• No results found

Afstemming tussen betrokken partijen

In document Effecten van dualisering in het HBO (pagina 96-98)

OPZET EN UITVOERING

5.3 Conceptueel kader

5.3.2 Afstemming tussen betrokken partijen

Voor het doen slagen van een duale opleiding zijn niet alleen de studenten zelf verantwoordelijk, maar ook de HBO-opleiding en de werkplek waar studenten hun praktijkperiode doorlopen. De student ontwikkelt zijn competenties namelijk zowel op school als op de werkplek. Uit de survey is gebleken dat zowel de vorm van de school- en de praktijkcomponent kunnen verschillen, evenals de tijdsduur die een student in beide leeromgevingen doorbrengt. De student kan bijvoorbeeld gedurende enkele maanden op school onderwijs volgen, gevolgd door een lange werkperiode in de praktijk. De schoolsituatie en werkplek kunnen elkaar ook wekelijks afwisselen. Vanwege deze interactie tussen school en werkplek is het van belang na te gaan op welke wijze de HBO- opleiding en de werkplek op elkaar zijn afgestemd op het moment dat een student de praktijkcomponent, als onderdeel van de opleiding, doorloopt. Het betreft hier de afstemming tussen het formele, meer schoolse leren en het leren in de praktijk, het gesitueerde leren (Gruber, Harteis & Rehrl, 2008). Specifiek gaat het hierbij om het onderscheid tussen het reproduceren van kennis, wat vaak binnen een schoolse omgeving plaatsvindt en het transfereren van kennis in de praktijk. De kenmerken van de werkplek beïnvloeden daarbij in zekere mate de toepasbaarheid van de op school geleerde kennis. Wanneer de werkplek aan studenten de mogelijkheid tot leren biedt nemen leerprocessen en daarmee de toepassing van kennis in de praktijk toe (Gruber et al., 2008). Het gaat immers om het kunnen transfereren van geleerde kennis in de praktijk. Billet et al. (2008) spreken in dit verband van ‘affordances’ en geven aan dat werkplekken onderling sterk verschillen in de mate waarin zij lerenden de mogelijkheid bieden te participeren in werkprocessen op de werkplek, in samenhang met ondersteuning en begeleiding.

Binnen een duale leeromgeving is het daarom van belang dat school en werkplek simultaan opereren om daarmee een optimale afstemming tussen beide leeromgevingen te creëren. Beide leeromgevingen dienen te interacteren, elkaar af te wisselen en aan te vullen willen de competenties en vaardigheden van lerenden zich in toenemende mate blijven ontwikkelen (Gruber et al., 2008). Alleen op deze manier leren studenten datgene wat noodzakelijk is voor het naar behoren kunnen afronden van een HBO-opleiding en

het kunnen opbouwen van een succesvolle carrière. Het onderscheid tussen theorie op school en praktijk in het bedrijf komt daarmee te vervallen. Om deze integratie optimaal vorm te kunnen geven is een grensoverschrijdende communicatie tussen school en werkplek van belang. Tevens moet de samenwerking intensief zijn en weten beide partijen op welke wijze zij dit moeten uitvoeren (Onstenk, 2009).

Omdat het leren op de werkplek niet automatisch soepel verloopt, vereist de integratie van het formele en gesitueerde leren binnen duale leeromgevingen onder meer een intensieve instruerende ondersteuning. Ook vergt het leren op de werkplek tijd en ruimte en helder geformuleerde regels. Op deze manier wordt de lerende in staat gesteld zich op leerinhoud te ontwikkelen in plaats van dat het leren gestuurd wordt door productie- activiteiten op de werkplek (Gruber et al., 2008). Met andere woorden, de werkplek moet een leeromgeving zijn waarbinnen lerenden zich, naast het formele leren op school, kunnen ontwikkelen in combinatie met de benodigde ondersteuning.

