• No results found

Er zijn aanwijzingen dat onderzoek naar risicofactoren op de ontwikkeling van een melanoom in het algemeen leidt tot een vroege detectie van een melanoom

In document Richtlijn follow-up na kinderkanker (pagina 154-158)

Wetenschappelijk onderbouwing

Niveau 3 Er zijn aanwijzingen dat onderzoek naar risicofactoren op de ontwikkeling van een melanoom in het algemeen leidt tot een vroege detectie van een melanoom

Document Huid Pagina 155 van 267 Niveau 3

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat surveillance van mensen met een familiair verhoogd risico op een melanoom zinvol is. Er is echter nog geen invloed op het mortaliteitspercentage aangetoond (Bataille 1996).

Er zijn aanwijzingen dat een verhoogde oplettendheid op de aanwezigheid van een voor melanoom verdachte huidafwijking zinvol is bij mensen met een dusdanige combinatie van risicofactoren dat er een aanzienlijk verhoogd risico op melanomen is (Guérin 2003, Hefland 2001, Geller 2002).

Welke effectieve therapie is beschikbaar indien er afwijkingen worden gevonden, bij kinderen behandeld met kanker of bij andere patiëntengroepen?

Beschikbare therapieën voor melanomen betreffen chirurgie, chemotherapie en radiotherapie. Voor basaalcelcarcinoom zijn chirurgie, radiotherapie, chemotherapie en cryotherapie mogelijke

behandelopties. Overigens kan er voorlichting gegeven worden. Screening lijkt minder zinvol dan voorlichting. De prognose van een basaalcelcarcinoom is over het algemeen goed en leidt zeer zelden tot de dood (Stulberg 2004, CBO-VIKC, melanoom van de huid 2005). Betreffende naevi zijn er geen gerandomiseerde studies die aantonen dat vroegtijdige opsporing van premaligne aandoeningen de uiteindelijke prognose doet verbeteren (Helfand 2001). Littekens kunnen behandeld worden met plastische chirurgie, siliconepleisters en psychosociale ondersteuning ter voorkoming van pijn, jeuk en psychosociale klachten.

Overige overwegingen van de werkgroep bij het formuleren

van de aanbevelingen

Aanbevelingen zullen zich richten op vroegtijdige signalering van melanomen, en niet op

basaalcelcarcinomen, ondanks de hoge incidentie van deze tumoren na kinderkanker. Deze keuze is gemaakt omdat een basaalcelcarcinoom ook zonder vroegtijdige signalering een uitermate goede prognose heeft.

In de normale situatie worden mensen met veel naevi en atypische naevi niet gescreend. Bij problemen met moedervlekken of verdachte plekken komen mensen bij de dermatoloog. Informatie over en alertheid op veranderingen zijn dan de interventie van de dermatoloog. Daarnaast kunnen littekens ontstaan na operaties of verwondingen. Deze leveren soms pijn, jeuk en psychosociale klachten; screening hiervoor is niet noodzakelijk, maar alertheid op dergelijke klachten is aan te raden. In Nederland is er een Richtlijn melanoom van de huid gepubliceerd. De richtlijn is een samenwerking tussen de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC) en het Kwaliteitsinstituut voor de

gezondheidszorg CBO. Hierin is onder andere een onderdeel screening van melanomen opgenomen. Er wordt daarbij geadviseerd om alleen bij mensen met een verhoogd of sterk verhoogd risico

informatie (mondeling en schriftelijk) te verstrekken over melanomen en de preventie daarvan. Alleen kinderen (>12 jaar) en volwassenen met een sterk verhoogd risico zullen gestructureerd worden gevolgd bij de dermatoloog.

Document Huid Pagina 156 van 267 Andreani V, Richard MA, Blaise D, et al. Naevi in allergenic bone marrow transplantation recipients:

the effect of graft-versus-host disease on naevi. Br J Derma 2002;147:433-441.

Baird EA, McHenry PM, MacKie RM. Effect of maintenance chemotherapy in childhood on numbers of melanocytic naevi. BMJ 1992;305:799-801.

Bataille V, Newton Bishop JA, Sasieni P, et al. Risk of cutaneous melanoma in relation to the numbers, types and sites of naevi: a case-control study. Br J Cancer 1996;73:1605-1611. Bataille V. Genetic epidemiology of melanoma. Eur J Cancer 2003;39:1341-1347.

