie van het vee in uit te drukken. 1 GVE is de hoeveelheid fosfaat die een melkkoe jaar- lijks produceert (41 kg fosfaat; onder MINAS 2000). Voor melkjongvee en ander vee gelden andere vaste (forfaitaire) hoeveelheden.

Interimwet Interimwet beperking Varkenshouderij- en Pluimveehouderijbedrijven. Ingevoerd in 1984; voorloper van de Meststoffenwet. Deze wet had tot doel om, vanwege de mestproblematiek, verdere uitbreiding van de var- kens- en pluimveehouderij te voorkomen.

Intermediair (Tussen)handelaar in mest.

Lachgas Gasvormige stikstofverbinding (N2O) die een zeer sterk broeikasgas is. Het “Global Warming Potential” van lachgas is 310 maal zo hoog als dat van kooldioxide (CO2).

B I J L A G E 1

Landelijk mestoverschot 2003 De mestproductiecapaciteit (uitgedrukt in forfaitair stikstof, werkelijk stikstof en werkelijk fosfaat) die uit de markt gehaald moet worden, zodat in 2003 evenwicht op de mestmarkt ontstaat; de niet-plaatsbare mestpro- ductiecapaciteit in 2003.

Mestafzetovereenkomsten In het stelsel van mestafzetovereenkomsten wordt de omvang van de mestproductie op een veehouderijbedrijf direct afhankelijk gemaakt van de aanwendings- en afzetmogelijkheden die er zijn voor de mest. Veehou- ders moeten dus eerst nagaan in hoeverre ze zelf genoeg grond hebben om hun mest op kwijt te kunnen. Hebben ze dat niet, dan moeten ze zich voorafgaand aan de productie verzekeren van voldoende mestafzetmoge- lijkheden elders. Die verzekering kunnen ze alleen krijgen door een mest- afzetovereenkomst vooraf te sluiten met een andere boer (een akkerbou- wer of een extensieve veehouder), een erkende mestverwerker, een erkende exporteur of een erkend tussenpersoon (intermediair). Ook is het mogelijk om als producent een erkenning te krijgen om de op het eigen bedrijf geproduceerde mest te be- of verwerken en vervolgens af te zet- ten. De door beide partijen ondertekende mestafzetovereenkomst wordt opgestuurd naar Bureau Heffingen. Het stelsel moet waarborgen dat op landelijk niveau niet meer mest wordt geproduceerd dan door producen- ten op het eigen bedrijf kan worden aangewend of bij derden kan worden afgezet.

Mestafzetprijs Prijs die producenten van mest moeten betalen om mest van het eigen bedrijf bij derden te kunnen afzetten.

Mest- en Ammoniakmodel Model van het LEI. MAM is een verzameling van modules waarmee pro- MAM) ductie, overschot, transport, export en verwerking van mest en mineralen

kunnen worden berekend.

Mestproductierechten Voor elk bedrijf dat mest produceert van aangewezen diersoorten, zijn bij Bureau Heffingen mestproductierechten geregistreerd (in kg fosfaat). De hoeveelheid mestproductierechten van een bedrijf is bepalend voor het maximaal aantal te houden dieren. Voor varkens en pluimvee zijn in respectievelijk 1998 en 2000 varkensrechten en pluimveerechten inge- voerd.

Meststoffenwet Wet van 27 november 1986 inzake het verhandelen van meststoffen en de afvoer van mestoverschotten.

Mestoverschot (zie Landelijk mestoverschot).

Mestverwerking Verwerking van dierlijke mest tot een dusdanige vorm dat deze niet meer als dierlijke mest in de Nederlandse landbouw als mest wordt gebruikt (bijvoorbeeld mestverbranding of verwerking tot mestkorrels). Milieu- en Natuurplanbureau Wettelijke vastgelegde taak van het RIVM, in het kader waarvan onder

andere de Milieubalans en de Nationale Milieuverkenning worden gemaakt. RIVM werkt in kader van Milieuplanbureau samen met een groot aantal andere onderzoeksinstituten.

MINAS Mineralenaangiftesysteem ingevoerd op 1 januari 1998. Inmiddels moe- ten alle landbouwbedrijven jaarlijks aangifte doen van de aanvoer en afvoer van mineralen. Indien het overschot (aanvoer minus afvoer) groter is dan de verliesnorm dient een heffing te worden betaald. Het MINAS is vastgelegd in de Meststoffenwet en lagere regelgeving.

