• No results found

4.2 ‘Forced into these cages we built for ourselves’: Afrikaners en geweld

5.2 Afrikanerdom: racism versus non-racialism

In de dominante denkbeelden over het land komt naar voren dat er in mijn onderzoeksgroep sprake is van een behoorlijke ‘vaderlandslievende’ houding tegenover Zuid-Afrika. In de ideeën over het Zuid-Afrikaanse land als aesthetic formation komt naar voren dat de ‘oude notie’ van

Afrikaner nationalism, waarbinnen de zoektocht naar een eigen Afrikaner natie een grote rol

speelt, in de huidige gevoelens van belonging geen rol meer speelt. Wat betreft het concept

autochtony lijkt de focus op de Afrikaner gemeenschap als nationale identiteit dus verschoven

naar de volledige Zuid-Afrikaanse gemeenschap. Binnen de groepen die deel uitmaken van Zuid-Afrika wordt door mijn respondenten geen onderscheid gemaakt in het kader van autochtoon en allogène. Dit komt ook naar voren in de groep die door mijn informanten wel wordt aangewezen als de groep die niet binnen de nationale aesthetic formation valt: de (illegale) immigranten uit andere Afrikaanse landen. In het kader van autochtony lijkt het erop dat mijn respondenten de grenzen van autochtoon versus allogène dus gelijk hebben gesteld aan de landsgrenzen van de huidige Zuid-Afrikaanse natie. Hier komt bij dat mijn informanten

aangegeven dat het gevoel van belonging ten opzichte van het gehele Zuid-Afrika sterker is dan dat dit gevoel is ten opzichte van hun Afrikaner achtergrond. Ook het feit dat er met betrekking tot de ideeën over het land wel sprake is van gedeelde aesthetics lijkt bij te dragen aan een

sterker gevoel onderdeel te zijn van de Zuid-Afrikaanse gemeenschap. Deze overtuiging komt terug in het feit dat hun gevoel van belonging het sterkst is in de constructions of belonging die plaatsvinden in verwijzing naar de gehele Zuid-Afrikaanse natie, zoals de

wereldkampioenschappen rugby, voetbal en cricket. Van de zwarte bevolking als allogène en ‘de Ander’ lijkt binnen mijn onderzoeksgroep, in het kader van hun gevoelens van belonging, dus geen sprake. De grenzen tussen de eigen gemeenschap en de andere Zuid-Afrikaanse

bevolkingsgroepen worden eerder gemarginaliseerd met oog op het ideaalbeeld van Zuid-Afrika als rainbow nation.

In de dominante visie op een toekomst die gebaseerd is op volledige gelijkheid tussen alle Zuid-Afrikaanse bevolkingsgroepen komt wederom het concept non-racialism naar voren. In plaats van een op ras gebaseerde, hiërarchische categorisering van de groepen die deel uitmaken van de Zuid-Afrikaanse samenleving moet deze gebaseerd zijn op wederzijdse acceptatie en een onvoorwaardelijke gelijkheid. Het Apartheidsidee van de scheiding van rassen wordt in de denkbeelden van mijn informanten dus een totale ‘ras-blindheid’ en volledige integratie van alle

80

bevolkingsgroepen tot één Zuid-Afrikaanse gemeenschap. Tegelijkertijd geven mijn

respondenten aan dat er nog een aantal maatschappelijke problemen in de weg staan van de realisatie van de rainbow nation, voornamelijk wat betreft de volledige, wederzijdse acceptatie van alle bevolkingsgroepen. Binnen de dominante denkbeelden ten opzichte van de zwarte bevolking is sprake van wantrouwen en een zeker gevoel van angst voor deze groep in de vorm van ‘de gewelddadige Ander’. Een oorzaak hiervan ligt in het discriminerende effect van het

affirmative action-beleid, maar voornamelijk het excessieve geweld in Zuid-Afrika heeft invloed

op het ontstaan van een zeker stigma in de ideeën over de zwarte bevolking.

Binnen de denkbeelden die ontstaan onder invloed van de enorme rol die geweld speelt in de Zuid-Afrikaanse samenleving, komt, in het hoofdstuk Violent Nation, voor het eerst een duidelijke vorm van racism naar voren. De gehele zwarte bevolking wordt op een dergelijke manier met het geweldsprobleem verbonden dat hier sprake is van stigmatisering op basis van raciaal onderscheid. Met oog op het extreme geweld in de Zuid-Afrikaanse samenleving wordt vaak naar de gehele zwarte bevolking gewezen als de dader binnen dit probleem. Dat er in de context van het Zuid-Afrikaanse geweldsprobleem duidelijk sprake is van racism in de

dominante visie van mijn informanten op de zwarte bevolking als ‘de gewelddadige Ander’ is dus niet te ontkennen. Ook het ontstaan van gated communities heeft te maken met de constructie van urban fear op basis van dit stigma. Tegelijkertijd wordt de daadwerkelijke oorzaak van geweld neergelegd bij de sociaaleconomische omstandigheden waarin een groot gedeelte van de zwarte bevolking verkeert. Samen met het feit dat deze bevolkingsgroep in de context van het geweldsprobleem van Zuid-Afrika dus de vermeende dader is, is hij binnen de dominante visie op dit probleem dus ook slachtoffer. Opvallend in deze opvatting van de slachtofferrol van de zwarte bevolking, is dat de eigen (historische) rol van de Afrikaner gemeenschap in de huidige slechte omstandigheden van de zwarte gemeenschap niet ongenoemd gelaten wordt. Wat dit betreft is dus, met een verschuiving van racism naar een op klas gefocuste vorm van social

stratification, sprake van enige nuancering binnen het racistische denkbeeld van de zwarte als

dader in het Zuid-Afrikaanse geweldsprobleem.

