• No results found

het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (gemachtigde: M.M. Mulders),

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (gemachtigde: M.M. Mulders),"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

tussenuitspraak

R E C H T B A N K A MS T E R D A M Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/3309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen F. van der Linde, eiser

en

het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (gemachtigde: M.M. Mulders),

Procesverloop

Met een besluit van 15 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) met 20% verlaagd omdat hij niet meer over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt.

Met een besluit van 9 mei 2019 (liet bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020. Eiser is verschenen.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht.

Ter onderbouwing van dit verzoek heeft hij een ingevulde verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen overgelegd. Gelet daarop wijst de rechtbank het verzoek toe.

2.1 Eiser heeft een woning die hij huurde in de Amsterdamse Pijp opgezegd. Eiser voelde zich hiertoe naar eigen zeggen genoodzaakt vanwege bedreigingen aan zijn adres.

Verweerder is destijds niet overgegaan tot het omzetten van eisers bijstandsuitkering naar een dak- en thuisloze uitkering.

2.2 Op 15 februari 2019 heeft tussen eiser en verweerder een gesprek plaatsgevonden met als doel meer inzicht te krijgen in eisers woon- en leefsituatie. Van dit gesprek is een rapportage verandering bijstandsnorm (rapportage) opgesteld.' In de rapportage is onder meer opgenomen dat eiser op verschillende adressen in Amsterdam verblijft, hij regelmatig van adres wijzigt en dat hij deze adressen vanwege dreiging op zijn leven niet aan

verweerder kan geven. Ook is in de rapportage opgenomen dat verweerder het niet redelijk

Rapportage dateert net als het primaire besluit van 15 februari 2019.

(2)

zaaknummer: AMS 19/3309 pagina 2 van 5 inzake: F. van der Linde

vindt om als peildatum het moment van opzegging van de woning te nemen. Verweerder houdt daarom

15 februari 2019, het moment waarop liet gesprek plaatsvond, aan.

3. Met het primaire besluit, gehandhaafd met liet bestreden besluit, heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Pw met 20% verlaagd. Reden hiervoor is dat verweerder eiser heeft aangeduid als een 'adreshopper', iemand die aantoonbaar op meerdere adressen verblijft. Adreshoppers worden gelet op liet beleid2 van verweerder gelijkgesteld aan

daklozen. Eiser heeft geen regelmatig gebruik gemaakt van de nachtopvang. Dat betekent dat ook geen aanleiding bestaat om de uitkering met 10% in plaats van 20% te verlagen.

Verweerder ziet evenmin aanleiding om met toepassing van artikel 18 van de Pw van de verlaging met 20% af te zien.

4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Standpunt eiser

5. Eiser voert aan dat verweerder zijn uitkering niet had mogen verlagen. Eiser bestrijdt verweerders standpunt dat hij lagere bestaanskosten zou hebben. Volgens eiser is juist liet omgekeerde het geval. Doordat hij van plek naar plek moet hoppen maakt eiser meer kosten.

Om dit te staven heeft eiser aangeboden bewijzen te overleggen, echter wil verweerder alleen een commercieel contract zien. Eiser ziet niet in waarom een verklaring dat hij bij iemand 'gecrasht' is niet kan dienen als officieel bewijsstuk. Tevens voert eiser aan dat zijn uitkering naar de bijstandsnorm voor een alleenstaande een verworven recht is. Eiser heeft de uitkering op dit niveau van 1 oktober 2016 tot 15 februari 2019 ontvangen. Op 15 februari 2019 zijn eisers omstandigheden niet veranderd. Er bestaat dus ook geen aanleiding voor de verlaging.

Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat in zijn geval sprake is van bijzondere

omstandigheden. In dit kader voert eiser aan dat hij zijn woning heeft moeten opzeggen in verband met bedreigingen.

O orde el rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat verweerder nadat eiser beroep heeft ingesteld twee nieuwe besluiten heeft genomen. Het eerste besluit is van 5 juli 2019. Met dit besluit is eisers uitkering, omdat hij wel gebruik maakt van de diensten van de maatschappelijke opvang, per 1 mei 2019 in plaats van met 20% met 10% verlaagd.

Vervolgens heeft verweerder op 9 april 2020 een nieuw besluit genomen aangaande eisers uitkering. In dit laatste besluit is bepaald dat eiser per 22 maart 2020 een uitkering naar de bijstandsnorm voor een alleenstaande ontvangt. Dat betekent dat eiser met ingang van 22 maart 2020 de uitkering ontvangt die hij wenst. Gelet op het voorgaande is in de onderhavige procedure de periode van 15 februari 2019 tot 22 maart 2020 in geding.

7. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 27 van de Pw het college de bijstandsnorm lager kan vaststellen voor zover een betrokkene lagere algemeen

noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. De gevallen waarin verweerder in dergelijke gevallen kan overgaan tot verlaging van de uitkering zijn

opgenomen in artikel 2.2 van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW en IOAZ. Dit beleid is

2 Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen, paragraaf 4.7.2 en 4.7.3.1.

(3)

zaaknummer: AMS 19/3309 pagina 3 van 5 inzake: F. van der Linde

nader uitgewerkt in paragraaf 4.7.3.1 van de Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen. Onder 'Verlaging van 20%' is specifiek in eisers situatie voorzien. Namelijk;

'Voor klanten die van adres naar adres zwerven en geen gebruik maken van het reguliere overnachtingsaanbod van de maatschappelijke opvang, geldt dat zij in principe een verlaging van 20% krijgen.

