• No results found

Verbinding zorg, sport en bewegen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verbinding zorg, sport en bewegen"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verbinding zorg, sport en bewegen

Perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen

M S c s c r i p t i e

A.M.E. Florisson

(2)
(3)

i

Informatiepagina

Titel: Verbinding zorg, sport en bewegen: Perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen.

Naam: Annemiek Florisson Student nummer: 920220242110

Opleiding: MSc Health and Society Vak code: HSO-80333 (MSc scriptie) Datum: 15 januari 2016

Begeleiders: Dr. Ir. M.A.E. Wagemakers en MSc K.E.F. Leenaars Examinator: Prof. Dr. M. Koelen

(4)

ii

Voorwoord

Verrassend, dat is hoe ik in één woord het schrijven van mijn MSc scriptie heb ervaren. Om eerlijk te zijn zag ik na een tegenvallende BSc scriptie als een berg op tegen het schrijven van nog een scriptie, en dit keer zelfs over een periode van een half jaar. Mijn motivatie werd ook niet echt gestimuleerd door de horror scriptieverhalen die ik regelmatig aanhoorde van mijn mede WUR studenten. Eeuwige uitloop door een chronisch gebrek aan motivatie, onbereikbare begeleiders of moeilijkheden in de dataverzameling leken eerder regel dan uitzondering. Ik had dus al voorzien dat ik vanaf augustus een eenzaam, sneu bestaan zou leiden in de troosteloze bieb van de Leeuwenborch. Dus toen de kalender eenmaal maandag 3 augustus aangaf stond ik niet echt te juichen. Met in mijn achterhoofd dat elk uur dat ik aan mijn scriptie bestede ook een stap dichter bij de eindstreep was, ben ik vanaf dag één toch wel flink aan het werk gegaan. Om eerlijk te zijn, de eerste maand was ook redelijk troosteloos. Het was niet echt fijn om uren in de bieb te spenderen terwijl als ik het uit het raam keek mijn vrienden zag feesten tijdens de AID. Maar verassend, na een maand druk bezig te zijn geweest met mijn onderzoeksvoorstel was mijn zwaarmoedigheid verdwenen. De horrorverhalen sloegen verassend genoeg niet op mij, helemaal niet zelfs. De afgelopen maanden zijn, hoe cliché, voorbij gevlogen en dat allemaal door een aantal hele fijne mensen om mij heen.

Ten eerste wil ik Karlijn Leenaars bedanken, PhD student van het promotieonderzoek “Verbinden Zorg en Sport” waar deze scriptie deel van uit maakt. Bedankt voor het feit dat je echt 24/7 bereidt was om mij van feedback te voorzien en vragen te beantwoorden. Naast het feit dat je mij veel kennis en wijsheid hebt bijgebracht hebt, vind ik jou ook een super fijn persoon om mee samen te werken.

Bedankt!

Daarnaast wil ik ook mijn begeleider Annemarie Wagemakers bedanken voor haar tijd om mijn scriptie van feedback te voorzien. Door uw deskundige feedback heb ik veel geleerd over het schrijven van academische teksten in het Nederlands.

Ook wil ik Eline, Mirte, Bonnie, Suzanna en Justine bedanken voor hun gezelligheid in thesis “hok”

3063. Jullie hebben er zeker ook aan bijgedragen dat ik het schrijven van mijn thesis zo verassend leuk heb ervaren. Bedankt voor alle kletspraatjes, overpeinzingen en niet te vergeten, de liters thee.

Ten slotte wil ik, mijn vriend Rob Maas bedanken voor zijn liefde maar bovenal zijn Word-skills. Zonder jou had ik allang mijn laptop uit het raam gegooid! Bedankt!

(5)

iii

Samenvatting Introductie

De zorg- en sportsector hebben een belangrijke taak in het bevorderen van gezondheid bijvoorbeeld door beweging te stimuleren onder volwassenen met een beweegachterstand. Een duurzame samenwerking tussen de zorg- en sportsector kan de sectoren zorg en sport met elkaar verbinden, zodat een goede doorstroom vanuit de zorg naar het sport- en beweegaanbod mogelijk wordt. Maar, een verbinding tussen zorg en sport komt vaak moeilijk tot stand. De buurtsportcoach is in 2012 in het leven geroepen om een goede verbinding tussen zorg en sport te realiseren. Uit onderzoek blijkt dat ook hij problemen ervaart gerelateerd aan de zorg-, sport- en welzijnssector die de verbinding lastig maken. De problemen die hij ervaart zijn: een gebrek aan tijd, kennis en geschikt sport- en beweegaanbod en eigen belangen van eerstelijnszorgprofessionals om patiënten binnen de eigen sector te houden. Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen wat de perspectieven zijn van uitvoerende professionals in het netwerk van de buurtsportcoach, te weten zorg-, sport- en welzijnsprofessionals, ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen en ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach in deze verbinding. Deze perspectieven kunnen nieuwe, aanvullende inzichten geven over de verbinding.

Onderzoeksvragen

1) Wat is er bekend over de perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals ten aanzien van het bevorderen van sport en bewegen?

2) Wat zijn de perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach in het verbinden van zorg, sport en bewegen?

3) Wat zijn de perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen en welke factoren ervaren zij die de verbinding kunnen belemmeren of bevorderen?

Methoden

De onderzoeksopzet voor deze scriptie is kwalitatief. Voor deelvraag één is een (systematisch) literatuuronderzoek uitgevoerd. Na operationalisatie van de zoektermen is in Scopus, PsycINFO en PubMed gezocht naar publicaties. In totaal zijn 23 publicaties geïncludeerd.

Deelvraag twee en drie zijn beantwoord door middel van negen focusgroepen met zorg-, sport- en welzijnsprofessionals in zes gemeenten. Deelnemers zijn geselecteerd uit het netwerk van de buurtsportcoach, waar mogelijk is aangesloten bij een bestaand overleg. De focusgroepdeelnemers zijn begonnen met een ‘preference ranking’ opdracht over de taken van de buurtsportcoach in de

(6)

iv

verbinding zorg, sport en bewegen, vervolgd door een discussie over de verbinding. De uitgewerkte interviews zijn geanalyseerd aan de hand van Creswell ’s six steps of qualitative data analysis.

Resultaten

In de literatuurstudie zijn factoren genoemd die belemmerend en/of faciliterend werken voor het bevorderen van bewegen in de eerstelijnszorg. Meest genoemde belemmerende factoren zijn: gebrek aan tijd, ongemotiveerde en ongeschikte patiënten en onvoldoende kennis en vaardigheden over hoe professionals bewegen moeten bevorderen. De meest terugkerende faciliterende factoren zijn dat artsen het belang van beweging inzien, het bevorderen van bewegen als deel van hun functie beschouwen en zelf ook regelmatig sporten en/of bewegen.

Uit de focusgroepen is naar voren gekomen dat zorg-, sport- en welzijnsprofessionals tevreden zijn over de functie van buurtsportcoach. De professionals beschouwen de werkzaamheden van een buurtsportcoach als een aanvulling op de eigen werkzaamheden. De buurtsportcoach heeft volgens hen drie taken: netwerken, doorverwijzen en organiseren.

Professionals zijn overwegend positief over de verbinding zorg, sport en bewegen. Professionals in een structurele samenwerking willen de verbinding uitbreiden. Professionals in een niet-structurele samenwerking willen de samenwerking intensiveren. Professionals ervaren dat de volgende factoren de verbinding belemmeren of faciliteren: de doelgroep, persoonlijke opvattingen over het belang van bewegen en samenwerking, effectiviteit van de verbinding, beleid, tijd, financiële vergoeding door de verzekeraar, kennis van professionals over het beweegaanbod, eigen belangen in de sector, personeel en faciliteiten en het sport- en beweegaanbod.

Conclusie en discussie

Zorg-, sport en welzijnsprofessionals zijn tevreden over de verbinding zorg, sport en bewegen en de rol die de buurtsportcoach hierin speelt. Professionals ervaren dat factoren gerelateerd aan de zorg-, sport- en welzijnssector verbinding belemmeren De zorgsector wordt belemmerd voor deelname aan de verbinding door een gebrek aan tijd, kennis, financiële vergoeding en verhinderd door tegenstrijdige belangen. Sport kan niet optimaal functioneren binnen de verbinding door een gebrek aan personeel en faciliteiten en doordat zij het sport- en beweegaanbod onvoldoende bekend maken.

Welzijnorganisaties door een combinatie van factoren die ook spelen in de zorg- en sportsector.

