• No results found

Actieplan socratisch gesprek

In document Vitaal werken in de zorg (pagina 39-42)

Datum: 9 december 2014, 10:45 – 12:45 uur

Deelnemers: Annet Tramper (divisiemanager), Luc Weemaes, Ina Hoornick, Irveline Stoltink, Karin Systermans (zonemanagers), Jeltina Stevels (arbocoördinator), Wim Slabbekoorn, Lineke Roest, Michella Barten, Petra Veenbergen, Daisy Stein (teamcoaches)

Er is getracht om een ideale situatie te creëren voor het socratisch gesprek, zodat alle deelnemers optimaal kunnen participeren. Een voorbeeld hiervan is het tijdstip van het gesprek. Aan de hand van de agenda’s van de deelnemers is gekozen voor een dinsdagmorgen. Het voordeel hiervan is dat men in het begin van de week en in de morgen alert is. Op vrijdag is de kans groter dat men verlangt naar het weekend en het gesprek het liefst zo snel mogelijk wil afronden. De bereidheid om het gesprek te voeren is een belangrijke succesfactor.

Deelnemers zijn uitgenodigd via de e-mail door de divisiesecretaresse. Tijdens een overleg blijkt dat het doel van het socratisch gesprek niet meteen voor alle genodigden duidelijk is. Eén van hen denkt dat het voornamelijk wordt georganiseerd in het belang van de stagiaire, maar de divisiemanager maakt meteen duidelijk dat dit niet het geval is en het juist goed voor de organisatie is. Vitaliteit is immers al een lopend proces, en het onderzoek geeft vorm aan de borging ervan.

Zelfstudie socratisch gesprek

Bronnen:Bolten Training, boek: Het socratisch gesprek – redactie: Jos Delnoij en Wieger van Dalen

In het gesprek gelden enkele regels:

 zeg wat je denkt

 wees concreet

 probeer de ander te begrijpen

Bovenstaande korte regels worden opgehangen aan de wand, zodat het tijdens de sessie zichtbaar is voor iedereen.

Andere aandachtspunten/regels:

“De rol van de facilitator is: de deelnemers bewegen tot een onderzoek van de uitgangsvraag en het voorbeeld. Het is daarbij absoluut noodzakelijk dat hij zijn eigen opvattingen voor zich houdt, dat wil zeggen dat hij ze niet verwoordt. Het doel is immers dat de deelnemers een gezamenlijk onderzoek doen, dat zij in een filosofische dialoog verwikkeld raken! Om deze rol goed te kunnen vervullen moet de facilitator in staat zijn om een filosofisch-onderzoekende, dat wil zeggen een vragende houding in te nemen. Deze ‘socratische’ houding is doorslaggevend voor het welslagen van een socratisch gesprek.

Luister naar elkaar. Om geen discussie te krijgen en het gesprek voor iedereen begrijpelijk te houden, is deze regel erg belangrijk. De begeleider kan deelnemers bijvoorbeeld vragen om te herhalen wat er is gezegd of om twee verschillende standpunten te vergelijken.

Streef naar consensus. De deelnemers hoeven het niet met elkaar eens te zijn. Als zij verschillende standpunten hebben, zoeken zij door naar de grondslagen van dat verschil. Het is niet het doel om de ander te overtuigen. Alle meningen zijn gelijkwaardig, ongeacht iemands functie. De mening van een teamcoach is dus niet minder van belang dan die van de divisiemanager.

Begin een vraag of opmerking niet met 'Ja, maar…'. Zulke formuleringen maken van een Socratisch gesprek al snel een discussie.

Houd geen monoloog. Het Socratisch gesprek moet een gesprek blijven. Al één van de deelnemers te vaak of te lang aan het woord is, kan de begeleider het gesprek vertragen door een ander te vragen om te herhalen wat er is gezegd.

Denk niet voor jezelf, maar voor de ander. De deelnemers moeten proberen mee te denken met degene die aan het woord is. Kunnen ze volgen wat hij zegt? Kunnen ze het herhalen? Begrijpen ze wat hij bedoelt?

Maak geen opmerkingen die niets met de vraag te maken hebben of die over een ander voorbeeld gaan dan het gekozen voorbeeld. Als de reflectiegroep werkt vanuit een casus (bijvoorbeeld een ervaring van een van de deelnemers), dan is dát voorbeeld het uitgangspunt. De deelnemers mogen geen andere voorbeelden aandragen” (Bolten Training, p. Socratisch gesprek).

Indeling gesprek

Nadat de facilitator zich heeft voorgesteld, vraagt of ze mag tutoyeren, iets over Socrates heeft verteld en heeft gevraagd of iemand al ervaring heeft met deze methode, geeft ze eerst een voorbeeld waarin een ethische kwestie speelt.

