• No results found

C. J Langenhoven, ‘Die Stem van Suid Afrika’, tweede vers, mei

2.2 Afrikanerdom: het land en ‘de Ander’

Hoe wordt Afrikaner identiteit vorm gegeven in de huidige Zuid-Afrikaanse samenleving? In het kader van de creatie van identiteit is het belangrijk om visies en denkbeelden ten aanzien van ‘het land’ en ‘de Ander’ te kunnen duiden. In de context van dit onderzoek is de dominante visie op de zwarte bevolking, onder andere met oog op de manier waarop het verleden van deze groep is verbonden met het Afrikaner verleden en mijn focus op de huidige invloed van de Apartheidsideologie, het meest interessant om te behandelen. Ook omdat de zwarte bevolking de grootste, meest aanwezige, meest besproken en (gedeeltelijk) enige ‘inheemse’

bevolkingsgroep van Zuid-Afrika is, is dit de groep die in mijn studie naar de vorming van Afrikaner identiteit met betrekking tot gevoelens van belonging de rol van ‘de Ander’ het best

34

lijkt te vertolken. In deze paragraaf zal ik daarom ingaan op de meest dominante ideeën over de zwarte bevolking en hoe deze zich verhoudt tot eventuele gevoelens van autochtony onder mijn respondenten.

Wat binnen dit thema dus ook aan de orde komt is de manier waarop de Afrikaner denkt over het land dat deze bevolkingsgroepen met elkaar verbindt: wat zijn de gevoelens van mijn informanten ten opzichte van het gedemocratiseerde post-Apartheid Zuid-Afrika? Voelen zij zich gesteund door de staat en hoe uit dit zich in de relatie met het land? Richt het veel besproken Afrikaner nationalism zich alleen op de Afrikaner bevolkingsgroep en de zoektocht naar een eigen stuk grond (zoals onder andere de extreemrechtse Afrikaner Weerstandsbeweging (AWB) voor ogen heeft (Kemp 1990:102)) of beweegt het zich ook over deze grenzen heen en omvat het op die manier een gevoel van belonging dat zich richt op het gehele Zuid-Afrika? Met andere woorden: is Zuid-Afrika na de afschaffing van de Apartheid voor de mensen die zich identificeren met Afrikaner identiteit nog wel ‘hun land’? Ook de dominante gevoelens van

belonging van mijn respondenten plaats ik in het kader van het concept aesthetic formation: op

welke manier dragen gedeelde aesthetics bij aan de vorming van het idee van een nationale gemeenschap? Zorgt een gedeeld idee over de ‘mooiheid’ of ‘goedheid’ van het land, meer dan de Afrikaner gemeenschap, voor een sterkere beleving van de nationale gemeenschap? De

verhouding tussen de bevolkingsgroep die ik onderzoek en het land waarbinnen ik naar deze gemeenschap kijk kan, zeker in het licht van de historische context waarin dit gebeurt, simpelweg niet onbelicht blijven.

Een opvallende gebeurtenis binnen de Afrikaner gemeenschap na de afschaffing van de Apartheid is een grote emigratiegolf naar Engelstalige Eerste Wereldlanden als Australië, Nieuw Zeeland, Engeland en Amerika. Naar deze emigranten werd binnen Zuid-Afrika in de eerste jaren na de Apartheid enigszins stigmatiserend verwezen als zogenaamde PFP’s, letterlijk: ‘Packing For Perth’. ‘This tag became synonymous for any white South African regarded as too cowardly or too racist to make the effort to live in the new South Africa’ (Griffiths & Prozesky 2010: 28). Naar gelang de emigratie aanhoudt verandert de houding tegenover het inmiddels reguliere fenomeen en wordt het, voornamelijk met oog op toenemend geweld en de slechte economische situatie, beschouwd als een ‘verstandige keuze’. De grote emigratiegolf van Afrikaners is met oog op de ideeën en denkbeelden van mijn informanten met betrekking tot het land Zuid-Afrika een interessant fenomeen om te behandelen in mijn

35

ever think of leaving South Africa permanently?” Opvallend is dat al mijn respondenten wel begrip tonen voor de emigranten en zelf belangrijke redenen kunnen bedenken om weg te gaan, maar toch in bijna alle gevallen aangeven Zuid-Afrika zelf nooit permanent te willen verlaten. In een interview met Jan (65), gepensioneerd en wonend vlak buiten Kaapstad, geeft hij het volgende antwoord op mijn vraag of hij er ooit over heeft nagedacht Zuid-Afrika te verlaten:

Oh no, no, no. I’ve been born under [the] African sun, I will die under [the] African sun. I won’t even go overseas for holidays. (…) I’m just a born South African.

