• No results found

Vraag nr. 118 van 6 januari 1998 van de heer MARC OLIVIER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 118 van 6 januari 1998 van de heer MARC OLIVIER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 118 van 6 januari 1998

van de heer MARC OLIVIER

OCMW – Verkiezing voorzitter – Opvolging leden

In het artikel 13, alinea 1 van het koninklijk besluit van 24 juni 1988 tot codificatie van de gemeente-wet (Nieuwe Gemeentegemeente-wet), bekrachtigd bij gemeente-wet van 26 mei 1989, wordt onder meer bepaald dat : "iemand die als kandidaat-burgemeester wenst voorgedragen te worden, hiertoe een gedagteken-de akte van voordracht dient neer te leggen in gedagteken-de handen van de gouverneur van de provincie, en dat om ontvankelijk te zijn, deze moet ondertekend zijn door ten minste een meerderheid van hen die op dezelfde lijst werden verkozen als de voorge-dragen kandidaat-burgemeester."

In het artikel 15, § 1, alinea 1 van deze wetgeving is identiek hetzelfde bepaald voor iemand die door de gemeenteraad als schepen wenst te worden ver-k o z e n , met dit verschil evenwel dat deze voor-dracht moet worden neergelegd in handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen voor de vergadering waar de verkiezing van een of meer schepenen op de dagorde staat.

Met deze bepaling heeft de wetgever beoogd (voornamelijk bij de installatie van de nieuwe gemeenteraden) te vermijden dat raadsleden hun lijst de rug zouden toekeren om, meestal in ruil voor een burgemeester- of schepenambt, te zorgen voor een alternatieve meerderheid.

Dit kan evenwel nog steeds gebeuren door iemand die tot OCMW-voorzitter wil verkozen worden (meestal bij de algehele nieuwe installatie van de raad).

In artikel 27, § 3, alinea 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 wordt bepaald hoe de leden van het vast bureau van het OCMW worden verkozen. De wet-gever heeft door deze speciale stemformule gewild dat ook de leden van de minderheid in het OCMW konden worden verkozen. In de voornaamste ali-nea van deze paragraaf wordt melding gemaakt van een vervanging van een lid (zonder evenwel een termijn op te geven waarbinnen dit moet gebeuren) die voorgesteld was op dezelfde voor-drachtsakte waarvan sprake in artikel 11, § 1. Wa n-neer er echter moet worden overgegaan tot een stemming (zeker wanneer iemand van deze min-derheid moet worden vervangen) is de kans vrij klein dat deze kan worden verkozen en dat de wil van de wetgever kan geëerbiedigd blijven.

1. Waarom geldt voor de verkiezing van een O C M W-voorzitter nog steeds niet dat hiertoe eveneens een gedagtekende akte van voor-dracht dient te worden voorgelegd (bijvoor-beeld minstens drie dagen op voorhand in han-den van degene die de vergadering moet voor-zitten) en dat deze akte moet worden onderte-kend op de wijze zoals bepaald in bovenver-meld artikel van de Nieuwe Gemeentewet – regeling die toch reeds een tiental jaren voor-komt in de gemeentewet ?

Zijn er initiatieven in die richting ?

2. Dient er niet meer duidelijkheid te worden geschapen inzake de precieze aanwijzing van de opvolging (ook binnen welke termijn – bij-voorbeeld binnen drie maanden) van de leden van het vast bureau ?

3. Waarom is voor de vervanging van een lid (arti-kel 27, § 3 van de organieke OCMW-wet) nog niet een analoge regeling ingesteld als in de Nieuwe Gemeentewet artikel 15, § 1, laatste ali-nea en de Gemeentekieswet artikel 57, aliali-nea 2 (en dus : de aanwijzing van een lid dat volgens de orde van voord r a ch t was voorgesteld op dezelfde voordrachtsakte waarvan sprake in artikel 11, § 1) ?

Antwoord

1. Er zijn geen initiatieven gepland om de proce-dure voor de verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn te forma-liseren in de door de Vlaamse volksvertegen-woordiger beschreven zin. Tot op heden beschik ik niet over aanwijzingen dat een dergelijke wij-ziging nuttig of wenselijk zou zijn.

Wanneer de Vlaamse volksvertegenwoordiger evenwel beschikt over gegevens waaruit het tegendeel zou kunnen blijken, zou ik het op prijs stellen om hiervan in kennis te worden gesteld.