Daarnaast ervaren zowel zorg-, sport- als welzijnssector dat de doelgroep en beleid ten aanzien van sportstimulering een belemmering vormen voor de verbinding.

(7)

Inhoudsopgave

Informatiepagina ... i

Voorwoord ... ii

Samenvatting ... iii

1. Introductie ... 1

Het belang van bewegen ... 1

Bevorderen van bewegen onder volwassenen met een beweegachterstand ... 2

Samenwerken met zorg en sport ... 3

De buurtsportcoach als verbinder van zorg en sport ... 5

Probleemstelling ... 6

Onderzoeksvraag ... 7

2. Methoden ... 8

Literatuuronderzoek ... 8

Datacollectie en -analyse literatuuronderzoek ... 13

Focusgroepen ... 13

3. Resultaten ... 18

Resultaten literatuurstudie ... 18

Resultaten perspectieven ten aanzien van de buurtsportcoach ... 30

Perspectieven ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen... 36

Faciliterende en belemmerende factoren voor het verbinden van zorg en sport ... 40

4. Discussie ... 46

Vergelijking resultaten met eerder onderzoek ... 47

Betekenis resultaten voor de verbinding zorg, sport en bewegen ... 48

Suggesties voor de buurtsportcoach en zorg-, sport- en welzijnsprofessionals in het verbinden van zorg, sport en bewegen ... 49

Sterke en zwakke punten van het literatuuronderzoek en de focusgroepen ... 51

Conclusie ... 52

Referenties ... 53

Appendices ... 57

Appendix 1: Leidraad focusgroepgesprek ... 57

Appendix 2: ‘preference ranking’ opdracht formulier ... 59

Appendix 3: Creswell’s six steps of qualitative data analysis ... 60

Appendix 4: Codeboom ... 61

Appendix 5: Resultatentabel focusgroepen verbinding zorg, sport en bewegen ... 63

(8)
(9)

Introductie | 1

1. Introductie

Dit onderzoek maakt deel uit van het door ZonMw gefinancierde onderzoeksproject: Verbinding zorg, sport & bewegen: Onderzoek naar samenwerking van buurtsportcoaches, lokale zorg en sportaanbieders en participatie van buurtbewoners. In het onderzoek, uitgevoerd door de Wageningen Universiteit en het Radboudumc, worden tussen 2014 en 2016 vijftien buurtsportcoaches gevolgd, verspreid over negen Nederlandse gemeenten. Het gaat hier specifiek om de buurtsportcoaches die zich richten op de doelgroep volwassenen en als opdracht hebben meegekregen om de zorg- en sportsector met elkaar te verbinden. Het doel van het onderzoek is om inzichten te krijgen in de impact van de rol van buurtsportcoach en in kansen en lessen om de theorie en praktijk van de gezondheidsbevordering in Nederland te verbeteren (Smit, Leenaars, Wagemakers, Molleman, & van de Velden, 2015). Het onderzoek uitgevoerd door de Wageningen Universiteit, richt zich op de rol van de buurtsportcoach in het verbinden van zorg, sport en bewegen. Deze MSc scriptie is onderdeel van dit onderzoeksproject en brengt in kaart wat de perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals zijn ten opzichte van de buurtsportcoach en de verbinding zorg, sport en bewegen.

In dit hoofdstuk wordt het belang van bewegen, het bevorderen van bewegen onder volwassenen met een beweegachterstand, intersectorale samenwerking tussen zorg en sport en de rol van de buurtsportcoach in de verbinding zorg, sport en bewegen besproken. Na de introductie volgt de probleemstelling die leidt tot de onderzoeksvraag en de bijbehorende onderzoeksdeelvragen. In hoofdstuk 2 worden de methoden besproken. In hoofdstuk 3 volgen de resultaten van het onderzoek.

De scriptie eindigt met een conclusie en discussie van de resultaten in hoofdstuk 4.

Het belang van bewegen

Chronische ziekten zijn een groeiend wereldwijd gezondheidsprobleem. Van alle 56 miljoen doden in 2012 waren er 38 miljoen het gevolg van één of meer chronische ziekten (WHO, 2014). In Nederland had in 2011 een derde (5,3 miljoen) van de bevolking te maken met een chronische ziekte. Niet alleen heeft het hebben van een langdurige ziekte vervelende gevolgen voor de patiënt zelf, maar legt het ook grote druk op het gezondheidszorgsysteem. Het is daarom van belang dat chronische ziekten, indien mogelijk, worden genezen of worden voorkomen. Na roken, zijn overgewicht en onvoldoende bewegen de belangrijkste risicofactoren voor het ontstaan van een chronische ziekte (RIVM, 2014).

Voldoende beweging als onderdeel van een gezonde leefstijl is dus belangrijk om langer fit te blijven en op die manier een chronische ziekte in bepaalde gevallen te kunnen behandelen, uit te stellen of te voorkomen (Nelson et al., 2007) In het stimuleren van bewegen valt nog veel gezondheidswinst te behalen, aangezien 1 op de 3 Nederlanders te weinig beweegt (Van den Brink & Savelkoul, 2013).

(10)

2 | Introductie

Bevorderen van bewegen onder volwassenen met een beweegachterstand

In het stimuleren van bewegen onder volwassenen met een beweegachterstand, is een belangrijke taak weggelegd voor zowel de zorg- als de sportsector. Toch blijkt uit onderzoek dat deze taak niet vanzelfsprekend is door belemmeringen in de sectoren.

Belemmerende en faciliterende factoren in de zorgsector ten aanzien van het bevorderen van bewegen

Zorgprofessionals komen als eerste in aanraking met de patiënt en zijn daardoor van belang in het in beweging brengen van de patiënt. Toch beschouwen niet alle zorgverleners dit als hun taak. Uit recent onderzoek onder Nederlandse huisartsen blijkt dat de helft van hen vindt dat zij een belangrijke taak hebben in het bevorderen van bewegen. De andere helft vindt deze taak aanwezig, maar beperkt. Als huisartsen beweging bevorderen in de praktijk, doen zij dit vooral in de vorm van het geven van beweegadviezen aan patiënten. Doorverwijzen doen zij minder vaak: nog geen twintig procent van de patiënten die baat kunnen hebben bij meer beweging worden daadwerkelijk doorverwezen door de huisartsen (Leemrijse, de Bakker, Ooms, & Veenhof, 2015).

Een systematisch review naar de percepties van eerstelijnszorgprofessionals ten aanzien van het geven van beweegadviezen beschrijft de belemmerende en faciliterende factoren voor artsen om bewegen te bevorderen onder patiënten. Ervaren belemmeringen zijn een gebrek aan tijd, gebrek aan kennis en training, onvoldoende effect van de adviezen op gedragsverandering van de patiënt, een gebrek aan financiële prikkels, een gebrek aan adviesprotocollen, het onvoldoende prioriteit geven aan beweegadvisering en organisatorische barrières. Faciliterende factoren worden ook door artsen erkend. Artsen geven eerder beweegadviezen aan patiënten met overgewicht of een hoge bloeddruk.

Ook wordt vaker beweging voorgeschreven wanneer zorgprofessionals zelf sportief zijn (Hébert, Caughy, & Shuval, 2012).

Belemmerende en faciliterende factoren in de sportsector ten aanzien van het bevorderen van bewegen onder volwassenen met een beweegachterstand De sportsector is de ontvanger van mensen met een beweegachterstand. Deze mensen kunnen zowel doorgestuurd zijn vanuit de zorg of geworven zijn door de sportsector. Vervolgens kunnen sportverenigingen sport- en beweegactiviteiten aanbieden gericht op deze specifieke doelgroep (J.M.

