• No results found

ADVIES van de Commissie van Deskundigen

In document Minas en Milieu. Balans en Verkenning (pagina 195-199)

B I J L A G E 4

Op basis van de rapportages van de projectgroepen en het overleg met de Directeur Milieuplanbureau en de Taakgroep op 15 februari 2002 en met de projectleider op 28 februari 2002 komt de Commissie van Deskundigen tot een aantal conclusies en een integraal advies.

I CONCLUSIES

A.

De evaluatie van de huidige regelgeving in de Mest-

stoffenwet.

1 De rapportage op basis van het LEI-Bedrijven-Informatienet (BIN) laat voor het N- overschot op gespecialiseerde melkveebedrijven vanaf 1986 een sterke daling zien; van ca 400 naar 250 kg N per ha. Geconcludeerd wordt dat, de invoering van MINAS per 1 januari 1998 een positief effect heeft gehad op het N-overschot in de melkveehouderij en de intensieve veehouderij en een neutraal effect in de akker- bouw. In de melkveehouderij zijn de effecten van MINAS echter verstrengeld met de effecten van de quotaregeling en de P-aanvoernormen voor mest. In de BIN-gege- vens komen de volumereducties als gevolg van de recente herstructurering van de intensieve veehouderij nog onvolledig tot uitdrukking.

De commissie stelt vast, dat het MINAS – systeem sinds kort in gebruik is. Er gaat een duidelijke stimulans uit naar de agrarische sector om het mineralenmanagement te verbeteren. Vanwege de korte periode en een aantal onvolmaaktheden in de syste- matiek en forfaitaire waarden, is een volledig oordeel over de effectiviteit van MINAS met de vigerende normen nog niet mogelijk.

2 Voor het bereiken van natuurdoelstellingen is de kwaliteit van het oppervlaktewater meer bepalend dan het grondwater. De gevolgen van de verrijking zijn onder meer een achteruitgang in biologische diversiteit, een ontregeling van ecologische kring- lopen, het optreden van algenbloei en het vertroebelen van oppervlaktewater. De daling van P-concentraties in het zoete oppervlaktewater is voornamelijk bereikt door de reductie van de P-belasting uit niet-landbouwbronnen. Voor de toekomst wordt reductie van de fosfaatbelasting uit de landbouw voor de kwaliteit van het zoete oppervlaktewater van meer belang.

In de evaluatie is er weinig aandacht voor de kwaliteit van het zoute water. Wel wordt er ingegaan op de doelstellingen voor de Noordzee, maar een beschouwing over de ecologische kwaliteit van kustwateren ontbreekt. Het Veerse Meer heeft een te hoge stikstofconcentratie en de Oosterschelde een (te) lage fosfaatconcentratie om de kwaliteit van het specifieke ecosysteem te behouden.

De commissie vindt, dat de monitoringgegevens voor de periode 1985-2001 een goed beeld geven van de trends in de kwaliteitsparameters voor grond- en opper- vlaktewater. De gegevens over het zoute water zijn onvolledig en zouden meer aan- dacht verdienen in de analyse.

3 Uit de monitoring van de N- en P- belasting van grond- en oppervlaktewater blijkt dat de emissies vanuit de landbouw anno 2000/2001 nog steeds te hoog zijn om de gewenste milieukwaliteit van bodem en water te bereiken. In de evaluatie krijgt de monitoring van nitraatconcentraties in het bovenste, het middeldiepe en het diepe grondwater relatief veel aandacht in vergelijking tot het oppervlaktewater. Bij de evaluatie van de kwaliteit van het bovenste grondwater wordt uitgegaan van de drinkwaternorm en ontbreekt er een kwantitatieve relatie met doelstellingen voor de ecologische kwaliteit van het diepe grondwater en het oppervlaktewater. Het uit- gangspunt, dat het bovenste grondwater onder alle landbouwgronden ongeacht de ecologische effecten moet voldoen aan de drinkwaternorm van 50 mg N per liter, is wetenschappelijk onvoldoende gelegitimeerd.

De commissie is van oordeel, dat de evaluatie van effecten van nitraatconcentraties in het bovenste grondwater meer gericht moet worden op de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Tevens dienen de onzekerheden in het lot van nitraat tij- dens de lange “reistijd” naar het diepe grondwater, als gevolg van biogeochemische en hydrologische processen, voor karakteristieke bodemprofielen kwantitatief weer- gegeven te worden.

4 De kwaliteitsdoelstellingen zijn slechts gedeeltelijk milieukundig gedefinieerd; zo is de doelstelling voor de kwaliteit van grondwater gebaseerd op drinkwaterbereiding zonder extra zuivering of gerelateerd aan achtergrondwaarden (vb.: fosfaat) en niet ontleend aan kritische eutrofiëringniveaus. Deze indirecte koppeling tussen streef- waardes en beoogde milieukwaliteit heeft betekenis voor de evaluatie van de resulta- ten.

De commissie is van mening, dat de relatie tussen nutriëntenbelasting en ecologi- sche kwaliteit verduidelijkt dient te worden; dit zou mede aanleiding kunnen zijn tot regionaal gedifferentieerde kwaliteitsdoelstellingen voor de bodem en voor grond- en oppervlaktewater in landbouw- en natuurgebieden.

5. Het systeem MINAS wordt gekenmerkt door een sterk brongerichte aanpak: de toe-

diening van meststoffen in de landbouwkundige praktijk wordt beperkt, om daarmee de concentraties in de bodem, grondwater en oppervlaktewater te verlagen, en om zodoende het risico van eutrofiëring in natuurlijke systemen te beperken. Het voor- deel, en doel, van brongerichte maatregelen is dat deze, zij het dan op termijn, een duurzaam effect hebben. Bij MINAS betekent dit dat er een evenwicht zal ontstaan tussen landbouwkundige overschotten en milieubelasting op een niveau dat eutrofië- ring van natuurlijke ecosystemen niet meer plaatsvindt. Een nadeel van een bronge- richte aanpak is dat evenwichten zich soms pas na lange tijd instellen en dat de uit- eindelijke effecten daarom ook pas op langere termijn kwantitatief kunnen worden beoordeeld. Een sterke vertraging is bij MINAS aan de orde bij de beoogde beper- king van de P-belasting. Het is bekend dat de bodem grote voorraden P tot aan verza- digingsniveaus kan vastleggen, terwijl de mate waarin P uit dergelijke bodems weg- lekt wordt bepaald door de actuele evenwichtsreacties en -niveaus in de bodem en maar ten dele en vertraagd reageert op de mate waarin P aan de bodem wordt toege- voegd.

B I J L A G E 4

De commissie is van mening, dat bij de aanscherping van de P-verliesnormen in MINAS de temporele en ruimtelijke variatie in de P – dynamiek meer aandacht dient te krijgen.

6. Op 1 januari 2002 is het systeem van mestafzetcontracten geïntroduceerd en zijn de verliesnormen voor stikstof en fosfaat verder verlaagd. Uit de analyses van de gevol- gen hiervan blijkt dat deze aanscherping vooral voor de intensieve veehouderij zeer hoge kosten met zich meebrengt. Door die extra kosten zullen de inkomens in dit deel van de veehouderij sterk dalen. Vergeleken met het gemiddelde gezinsinkomen uit het bedrijf in de afgelopen tien jaar, is er een afname met vele tientallen procen- ten.

Op grond van deze uitkomsten concludeert de commissie dat de recente aanscher- ping tot een (koude) sanering van een aanzienlijk deel van de intensieve veehouderij leidt. Omdat de intensieve veehouderij een cruciaal onderdeel is van een netwerk van toeleverende en verwerkende bedrijven, reiken de economische gevolgen hier- van verder dan de primaire sector. Bij een geschatte afname van een kwart van het aantal dieren in de intensieve veehouderij zal het BBP met ongeveer 800 miljoen Euro dalen. De werkgelegenheid in het agrocluster zal dan met ca. 18.000 arbeids- plaatsen verminderen. Naarmate de verliesnormen verder worden aangescherpt, nemen de inkomens- en werkgelegenheidseffecten voor het agrocluster toe. Dit is vooral het geval indien de aanscherping op korte termijn plaatsvindt.

B.

Integrale milieukundige en sociaal-economische ana-

lyse van scenario’s om de N- en P- belasting te ver-

In document Minas en Milieu. Balans en Verkenning (pagina 195-199)