Een aanpassing enkel en alleen in het licht van het parallellisme met de Nieuwe Gemeentewet lijkt mij weinig zinvol. Ik vestig hier trouwens de aandacht op het feit dat, o v e r e e n k o m s t i g artikel 15, § 1 van de Nieuwe Gemeentewet, de verkiezing als schepen ook mogelijk is zonder een schriftelijke door de meerderheid van de op dezelfde lijst verkozen raadsleden onderteken-de voordracht.

(2)

2. Bij voortijdig ontslag of overlijden van een lid van het vast bureau of van een bijzonder comité wijzen de leden van de raad voor maatschappe-lijk welzijn die, met het oog op hun verkiezing als OCMW- r a a d s l i d , werden voorgedragen op dezelfde voordrachtakte als het te vervangen l i d , onder elkaar de opvolger aan. Deze rege-l i n g, die in 1992 werd ingevoerd ter bescher-ming van de minderheidsfracties, lijkt mij vol-doende duidelijk. Tot op heden werden in dit verband alleszins geen problemen gesignaleerd. Het voordeel van het instellen van een verplich-te verplich-termijn voor de aanwijzing van de vervanger ontgaat mij.

Enkel de fracties zelf hebben immers belang bij een spoedige vervangen van hun afgevaardigde in het vast bureau of in een bijzonder comité, en het is dus nauwelijks denkbaar dat zij deze ver-vanging op de lange baan zouden schuiven. Bovendien rijst het probleem van de afdwing-baarheid van een dergelijke termijn.

3. Het is mij niet duidelijk in welke zin artikel 15, § 1 , laatste lid van de Nieuwe Gemeentewet en artikel 57, laatste lid van de Gemeentekieswet relevant kunnen zijn voor de regeling van de vervanging van leden van het vast bureau of een bijzonder comité. De aangehaalde bepalingen zijn immers totaal vreemd aan de gestelde pro-blematiek.

Op de suggestie om voor de vervanging van leden van het vast bureau en de bijzondere comités de volgorde van de voordrachtakte bedoeld in artikel 11, § 1 van de organieke OCMW-wet te respecteren, kan zeker niet wor-den ingegaan. Dit zou immers volstrekt onde-mocratisch zijn, aangezien in de regel de kandi-daat-werkende leden op de voordrachtakte worden vermeld in alfabetische volgorde. Ook het bij hun verkiezing als raadslid behaalde stemmenaantal kan niet bepalend zijn voor de volgorde waarin de raadsleden van een fractie geroepen zijn om leden van het vast bureau of een bijzonder comité te vervangen. De leden van het vast bureau en de bijzondere comités worden immers verkozen door de raad voor maatschappelijk welzijn en niet door de gemeenteraad.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heeft de burger zekerheid dat het door de over- heid verschuldigde bedrag (waarover geen betwisting bestaat) binnen een zekere termijn wordt uitbetaald, ongeacht het

Gegevens met betrekking tot het aantal Frans- taligen die in de Zuid-West-Vlaamse grens- streek in de door de Vlaamse overheid erkende rusthuizen verblijven, zijn niet

De bijlage 2 bevat enerzijds voor het schooljaar 1993-1994 en anderzijds voor het schooljaar 1997-1998 een overzicht per betrokken gemeen- te in de provincie West-Vlaanderen én

Het eerste project werd uitgevoerd door NV Ondernemingen Jan De Nul uit Aalst en had tot doel het uitwerken van een systeem voor het reini- gen van baggerspecie waarvan

Concluderend zou ik willen stellen dat een auto- matische autopsie in geval van plotse dood bij zui- gelingen een wijze maatregel is en een aantal pre- ventieve acties mogelijk

De begeleiding van ADHD vergt dus een specifieke opvang waarbij de patiënten worden gescreend en een duidelijke diagnose wordt gesteld voor de gedragsstoornissen1. Daarna

Is er kijk- en luistergeld verschuldigd voor reeds verstreken jaren, of wordt er amnestie verleend tot een bepaalde datum.. Waarom worden caravaneigenaars niet defini- tief

In de omzendbrief BA 98/02 van 31 maart 1998 wij- zen de Vlaamse ministers Martens en Peeters op het probleem dat in de lokale besturen geregeld hoger gediplomeerden deelnemen aan