Huijg, 2014; Ooms, Veenhof, Schipper-van Veldhoven, & de Bakker, 2015). Deze taak blijkt voor de sportsector niet vanzelfsprekend. De helft, 53 procent, van de sportverenigingsbestuurders zijn van mening dat sportverenigingen mensen zouden moeten stimuleren om meer te gaan bewegen. Nog iets minder dan de helft, 42 procent, van de verenigingen werken mee aan een

(11)

Introductie | 3 sportstimuleringsproject van een gemeente of een andere organisatie (Daamen, Veerman, van Kalmthout, & van der Werff, 2013). Uit recent onderzoek van Ooms et al. (2015) blijkt dat verschillende belemmeringen bij verenigingen aanwezig zijn voor deelname aan een programma dat bewegen bevordert onder volwassenen met een beweegachterstand. Ten eerste is het reguliere sportprogramma op zowel inhoudelijk- (de activiteit zelf, intensiteit) als organisatieniveau (dag en tijdstip van de training) vaak onvoldoende afgestemd op de doelgroep. Een andere belemmering is een gebrek aan materialen, mankracht, tijd en geld om de sport- en beweegactiviteiten aan te kunnen bieden voor de doelgroep. Verder is het een hindernis wanneer geen toegewijde programmacoördinator aanwezig is die voldoende tijd heeft voor een project. Ook onvoldoende steun van binnen en buiten de sportvereniging zorgt ervoor dat sportverenigingen minder snel beweegaanbod creëren voor mensen met een beweegachterstand. Ten slotte speelt mee dat verenigingen vaak onvoldoende gekwalificeerde trainers en/of vrijwilligers hebben om mee te kunnen doen aan een speciaal programma. Faciliterende factoren zijn in het onderzoek van Ooms et al. (2015) het tegenovergestelde van de genoemde waargenomen belemmeringen.

Samenwerken met zorg en sport

Verschillende belemmeringen in de zorg- en sportsector maken het lastig om volwassenen met een beweegachterstand structureel aan het bewegen te krijgen en te houden. Afstemming en samenwerking tussen zorgverleners en sport- en beweegaanbieders zijn niet optimaal. Uit recent onderzoek blijkt dat 17 procent van de huisartsen aan een samenwerking deelneemt om bewegen te bevorderen onder patiënten. Een vergelijkbaar percentage is zichtbaar in onderzoek onder sportverenigingen naar samenwerkingen met de zorgsector (Daamen et al., 2013; Leemrijse et al., 2015).

Intersectorale samenwerking zorg en sport

Om inactieve patiënten structureel te laten bewegen, is het belangrijk dat een duurzame samenwerking vormgegeven wordt tussen de zorg- en sportsector die een goede doorstroom van de zorg naar het sport- en beweegaanbod mogelijk maakt. Intersectorale samenwerking is hier een voorbeeld van. Door intersectorale samenwerking, gedefinieerd door WHO (1998) als een samenwerking tussen verschillende sectoren, kunnen gezondheidsresultaten behaald worden die effectiever, efficiënter en duurzamer zijn dan wat één sector alleen kan bereiken. Dat komt omdat de organisaties informatie uitwisselen, activiteiten aanpassen, bronnen delen, ervoor zorgen dat ze beiden profiteren van een samenwerking en ze een gezamenlijk doel voor ogen hebben (Himmelman, 2002). Een intersectorale samenwerking tussen de zorg- en de sportsector kan dus veelbelovend zijn in het realiseren van het gemeenschappelijke doel, het stimuleren van bewegen.

(12)

4 | Introductie

In een review naar bestaande intersectorale samenwerkingen tussen zorg en sport worden twee verschillende aanpakken onderscheiden (Leenaars, Smit, Wagemakers, Molleman, & Koelen, 2015). In de eerste aanpak staat het doorverwijzen van patiënten vanuit de eerstelijnszorg naar het sport- en beweegaanbod centraal. In die aanpak worden patiënten die baat kunnen hebben bij bewegen door de huisarts, de praktijkondersteuner of de fysiotherapeut doorverwezen naar het lokale sport- en beweegaanbod zoals een sportvereniging, een wandelclub of een fitnesscentrum. In de tweede aanpak worden onder toeziend oog van beide sectoren beweegactiviteiten georganiseerd in de lokale gemeenschap. In dat geval zijn de zorg- en/of de sport- en beweegsector betrokken bij het organiseren van lokale activiteiten voor mensen met weinig beweegervaring, zoals fittesten en beweeglessen aangepast aan de doelgroep.

Belemmerende en faciliterende factoren in intersectorale samenwerkingen tussen zorg en sport

Verschillende onderzoeken en interventies laten zien dat een verbinding tussen de sectoren zorg en sport vaak moeilijk tot stand komt. Een voorbeeld is de BeweegKuur leeftstijlinterventie, gestart in 2007. In het BeweegKuur project was het de bedoeling dat in 120 gemeenten in Nederland lokale netwerken zouden ontstaan waar eerstelijnszorgverleners en GGD ’en samenwerken met lokale sportverenigingen en andere sportprofessionals om op die manier mensen met overgewicht passende beweegactiviteiten te bieden (Ministerie van Volksgezondheid, 2011a). De netwerkvorming en de doorstroom vanuit de zorg naar het sportaanbod verliep vaak stroef. De verschillen in cultuur tussen de zorg- en sportsector en het ontbreken van randvoorwaarden zoals financiering werden als belangrijke belemmeringen genoemd bij het gebrek aan netwerkvorming in de BeweegKuur. De doorstroom van patiënten naar het sport- en beweegaanbod werd bemoeilijkt doordat zorgverleners niet altijd doorverwezen naar het sportaanbod omdat zij het aanbod niet passend vonden voor de doelgroep. Daarnaast werd de doorstroom beperkt omdat de doelgroep weinig financiële middelen had en moeilijk te motiveren was om te gaan bewegen (Den Hartog, Wagemakers, Vaandrager, &

Koelen, 2012). In hetzelfde onderzoek werden ook faciliterende factoren genoemd voor een duurzaam netwerk, zoals gedeelde visie, voldoende financiering, zichtbaarheid van resultaten, gedeeld enthousiasme, het hebben van een kartrekker en een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ook werden het inzien van de winst van een samenwerking, weinig energie te hoeven steken in de samenwerking, beleidsmatige verankering en ondersteuning door andere partijen, gezien als faciliterende factoren voor een samenwerking.

Een review van Leenaars et al. (2015) laat zien dat er verschillen zijn tussen de zorg- en de sportsector die een duurzame samenwerking in de weg staan. In de aanpak gebaseerd op het

(13)

Introductie | 5 doorverwijzingsprincipe worden problemen genoemd als gebrekkige medische kennis van sportprofessionals en gebrek aan feedback over de vorderingen van de patiënt. Ook onvoldoende communicatie en tijdgebrek van zorgprofessionals worden genoemd. In de aanpak die beweging bevordert in de lokale gemeenschap zijn onder andere problemen in de onduidelijkheid van rollen en verantwoordelijkheden en in de financiering. Ook spelen problemen tussen de sectoren door de verschillen in cultuur: sportprofessionals werken bijvoorbeeld ’s avonds terwijl zorgprofessionals voornamelijk overdag hun werkuren maken. Ook delen zij niet dezelfde belangen en verwachtingen:

sportprofessionals zijn geïnteresseerd in het aantrekken van extra leden voor de vereniging terwijl zorgprofessionals vooral interesse hebben in het programma zelf (Leenaars et al., 2015).

De buurtsportcoach als verbinder van zorg en sport

Om de zorg- en sportsector beter met elkaar te kunnen verbinden heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2012 de buurtsportcoach geïntroduceerd. De buurtsportcoach heeft als specifieke opdracht het organiseren van sport- en beweegaanbod in de buurt en het maken van een verbinding tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren zoals zorg, welzijn, jeugdzorg, kinderopvang en onderwijs. De financiering van de buurtsportcoaches komt voor 40% voor rekening van het rijk, de overige 60% wordt betaald door de gemeente of een andere lokale organisatie (Ministerie van Volksgezondheid, 2011b). De buurtsportcoaches die specifiek de schakel vormen tussen zorg en sport zijn de focus van dit onderzoek. Het is de taak van deze buurtsportcoaches om meer mensen aan het bewegen te krijgen onder andere door in toenemende aantallen buurtbewoners te begeleiden vanuit de eerstelijnszorg naar het lokale sport- en beweegaanbod. De buurtsportcoach zou op deze manier, door het bekleden van een makelaarsfunctie, een veelbelovende rol kunnen spelen in het stimuleren van intersectorale samenwerking. Eerder onderzoek toont aan dat een makelaarsrol in een netwerk veelbelovend is en kan bijdragen aan het in stand houden van gevormde netwerken (Den Hartog et al., 2012; Harting, Kunst, Kwan, & Stronks, 2011; Van Dijk, 2012).

