• No results found

AMBON dan toch wellicht een nichtje in dien zelfden stam. Is dit het geval,

dan wordt hieitoe besloten. Het geheel is dus een affaire, die nu juist niet dienstbaar is om mede te werken, dat de huwelijks-verhoudingen ook maar eenigermate normaal zouden zijn. Een man van in de dertig ziet zich op deze manier soms een meisje als aanstaande vrouw toegewezen, dat nauwelijks loopen kan.

. . . . H o e lager een volk staat, de mannelijke kracht zich in ruwe overheersching kan bot vieren, des te minder wordt de vrouw geacht, wordt ze verdrukt en behandeld slechter dan een dier, dat geweld tegen geweld plaatst. Al staat nu de heidensche bevolking van Boeroe niet op den laagsten trap van beschaving, toch vertoont de man zich in het overheerschen van de vrouw in een zeer ongunstig daglicht.

Zoodra door de ouders van een meisje een deel van den bruid-schat is ontvangen, wordt het kind reeds beschouwd het eigendom der aanstaande schoonfamilie te zijn. Is zij eenmaal door het huwelijk naar lichaam en ziel het-eigendom van haar heer gemaal geworden, dan is zij in den waren zin des woords zijn slavin. In naam draagt de man zorg voor haar, maar het leeuwendeel van den arbeid in de tuinen, op het erf rond de woning en in huis, daarbij het fokken der jonge varkens, het rust alles op haar schouders.

Ziet ze daar uit haar tuin komen, zoo'a heidensche Boeroefamilie, of opklimmen langs de steile hellingen naar die vaak waterlooze eenzame plekken midden in het oerwoud, waar een tuin is aangelegd en een hut is gebouwd. Met moeite sleept zij zich voort, de vrouw.

Een zuigeling in een doek op haar heup. Een draagmand, zwaar van inhoud, hangt op haar rug. De draagband trekt door de zwaarte van de mand een diepe groeve in haar voorhoofd. Op het hoofd een bosch hout om straks het houtvuur in de hut te onderhouden.

Op haar schouder, waarover de doek gaat, waarin ze haar kind draagt, een paar bamboekokers met drinkwater. Alles te zamen een zware vracht. Ook al is ze in blijde verwachting, toch wordt ze belast. Achter haar stapt haar heer en meester. Een hakmes op zij, over zijn schouder een tasch, waarin het rook- en sirihgerei, een lans in zijn hand, een strootje in zijn mond.

Gaat het wat te langzaam, en helpen krachtwoorden niet voldoende, een aanmaning met de schacht van zijn lans zet de vrouw tot meer spoed aan.

Ongehoorzaamheid aan zijn bevel, zijn willekeur, wordt gestraft met slaag, en een schop haar te geven, hiervoor schaamt de Boeroemau zich niet.

Mocht hij zijn vrouw verdenken van in een te vertrouwelijke verhouding te staan tot een ander, dan laat hij het godsgericht beslissen. Hij giet haar gesmolten lood in de hand, dwingt haar een gloeiend ijzer vast te houden of haar hand in een pot met kokend water te steken, nadat die eerst met een doek omwikkeld is.

Brandt zij zich, wee haar ! waut het bewijs van haar schuld is ge-leverd !

AMBON 'i i

Zegt ge iets over zoo'n behandeling, dan klinkt het op veront-waardigden toon : //het is immers mijn geld ; ik heb het immers betaald//.

Eu voorzag hij nu maar naar behooren in alles, wat zijn vrouw behoeft. Maar dit mocht wel zoo zijn! Door ruilhandel met tabak, aarduoten sagoe, opbrengsten van gezamenlijken arbeid, wordt zoo nu en dan een kleedingstuk voor de VÏOUW aangeschaft, maar het liefst laat de man haar een eigen tuin aanleggen, van welks opbrengst zij dan zelf haar kleeding koopen moet.

Aangezien het fokken van jonge varkens ook een deel is van den arbeid, die op de schouders der vrouw rust, ontvangt ze bij den verkoop of ruil van zoo'n fokvarken een kleinigheid om haar hart los te maken van het dier, waaraan ze gehecht was, dat haar op al haar tochten, soms dagen ver van huis, volgde. Zij mag dit als loon voor al haar moeiten en zorgen beschouwen, maar inderdaad is het een douceurtje om te voorkomen, dat ze zou gaan kwijnen uit ver-langen naar haar varkentje!