8. In het bestreden besluit is opgenomen dat er geen criterium is om in eisers geval af te zien van een verlaging. De rechtbank is van oordeel dat dit onjuist is. Dat er in principe' verlaagd wordt impliceert namelijk dat er wel ruimte is. In het verweerschrift heeft

verweerder opgenomen dat eiser door de verlaging van de bijstand niet in een situatie komt die onhoudbaar is. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting niet kunnen toelichten waar deze 'onhoudbaar-norm' vandaan komt. Dat verweerder in geval van 'adreshoppers' altijd niet 20% verlaagt blijkt nergens uit. Bovendien, al zou dat zo zijn, dan bestaat ook nog de

wettelijke verplichting te toetsen aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

9. Uit liet voorgaande volgt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb is genomen. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank liet bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in liet bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.

10. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb uiterlijk binnen twee weken aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de Situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

11. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn vermeld in de tussenuitspraak omdat liet inbrengen van nieuwe geschilpunten in beginsel in strijd met de goede procesorde wordt geacht.

17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak .op liet beroep.

Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

(4)

z a a k n u m m e r : AMS 1 9 / 3 3 0 9 p a gin a 5 v a n 5 in z a k e : F . v a n d e r Lin d e

B IJLA G E — W E T T ELIJK K A D E R

Participatiewet Artikel 27

H e t colle g e k a n d e nor m , b e do eld in d e a rtik ele n 2 0 e n 2 1 , la g e r v astst elle n v oorzo v e r d e b ela n g h e b b e n d e la g ere alg e m e e n nood z a k elij k e k ost e n v a n h e t b est a a n h e eft d a n w a a rin d e nor m v oorzie t als g e v olg v a n zij n w oonsit u a tie , w a a ron d e r b e gr e p e n lie t nie t a a n hou d e n v a n e e n w o nin g.

Beleidsregels Participatiewet, IOAW en IOAZ Artikel 2.2

1 . H e t colle g e v erla a gt d e nor m , m e t 2 0 % v a n d e bijst a n dsnor m v oor g e h u w d e n , g e no e m d in a rtik el 2 1 , on d e rd e el b v a n d e Pa rticip a tie w e t, in die n b ela n g h e b b e n d e la g e r alg e m e e n nood z a k elij k e k ost e n v a n b est a a n h e eft als g e v olg v a n d e b e w onin g v a n e e n w onin g w a a r a a n g e e n w oon k ost e n zij n v erbon d e n of v a n h e t nie t a a n hou d e n v a n e e n w o nin g .

2 . H e t colle g e v erla a gt d e nor m , m e t 1 0 % v a n d e bijst a n dsnor m v oor g e h u w d e n , g e no e m d in a rtik el 2 1 , on d erd e el b v a n d e Pa rticip a tie w e t, t e n a a n zie n v a n d e

b ela n g h e b b e n d e die g e e n w onin g a a n hou dt e n t e v e ns nie t in e e n inrich tin g v e rblijft, m a a r w a a rv a n h e t a a n n e m elij k is, d a t d e b ela n g h e bb e n d e g e bruik m a a k t v a n die nst e n v a n d e m a a tsch a p p elij k e op v a n g.

Algemene wet bestuursrecht Artik el 4 : 8 4

H e t b est u ursorg a a n h a n d elt o v ere e n k o m stig d e b eleidsre g el, t e n zij d a t v oor e e n of m e er b ela n g h e b b e n d e n g e v olg e n zou h e b b e n die w e g e ns bij zon d e r e o m st a n dig h e d e n on e v e nr e dig zij n in v erhou din g tot d e m e t d e b eleidsre g el t e die n e n do ele n .

(5)

zaaknummer: AMS 19/3309 pagina 4 van 5 inzake: F. van der Linde

Beslissing De rechtbank:

- draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak liet gebrek te herstellen niet inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in liet openbaar uitgesproken op:

---- )

) - rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

1 2 AUG. 2020

Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van artikel 2.7 lid 1 sub a van de Regeling omgevingsrecht en artikel 2.2 van Bouwbesluit 2012 dienen uiterlijk drie weken voor de aanvang van betreffende

Uit het onderzoek blijk t dat zowel voor de beoordeling in het k ader van de bestemmingsplanprocedure als voor het toetsingsk ader op grond van de Wet milieubeheer ten gevolge van

Omdat het volgens school niet lukte om met bezwaarden overeenstemming te bereiken over de voortgang van het onderwijs aan [leerling] en omdat de school niet kon voldoen aan

In deze overeenkomst is vastgelegd welke (financiële) verplichtingen er voor beide partijen zijn in het kader van het nog op te stellen ruimtelijke plan Rondweg Milsbeek.. Dit

Indien het college het onderzoeksverslag niet omzet in een ‘mijn plan’, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 van dit Besluit, kan het college dit verslag als een aanvraag voor

Bij deze belangenafweging worden ook de eventueel ingediende zienswijze(n) meegewogen. De criteria in artikel 5 van de Bomenverordening 2014 zijn bedoeld om deze afweging zo

De vennootschap en anderen hebben niet aannemelijk ge- maakt dat, voor zover de kosten voor het opruimen van eventuele explosieven op grond van het exploitatieplan niet kunnen

Dat verzoekers vinden dat [de leerling] moet werken met de Jamara-methode voor rekenen, moge zo zijn, maar van een school kan niet verwacht worden om mee te gaan in het verzoek