De buurtsportcoach over het verbinden van zorg, sport en bewegen

De buurtsportcoaches met als specifieke taak het verbinden van zorg, sport en bewegen is een nieuwe functie en behoeft daarom onderzoek. Een publicatie door Leenaars (in preparation) zijn interviews met de buurtsportcoach in negen gemeenten uitgevoerd om hun rol in het verbinden van zorg en sport in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat buurtsportcoaches, in overeenstemming met de review van Leenaars et al. (2015) twee samenwerkingsvormen toepassen: het begeleiden van patiënten vanuit de eerstelijnszorg naar passend sport- en beweegaanbod en het organiseren van activiteiten wel of niet in samenwerking met de zorg. Uit diezelfde interviews blijkt dat een belangrijke rol voor welzijnsorganisaties is weggelegd in de verbinding zorg, sport en bewegen. Zij signaleren patiënten die

(14)

6 | Introductie

baat kunnen hebben bij beweging en/of zij bieden passende sport- en beweegactiviteiten aan. Hoewel de buurtsportcoach een netwerk van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals om zich heen heeft verzameld, ervaren buurtsportcoaches ook dat het lastig is om een duurzame verbinding tussen de zorg- en sportsector tot stand te laten komen. Volgens de buurtsportcoaches liggen hier een aantal redenen aan ten grondslag. Zorgprofessionals hebben het te druk om mee te werken aan de verbinding. Ook hebben zorgprofessionals onvoldoende tijd en onvoldoende weet van (geschikt) sport- en beweegaanbod om optimaal deel te kunnen nemen aan de verbinding, aldus de buurtsportcoaches. Verder spelen in de zorg eigen belangen een rol waardoor het niet in het belang van de zorgorganisatie ligt om mee te werken aan de verbinding zorg, sport en bewegen. Ten slotte geven buurtsportcoaches aan dat zorgprofessionals een beduchte houding hebben ten aanzien van sportverenigingen. Met het oog op de sportsector ervaren buurtsportcoaches dat sportverenigingen en andere beweegaanbieders de doelgroep geen passend aanbod kunnen bieden, een gebrek heeft aan tijd en aan mensen die een actieve rol willen spelen in de samenwerking. Ten slotte menen buurtsportcoaches dat sportvereniging geen geschikte medewerkers of vrijwilligers in huis hebben met de juiste kennis en ervaring om te werken met de doelgroep (Leenaars, in preparation).

Probleemstelling

Bewegen is belangrijk omdat het ziektes kan voorkomen en genezen. Omdat één op de drie Nederlanders onvoldoende beweegt is hier nog veel gezondheidswinst in te behalen. De zorg- en sportsector hebben een belangrijke taak in het bevorderen van gezondheid bijvoorbeeld door beweging te stimuleren onder volwassenen met een beweegachterstand. Maar, samenwerkingen tussen de zorg- en sportsector verlopen niet zonder problemen. Een intersectorale samenwerking tussen beide sectoren kan zorgen dat een goede doorstroom vanuit de zorgsector naar het sport- en beweegaanbod mogelijk wordt. In 2012 is de buurtsportcoach in het leven geroepen om een verbinding tussen de zorg- en sportsector te realiseren en volwassenen met een beweegachterstand te stimuleren om te gaan bewegen. De buurtsportcoach kan een veelbelovende rol spelen in de verbinding door het vervullen van een makelaarsfunctie. In het verbinden van de sectoren zorg en sport ervaart de buurtsportcoach hindernissen in de eerstelijnszorg en de sport- en beweegsector die de verbinding belemmeren. Deze zijn: een gebrek aan tijd, kennis en geschikt sport- en beweegaanbod en eigen belangen van eerstelijnszorgprofessionals om patiënten binnen de eigen sector te houden.

Om een volledig beeld te kunnen schetsen van de situatie in de verbinding zorg, sport en bewegen zijn naast perspectieven van buurtsportcoaches ook perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals, uitvoerende professionals in de verbinding, van belang. Perspectieven van deze professionals leveren aanvullende en ontbrekende inzichten op ten aanzien van de buurtsportcoach en de verbinding zorg, sport en bewegen.

(15)

Introductie | 7

Onderzoeksvraag

Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen wat de perspectieven zijn van uitvoerende professionals in het netwerk van de buurtsportcoach ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen en ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach is in deze verbinding. De onderzoeksvraag die uit het doel voortvloeit is:

Wat zijn de perspectieven van zorg- sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen?

Operationalisatie van de concepten in de onderzoeksvraag De begrippen in de onderzoeksvraag zijn als volgt geoperationaliseerd:

 Buurtsportcoach: persoon die door de gemeente aangesteld is als buurtsportcoach. Deze persoon focust zich op de verbinding zorg, sport en bewegen. Daarnaast richt de buurtsportcoach zich op de doelgroep volwassenen.

 Zorgprofessionals: uitvoerende professionals uit de eerstelijnszorg in het netwerk van de buurtsportcoach. Te denken valt aan de huisarts, diëtist, wijkverpleegkundige of fysiotherapeut.

 Sportprofessionals: professionals uit de sport- en beweegsector in het netwerk van de buurtsportcoach die sport- en beweeglessen aanbieden. Te denken valt aan trainers en bestuursleden van sportverenigingen en aan trainers die niet-vereniging gebonden sport- en beweeglessen aanbieden.

 Welzijnsprofessionals: uitvoerende professionals afkomstig uit de welzijnssector in het netwerk van de buurtsportcoach. De welzijnsprofessional kan zowel patiënten signaleren en doorverwijzen naar het sport- en beweegaanbod als zelf sport- en beweegactiviteiten aanbieden.

Onderzoeksdeelvragen

De volgende deelonderzoeksvragen zijn opgesteld:

1) Wat is bekend over perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals ten aanzien van het bevorderen van sport en bewegen?

2) Wat zijn perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach in het verbinden van zorg, sport en bewegen?

3) Wat zijn perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen en welke factoren ervaren zij die de verbinding (kunnen) belemmeren of faciliteren?

(16)

8 | Methoden

2. Methoden

Een kwalitatief onderzoeksdesign werd gebruikt voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag waarin perspectieven centraal stonden. Deelvraag één, de perspectieven van eerstelijnsprofessionals ten aanzien van sport en bewegen, werd beantwoord door middel van een literatuuronderzoek.

Deelvragen twee en drie, perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de buurtsportcoach en de verbinding zorg, sport en bewegen, werden beantwoord door middel van focusgroepen. Het literatuuronderzoek bracht perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals in kaart ten aanzien van sport- en bewegen. De resultaten leverden inductieve codes op voor het analyseren van de focusgroepen. De focusgroepen zijn deel van het lopende onderzoek zoals eerder beschreven in het studieprotocol (Smit et al., 2015).

Literatuuronderzoek

Zoekstrategie literatuuronderzoek

Voor het literatuuronderzoek werden de zoekmachines PubMed, PsycINFO en Scopus gebruikt.

PubMed, was voornamelijk belangrijk omdat het medische literatuur opleverde dus ook literatuur over de perspectieven van zorgprofessionals. PsycINFO heeft een psychologische oorsprong en was van belang voor het zoeken van literatuur over perspectieven. Scopus, een database met veel literatuur vanuit de sociale- en gezondheidswetenschappen, werd gebruikt voor het vinden van aanvullende literatuur over perspectieven van de zorgsector ten aanzien van het bevorderen van bewegen.

De zoektermen voor het literatuuronderzoek waren gebaseerd op de deelvragen waarin

‘perspectieven’, ‘eerstelijnszorg’ en ‘sport en bewegen’ de basistermen waren. De term

‘gezondheidsbevordering’ werd later toegevoegd omdat sport en bewegen in combinatie met de eerstelijnszorg vaak onder gezondheidsbevordering valt. Toevoeging van de term

‘gezondheidsbevordering’ kwam ten goede aan het vinden van relevante resultaten. De termen werden als volgt geoperationaliseerd:

Perspectieven: de term ‘perspectieven’ werd geoperationaliseerd door te zoeken naar synoniemen van perspectieven. Indien mogelijk werd specifiek gezocht naar perspectieven van gezondheidszorgprofessionals.

Eerstelijnszorg: door op synoniemen van eerstelijnszorg en beroepsfuncties binnen de eerstelijnszorg te zoeken werd deze term geoperationaliseerd.

Sport en bewegen: de term ‘sport en bewegen’ werd geoperationaliseerd door op synoniemen te zoeken van sport en bewegen.

(17)

Methoden | 9 Gezondheidsbevordering: door op synoniemen van gezondheidsbevordering te zoeken werd deze term geoperationaliseerd.

De termen ‘ouders’, ‘kinderen’, ‘atleten’ en ‘blessures’ kwamen in de resultaten regelmatig terug.

