• No results found

Annotation: Hoge Raad 2002-12-20

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Annotation: Hoge Raad 2002-12-20"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Annotation: Hoge Raad 2002-12-20

Heerma van Voss, G.J.J.

Citation

Heerma van Voss, G. J. J. (2003). Annotation: Hoge Raad 2002-12-20. Or Informatie, 3,

42-43. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/14876

Version:

Not Applicable (or Unknown)

License:

Leiden University Non-exclusive license

Downloaded from:

https://hdl.handle.net/1887/14876

(2)

Beperkte ruimte voor instemmingsrecht

Holland Casino wilde her toezicht op de speeltafels veran-deren, zodanig dar een toezicht-houder in plaats van twee voor-taan vier speeltafels zou controle-ren. In rwee vestigingen werd dit systeem, bij wijze van pilot, ge-durende zes maanden ingevoerd. Hiervoor werd geen instemming van de or gevraagd. Toen de or dit in kort geding aanvocht, stelde de President van de Rechtbank in Den Haag hem in her gelijk. Het Hof Den Haag dacht hier in hoger beroep echter anders over. De Hoge Raad volgde uiteindelijk het hof

De stelling van de or was dat het instemmingsrecht om twee rede-nen aan de orde was. Enerzijds zou het toezicht op de speeltafels betrekking hebben op de arbeids-omstandigheden, omdat dit de werkdruk zou verhogen. Ander-zijds zou sprake zijn van een rege-ling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op prestaties van de in de onder-neming werkzame personen. De Hoge Raad oordeelt dat het insternmingsrecht met regelingen op het gebied van de

arbeidsom-standigheden volgens de wetsge-schiedenis betrekking heeft op het arbeidsomstandighedenbeleid van de werkgever. Het komt daar-bij aan op het doel van de rege-ling. Weliswaar kan de pilot van Holland Casino gevolgen hebben voor de arbeidsomstandigheden en het ziekteverzuim, maar niet kan worden gezegd dar het doel van de pilot is om hiervoor een regeling te treffen.

Wat betreft de voorzieningen inzake waarneming van of con-trole op prestaties van werkne-mers blijkt uit de wetsgeschiede-nis volgens de Hoge Raad dar hier wordt gedoeld op personeelsvolg-en informatiesysternpersoneelsvolg-en. Daar-onder kan niet worden begrepen louter(rnenselijk) toezicht zonder dat daarbij wordt gebruik gemaakt van enig technisch of administratief (hulp)middel (Hoge Raad 20 december 2002, JAR 2003/18).

Commentaar

De kwestie toont een dilemma dat in het instemmingsrecht met de arbeidsomstandigheden speelt. In zekere zin heeft bijna elke maatregel op het gebied van de werkzaamheden wel enig effect

op de arbeidsomstandigheden, in die zin dar de werkdruk erdoor wordt beinvloed. De vraag is wan-neer precies instemming moet worden gevraagd.

De Hoge Raad bepaalt dit simpel: als hetdoelvan de maatregel is om arbobeleid te voeren valt her eronder en andersnier, Is dir niet war al te simpel? De werkgever kan imrners ook maatregelen nemen die niet tot doel hebben om arbobeleid te voeren, maar dit beleid wel drastisch beinvloeden. Als de werkgever bijvoorbeeld een arbobeleid heeft dat gericht is op reducrie van geluidsoverlast, dan kan het aankopen van machines die veel geluidslast veroorzaken dat beleid doorkruisen. De or zou dan de mogelijkheid moeten heb-ben om dit besluit aan te vechten, maar volgens de regel van de Hoge Raad lijkt dar niet te kun-nen. Het instemmingsrecht met het arbobeleid zou op die manier kunnen worden uitgehold. Mijns inziens zouden ook besluiten die impliciet een wijziging van het arbobeleid meebrengen in elk geval op dar punt onder het instemmingsrecht moeten vallen. De privacybepaling van het instemmingsrecht wordt door de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5. De Rechtbank achtte, anders dan de Kan- tonrechter, de CAO van toepassing op de ar- beidsovereenkomst tussen partijen voorzover deze algemeen verbindend was geworden. Zij

Wanneer een op staande voet ontslagen werknemer het niet eens is met de door de werkgever opgege- yen dringende reden, heeft de werknemer de keuze tussen het inroepen van de

geen plaats meer voor het oordeel dat het ont- slag niettemin kennelijk onredelijk is op de in art. 7:681 lid 2 aanhef en onder b BW genoem- de grond dat de gevolgen van de

Weliswaar golden de:e bepalingen nog niet in 1990, maar toen was wel reeds in de jurispru- dentie aanvaard dat de werknemer voor door hem aan de werkgever toegebrachte schade

3.10. Het in 3.9 overwogene leidt tot de slotsom dat van een direct onderscheid als bedoeld in art. Voor zover de Rechtbank evenwel heeft geoordeeld dat sprake is van

In deze zaak heeft thans eiser tot cassatie, De Bont, zijn werkgeefster, thans verweerster in cassatie Oudenallen, aansprakelijk gesteld voor de schade door hem geleden doordat hij

Anders dan in de onderdelen 1 en 2 tot uitgangspunt wordt genomen, hangt het van de omstandigheden van het geval af, of de in art.7:658 lid 1 bedoelde zorgplicht meebrengt dat

lou de Rechtbank het voorgaande niet hebben miskend, dan is haar met (c) aangeduide beslis- sing onbegrijpelijk, Van Duiven heeft immers bij memorie van antwoord op p.2, onder 3., 3