Fauerbach JA, Heinberg LJ, Lawrence JW, et al. Coping with body image changes following a disfiguring burn injury. Health psychology 2002;21(2):115-121.

Green A, Smith P, McWhirter W, et al. Melanocytic naevi and melanoma in survivors of childhood cancer. Br J Cancer 1993;67:1053-1057.

Guérin S, Dupuy A, Anderson H, et al. Radiation dose as a risk factor for malignant melanoma following childhood cancer. Eur J Cancer 2003;39:2379-2386.

Harrison SL, Buettner PG, MacLennan R, et al. How good are parents at assessing melanocytic nevi on their children? A study comparing parental counts, dermatologist counts and counts obtained from photographs. Am J Epidemiol 2002;155(12):1128-1136.

Helfand M, Mahon SM, Eden KB, et al. Screening for skin cancer. Am J Prev Med 2001;20:47-58. Hughes BR, Cunliffe WJ, Bailey CC. Excess benign melanocytic naevi after chemotherapy for

malignancy in childhood. BMJ 1989;229:88-91.

Lang EM, Eiberg CA, Brandis M, et al. Biobrane in the treatment of burn and scald injuries in children. Ann Plas Surg 2005;55(5):485-489.

Levi F, Moeckli R, Randimbison L, et al. Skin cancer in survivors of childhood and adolescent cancer. Eur J Cancer 2006;42(5):656-659.

Marín-Gutzke M, Sánchez-Olaso A, Brerenguer B, et al. Basal cell carcinoma after radiation therapy, case report and review. Ann Plast Surg 2004;53:593-595.

Naldi L, Adamoli L, Fraschini D, et al. Number and distribution of melanocytic nevi in individuals with a history of childhood leukemia. Cancer 1996;77:1402-1408.

Perkins JL, Liu Y, Mitby PA ,et al. Nonmelanoma skin cancer in survivors of childhood and adolescent cancer : a report from the Childhood Cancer Survivor Study. J Clin Oncol 2005;23(16):3733-3741. Richtlijn Melanoom van de huid. ISBN 90-8523-061-6. Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC)

en Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO. 2005. Uitgeverij Van Zuiden Communications B.V. Alphen aan den Rijn.

Stulberg DL, Crandell B, Fawcett RS. Diagnosis and treatment of basal cell and squamous cell carcinomas. Am Fam Physician 2004;70:1481-1488.

Traboulsi EI, Zimmerman LE, Manz HJ. Cuteaneous malignant melanoma in survivors of heritable retinoblastoma. Arch Ophthalmol 1988;106:1059-1061.

Wit PEJ de, Vaan GAM de, Boo TM de, et al. Prevalence of naevocytic naevi after chemotherapy for childhood cancer. Med Ped Oncol 1990;18:336-338.

Wittenberg GP, Fabian BG, Bogomilsky JL ,et al. Prospective, single-blind, randomised, controlled study to assess the efficacy of the 585-nm flashlamp-pumped pulsedlaser and silicon gel sheeting in hypertrophic scar treatment. Archives of dermatology 1999;135:1049-1055.

Methoden

Zoekstrategie

Voor de beantwoording van de vraagstellingen is in februari 2006 gezocht naar relevante informatie en artikelen over melanomen, naevi of andere huidtumoren. In de PubMed database is gezocht naar gerandomiseerde studies, naar gecontroleerde studies, cohortstudies en systematische reviews over huidkanker en late huideffecten na kinderkanker. Naast Pubmed is de search voortgezet door gebruik te maken van boeken over late effecten van kinderkanker en nationale en internationale richtlijnen met

Document Huid Pagina 157 van 267 betrekking tot screening van de gezonde populatie en van de populatie van overlevenden van

kinderkanker in het bijzonder.

Datum van samenvatting van literatuur: oktober 2006 Werkgroepleden

Huid

Drs. K. Braam (voorzitter) Dr. L. Kremer,

Dr. M. Wintzen Dr. C. van den Bos

Dr. A. Schouten-van Meeteren Dr. E. van Dulmen-den Broeder

Redactie: dr. L. Kremer, drs. R. Mulder, dr. A. Postma Aanbevelingen

Bijlagen Tweede tumoren Pagina 158 van 267

Hoofdstuk 6. Bijlagen bij documenten werkgroep 1.

In document Richtlijn follow-up na kinderkanker (pagina 154-158)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN