• No results found

Annotation: Hoge Raad 2000-02-11

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Annotation: Hoge Raad 2000-02-11"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GUUsHEERMA VANVOSS hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Leiden

..

I:

"CI ::II

..

Do ...

..

::II

-Nogmaals: pretverlof

O

P 11 februari 2000deedde Hoge Raad in hoogste

in-stantie uitspraak overeenzaakwaarover ik in deze

JU-briek reeds eerder schreef (Ok-lnformatie van 15april 1999). De Eenheid Zaandam van de Belastingdienst schafte het 'pretverlof' afvoor de medewerkers: de jaarlijkse vrije dag op de verjaardag en een feestdag naar keuze. Volgens de Rechtbank Haarlem viel hetaantalvrije dagen nietonderhetin-stemmingsrecht. In mijn commentaar achtte ik deze uitspraak nietjuisten sprakik de hoop uit dat de Hoge Raad zich hiernog eens over zouuitlaten. Dielaatste hoop is vervuld, maarde Hoge Raad deelde niet mijn visie.

De Hoge Raad verwijst naarde wetsgeschiedenis vanartikel27 WOR, waaruit blijkt dat het niet de bedoeling is de or een in-stemmingsrecht te geven met de primaire arbeidsvoorwaarden. Ondereen vakantieregeling (als bedoeld in artikel 27, lid 1 on-der b WOR) moet worden verstaan een regeling die betrekking

heeft opde wijze waarop of de periode waarinvakantie wordt

opgenomen. Ondereen zodanige regeling valtniet een regeling

die betrekking heeft op hetaantalvakantiedagen.

Uitde conclusie vanadvocaat-generaal Mok bij dit arrestwordt duidelijk dat ookhij het eengrensgeval acht. 'Men bevindt zich hier in een gebied met smalle marges', schrijft de advocaat-ge-neraal. Hij wijst er op dat de regeling ook iets zeioverde wijze van opnemen van de verlofdagen (namelijk op bepaalde dagen van het jaar). Maar omdat de regeling als geheel wordt inge-trokken, overheerst het karakter van regeling van primaire ar-beidsvoorwaarden. Ookeeneerdere uitspraak vande Hoge Raad

waarin een regeling van arbeidsduurverkorting onder het in-stemmingsrecht werd gebracht, verandert ditstandpunt niet. Ook daar ginghet immers vooral om de invulling vaneenin principe al bij cao toegekende arbeidsduurverkorting.

Belangrijk voor de toekomst is dat zowel de advocaat-generaal alsde Hoge Raad vinden dat de toelichting vande wetindit ver-bandstrikt moet worden gevolgd en dat die gaat boven de tekst

Het onderscheid tussen primaire

en secundaire

arbeidsvoor-waarden bepaalt of een kwestie

onder het instemmingsrecht valt

van de wet. De tekst van artikel 27 WORmaakt immers hele-maal geen onderscheid tussen primaire en secundaire arbeids-voorwaarden. Voortaan weten we dat voor de vraag of iets on-der het instemmingsrecht valt het onon-derscheid tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden bepalend is. Oat de grens daartussen ookonduidelijk is, wordt weI erkend, maardat blijkt

niet doorslaggevend. •

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5. De Rechtbank achtte, anders dan de Kan- tonrechter, de CAO van toepassing op de ar- beidsovereenkomst tussen partijen voorzover deze algemeen verbindend was geworden. Zij

Wanneer een op staande voet ontslagen werknemer het niet eens is met de door de werkgever opgege- yen dringende reden, heeft de werknemer de keuze tussen het inroepen van de

geen plaats meer voor het oordeel dat het ont- slag niettemin kennelijk onredelijk is op de in art. 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW genoem- de grond dat de gevolgen van de

Weliswaar golden de:e bepalingen nog niet in 1990, maar toen was wel reeds in de jurispru- dentie aanvaard dat de werknemer voor door hem aan de werkgever toegebrachte schade

Incidenteel beroep werkgever tegen oordeel Rechtbank dat werkgever over bepaalde periode niettemin tot doorbetaling loon was verplicht: Wanneer een werknemer die door ziekte tot

Anders dan in de onderdelen 1 en 2 tot uitgangspunt wordt genomen, hangt het van de omstandigheden van het geval af, of de in art.7:658 lid 1 bedoelde zorgplicht meebrengt dat

3.1. Het cassatiemiddel richt zich tegen rov.5.6 jo, rov.5.9 van het bestreden vonnis. De rechtbank overweegt in rov. ) Naar het oordeel van de rechtbank heeft de kantonrechter (in

lou de Rechtbank het voorgaande niet hebben miskend, dan is haar met (c) aangeduide beslis- sing onbegrijpelijk, Van Duiven heeft immers bij memorie van antwoord op p.2, onder 3., 3