Op basis van de bevindingen die ik in deze thesis uiteen heb gezet kan ik concluderen dat de invloed van de Apartheidsideologie op de manier waarop mijn informanten vorm geven aan hun notie van Afrikaner identiteit opvallend klein is. Hoewel ik in mijn studie naar dit onderwerp enkele vormen van racism tegen ben gekomen, kan op basis hiervan niet gesproken worden van

81

de reproductie van de Apartheidsideologie. De segregationistische achtergrond van deze ideologie en de overtuiging dat er sprake is van een ‘natuurlijke’ Afrikaner superioriteit ten opzichte van de zwarte bevolking ben ik gedurende mijn veldwerk en in de analyse van mijn data met oog op de denkbeelden van mijn respondenten niet tegengekomen. In de manier waarop zij invulling geven aan Afrikaner identiteit in de huidige Zuid-Afrikaanse samenleving lijkt juist sprake van een volledige loskoppeling van deze ideologie en, tegelijkertijd, van de oude notie van Afrikaner identiteit. De mensen die deel uitmaken van dit onderzoek stellen zich op als de belichaming van een nieuwe vorm van Afrikanerdom, een vorm die in alles het

tegenovergestelde is van het Apartheidsdenken. Dit is de enige manier waarop de Apartheid nog enigszins aanwezig lijkt in de huidige Afrikaner denkbeelden: als de absent present. Apartheid als een herinnering aan alles waar de new Afrikaner zich zeer bewust van afkeert.

82

Literatuur

Barber, J.

1994 South Africa: The Search for Identity. International Affairs 70(1): 67-82. Bickford-Smith, V.

1995 South African Urban History, Racial Segregation and the Unique Case of Cape Town? Journal of Southern African Studies 21(1): 63-78.

Davies, R.

2007 Rebuilding the Future or Revisiting the Past? Post-Apartheid Afrikaner Politics. Review of African Political Economy 34(112): 353-370.

French, B.

2012 The Semiotics of Collective Memories. Annual Review of Anthropology 41: 337- 353.

Geschiere, P. & Jackson, S.

2006 Autochthony and the Crisis of Citizenship: Democratization, Decentralization, and the Politics of Belonging. African Studies Review 49(2): 1-7.

Giliomee, H.

2003 The Making of the Apartheid Plan, 1929-1948. Journal of Southern African

Studies 29(2): 373-392.

Griffiths, D. & Prozesky, M.

2010 The Politics of Dwelling: Being White / Being South African. Africa Today 56(4): 22-41.

Harrison, F.

1995 The Persistent Power of “Race” in the Cultural and Political Economy of Racism.

Annual Review of Anthropology 24: 47-74.

Houssay-Holzschuch, M. & Teppo, A.

2009 A Mall for All? Race and Public Space in Post-Apartheid Cape Town.

Cultural Geographies 16: 351-379.

Kemp, A.

1990 Victory or Violence: The Story of the AWB of South Africa. Burlington: Ostara Publications

83 Kriel, M.

2010 Culture and Power: The Rise of Afrikaner Nationalism Revisited. Nations

and Nationalism 16(3): 402-422.

Kriel, M. & Webb, V.

2000 Afrikaans and Afrikaner Nationalism. International Journal of the Sociology

of Language 144: 19-49.

Layne, V.

2008 The District Six Museum: An Ordinary People’s Place. The Public Historian 30(1): 53-62.

Lemanski, C.

2004 A New Apartheid? The Spatial Implications of Fear of Crime in Cape Town, South Africa. Environment and Urbanization 16(2): 101-112.

Lemanski, C.

2006¹ Residential Responses to Fear (of Crime Plus) in Two Cape Town Suburbs: Implications for the Post-Apartheid City.

Lemanski, C.

2006² Desegregation and Integration as Linked or Distinct? Evidence from a Previously ‘White’ Suburb in Post-Apartheid Cape Town. International Journal of

Urban and Regional Research 30(3): 564-586.

Low, S.

2001 The Edge and the Center: Gated Communities and the Discourse of Urban Fear.

American Anthropologist 103(1): 45-58.

Meyer, B.

2009 Aesthetic Formations. Palgrave Macmillan: New York. Norval, A.

1996 Deconstructing Apartheid Discourse. Verso: London & New York. Reisigl, M. & Wodak, R.

1999 Discourse and Racism: European Perspectives. Annual Review of Anthropology 28: 175-199.

Steyn, M.

2004 Rehabilitating a Whiteness Disgraced: Afrikaner White Talk in Post- Apartheid South Africa. Communication Quarterly 52(2): 143-169.

84 Turok, I.

2001 Persistent Polarization Post-Apartheid? Progress towards Urban Integration in Cape Town. Urban Studies 38(13): 2349-2377.

Velikonja, M.

2009 Lost in Transition: Nostalgia for Socialism in Post-Socialist Countries. East

European Politics and Societies 23(4): 535-551.

Vesselinov, E.

2008 Members Only: Gated Communities and Residential Segregation in the Metropolitan United States. Sociological Forum 23(3): 536-555.

Vestergaard, M.

2001 Who’s Got the Map? The Negotiation of Afrikaner Identities in Post- Apartheid South Africa. Daedalus 130(1): 19-44.

Williams, B.

1989 A Class Act: Anthropology and the Race to Nation Across Ethnic Terrain. Annual

Review of Anthropology 18: 401-444.

Yuval-Davis, N.

85

Plagiaatdisclaimer

Verklaring: Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen [http:// www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm]. Ik verklaar dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk of delen daaruit in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk.