Vraag nr. 119 van 3 juni 1998
van de heer MARC OLIVIER
ADHD-patiënten – Opvang en begeleiding
Volgens de resultaten van een wetenschappelijk onderzoek zou ongeveer 6 % van de schoolgaande jeugd te kampen hebben met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder). De aandoening leidt tot aandachtsstoornis, rusteloosheid en impul-sief gedrag. Vermelde symptomen doen zich meest-al voor op jeugdige leeftijd : per definitie voor de leeftijd van zeven jaar, vaak zelfs voor de leeftijd van vijf jaar en in uitzonderlijke gevallen voor de leeftijd van twee jaar. Soms werken vermelde symptomen echter door tijdens de adolescentie of zelfs bij volwassen personen. De symptomen kun-nen een ernstige rem betekekun-nen op de persoonlijke ontwikkeling en kunnen leiden tot ernstige leer-a c h t e r s t leer-a n d . Het geneesmiddel Rilleer-atine, een soort amfetamine die het concentratievermogen aan-s c h e r p t , vormt in deze gevallen een goede uit-komst.
Er bestaat echter een groot tekort aan opvang en begeleiding van A D H D - p a t i ë n t e n . Zo wordt in het Centrum voor Orthopedagogische Begeleiding (COB) in Leuven viermaal per jaar een wachtlijst geopend voor slechts tien kinderen. Zij worden er onderzocht en kunnen in voorkomend geval een therapie volgen. Bij de specialist terzake, p r o f e s s o r D a n c k a e r t s, bestaat een wachtlijst van acht maan-den.
Ouders van ADHD-patiënten weten dan ook niet goed wanneer zij er met hun kinderen terechtkun-n e terechtkun-n . Er zijterechtkun-n oterechtkun-nvoldoeterechtkun-nde testbatterijeterechtkun-n voorhaterechtkun-n- voorhan-den om een duidelijke diagnose te stellen. Het ver-moeden is dan ook groot dat het geneesmiddel Rilatine – vaak op aanbeveling van de onderwijs-instelling van het kind – wordt voorgeschreven aan probleemkinderen die geenszins A D H D -patiënten blijken te zijn. De begeleiding van ADHD vergt dus een specifieke opvang waarbij de patiënten worden gescreend en een duidelijke diagnose wordt gesteld voor de gedragsstoornissen. Daarna volgt een specifieke therapie waarbij de ouders en de onderwijsinstelling worden betrokken en waarbij het kind zowel medisch, als op het gebied van zijn gedragingen van dichtbij wordt g e v o l g d . Deze taak kan onmogelijk aan de huisarts worden overgelaten.
1. Welke instellingen houden zich op V l a a m s niveau bezig met het screenen en begeleiden van ADHD-patiënten ?
2. Erkent de minister de nood aan specifieke opvang en begeleiding voor A D H D - p a t i ë n t e n en de noodzaak om daarbij ouders en de onder-wijsinstelling te betrekken ?
3. Erkent zij tevens het tekort aan opvang en begeleiding van dergelijke patiënten en het tekort aan testbatterijen om terzake een duide-lijke diagnose te stellen ? Hoe kan de opvang en begeleiding beter worden georganiseerd ? 4. Erkent zij ten slotte dat de huidige organisatie
leidt tot het voorschrijven van het geneesmiddel Rilatine aan probleemkinderen die als dusdanig geen ADHD-patiënten zijn, maar zich bevinden in problematische opvoedingssituaties ? We l k e gevaren houdt dit in ?
Antwoord
Het ADHD-syndroom is inderdaad een belangrijk g e z o n d h e i d s p r o b l e e m . Het is een frequente aan-doening die zowat 1,5 % tot 6 % van de kinderen (lagereschoolpopulatie) treft (meer jongens dan meisjes) en die zich, wat vaak uit het oog wordt v e r l o r e n , bij 10 tot 60 % van de getroffenen door-zet tot in de volwassenheid. Het verschil in percen-tage houdt verband met het gehanteerd klassifica-tiesysteem : 1,5 % volgens ICD 10 (= We r e l d g e-zondheidsorganisatieklassificatiesysteem) en 6 % volgens DSM IV (= klassificatiesysteem van A m e-rikaanse vereniging van psychiaters).
1. Vooral de revalidatiecentra, de kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen, zowel intra-als extramuraal, intra-alsook een aantal andere voor-zieningen in de pedagogische en orthopedagogi-sche sector, houden zich bezig met het screenen en begeleiden van ADHD-patiënten.
Daarnaast is het inderdaad zo dat iedere arts gemachtigd is om methylphenidate (Rilatine) voor te schrijven. Het gevaar bestaat dat huis-artsen, kinderhuis-artsen, neurologen zonder het uit-voeren van een multidisciplinair diagnostisch onderzoek de medicatie voorschrijven, w a t uiteraard niet aan te bevelen is.
Rekening houdend met het feit dat zowel dia-gnostiek als begeleiding van kinderen en jonge-ren met ADHD in hoofdzaak ambulant g e b e u r t , zouden eventuele extra middelen best hieraan besteed zijn. Vooral de leefbaarheid van k i n d e r- en jeugdpsychiatrische poliklinieken zou moeten kunnen worden verbeterd, hetgeen een Riziv-aangelegenheid is (Riziv : Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering – red.). 3. Op de vragen in verband met het tekort aan
opvang en begeleiding, het tekort aan testbatte-r i j e n , en de vtestbatte-raag hoe opvang en begeleiding beter kunnen worden georganiseerd, is geen eenvoudig antwoord mogelijk.
Het tekort aan opvang en begeleiding is iets dat zal moeten worden gekwantificeerd. Binnen de actuele beleidsontwikkelingen wordt getracht vanuit verschillende perspectieven te remedië-ren : er is recentelijk een uitbreiding in capaci-teit gebeurd voor de kinder- en jeugdpsychia-t r i e, er wordjeugdpsychia-t in gesprekken mejeugdpsychia-t hejeugdpsychia-t federaal niveau aangedrongen op structurele oplossin-gen van bovenvermelde problemen, binnen de sector geestelijke gezondheidszorg zullen net-werken worden opgericht om samenwerking tussen verschillende actoren te bevorderen, e r zal aandacht worden besteed aan de wachtlijst-p r o b l e m a t i e k , onder meer via imwachtlijst-plementering van het kwaliteitsdecreet, waarbij onthaal een van de verplichte thema's is in de geestelijke gezondheidszorg.
Met betrekking tot het onderdeel van de vraag dat betrekking heeft op het diagnostisch luik, werd reeds aangegeven dat vanuit wetenschap-pelijk neuropsychologisch onderzoek er toch wel positieve ontwikkelingen te melden zijn die de diagnostiek zouden moeten kunnen onder-steunen en verfijnen. Hierbij is het toch belang-rijk aan te stippen dat er ook vanuit de biologi-sche psychiatrie (zowel vanuit neuro-imaging als moleculair genetisch en biochemisch per-spectief) belangrijke en hoopvolle evoluties te signaleren zijn. Ook hierin moeten de nodige investeringen kunnen gebeuren om tot resulta-ten te kunnen komen, rekening houdend met het feit dat ADHD inderdaad toch wel een ern-stig gezondheidsprobleem is.
Een onderwerp dat in de vraagstelling is beslo-ten maar dat toch niet mag worden omzeild in het belang van het kind, is op welke manier de verschillende sectoren zelf structureel zouden moeten kunnen samenwerken. Ik denk hierbij trouwens ook aan de aanverwante
problematie-ken waarbij men zich dezelfde vragen stelt, zoals bijvoorbeeld, om er maar een actueel thema te nemen,ook de vraag naar de mogelijk-heden inzake diagnose en behandeling van leer-s t o o r n i leer-s leer-s e n , onder meer dyleer-slexie. De in de vraagstelling vermelde instelling, het COB van Leuven, integreert trouwens binnen zijn muren de verschillende benaderingswijzen. Het heeft verschillende erkenningen : het is ook erkend als centrum voor geestelijke gezondheidszorg onder de naam Antenne 3000.
4. De risico's van het voorschrijven van Rilatine aan probleemkinderen die geen ADHD-patiën-ten zijn maar zich bevinden in problematische opvoedingssituaties, zijn veeleer beperkt. Er zijn studies in verband met het risico op verslaving vooral bij volwassenen, die zoals hierboven ver-meld nog steeds kunnen lijden aan deze stoor-n i s. Astoor-ndere molecules zijstoor-n istoor-n ostoor-nderzoek als alternatieve behandelingsmogelijkheden. Gege-vens hierover zijn echter preliminair. In verband met het potentieel misbruik van de molecule methyphenidate (Rilatine) is te vermelden dat het verbruik onder internationaal toezicht staat. P r o d u c t i e, verbruik en misbruik verminderde hierdoor tot 1990, toen het globaal geoorloofd verbruik schommelde rond drie ton. De hierop-volgende vijf jaar is het verbruik toegenomen tot tien ton en het geschatte verbruik voor 1997 was dertien ton. De Verenigde Staten nemen hiervan 90 % voor hun rekening. Er worden in de Verenigde Staten scholen beschreven waar tot 20 % van de kinderen stimulerende medica-tie neemt voor al dan niet vermeende A D H D. De problematiek van abusus wordt vooral bij adolescenten beschreven.