Omdat het onderzoek zich focuste op perspectieven van eerstelijnsprofessionals ten aanzien van sport en bewegen, in combinatie met de doelgroep volwassenen, waren deze termen niet relevant voor het onderzoek en werden deze gebruikt als exclusietermen bij het zoeken in Scopus. Om tot een compleet overzicht van de literatuur te komen werd ook op synoniemen, afkortingen en alternatieve spelling gezocht net als op Nederlandse vertalingen van de zoektermen. Waar mogelijk werd in PubMed gezocht op MeSH termen en in PsycINFO met de Thesaurus functie (DE). Deze functies labelden artikelen aan de hand van het onderwerp en bundelden zo artikelen over hetzelfde onderwerp. De Booleaanse operatoren ‘OR’, ‘AND’ en ‘NOT’ werden gebruikt om de zoektermen te scheiden en te onderscheiden en om de concepten en zoektermgroepen aan elkaar te linken of uit te sluiten. Tabel 1 geeft een overzicht van de gebruikte zoektermen per database.

Gezocht werd naar relevante literatuur gepubliceerd tussen 2000 en 2015. Deze tijdsperiode leverde de meest recente en relevante literatuur vanwege het feit dat de zorg- en sportsector nog niet zo lang nadrukkelijk aan elkaar verbonden worden (de Jeu, 2011; Van den Berg, Post, Hamberg-van Reenen, Baan, & Schoemaker, 2013). Daarnaast was het huidige literatuuronderzoek op die manier een aanvulling op de eerder studie van Hébert et al. (2012) met een tijdsframe van 1948 tot 2011. Gezocht werd alleen op publicaties met empirische data. Ook werden publicaties van zorgprofessionals uit ontwikkelingslanden buiten beschouwing gelaten omdat die mogelijk verschillen in sociaal, cultureel en organisatorisch opzicht. Ten slotte werden interventiestudies uitgesloten, omdat hierin naar verwachting niet ingegaan werd op perspectieven van professionals ten aanzien van het bevorderen van bewegen.

(18)

10 | Methoden

Tabel 1: Zoekstrategie PubMed, PsycINFO en Scopus

Studie selectie

De drie databases samen leverde een totaal van 1324 publicaties op. De selectie verliep in drie stappen.

Een eerste selectie werd gemaakt op basis van het lezen van de titel. Publicaties werden verwijderd omdat deze niet over attitudes gingen van zorgprofessionals over sport en bewegen. Veelal had dat te maken met het feit dat in de databases niet aangeven kon worden dat de attitudes van zorgprofessionals afkomstig moesten zijn en niet van andere groepen zoals patiënten en beleidsmakers. Na de eerste selectie werden 1167 artikelen verwijderd en bleven 149 artikelen over.

Termen Zoektermen

Perspectieven PubMed: MeSH Terms “attitude of health personnel”

PsycINFO: DE “Health Personnel Attitudes” OR DE “Therapist Attitudes”

OR DE “Sports (Attitudes Toward)”

Scopus: “attitude*” OR “belief*” OR “perspective*” OR “view*”

Eerstelijnszorg PubMed: MeSH Terms “primary health care”

PsycINFO: -

Scopus: “primary care” OR “public health” OR “health sector” OR

“general pract*” OR “GP” OR “physician” OR “dietician” OR

“physiotherapist” OR “family pract*” OR “nurse pract*”OR “health professional*” OR “health personnel”

Sport en bewegen PubMed: MeSH Terms “exercise OR “sports” or “physical activity”

PsycINFO: DE “physical activity” OR DE “exercise”

Scopus: “physical activity” OR “sport*” OR ”exercise “ Gezondheidbevordering PubMed: MeSH Terms “health promotion”

PsycINFO: DE “health promotion”

Scopus: “Health promot*”

Andere zoekcriteria Periode: 2000-2015 Taal: Nederlands of Engels Afkomst: alleen Westerse landen

Publicatie: empirische data: geen dissertatie, boek, conferentie paper, review, theoretische artikel, overzicht artikel, studieprotocol,

redactioneel artikel of interventiestudie NOT: ouders, kinderen, atleet, blessure

(19)

Methoden | 11 In de tweede stap van de selectie werd de abstract gelezen. De meeste publicaties werden verwijderd (N=92) omdat deze geen informatie bevatten over perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals ten aanzien van sport en bewegen. Artikelen werden verwijderd wanneer: 1) zorgprofessionals niet het onderwerp waren van de studie, 2) zorgprofessionals niet afkomstig waren uit de eerste lijn of 3) het artikel geen informatie bevatte over perspectieven van professionals, maar bijvoorbeeld gegevens over de rol van zorgprofessionals. Ook werden studies verwijderd als geen verdere uitleg werd gegeven over de perspectieven in termen van belemmerende en faciliterende factoren dus wanneer alleen een positieve of negatieve attitude de uitkomst was (N=3). Ook werden interventiestudies (N=5) en publicaties zonder empirische data verwijderd (N=2). In de tweede selectieronde werden 102 publicaties verwijderd, 47 artikelen bleven over.

Een derde selectie werd gemaakt aan de hand van het lezen van de volledige tekst van 47 artikelen.

Studies werden verwijderd wanneer deze geen empirische data bevatten (N=2), niet over attitudes gingen van zorgprofessionals ten opzichte van beweging (N=19), een interventiestudie was (N=1) of wanneer de volledige tekst niet beschikbaar was (N=6). 19 artikelen bleven over en werden geïncludeerd. Via de sneeuwbalmethode (forward en backward citation) werden nog vier artikelen toegevoegd wat leidde tot een definitief aantal van 23 geïncludeerde artikelen in het literatuuronderzoek. De volledige flow chart is zichtbaar in Figuur 1.

(20)

12 | Methoden

Figuur 1: Flowchart literatuuronderzoek Eerste selectie op basis van titel N=1316

Tweede selectie op basis van abstract N=149

Derde selectie op basis van lezen volledige tekst N=47

Referentie bekeken via forward citation (N=10) en backward citation (N=20)

Verwijderd N= 26

Geen empirische data N= 3

Niet over attitudes van zorgprofessionals t.a.v.

beweging N=17

Geen uitleg over attitudes N=1 Geen volledige tekst beschikbaar N=5 PubMed

N=24

PsycINFO N=7

Verwijderd N=1167 Geen empirische data N=10

Niet over attitudes van zorgprofessionals t.a.v.

beweging N= 1148 Review N=6

Niet over Westerse landen: N=3 Totaal aan publicaties N=1324

Scopus N=1293

Verwijderd N=102 Geen empirische data N=2

Niet over attitudes van zorgprofessionals t.a.v.

beweging N= 92

Geen uitleg over de attitudes: N=3 Interventiestudie N=5

Verwijderd N=28

Geen empirische data N=2

Niet over attitudes van zorgprofessionals t.o.v.

beweging N=19 Interventiestudie N=1

Geen volledige tekst beschikbaar N=6 Dubbel

N=8

Geïncludeerde publicaties N=19

Definitieve geïncludeerde publicaties N=23

(21)

Methoden | 13

Datacollectie en -analyse literatuuronderzoek

Van elk geïncludeerd artikel werd het volgende genoteerd:

1) Studie karakteristieken (auteur, jaar van publicatie) 2) Methode(n)

3) Doel(en) van het onderzoek

4) Sample karakteristieken (doelgroep en studie populatie) 5) Land van herkomst

Vervolgens werd de inhoud van de studies gesynthetiseerd aan de hand van de drie stappen van Harden et al. (2004), gericht op het analyseren van kwalitatieve studies die als onderwerp het in kaart brengen van perspectieven hebben. In de eerste stap werden de studies geclassificeerd. Uit de publicaties bleek dat perspectieven van professionals ten aanzien van sport en bewegen te onderscheiden waren in faciliterende en belemmerende factoren die invloed hebben op het bevorderen van bewegen. De genoemde factoren werden in stap twee per studie uitgeschreven en vervolgens verwerkt in een tabel voor het overzicht. In stap drie heeft de onderzoeker de genoemde factoren op basis van onderwerpen die veelvuldig naar voren kwamen onderverdeeld in thema’s, zoals persoonlijke factoren en patiënt factoren.

Focusgroepen

Datacollectie focusgroepen

Om inzicht te krijgen in de perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach en de verbinding zorg, sport en bewegen, werd kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van focusgroepen. Focusgroepen waren een passende manier om de onderzoeksvragen te beantwoorden omdat deze methode, waarbij interactie centraal staat, de gedachtekaders van de deelnemers kon ontdekken. Bovendien was het een goed middel om overeenkomsten en verschillen binnen een groep te ontdekken (Carter & Henderson, 2005).

Studie populatie

Negen gemeenten werden in het project geselecteerd op basis van bestaande contacten van de projectpartners (convenience sampling). De twee inclusiecriteria voor de keuze van een buurtsportcoach waren: 1) De buurtsportcoach is aangesteld met als doel zorg, sport en bewegen te verbinden en 2) De buurtsportcoach richt zich op de doelgroep volwassenen. In die gemeenten werden twaalf focusgroepen georganiseerd met de buurtsportcoach en uitvoerende professionals in het netwerk van de buurtsportcoach, te weten, zorg- sport- en welzijnsprofessionals.

(22)

14 | Methoden

Selectie en procedure

De deelnemers aan de focusgroepen werden geselecteerd uit het netwerk van de buurtsportcoach.

Waar mogelijk werd aangesloten bij een bestaand overleg waardoor in sommige overleggen ook andere professionals buiten de zorg-, sport- en welzijnssector aanwezig waren zoals een afgevaardigde van de gemeente of de GGD. De perspectieven van deze professionals werden buiten beschouwing gelaten in de data-analyse en resultaten omdat zij geen onderdeel van de studiepopulatie waren.

Indien geen sprake was van een structurele samenwerking tussen de professionals werden in overleg met de buurtsportcoach diegenen uit het netwerk van de buurtsportcoach uitgenodigd die afkomstig waren uit de zorg-, sport- en welzijnssector.

De focusgroepen bestonden bij voorkeur uit minimaal vijf personen. In de maanden juni, september en oktober van 2015 vonden de focusgroepen plaats, bij voorkeur nabij de werkplek van de buurtsportcoach. Voorafgaand aan de focusgroepen ondertekenden alle deelnemers een toestemmingsformulier en stemden zij toe met een geluidsopname van de sessie. Het gesprek werd gefaciliteerd door twee of drie onderzoekers. Eén onderzoeker (KL) leidde het gesprek aan de hand van een vooraf opgestelde leidraad, gebaseerd op de onderzoeksvragen (Appendix 1), zodat alle focusgroepen op eenzelfde manier verliepen. Een tweede onderzoeker viel bij en stuurde KL bij waar nodig (AF of ES) tijdens de gesprekken. De discussies die in de focusgroepen plaatsvonden waren semigestructureerd. Deelnemers werden gestimuleerd om hun meningen ten aanzien van de buurtsportcoach en de verbinding tussen zorg, sport en bewegen te uiten. De focusgroepen namen ongeveer anderhalf uur in beslag en bestonden uit twee onderdelen.

In het eerste onderdeel stond de rol van de buurtsportcoach centraal. De deelnemers moesten tien taken die door een buurtsportcoach uitgevoerd kunnen worden, ordenen naar mate van belangrijkheid. Deze tien taken waren afkomstig uit het competentieprofiel van de buurtsportcoach, opgesteld door het NISB (NISB, 2015). De belangrijkste taak scoorde één punt en de minst belangrijke taak 10 punten (Appendix 2). Dit type van ordenen wordt ‘preference ranking’ genoemd (Mikkelson, 1995). De top drie (score 1, 2 en 3) van belangrijkste taken werd per sector weergegeven op een groot papier met daarop alle tien de taken vermeld zodat zichtbaar werd aan welke taken de voorkeur werd gegeven en wat de overeenkomsten en verschillen waren tussen de sectoren. Deelnemers kregen na de opdracht één voor één de tijd om hun top drie toe te lichten zonder inmenging van andere deelnemers. Daarna werd een discussie gestart die in ging op de uitkomsten van de ‘preference ranking’ om zo verder te ontdekken wat de perspectieven van zorg-, welzijn- en sportprofessionals waren ten aanzien van de rol van de buurtsportcoach in het verbinden van zorg, sport en bewegen. De

(23)

Methoden | 15 buurtsportcoach was niet aanwezig bij het eerste gedeelte van de focusgroep, zodat deelnemers vrij konden praten over hem of haar.

In het tweede onderdeel van de focusgroepen was de buurtsportcoach wel aanwezig. De deelnemers werden in deze tweede opdracht gevraagd naar hun meningen ten aanzien van de verbinding tussen zorg, sport en bewegen en op welke wijze zij een rol spelen en zouden kunnen spelen in die verbinding.

Om een zo goed mogelijk overzicht te krijgen van alle perspectieven werden de deelnemers gevraagd om op te schrijven welke rol zij op het moment vervulden in de verbinding zorg, sport en bewegen, welke rol zij zouden kunnen vervullen in die verbinding en wat zij van de andere partijen verwachten in de verbinding zorg, sport en bewegen. Daarna werd een discussie gestart die in ging op de rollen van de partijen in de verbinding. Op die manier kwam uit de gesprekken naar voren welke belemmeringen en facilitators zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ervoeren in de verbinding zorg, sport en bewegen.

Karakteristieken focusgroepen

Tabel 2 geeft een overzicht van de deelnemers aan de focusgroepen. Negen focusgroepen werden gehouden in zes gemeenten. Drie van de aanvankelijk twaalf georganiseerde focusgroepen gingen niet door in verband met te weinig animo. Focusgroepen 2, 3 en 7 waren afkomstig uit dezelfde gemeente, net als de focusgroepen 4 en 9. In totaal namen 63 personen deel aan de gesprekken. Vanuit de zorgsector waren dertien fysiotherapeuten, twee vertegenwoordigers van een gezondheidscentrum, drie vertegenwoordigers van een thuiszorgorganisatie, twee huisartsen, een wijkverpleegkundige en een oefentherapeut Mensendieck aanwezig. Vanuit de sportsector waren acht afgevaardigden van sportverenigingen, zes lesgevers van laagdrempelig beweegaanbod en twee personen werkzaam in de fitnessbranche. Vanuit de welzijnssector werkten acht personen bij een welzijnsorganisatie, waarvan vier organisaties zelf beweegaanbod hadden. Ten slotte bestonden de deelnemers geclassificeerd in de categorie overig uit een sportconsulent bij een gemeente (aanwezig bij de focusgroepen 2, 3, 7), vijf andere medewerkers bij de gemeente en twee gezondheidsmakelaars. De buurtsportcoaches in de gemeentes richtten zich op de doelgroepen ouderen (2, 3, 4, 7, 9) of volwassen allochtonen (1, 5, 6, 8).

De gesprekken duurde gemiddeld anderhalf uur. In twee netwerken duurde de focusgroepen korter (6, 9). In één focusgroep (6) was geen buurtsportcoach aangesteld. Het eerste gedeelte van het focusgroepgesprek werd daardoor overgeslagen. In de andere focusgroep (9) was de buurtsportcoach niet aanwezig vanwege een andere afspraak. In twee focusgroepen (4, 9) waren onverwacht minder dan vijf deelnemers. Vanuit praktisch oogpunt werd besloten om de focusgroepen door te laten gaan.

(24)

16 | Methoden

De rollen van de partners in het netwerk van de buurtsportcoach verschilden per netwerk. In vijf netwerken was sprake van een structurele samenwerking tussen de zorg-, sport- en welzijnsprofessionals en de buurtsportcoach (2, 3, 7, 9) in één gemeente was geen buurtsportcoach aangesteld, maar was wel een samenwerking tussen de betrokken partijen (6). De netwerken met een structurele samenwerking kwamen regelmatig bijeen voor overleg over de verbinding zorg, sport en bewegen. In vier van deze netwerken werden de samenwerkingen geïnitieerd door de gemeente (2, 3, 6, 7), in één netwerk door een sportaanbieder (9). In drie van de netwerken met een structurele samenwerking organiseerden professionals activiteiten met elkaar (6, 7, 9). In een ander netwerk werd de buurtsportcoach ondersteund in zijn bezigheden (2) en in weer een andere samenwerking faciliteerden professionals met elkaar de doorverwijzing van patiënten vanuit de zorg naar passend sport- en beweegaanbod met tussenkomst van de buurtsportcoach (3).

In vier netwerken was geen sprake van een structurele samenwerking maar werkten de professionals op projectbasis met de buurtsportcoach samen (1, 4, 5, 8). In deze netwerken sprake van een losse doorverwijsstructuur van zorg naar sport.

Tabel 2: Deelnemers focusgroepen.

Focusgroep Gemeente Zorg Sport Welzijn Buurt-

sportcoach Overig Totaal

aanwezig Samenwerking?

1. A 2 2 1 1 0 6 Nee

2. B 2 1 1 1 2 7 Ja

3. B 2 3 1 1 3 10 Ja

4. C 3 0 0 1 1 5 Nee

5. D 4 3 0 1 0 8 Nee

6. E 1 3 1 0 1 6 Ja

7. B 1 2 2 2* 3 10 Ja

8. F 4** 0 2 2 0 8 Nee

9. C 2 1 0 0 0 3 Ja

Totaal 21 15 8 9 10 63

* In netwerk 7 was een leefstijladviseur aanwezig die ook betaald werd uit de buurtsportcoachregeling.

** In netwerk 8 was een zorgaanbieder aanwezig die ook sportinstructeur was.

(25)

Methoden | 17 Data analyse focusgroepen

De geluidsopnames van de focusgroepen in verschillende gemeenten en wijken werden schriftelijk uitgewerkt in ‘Intelligent Verbatim Style’. Anonimiteit van de focusgroepdeelnemers werd gewaarborgd doordat de professionals alleen per sector (zorg, sport of welzijn) werden aangehaald.

De uitwerkingen van de interviews werden geanalyseerd aan de hand van Creswell ‘s six steps of qualitative data analysis (Creswell, 2013) (Appendix 3) en met behulp van software geschikt voor kwalitatieve analyse, Atlas. Ti versie 7.1.8. Na uitwerking van de interviews, werden transcripten van de focusgroepen gelezen, waarna stukjes tekst werden gecodeerd (stap 1, 2 en 3). In stap 3 werden als eerst de codes zorg, sport en welzijn gecodeerd om zo inzichtelijk te maken wat door wie gezegd werd.

Als andere sectoren naast zorg, sport en welzijn aanwezig waren zijn deze quotes behandeld als het ware zij een extra vragensteller waren en zijn niet mee gecodeerd. Tijdens het coderen van de stukken die gingen over de beoordeling en verwachting van verbinding zorg, sport en bewegen werd een onderscheid gemaakt tussen de netwerken met een structurele samenwerking en de netwerken zonder structurele samenwerking. In de netwerken met een structurele samenwerking (2, 3, 6, 7, 9), kwamen professionals regelmatig bijeen voor overleg waarin gesproken werd en plannen werden gemaakt voor vervolgstappen in de verbinding zorg, sport en bewegen. In netwerken met een niet- structurele samenwerking kwamen professionals niet op regelmatige basis bijeen. Door een onderscheid te maken tussen de structurele en niet-structurele samenwerkingen, konden de meningen over de verbinding zorg, sport en bewegen met elkaar vergeleken worden omdat de situaties binnen de netwerken vergelijkbaar waren.

Met het coderen werd gewerkt met een deels vooraf gecreëerde codeboom (Appendix 4) gebaseerd op het vooraf gedane literatuuronderzoek en de leidraad van de focusgroepgesprekken. De codeboom werd opgesteld door twee onderzoekers (KL en AF). De codes uit het literatuuronderzoek waren de gevonden factoren die invloed hebben op het bevorderen van bewegen onder eerstelijnszorgprofessionals. Deze codes waren toereikend voor het identificeren van belemmerende en faciliterende factoren in de verbinding zorg, sport en bewegen. De codes uit de leidraad van de focusgroepgesprekken leenden zich voor het coderen van de hoofdlijnen van de transcripten. De codes uit de interviewhandleiding werden door inductief te coderen verder uitgesplitst om tot meer specifieke codes te komen. Op deze manier ontstond een overzicht van de data wat hielp bij de interpretatie ervan. Uiteindelijk konden vijf thema’s onderscheiden worden, omdat al deze thema’s regelmatig terugkeerden in de focusgroepen (stap 4). Deze thema’s waren 1) taken van de buurtsportcoach, opgesplitst in netwerker, doorverwijzer en organisator, 2) beoordeling van de buurtsportcoach aan de hand van de thema’s meerwaarde en karakteristieken 3) attitude ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen, 4) verwachtingen ten aanzien van de verbinding zorg, sport

(26)

18 | Resultaten

en bewegen en 5) belemmerende en faciliterende factoren voor het verbinden van zorg, sport en bewegen zoals tijd, beleid en personeel. De eerste vier thema’s zijn het directe resultaat van vragen uit de interviewhandleiding, de vijfde afkomstig uit het literatuuronderzoek, aangevuld door eigen bevindingen. De twee onderzoekers codeerden afzonderlijk de transcripten waarna zij na gezamenlijk overleg en discussie tot overeenstemming kwamen over de gecodeerde transcripten. Door afzonderlijk te coderen en te vergelijken werd de kans op interpretatiefouten verminderd. Na het coderen werden de transcripten geanalyseerd. De thema’s werden beschreven aan de hand van de perspectieven van professionals over de buurtsportcoach en de verbinding zorg, sport en bewegen, geïllustreerd door quotes (stap 5). Ten slotte, zijn de data geïnterpreteerd door de onderzoekers om te ontdekken wat de verbinding zorg, sport en bewegen en de rol van de buurtsportcoach in deze verbinding betekent voor zorg, sport en welzijnsprofessionals (stap 6). De analyse werd door beide onderzoekers afzonderlijk uitgevoerd, waarna de resultaten van beide onderzoekers werden vergeleken en consensus werd bereikt om zo de betrouwbaarheid van de bevindingen te verhogen.

3. Resultaten

In de resultaten worden achtereenvolgens de resultaten van het literatuuronderzoek en de resultaten van de focusgroepen besproken. Het literatuuronderzoek geeft antwoord op de vraag wat perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals zijn ten aan zien van het bevorderen van sport en bewegen. De resultaten van de focusgroepen bestaan uit de perspectieven van zorg-, sport- en welzijnsprofessionals ten aanzien van de buurtsportcoach en ten aanzien van de verbinding zorg, sport en bewegen.

Resultaten literatuurstudie

Karakteristieken van geïncludeerde studies

In Tabel 3 zijn de studiekarakteristieken zichtbaar van de 23 geïncludeerde studies. Verschillende methoden werden gebruikt in de studies voor het in kaart brengen van de perspectieven van eerstelijnsprofessionals. Negen studies waren kwantitatief van aard door het gebruik van vragenlijsten (6, 6, 7, 10, 16, 17, 19, 22, 23), acht studies waren kwalitatief door gebruik van semigestructureerde interviews en/of focusgroepen (3, 4, 8, 12, 13, 14, 15, 20) en zes studies waren zowel kwalitatief als kwalitatief (focusgroepen en/of interviews in combinatie met vragenlijsten) (1, 2, 9, 11, 18, 21). De meeste studies waren afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk (8, 9, 10, 11, 18, 20), en Australië (4, 12, 22, 23). De andere studies waren uitgevoerd in Canada (1,7,16) de Verenigde Staten (5, 13, 14), Nederland (15, 17), België (2), Zwitserland (3), Ierland (19), Duitsland (6) en Spanje (21). De studiepopulatie bestond uit eerstelijnszorgprofessionals, in de meeste gevallen professionals werkzaam in de huisartsenpraktijk zoals huisartsen, praktijkondersteuners, doktersassistenten en

(27)

Resultaten | 19 verpleegsters (primary care nurses/practice nurses). Vier studies richtten zich op fysiotherapeuten (12, 13, 19, 22) en een enkele studie op pedologen (4), diabetesvoorlichters (7) en consultatiebureau medewerkers (9). De studies focuste zich voornamelijk op de algemene patiënt die baat kan hebben bij meer bewegen. Vijf keer was de doelgroep patiënten met een chronische aandoening zoals hartpatiënten en diabetespatiënten (1, 7, 14, 18, 20). In vier gevallen was de doelgroep ouderen (2, 10, 12, 13).

Het doel van het literatuuronderzoek was om de perspectieven van eerstelijnszorgprofessionals ten aanzien van het bevorderen van sport en bewegen in kaart te brengen. 22 van de 23 geïncludeerde studies gingen over perspectieven ten opzichte van het voorschrijven van beweging in de eerstelijnszorgpraktijk. Eén studie bevatte perspectieven over het organiseren van beweegactiviteiten door de eerstelijnszorg (2). Geen enkele studie werd gevonden die als doel had om perspectieven van zorgprofessionals in kaart te brengen ten opzicht van sport en bewegen zelf, maar dus altijd in combinatie met voorschrijven of organiseren van bewegen.

(28)

20 | Resultaten

Tabel 3: Studiekarakteristieken

Studie Methode(s) Doel Doelgroep Studie populatie Land

1. Allen et al.

(2000)

427 vragenlijsten en 4 focusgroepen

Het vaststellen van kennis en barrières voor het voorschrijven van beweging.

Hartpatiënten Vragenlijst: 192 huisartsen, internisten, cardiologen.

Focusgroepen: 25 huisartsen, 1 internist, 3 cardiologen.

Canada

2. Baert et al.

(2015)

705 online

vragenlijsten en 49 semigestructureerde interviews

Uitzoeken welke factoren van invloed zijn op het organiseren van beweging door fysiotherapeuten in verzorgingstehuizen.

Inwoners van verzorgings- tehuizen

Huisartsen. 24

interviews en 254 online vragenlijsten.

België

3. Bize et al.

(2007)

16

semigestructureerde interviews

Meningen in kaart brengen van artsen t.a.v. bewegingsbevordering.

Patiënten 16 huisartsen Zwitserland

4. Crisford et al.

(2013)

20

semigestructureerde interviews

Verkennen van attitudes van pedologen t.a.v. bewegingsbevordering.

Patiënten 20 pedologen Australië

5. Dauenhauer et al.

(2006)

454 vragenlijsten In kaart brengen hoe zorgprofesionals bewegen voorschrijven en wat hun attitudes, barrières, en opleidingswensen zijn t.a.v. het voorschrijven van beweging.

Patiënten 177 huisartsen, doktersassistenten en verpleegsters.

Verenigde Staten

6. Diehl et al.

(2015)

13294 vragenlijsten Het in kaart brengen van attitudes en kennis, gerelateerd aan

beweegadvisering.

Patiënten 4074 huisartsen Duitsland

7. Dillman et al.

(2010)

119 vragenlijsten Onderzoeken wat percepties zijn van diabetesvoorlichters ten aanzien van beweegadvisering.

Patiënten met diabetes

119 diabetesvoorlichters Canada

(29)

Resultaten | 21

Studie Methode(s) Doel Doelgroep Studie populatie Land

8. Din et al.

(2014)

9

semigestructureerde interviews

Onderzoeken van percepties van gezondheidsprofessionals over hun rol in het bevorderen van bewegen.

Patiënten 46 zorgprofessionals, 31 huisartsen, 6 praktijkondersteuners en 6 praktijkmanagers

Verenigd Koninkrijk

9. Douglas et al.

(2006)

630 vragenlijsten en 20 diepte-interviews

Het in kaart brengen van attitudes, beliefs en praktijken van

consultatiebureaumedewerkers en praktijkondersteuners in het adviseren van beweging.

Patiënten 169 medewerkers van consultatiebureaus en 212

praktijkondersteuners

Verenigd Koninkrijk

10. Goodman et al.

(2011)

521

semigestructureerde vragenlijsten

Het ontdekken van kennis en attitudes van eerstelijnszorgverpleegsters over de gezondheidswinst van

beweegbevordering onder ouderen.

Ouderen 391 verpleegsters Verenigd Koninkrijk

11. Graham et al.

(2005)

144 vragenlijsten en 11

semigestructureerde interviews

o.a. ontdekken wat barrières zijn onder zorgprofessionals om door te verwijzen naar het beweegaanbod.

Patiënten Vragenlijst: 71

huisartsen Interviews: 9 huisartsen, 2 praktijk verpleegsters/praktijk ondersteuners

Verenigd Koninkrijk

12. Haas et al.

(2012)

24

semigestructureerde interviews over de telefoon

Beschrijven van factoren die invloed hebben op het voorschrijven van beweegoefeningen voor valpreventie.

Oudere patiënten 24 fysiotherapeuten Australië

13. Healey et al.

(2012)

14 focusgroepen Beschrijven hoe fysiotherapeuten te werk gaan in het bevorderen van gezondheid.

Oudere patiënten (65+)

13 fysiotherapeuten Verenigde Staten

14. Hong et al.

(2012)

5 focusgroepen Nagaan wat de perceptie van huisartsen is t.a.v. persoonlijke en omgevingsfactoren in het voorschrijven van beweging.

Patiënten met overgewicht

35 huisartsen Verenigde Staten

(30)

22 | Resultaten

Studie Methode(s) Doel Doelgroep Studie populatie Land

15. Huijg et al.

(2015)

28

semigestructureerde interviews

Ontdekken wat stakeholderpercepties zijn t.a.v. fases in beweeginterventies.

Patiënten Interventie managers, praktijkondersteuners, huisartsen en aanbieders van interventies.

Nederland

16. Kennedy et al.

(2003)

800 vragenlijsten Het beoordelen van vertrouwen, praktijken en barrières van huisartsen t.a.v. het adviseren van beweging.

Patiënten 330 huisartsen Canada

17. Leemrijse et al.

(2015)

800 vragenlijsten Inzichten krijgen in wat percepties zijn van huisartsen in het doorverwijzen van patiënten naar sportaanbod.

Patiënten 340 huisartsen Nederland

18. Matthews et al.

(2014)

28 online vragenlijsten, 7 semigestructureerde interviews.

Het ontdekken van inzichten van gezondheidsprofessionals t.a.v.

bewegingsbevordering in diabetes zorg.

Diabetes patiënten

16 vragenlijsten: 2 managers, 6

praktijkondersteuners, 2 consultantartsen, 4 huisartsen en 1 anonieme deelnemer.

Verenigd Koninkrijk

19. Mohan et al.

(2012)

100 vragenlijsten De hoeveel kennis bepalen die senior fysiotherapeuten hebben over het voorschrijven van beweging en hun attitudes t.a.v. rol van de fysiotherapeut.

Patiënten 71 senior fysiotherapeuten

Ierland

20. Presseau et al.

(2009)

12 op theorie gebaseerde

semigestructureerde interviews

Onderzoeken welke gedrag huisartsen vertonen bij het voorschrijven van beweging.

Patiënten met een hoge bloeddruk en diabetes

12 huisartsen Verenigd Koninkrijk

21. Ribera et al.

(2005)

420 vragenlijsten, 5 focusgroepen en 7 semigestructureerde interviews

Kennis opdoen over

bewegingsbevordering en het ontdekken van ervaringen van doktoren en

verpleegsters in het bevorderen van bewegen.

Patiënten 145 huisartsen en 92 verpleegsters

Spanje

(31)

Resultaten | 23

Studie Methode(s) Doel Doelgroep Studie populatie Land

22. Shirley et al.

(2010)

958 vragenlijsten Bepalen wat de kennis, vertrouwen, rolperceptie, barrières, haalbaarheid en adviseringsvaardigheden zijn van (student) fysiotherapeuten in het bevorderen van bewegen.

Patiënten 321 fysiotherapeuten en 279 student

fysiotherapeuten

Australië

23. Van der Ploeg et al.

(2007)

560 online

vragenlijsten in 1997 en in 2000

Verschillen in percepties van huisartsen in het bevorderen van bewegen in de praktijk tussen 1997 en 2000.

Patiënten 1997: 325 huisartsen 2000: 397 huisartsen

Australië

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarom besluiten de KNMG, RGS en CGS al direct in maart om voor alle geneeskundig specialisten wiens registratie expireert in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december

Hoe kunnen we ontwikkelkansen van kinderen vergroten door een betere samenwerking tussen allerlei partijen die bij het kind zijn betrokken: onderwijs,

De bedoeling is dat je straks ‘op eigen benen’ kunt staan en klaar bent voor de overstap naar de zorg voor volwassenen.. Als we vroeg beginnen met de voorbereiding van deze overstap

Toetreding van grote technologie bedrijven en snel groeiende start-ups veranderen de verhoudingen tussen traditionele spelers in het ecosysteem radicaal. Technologies

Voor de resultaten met betrekking tot beenkracht, armkracht, knijpkracht, uithoudingsvermogen, ervaren gezondheid, motivatie en de scores met betrekking tot beweeggedrag

► Meer tevredenheid over de geleverde zorg en zelden een negatieve invloed op stress, angst en depressie bij patiënt, bewoner en naasten?. ► Beter begrip bij

Van de Oosterhouters van 18 jaar en ouder geeft bijna 14 procent aan te roken, 39 procent rookt niet meer (maar vroeger dus wel) en ruim 47 procent heeft naar eigen zeggen nog

En dat terwijl toch elke arts met stervende patiënten te maken krijgt.” Paul Vanden Berghe van de Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen vindt dat die situatie niet meer houdbaar