• No results found

Bijlage 1 Inventarisatie praktijkpopulatie met astma of COPD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage 1 Inventarisatie praktijkpopulatie met astma of COPD"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 1 Inventarisatie praktijkpopulatie met astma of COPD

Om een goede werkplanning te maken moet u vaststellen hoeveel patiënten met astma en/of COPD er in de praktijk zijn. Deze bijlage beschrijft hoe u die inventarisatie kunt maken.

Selecteren

Er zijn meerdere methoden om de patiënten met astma of COPD te selecteren. Welke methode geschikt is, hangt af van hoe u uw EMD gebruikt.

Als u de meeste spreekuurcontacten volgens de ICPC codeert, dan is een selectie op ICPC-code een geschikte en snelle methode. Anders kunt u waarschijnlijk beter op medicatie (ATC-code) zoeken.

Nadeel daarvan is dat het veel langere lijsten met patiënten oplevert. Die lijsten moet u vervolgens handmatig (laten) nalopen en de patiënten zo nodig voorzien van de juiste ICPC-code. Als u gewend bent voor longaandoeningen de ruiter LO te gebruiken, is dit mogelijk een geschikte ingang. Ga steeds kritisch na of een bepaalde selectiemethode haalbaar is in uw praktijk.

Het combineren van zoekmethodes is meestal aan te bevelen of zelfs noodzakelijk.

We onderscheiden de volgende methoden:

1. Via ICPC-codering in het journaal of in de problemenlijst

De volgende coderingen komen in aanmerking: R95 (COPD), R96 (astma) en eventueel R91 (chronische bronchitis; veel COPD-patiënten werden in het verleden gelabeld met de diagnose chronische bronchitis).

Deze methode is het nauwkeurigst, maar uiteraard alleen bruikbaar als er consequent ICPC- coderingen worden aangemaakt.

NB. Sommige huisartsenpraktijken maken naast ICPC-codes gebruik van een voorlopige diagnose of werkdiagnose. Deze worden gebruikt bij een vermoeden op een (luchtweg)aandoening en het is de bedoeling deze definitief te bevestigen of verwerpen na verdere onderzoeken. Het kan echter voorkomen dat deze voorlopige/werkdiagnose in het HIS blijft bestaan en er nog geen definitieve diagnose is gegeven. Als deze werkdiagnoses ook ICPC-gecodeerd zijn, kunnen ze op dezelfde manier geselecteerd worden. Vaak worden dan de ICPC-codes R02 of R05 gebruikt. Ook wordt de diagnose bronchiale hyperreactiviteit regelmatig gebruikt bij klachten van overgevoelige luchtwegen na een luchtweginfectie. Dit zijn doorgaans tijdelijke klachten en deze moeten gecodeerd worden met een symptoomdiagnose. De diagnose R96 is voorbehouden aan de groep patiënten bij wie astma

daadwerkelijk is aangetoond. Na de selectie moet u dus handmatig de werkdiagnoses onderscheiden van de andere R02 of R05, R96.01 codes. De meeste patiënten zult u kunnen wijzigen in een van de volgende ICPC-codes op basis van de gepresenteerde klachten:

• R02 kortademigheid/benauwdheid;

• R03 piepende ademhaling;

© Nederlands Huisartsen Genootschap - 2015 – versie 1.0 pagina 1 van 3

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen gebruik binnen de zorginstelling (bv. praktijk, huisartsenpost, zorggroep). Buiten deze toepassing geldt onverminderd het copyright van het NHG. Het NHG aanvaardt geen

aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.

(2)

• R05 hoesten;

• R74 acute infectie bovenste luchtwegen;

• R75 acute/chronische sinusitis;

• R78 acute bronchitis;

• R81 longontsteking.

2. Medicatie

Selecteer op bèta-mimetica (R03AC), inhalatiecorticosteroïden (R03BA), parasympaticolytica (R03BB) theofyllinederivaten (R03DA), montelukast (R03DC) en op combinatiepreparaten (R03AK). U kunt ook selecteren op astma/COPD-medicatie in het algemeen (R03). U kunt deze selectie zelf uitvoeren met uw HIS of als dienst vragen van de apotheek of apotheken die veel van uw recepten verwerken.

Met deze methode selecteert u patiënten bij wie de diagnose chronisch obstructief longlijden of astma is bevestigd of wordt vermoed, maar u differentieert hier niet tussen. Verder kunnen patiënten die lang geen medicijnen hebben gebruikt buiten deze selectie vallen.