//De brutalen hebben de halve wereld//, zeggen wij.. De menschen op Boeroe zouden kunnen zeggen : //de brutalen hebben de meeste vrouwen//.

Zooeven is u reeds gebleken, dat de huwelijkscandidaat niet alleen den bruidschat samenbrengt, maar dat dit geschiedt door zijn familie, d.w.z. door de familie van den kant van zijn vader. Voor den oudsten zoon in de familie wordt, dit spreekt van zelf, het eerst gezorgd en men tracht voor hem een //vrouw te koopen//, zooals het inder-daad ook genoemd wordt. Is de oudste nu van een vrouw voorzien, dan wordt er voor de opvolgende broers gezorgd. Zijn die ook voorzien en treft het ongeluk zoo, dat een van de broers komt te sterven, dan legt de oudste terstond beslag op de weduwe, wanneer zij kinderloos mocht achterblijven. Hij is nu twee vrouwen rijk.

Zoo doet hij ook, als een neef van vaders kant komt te overlijden en er in die familie geen man is om beslag op de weduwe te leggen.

Dit is hun recht. Maar heeft zoo'n weduwe wel kinderen, dan zou ze naar haar stam kunnen terugkeeren en een willekeurig persoon uit een anderen stam huwen. Dit echter voorkomen de brutalen 1) en leggen terstond op deze weduwe beslag. Op deze wijze hebben mannen twee, drie en meer vrouwen weten te bemachtigen en dit terwijl er toch zoo'n groot aantal ongehuwde jongere en oudere mannen in de verschillende stammen zijn.

Maar niet alleen op deze wijze weten de mannen zich meer vrouwen tot eigendom te maken. Zij doen dit ook door op meisjes uit andere stammen dan uit dien, waaruit moeder afkomstig is, door middel van koop beslag te leggen, terwijl zij dan door hun brutaal optreden in engeren eigen familiekring en eigen stam de stamgenooten weten te dwingen mede bij te dragen voor de totale som, die voor de

*) Of deze inzetting iets te maken heeft met persoonlijke brutaliteit, valt te betwijfelen. — Noot van de oommissie.

m

AMBON

nieuwe vrouw betaald moet worden. Zij zorgen daarbij vrouwen te krijgen, die nogal in leeftijd verschillen, zoodat als de eene versleten is, zij terstond een plaatsvervangster hebben. Zoo ziet men mannen van zestig, zeventig jaar, die er drie vrouwen op na houden.

Nog zie ik hem voor mij, dien ouden Emriino Nal' Besi uit het meergebied in het hartje van Boeroe. Een onoogelijk klein kereltje, met leepoogen en een uiterlijk, dat vaak meer had van een aap dan dat van een mensch. Hij zat vol schubben door zijn huidziekte en woonde in een hut van 2.5 bij 3 M. In deze hut was nog een gedeelte afgestut, dat hij vol trots //de keuken// noemde. Op één slaapbank huisde hij met zijn drie vrouwen. De oudste, ik schatte haar op een goede veertig. Totaal afgewerkt, afgebeuld was deze, een ruïne. De tweede was ongeveer twintig jaar; een flinke knappe jonge vrouw, en de derde . . . . het was een meisje van hoogstens negen jaar. Nu hadt gij dat onoogelijk gedrocht die vrouwen moeten hooren bevelen en uitschelden. Het was meer dan schandelijk ! Eu die arrae schepsels vlogen voor dat mensch als slavinnen voor een slavenhaler.

Nu veronderstelle men niet, dat de oudere vrouw zich onbehagelijk gevoelt, wanneer een jonger exemplaar in huis wordt gehaald. Zij, de eerste vrouw, heeft nu een hulpe tegenover, of beter, onder zich gekregen; daarbij in haar een lotgenoote. Veel van het zware werk kan zij nu aan de jongere bevelen te doen. En wat zij eerst alleen van haar heer en meester te verdragen had, wordt nu gedeeld. Ge-deelde smart is halve smart.

Bovendien zijn het de hoofden, die zich meer vrouwen aanschaffen.

Dit staat gekleed, behoort zoo bij hun waardigheid, evenals dit in de dagen van David en Salomo het geval was. Willen ze den een of ander van hun onderdanen op een bijzondere wijze aan zich -verbinden, dan danken ze een halfsleedsche vrouw of een die kinderloos

blijft, maar waarvoor de geheele bruidschat reeds betaald is, af en geven die ') aan den gelukkigen vrouwloozeu onderdaan. Deze moet nu op allerlei maniereu, door geschenken, arbeid in de tuinen, hulp bij het bouwen van een huis of op jacht, zijn erkentelijkheid be-toonen en zijn vrouw verdienen.

Moeten er voor den ruilhandel boschproducten naar de stapel-plaatsen gebracht worden, dan is hij een van de noodgedwongen dragers en zijn dierbare wederhelft krijgt nu een behoorlijk vrachtje weg te brengen, vaak een week loopens ver !

Zoo iets is natuurlijk den stam, waaruit die vrouw afkomstig was, niet zeer aangenaam. Maar aangezien de geheele bruidschat betaald was, kon men er weinig aan doen ; daarbij vreest men het hoofd, zijn grooten mond en velerlei booze en geheime praktijken, die hem ten dienste staan.

Van een huwelijksband, door liefde, door toegenegenheid of vriendschap gelegd, kan natuurlijk geen sprake zijn. Komt er nu

!) Verkoop? schenking? — Noot van de commissie.

3

AMBON 34

door ontmoeting met anderen inderdaad genegenheid voor zoo iemand wonen in liet hart der vrouw — het vrouwenhart van een Boeroesche is evengoed voor liefde vatbaar als dat van elke andere — dan eerst wordt haar leven een bestaan van dubbele kwelling. Ongeoor-loofde verhoudingen zijn daarvan het natuurlijk gevolg en de ellende stapelt zich meer en meer op. En om te voorkomen, dat de gevolgen van ongeoorloofde verhoudingen openbaar worden, gebruikt men middelen, die het gestel ondermijnen.

Dat in een land, waar de vrouw als een stuk koopwaar behandeld wordt en huwelijksverhoudingen bestaan als boven beschreven, het zedelijk bewustzijn op zeer laag peil staat, is niet dan natuurlijk . . . . Het geheele leven van den Boeroebewoner, zoowel van de Heidenen als de jonge Christenen, is uitkopende op dit eene punt: //het huwelijk//. De zeden en gewoonten, die hierop betrekking hebben, hiermede direct of indirect samenhangen, zijn als één groot spinne-web, dat de geheele Boeroebevolking, zoowel oorspronkelijke als de met haar verzwagerde, van alle kanten insluit. Dit net te verscheuren kan men in eigen kracht niet, en men tracht zooveel mogelijk al die huwelijksaangelegenheden voor den zendeling te verbergen, tracht hem in dit net als in een doolhof dood te laten loopen.

Negen jaren lang moest ik mij van allerlei middelen en wegen bedienen om in dat net een weg te zoeken. En of ik nu bekend ben met al die geheime gangen en wegen? Ik zal de eerste zijn om te bekennen, dat dit niet het geval is . . . .

Bij het bezoeken der scholen begint een nieuwe verhouding en blijkt het aan jongens en meisjes, dat ze gelijke rechten hebben, gelijke plichten ook. Bij het uitgaan eerst altijd een dringen, stompen en duwen der jongens om het eerst de school uit te komen, en dit alles volstrekt niet zachtzinnig. Basta ! dat ging zoo langer niet !

Dan bleek het meestal bij het onderwijs, dat de meisjes heel wat bevattelijker en ijveriger waren dan de j o n g e n s . . . .

Men begrijpt hoe zulk onderwijs in Christelijken geest gegeven en benut den opgroeienden meisjes doet gevoelen, dat ze inderdaad in veel gelijk met en meermalen boven jongens staan. Zij gaan gevoelen ook menschen te wezen en voor God en menschen gelijk-waardig te zijn.

Dat dit in het hart van de jongedochters* een gevoel van afkeer en afgrijzen kweeken moet tegen die vreeselijke toestanden, waarvan ik u straks slechts iets liet zien, het zal niemand verwonderen. En dat er, een geest van verzet geboren wordt tegen dien koop en verkoop van meisjes, het spreekt wel van zelf.

Een meisje uit het dorp Wà Kätin was voor haar geboorte reeds verkocht aan een onderhoofd van het dorp En'Biloro. Het onder-hoofd, een man van ver in de veertig, wilde haar als zij veertien jaar was tot zich nemen. Zij vluchtte naar den posthouder te Tifoe, tien uur ver, en van het huwelijk kwam gelukkig niets.

Een meisje van Lek' Soela was door haar broeders Verkocht^ aan een half-blinden, luien man van ruim dertig jaar, te'Mngës'Waën.

35 AMBON