Deze ondersteuning van de lerende, bijvoorbeeld in de vorm van een inhoudelijk deskundige (een expert) welke kan reflecteren op zijn eigen levenservaringen en op basis daarvan het leerproces van de lerende kan ondersteunen, is van essentieel belang willen lerenden zich optimaal kunnen ontwikkelen. Er dient hiertoe aandacht besteed te worden aan de relatie met collega’s en begeleiders, aangezien leren een sociaal-communicatief proces is (Onderwijsraad, 2003). Ook Bergenhenegouwen, Mooijman & Tillema (1998) zijn van mening dat ondersteuning, ofwel begeleiding van de lerende, een belangrijke rol speelt bij het leren op de werkplek. Volgens de auteurs kan bij begeleiding gedacht worden aan instructie op de werkplek, handleidingen en richtlijnen voor het uitvoeren van taken, coaching, mentoring & zelfstudie en zelfstandig leren door de persoon zelf. Zij gaan hierbij uit van een medewerker die off-the-job een training doorlopen heeft en weer terugkeert. Ondersteuning op de werkplek is volgens de auteurs essentieel voor het behalen van opleidingseffecten. Men kan volgens hen niet verwachten dat de opleidings- periode op zich voldoende is om de geleerde competenties op een voldoende niveau van diepgang en routine te beheersen, “opleiding en begeleiding op de werkplek hangen ten nauwste met elkaar samen” (Bergenhenegouwen et al, 1998, p. 204). Ook Nijman (2004) wijst op het belang van ondersteuning vanuit de werkomgeving om competenties te kunnen leren en op de werkplek te kunnen toepassen. Blokhuis (2006) geeft als aanvulling op bovenstaande dat onder andere de communicatie tussen (praktijk)begeleider en student evenals de ondersteuning van de student van invloed zijn op het leerproces van de student en daarmee op de effectiviteit van het werkplekleren. Hij onderscheidt de volgende variabelen: uitleggen waarom en hoe activiteiten worden uitgevoerd, geven van feedback en uitwisselen van ervaringen. Bij het bieden van ondersteuning is het van belang dat er hulp geboden wordt op het moment dat de student aan het werk is. Dit kan zich uiten in het stellen van vragen, het bieden van informatie en het tonen van vertrouwen. De mate van ondersteuning van de student voor wat betreft frequentie en intensiteit, hangen af van de voortgang in het leerproces. Daarnaast moet de student op de werkplek fouten kunnen maken en in eigen tempo kunnen werken. Bij het ondersteunen van de lerende is het tevens van belang dat de ondersteuning, door bijvoorbeeld collega’s binnen de werkcontext, frequent en in de nabijheid plaatsvindt

Case study: opzet en uitvoering 87

opdat het leren en de cognitieve ontwikkeling door individuen positief beïnvloed wordt (Onstenk, 2009; gebaseerd op Engeström, Engeström en Karkkalinen, 1995). Wordt bovenstaande breder getrokken dan kan gesteld worden dat bij de ondersteuning van studenten binnen duale leeromgevingen het van belang is dat de student ondersteuning krijgt van een directe begeleider, dat zij in elkaars nabijheid interacteren en dat de begeleider voldoende expertise bezit (zowel inhoudelijk als analytisch) wil de student zich optimaal kunnen ontwikkelen.

Naast de samenwerking tussen school en werkplek en het ondersteunen van de lerenden onderscheidt Poortman (2007) ook het formuleren van opdrachten, de beoordeling van de lerende en het gebruik van werkboeken als middel om de afstemming tussen school en werkplek te optimaliseren. Zij komt tot de volgende afstemmingsmiddelen welke deel uitmaken van de (duale) leeromgeving: opdrachten, werkboeken, tussen- en eind- beoordelingen, voortgangsgesprekken tussen begeleider op de werkplek en student en begeleiding en feedback van docent en begeleider op de werkplek. Deze afstemmings- middelen worden in meer of mindere mate in het MBO gehanteerd, afhankelijk van de keuze van de opleiding en werkomgeving. De begeleiders op het werk dienen hierbij de student op de werkplek te begeleiden en van feedback te voorzien. De docent, als begeleider vanuit school, heeft de taak de student vanuit het perspectief van de school te begeleiden. Ook de frequentie waarin de begeleider met de student gesprekken voert en de manier waarop de student gecorrigeerd wordt maken onderdeel van de begeleiding uit. Naast de begeleiding van studenten hanteert het MBO tevens opdrachten, werkboeken en tussen- en eindbeoordelingen als afstemmingsmiddel. Onstenk (2009) geeft daarbij aan dat de geformuleerde opdrachten idealiter een karakteristieke werksituatie dienen te omvatten. In de praktijk echter worden door de opleiding vaak opdrachten geformuleerd welke deze aansluiting op bestaande werkpraktijken niet hebben. Op de werkplek moet dan worden gezocht naar situaties en mogelijkheden waarin dergelijke opdrachten uitgevoerd kunnen worden.

Op basis van het voorafgaande kan, als aanvulling op de kenmerken van de leeromgeving, de afstemming tussen school en werkplek als volgt worden beschreven:

- Begeleidende ondersteuning: voortgang en feedback. Hieronder valt ook hoe vaak een student zijn/haar begeleider gesproken heeft en wat de intensiteit daarvan is,

- Beoordeling/afsluiting: de wijze waarop de beoordeling van het leerwerktraject zowel door de school als de werkplek wordt uitgevoerd,

- Samenwerking tussen betrokkenen; waarbij de nadruk ligt op de mate van afstemming en verantwoordelijkheid voor het leerproces van betrokkenen,

- Werkboeken en opdrachten.

In document Effecten van dualisering in het HBO (pagina 96-98)