Socrates is de aartsvader van de westerse filosofie. Hij onderzocht allerlei fundamentele kwesties door middel van een gesprek. Door het uitwisselen en toetsen van meningen bracht hij zijn

gesprekspartners tot onderzoek van hun eigen praktijk, hun ervaringen en hun opvattingen over wat belangrijk is in het leven (Het socratisch gesprek, 2003).

Casus ‘trolley’: In een gebied loopt een spoorlijn, waarop een trein met hoge snelheid nadert. Op het spoor staan twee dove en blinde mensen. Dwars over de spoorlijn is een brug gebouwd, waar jij op staat. Naast je staat een hele dikke man, hij weegt wel 200 kilo. Je weet dat als je hem eraf duwt, de trein zal stoppen en de twee mensen het zullen overleven. Doe je niets, dan zal de trein de twee anderen overrijden. Wat doe je?

Stap 1 De deelnemers brengen ieder een fundamentele, liefst filosofische vraag in met betrekking tot het thema vitaliteit. Voorbeeldvragen zijn: Welke invloed mag een organisatie hebben op vitaliteit van medewerkers? De begeleider noteert de vragen op een flap-over.

 Wat is vitaliteit?

 Wat is een vitale medewerker?

Verdeel het socratisch gesprek in twee delen. Ga eerst in op de vraag ‘wat is vitaliteit?’ en vervolgens, als deze vraag beantwoord is, ga door op vitaliteit op de werkvloer.

Stap 2 De deelnemers brengen een voorbeeld in dat past bij de gekozen vraag. Dit kan geen hypothetisch voorbeeld zijn; de deelnemers moeten het zelf meegemaakt hebben. Er wordt

gezamenlijk een voorbeeld gekozen. De deelnemers proberen via verhelderingsvragen de situatie zo duidelijk mogelijk te schetsen. Denk aan ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe’-vragen.

Stap 3 De begeleider of de deelnemers kiezen een methode om de gekozen vraag uit te werken. • Kernbegrippen en kernbewering. Aan de hand van het voorbeeld worden kernbegrippen benoemd, en deze worden gecombineerd tot een gezamenlijke kernbewering over de vraag. De kernbewering wordt zo krachtig en helder mogelijk uitgewerkt.

• Definities. De belangrijkste concepten uit de vraag worden geëxpliciteerd. Deze methode kan met of zonder hulp van het voorbeeld gebruikt worden.

• Principes. De onderliggende principes die de vraag vooronderstelt, worden genoemd. Wat zijn de fundamentele principes waarop de vraag rust? Deze methode kan met of zonder hulp van het voorbeeld gebruikt worden.

• Voorbeelden vergelijken (in dit geval wordt er natuurlijk niet voor één voorbeeld gekozen). Men gaat op zoek naar wat de verschillende voorbeelden gemeen hebben en hoe ze de vraag

verhelderen. Ook de verschillen tussen de voorbeelden kunnen juist onderzocht worden.

AFRONDING

Stap 4 De afronding is afhankelijk van de gekozen methode. De begeleider of een van de deelnemers vat het hele denkproces samen. De consensus (het antwoord op de centrale vraag) zoals iedereen het daarmee eens is, wordt opgeschreven.

Tijdschema

De facilitator heeft als rol om de tijd te bewaken.

Introductie 5 minuten

Casus ‘trolley’ 10 minuten

Centrale vraag bepalen 5 minuten

Voorbeelden geven en één kiezen 10 minuten

Wat is vitaliteit? (o.i.d.) 30 minuten

Wat is vitaliteit op de werkvloer? (o.i.d.) 50 minuten

Consensus beschrijven/afronding 10 minuten

Gegevensverwerking

Het gesprek wordt gefilmd, na toestemming gevraagd te hebben aan de deelnemers. Er is een camera gereserveerd bij de audiovisuele dienst. Vervolgens wordt er een transcript uitgeschreven. Aan de hand hiervan wordt een analyse gemaakt, waarbij de indicatoren van de operationalisering worden gekoppeld aan de antwoorden. De consensus, die is bepaald met instemming van alle deelnemers, wordt omschreven als antwoord op de deelvraag. Dit komt te staan in het hoofdstuk ‘Resultaten’ van de scriptie. Op deze manier is het onderzoek reproduceerbaar en valide. Ook de belangrijkste zaken die opvielen tijdens het gesprek worden beschreven. De lijsten voor feedback worden opgemaakt en verstuurd via de mail naar alle deelnemers. Deze uitkomsten gelden als controle voor de gegevens en worden tevens gebruikt in de evaluatie voor in het portfolio. In het portfolio wordt het socratisch gesprek gebruikt voor competentie 7 (interpersoonlijk), en tevens als een van de SMART-doelen in het POP. Het transcript en de evaluatie gelden als bewijslast.

Bijlage 3 Transcript socratisch gesprek met foto flip-over

In document Vitaal werken in de zorg (pagina 39-42)