3. Meetwaarden

Als u de meetwaardemodule van uw HIS gebruikt, kunt u alle patiënten selecteren bij wie een piekstroom of een FEV1 is geregistreerd.

Hierbij kunt u patiënten missen bij wie de spirometrie niet in eigen beheer werd uitgevoerd en van wie u de uitkomsten niet als meetwaarde heeft vastgelegd. En anderzijds krijgt u patiënten in de selectie bij wie een spirometrie is uitgevoerd, maar bij wie de diagnose astma/COPD níet is gesteld.

4. Ruiter LO

NB: De ruiters verdwijnen geleidelijk uit de HIS’en. ICPC-codes nemen een deel van hun functie over.

Een nadeel is dat de ruiter LO niet differentieert tussen astma en COPD, en ook voor andere longaandoeningen wordt gebruikt. U zult de selectie dus handmatig moeten verfijnen.

5. Contacten, herhaalreceptuur of geheugen

U noteert:

 Alle patiënten die u consulteren en van wie u weet dat zij astma of COPD hebben.

 Alle patiënten die herhaalreceptuur aanvragen voor astma of COPD.

 Alle patiënten van wie u uit uw hoofd weet dat ze deze aandoening hebben.

In principe heeft de eerste methode de voorkeur, alle andere methodes zijn bewerkelijker, trager en onbetrouwbaarder. Mocht het overgrote deel van de patiënten goed geregistreerd zijn met ICPC- codes, maar een deel van de praktijk niet (bijvoorbeeld patiënten die al heel lang in de praktijk zitten

© Nederlands Huisartsen Genootschap - 2015 – versie 1.0 pagina 2 van 3

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen gebruik binnen de zorginstelling (bv. praktijk, huisartsenpost, zorggroep). Buiten deze toepassing geldt onverminderd het copyright van het NHG. Het NHG aanvaardt geen

aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.

(3)

en niet meer voor hun klachten op het spreekuur komen), dan kunt u ook voor een getrapte methode kiezen. In eerste instantie selecteert u alle goed gecodeerde patiënten via de eerste methode. Daarna maakt u dan een selectie volgens een van de vier andere methodes, waarbij de patiënten met een code R95, of R96 geëxcludeerd worden. Handmatig loopt u vervolgens deze tweede lijst door en voegt bij alle patiënten de ICPC-code R95 of R96 toe, die zij eigenlijk horen te hebben. Als laatste kunt u dan nogmaals de selectie volgens de eerste methode herhalen en dan heeft u een volledig

overzicht. Als u eenmaal één keer de volledige praktijk op deze manier geanalyseerd heeft, kunt u daarna volstaan met een selectie op ICPC-code.

Het is wel van belang dat de huisarts de lijsten met geselecteerde patiënten regelmatig op juistheid controleert. Met andere woorden: staan de betreffende patiënten nog terecht op de lijst? U kunt dit als een selectieronde op patiëntenniveau beschouwen.

Binnen de totale selectie van patiënten met astma en COPD zal een gedeelte de longarts als hoofdbehandelaar hebben. Het is belangrijk goed te registreren wie de hoofdbehandelaar is en binnen de totale groep patiënten een aparte selectie te definiëren met de huisarts als

hoofdbehandelaar.

Elk HIS heeft een andere manier om te selecteren. We verwijzen u daarvoor naar de handleiding van uw HIS.

Resultaat

Zo komt u tot drie lijsten:

1. Met zekerheid astma;

2. Met zekerheid COPD;

3. Astma, COPD of onduidelijke diagnose.

Deze inventarisatie helpt u om de werkplanning te maken, en heeft het verfijnen van de registratie als neveneffect. Daarvoor kunt u, voor zover dat nog niet gedaan is, de astma- en de COPD-groep (lijst 1 en 2) de juiste ICPC-codering geven in het EMD (R95 = COPD en R96 = astma). Bij groep 3 is verdere verfijning van de selectie en zo mogelijk diagnostiek gewenst. Op basis van spirometrie met

reversibiliteitmeting tijdens de vervolgconsulten deelt u de patiënt definitief in groep 1 of 2 in.

© Nederlands Huisartsen Genootschap - 2015 – versie 1.0 pagina 3 van 3

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen gebruik binnen de zorginstelling (bv. praktijk, huisartsenpost, zorggroep). Buiten deze toepassing geldt onverminderd het copyright van het NHG. Het NHG aanvaardt geen

aansprakelijkheid voor eventuele onjuistheden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen

Dit document is ter beschikking gesteld via de website van het Nederlands Huisartsen Genootschap of via de NHG-digitale leer- en werkomgeving en mag worden aangepast voor eigen