Ook Gerhard geeft in het interview aan nooit permanent Zuid-Afrika te willen verlaten. Wanneer ik hem vraag waarom hij hier zo over denkt geeft hij het volgende antwoord:

I love my country. It’s a good country. (…) Don’t let anybody tell you otherwise. (…) I’ll be really sad if I have to emigrate. (…) I will always be South African. It doesn’t matter where you are you’re always gonna be South African. You’re always gonna long for your home country. I grew up here y’know? (…) That’s also something you can add to what an Afrikaner is: we got a strong sense of patriotism.

Dat veel Afrikaners Zuid-Afrika nooit permanent zouden verruilen voor een ander land uit ‘patriottistische overwegingen’, zoals hierboven geïllustreerd door Jan en Gerhard, is iets dat ik tijdens het doen van mijn veldwerk vaak ben tegengekomen. Opvallend is dat er wel veel begrip is voor de redenen dat andere Afrikaners voorgoed vertrekken uit Zuid-Afrika. Wat dit betreft wordt er dus absoluut niet ontkend dat er zeker beweeggrond is om als Afrikaner niet langer in Zuid-Afrika te willen wonen. Redenen die hiervoor worden gegeven zijn vooral de slechte financiële situatie en een hoge mate van geweld. Voor mijn respondenten zijn deze redenen echter niet genoeg om hun ‘thuisland’, het land waar ze geboren zijn en waar ze van houden, permanent te verlaten. Een dominant idee hierover dat tijdens de interviews vaak is geuit is dat ze simpelweg in Zuid-Afrika ‘thuishoren’. Ondanks de voordelen van een eventuele emigratie is het dit gevoel, de overtuiging dat Zuid-Afrika nu eenmaal ‘hun’ land is, dat zij aangeven als de reden dat zij nooit permanent zullen vertrekken. Dit gevoel, een diepe ‘verbondenheid’ met het land, komt in verschillende interviews naar voren als een echte ‘Afrikaner karaktertrek’.

36

Om deze gevoelens van mijn respondenten beter te kunnen duiden heb ik hen gevraagd om hun visie te geven op de negatieve lading die de term Afrikaner nationalism heeft, namelijk dat het vaak in verband wordt gebracht met een bepaald superioriteitsgevoel en de

separatistische ideologie om een staat te stichten uitsluitend voor Afrikaners. Over het algemeen werd er in de interviews nogal lacherig op deze vraag gereageerd. Wanneer het me wel lukte om het onderwerp serieus te behandelen was de algemene gedachte voornamelijk dat het stichten van een Afrikaner staat binnen Zuid-Afrika een gigantische stap achteruit zou zijn. Het idee wordt door mijn respondenten voornamelijk afgedaan als racistisch, achterhaald en ‘oude-generatie-denken’. Niet één van mijn respondenten gaf aan iets positiefs te zien in het idee om de Afrikaner gemeenschap te scheiden van de rest van de Zuid-Afrikaanse bevolking. Dat er echter wel sprake is van een bepaalde connotatie ten opzichte van nationalistische gevoelens onder Afrikaners kwam in verschillende interviews naar voren, waaronder in mijn gesprek met Anèl (26), verpleegster in het Groote Schuur Hospital in Kaapstad, wanneer ik haar vraag of ze zichzelf zou beschrijven als ‘vaderlandslievend’:

It depends. (…) I mean, do you mean as a South African or as [an] Afrikaner? I mean I think I’m a patriotic South African. I don’t think I’m like, jah, Afrikaners should be on top, bla bla bla. (…) Afrikaner patriots are more like your [onverstaanbaar] and racist towards other nationalities type of people, while [as a] South African [patriot] you’re proud of your country and all the people who live in it.

Deze visie van Anèl ten opzichte van haar gevoelens voor het vaderland en waar deze precies betrekking op hebben wordt door veel respondenten gedeeld. Wanneer mensen in de interviews aangeven patriottistisch te zijn, wat vaak het geval is, is dit altijd ten aanzien van het volledige Zuid-Afrikaanse land. Om terug te vallen op de benamingen die Anèl in de bovenstaande quote bezigt identificeren al mijn respondenten zich dus als South African patriots en niet als Afrikaner

patriots. Dat het gevoel van belonging waar in mijn onderzoeksgroep sprake van is zich

daadwerkelijk over de grenzen van de Afrikaner gemeenschap op de nationale gemeenschap richt komt terug in de manier waarop deze gevoelens geuit worden. De gebeurtenissen die door veel respondenten worden aangewezen als de momenten waarop hun gevoel van belonging het sterkst is zijn grote nationale evenementen als de wereldkampioenschappen rugby, voetbal en cricket. Dit zijn de momenten waarop alle Zuid-Afrikaanse bevolkingsgroepen echt samen lijken

37

te smelten tot één natie en mijn informanten het meest trots zijn op hun Zuid-Afrikaanse achtergrond. Op de vraag of mijn respondenten vergelijkbare evenementen aan konden wijzen die hun gevoel van belonging ten opzichte van de Afrikaner gemeenschap versterkten werd ontkennend gereageerd.

Bij de manier waarop mijn informanten hun vaderlandsliefde, of gevoel van belonging, beschrijven komt duidelijk naar voren dat hier sprake is van de creatie van een aesthetic formation met betrekking tot ideeën over het Zuid-Afrikaanse land. Zo wordt in veel interviews verwezen naar Zuid-Afrika als een ‘bijzonder mooi land’, een overtuiging die zich vooral lijkt te richten op landschappelijke schoonheid. De volgende quote is van Liandi wanneer ik haar vraag of

economie en veiligheid de enige redenen zijn voor emigratie:

I think so. What else? It’s so pretty here. And the weather is perfect, so why else would you move [lacht]?

Ook in andere interviews kwamen zeer vergelijkbare opvattingen met betrekking tot de

schoonheid van het land Zuid-Afrika naar voren. De twee voorbeelden hieronder zijn van Erwee (21), barman in Stellenbosch, en André:

[Erwee:] We have a beautiful country (…). Jah man I love it every day. Just, I mean, just like driving of the coast, it’s just, it makes my day awesome.

[André:] This is a beautiful country, hey. South Africa. It really is.

Dergelijke verwijzingen naar de schoonheid van Zuid-Afrika komen in bijna elk individueel interview wel een keer voorbij. De redenen die mijn informanten geven voor hun

vaderlandsliefde lijken erop te wijzen dat dit gevoel van belonging zich voornamelijk richt op het ‘mooie land’, oftewel de grond van Zuid-Afrika. In veel interviews werd naar voren gebracht dat deze gevoelens ten opzichte van de staat Zuid-Afrika geenszins hetzelfde zijn.

Een opvallend dominante overtuiging die vaak terugkeert in gesprekken met mijn respondenten over hoe zij zich tot het land verhouden is dat zij de Zuid-Afrikaanse overheid hier niet als een onderdeel van beschouwen. Zoals ik eerder al aangaf lijkt de vaderlandsliefde hand in hand te gaan met het hoge aantal maatschappelijke problemen binnen Zuid-Afrika die in

38

de interviews keer op keer uitgebreid voorbij komen. De overheid wordt in deze gesprekken bestempeld als een groot onderdeel van deze problemen, en in veel gevallen zelfs als de oorzaak. Wanneer ik mijn respondenten vraag hoe dit zich verhoudt tot hun vaderlandsliefde, geven ze vaak aan dat de overheid in hun ogen voor iets anders staat dan voor het land. In mijn interview met Gerhard:

I love the country. There are certain aspects that I don’t like. For instance: the kak [verdomde] corrupted government that we have right now. It’s corruption

everywhere. It’s not something I consider very good, very positive for us as a nation. (…) I don’t consider the government the country. What is a country? (…) It’s not the government, it’s not a piece of land, it’s the people. (…) It’s your kinsmen, your

brothers and sisters, like saying: ‘we’re South Africa’. That’s where my patriotism lies. Standing together and saying: ‘we’re South Africa’.

In de beschrijving van de gevoelens van verbondenheid met het vaderland wordt duidelijk afstand gedaan van de Zuid-Afrikaanse overheid, die wordt weggezet als een incapabel, corrupt orgaan dat de ‘goedheid’ van het land alleen maar in de weg staat. Maatschappelijke problemen als excessief geweld en een slechte arbeidsmarkt zijn de gevolgen van de destructieve manier waarop het land bestuurd wordt. Volgens mijn respondenten is ‘de Afrikaner’ hier het

slachtoffer van. Op mijn vraag of de overheid de Afrikaner gemeenschap op een bepaalde manier ondersteunt wordt maar in twee gevallen ‘gematigd positief’ gereageerd. Over het algemeen bestaat er onder mijn respondenten een hoop wrok over de ‘totale desinteresse’ van de overheid ten opzichte van het (blanke) Afrikaner deel van de bevolking. In een interview met André en zijn broer Corrie (24):

[André:] We [de Afrikaner gemeenschap] are standing fucking last. Completely last. Completely last. (…) [Corrie:] We’re last in line. (…) [André:] In everything.

[Corrie:] Well, in opportunities’ ways. Most opportunities go to the blacks.

De belichaming van het feit dat de overheid geen interesse toont in de toekomst van de

Afrikaner gemeenschap is volgens veel respondenten het controversiële affirmative action-beleid, ook wel bekent als Black Economic Empowerment (BEE). Het doel van dit beleid is de emancipatie

39

van de zwarte bevolking van Zuid-Afrika door middel van positieve discriminatie op de arbeidsmarkt. Een direct gevolg hiervan is dat het voor de blanke bevolking van Zuid-Afrika bijna onmogelijk is om een baan te krijgen wanneer er sprake is van concurrentie uit de zwarte bevolking. Deze ongelijkheid op overheidsniveau is wat veel van mijn informanten ontzettend tegen de borst stuit. In mijn interview met Gert-Dirk belicht hij het probleem vanuit

ervaringen uit zijn naaste omgeving:

A friend of mine who works for ESCOM, they literally told him to his face: we can’t promote you ‘cause your white. We’re not going to promote you. He got the highest marks in his class, three years running. Two black people, a coloured guy and an Indian guy now have the top positions. They weren’t even middle class students. That’s what pisses me off. That’s what gets to me.

De vraag die door veel respondenten gesteld wordt is waarom een absolute meerderheid als de zwarte bevolking binnen Zuid-Afrika de meeste hulp van de overheid behoeft. Het idee dat er sprake is van geïnstitutionaliseerde ongelijkheid tussen de kleine blanke gemeenschap en de grote zwarte bevolkingsgroep is onder de groep die ik gesproken heb een dominante en in de interviews vaak terugkerende overtuiging. Het feit dat deze ongelijke behandeling gebeurt op basis van ‘ras’ maakt het, met oog op de geschiedenis, een bijzonder gevoelig onderwerp. Uit de cijfers van de volkstelling uit 2011, die zich speciaal richtte op Kaapstad, lijkt het gevolg van het

affirmative action-beleid nog bijzonder klein. Het percentage werklozen onder de zwarte

bevolking is hier geschat op 34,54%, tegenover slechts 4,71% onder de blanke bevolking1.

Hoewel de statistieken dus iets heel anders laten zien, is het idee dat in de moderne Zuid- Afrikaanse maatschappij de ‘rollen zijn omgedraaid’ een belangrijke visie die door mijn informanten vaak naar voren wordt gebracht. Gerhard:

They’re making the exact same mistake we made. (…) Uplifting one certain culture, one certain race. It starts with, kind of, distinguishing this one, you know, “we gotta empower the blacks, ‘cause they were previously…” What about the Indians? What about the coloureds? They don’t even get anything. (…) There is this whole hierarchy.

40

Because they are the prominent race in South Africa, they are the top. That’s the way we started. That’s the way Apartheid started. They made it law.

In mijn interview met Corrie en André brengt de laatste een zeer vergelijkbaar sentiment onder woorden. André:

We [Afrikaners] have had the gravy train [het goede, rijke leven] now for about a hundred years. Not us, our fathers and stuff. So they [de zwarten] said, listen you fuck, you’ll take now the second grade and the third grade. So it’s our turn now to feel what they actually have felt, but just on a higher level. Not as bad as they did. I can promise you, go to a labour [exchange]. If you go inside there and there’s only about ten, fifteen Africans inside that boardroom, you can just turn around and go home. Don’t even waste your pen or your time or whatever, ‘cause you’re not gonna make it. That’s how it is. It’s your colour that’s different.

Ondanks dat de vergelijking tussen de huidige Zuid-Afrikaanse samenleving en een

‘omgekeerde Apartheid’ lang niet door iedereen wordt gemaakt, lijkt er wel sprake te zijn van een gedeelde overtuiging dat de zwarte bevolking enorm wordt bevooroordeeld ten opzichte van de Afrikaner gemeenschap op basis van wat er in het verleden is gebeurd. Dat dit gegeven leidt tot een hoop achterdocht onder de Afrikaners richting de zwarte bevolking komt in veel interviews op een bepaalde manier naar voren, bijvoorbeeld in de vorm van het idee dat de instelling van totale gelijkheid tussen alle Zuid-Afrikaanse bevolkingsgroepen wordt

belemmerd door vermeende onderhuidse wraakgevoelens binnen de zwarte gemeenschap. Het is voornamelijk in dit soort gesprekken dat het raciale verschil in de maatschappij naar voren wordt gehaald: blank tegenover zwart.

Een belangrijke nuance binnen dit gedachtegoed is dat er wel onderscheid gemaakt wordt tussen de zwarte bevolking en de overheid. Hoewel de overheid zelf voornamelijk zwart is en in de ogen van mijn respondenten in veel gevallen de zwarte gemeenschap representeert, raken de twee in de visies van mijn onderzoeksgroep nooit volledig met elkaar versmolten. Ondanks dat het overheidsbeleid wel lijkt te zorgen voor een zeker gevoel van achterdocht richting de zwarte gemeenschap, wordt deze laatste groep nooit volledig verantwoordelijk gehouden voor de huidige geïnstitutionaliseerde ongelijkheid binnen de Zuid-Afrikaanse

41

maatschappij. Het falen van de overheid gaat wat dit betreft veel verder dan het aanwijzen van de vermeende wraakgevoelens binnen de zwarte bevolkingsgroep. Met oog op de manier waarop Afrikaner identiteit wordt vormgegeven met betrekking tot ideeën over ‘de Ander’ is het belangrijk deze nuance beter te kunnen duiden. De problematische verhouding tussen de overheid en de zwarte bevolking binnen de dominante denkbeelden van mijn respondenten zal ik daarom uitgebreider behandelen in het hoofdstuk Violent Nation.

Meer dan de zwarte bevolking van Zuid-Afrika is er een andere groep aan te wijzen die, in de ogen van mijn informanten, op het vlak van het Zuid-Afrikaanse land als aesthetic formation duidelijker de rol van ‘de Ander’ lijkt te vertolken. Voornamelijk Nigerianen en Zimbabwanen die de Zuid-Afrikaanse grens (illegaal) oversteken op zoek naar een beter leven worden door mijn respondenten vaak aangewezen als de illegal alien, ‘onwelkome uitvreter’ en een groot maatschappelijk probleem. Vooral het vermeende (drugs gerelateerde) geweld dat deze groepen veroorzaken en het feit dat ze banen inpikken van de Zuid-Afrikaanse (zwarte) bevolking zijn volgens mijn respondenten problematische gevolgen van de illegale immigrantenstroom. Binnen de dominante opvattingen lijkt ook deze groep, naast de falende overheid en als gevolg hiervan, de ‘goedheid’ van Zuid-Afrika in de weg te staan.