B I J L A G E 1

MINAS-overschot Het verschil tussen de aanvoer van mineralen naar een bedrijf minus de afvoer van mineralen van een bedrijf.

Mineralenprojecten Projecten als ‘Koeien & Kansen’, ‘Telen met toekomst’, ‘De Marke’, ‘Biologische melkveehouderij’ etc.

MTR-waarde Maximaal Toelaatbaar Risico. Deze waarde geeft de waarde voor een stof aan bij welke concentratie er geen negatief effect te verwachten is. Het is een risiconiveau dat door de overheid als maximaal toelaatbaar wordt gezien.

Netto-bodembelasting Het overschot van de bodembalans waarbij alle aan- en afvoerposten in rekening worden gebracht, ook die welke thans niet of niet volledig in MINAS zitten (stikstofdepositie, stikstofbinding door vlinderbloemigen, fosfaat kunstmest, correctie voor de werkelijke gewasafvoer bij akker- en tuinbouwgewassen). Er wordt hierbij rekening gehouden met ammoniak- vervluchtiging. De netto-bodembelasting wijkt af van het MINAS-over- schot.

Nge Nederlandse grootte-eenheden. Dit zijn eenheden bss (bruto standaardsal- di = de in geldswaarde uitgedrukte totaalopbrengst minus bepaalde bijbe- horende specifieke kosten), die gecorrigeerd zijn voor de prijsontwikke- ling van het saldo in Nederland. Het wordt gebruikt voor statistieken, is een grondslag voor heffingen en regelgeving.

Nitraat Geoxideerde vorm van stikstof: NO3-. Komt in deze vorm veel voor in grondwater en oppervlaktewater en is veelal de dominante stikstofcompo- nent.

Nitraatrichtlijn Zie EU-Nitraatrichtlijn.

Nutriënten Voedingsstoffen.

P-AL/Pw Een maat voor het beschikbare hoeveelheid fosfor (de fosfaattoestand) voor respectievelijk grasland en bouwland.

RAP/NAP RijnActieProgramma en NoordzeeActieProgramma. Afspraken die in 1987 zijn gemaakt tussen respectievelijk Rijnoeverstaten en landen die grenzen aan de Noordzee om de belasting van toxische stoffen en nutriën- ten terug te dringen.

Stikstofcorrectie De N-correctie is een hoeveelheid N die bij de bepaling van het heffing- plichtige of belastbare N-overschot op het Minas-overschot in mindering mag worden gebracht. De correctie geldt voor gasvormige N-verliezen (NH3en andere componenten) bij intensieve bedrijven met weinig grond en is gebaseerd op forfaitaire hoeveelheden per dier (diergebonden verlie- zen). Op deze diergebonden verliezen moet nog de zogeheten gewasaf- trek worden toegepast (60 kg per hectare gras). Verondersteld is namelijk dat in de verliesnorm voor grasland reeds de gasvormige verliezen voor circa 2 grootvee-eenheden per hectare zijn opgenomen.

Stikstofoverschot Het verschil tussen de aanvoer en de afvoer van stikstof. Binnen MINAS gebeurt dit op de schaal van een bedrijf (zie ook MINAS) .

Stikstofverliesnorm Norm (in kg per hectare per jaar) voor het maximale stikstofoverschot dat vrij is van heffing. Bij een groter overschot moet heffing worden betaald. B I J L A G E 1

STONE-model Model dat de belasting van de bodem, het grondwater en het oppervlakte- water berekent, rekening houdend met bemesting, opname door gewas- sen, netto-mineralisatie en atmosferische stikstofdepositie.

Uitspoeling Het doorsijpelen van mineralen (stikstof en fosfaat) naar grondwater en/of oppervlaktewater.

Uitspoelingsgevoelige gronden Gronden die gevoelig zijn voor nitraatuitspoeling, waardoor een relatief groot deel van het stikstofoverschot in de vorm van nitraatstikstof in het grondwater aanwezig is.

Verliesnorm Norm (in kg per hectare per jaar) voor het maximale overschot van fos- faat en stikstof binnen MINAS, dat vrij is van heffing.

Vermesting Het proces van verrijking met voedingsstoffen, waardoor ecologische processen worden verstoord en gebruiksfuncties van water en bodem worden bedreigd.

In document Minas en Milieu. Balans en Verkenning (pagina 177-185)