• No results found

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen · dbnl"

Copied!
135
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Spitsbergen

W.J. van der Vegt

bron

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen. J. de Lange, Deventer 1845 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/vegt005alex02_01/colofon.php

© 2014 dbnl

(2)

Voorberigt voor den tweeden druk.

Dit werkje, hetwelk strekken kan, om, zoo als op den titel gezegd wordt, der jeugd gehoorzaamheid aan Ouders en vertrouwen op God in te boezemen, heeft vooral ook ten doel, om de noordelijke deelen van den aardbol meer te doen kennen. Te dien einde heb ik er zoo veel aardrijksbeschrijving in gebragt, als slechts het plan van het werkje gedoogde, en durf mij alzoo vleijen, dat het ook voornamelijk kan dienen, om den lezer met de luchts- en grondsgesteldheid der Poollanden, de gesteldheid der zee, alsmede de verhevelingen, aan die streken eigen, meer bekend te maken.

De buitengewone aftrek, dien de eerste uitgave mogt te beurt vallen, doet mij vooronderstellen, dat het werkje door H. H. Onderwijzers met welgevallen ontvangen, en door de jeugd met graagte gelezen werd, daar de eerste aanzienlijke oplage in den tijd van weinige maanden geheel werd uitverkocht. Ten zeerste vereerd door den goeden uitslag

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(3)

van dezen mijnen arbeid, heb ik het werkje op nieuw nagezien, en hier en daar onderscheidene veranderingen, en, zoo ik hoop, verbeteringen gemaakt. Ook heb ik gezorgd, dat er plaatjes van de voornaamste, in dit werkje voorkomende dieren, werden in geplaatst, die der jeugd een aanschouwelijk denkbeeld van dezelfde kunnen geven.

In vertrouwen, dat dit werkje alzoo meer aan deszelfs titel zal kunnen

beantwoorden, en in hoop, dat het iets tot uitbreiding der aardrijkskundige kennis voor de jeugd moge bijdragen, zij het op nieuw den H. H. Onderwijzers en den leergragen kinderen aanbevolen.

ZWOLLE, Januarij 1845.

W. J.VAN DERVEGT.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(4)

Inleiding.

Vreugde en droefheid zijn onafscheidelijk aan dit leven verbonden, en wisselen elkander gedurig af; echter treft men in het lot der menschen eene groote

verscheidenheid aan. Terwijl de weg van sommigen grootendeels als met bloemen bestrooid is, treffen anderen veelal doornen aan, die den levensweg zeer

bemoeijelijken, onder welke men slechts schaars een bloempje opmerkt. – Vraagt men waarom dit zoo is, wij moeten antwoorden, dat wij zulks niet genoegzaam begrijpen kunnen. De mensch is te kortzigtig, om de wegen Gods, met zijne schepselen gehouden, te doorgronden, en daarom past het ons eerbiedig te zwijgen, en in zijnen heiligen wil te berusten, daar de uitkomst dikwijls doet zien, dat de verdrietelijkheden, die ons door den goeden God worden toegezonden, dienen, om ons wijzer en beter te maken, en alzoo ons wezenlijk geluk bevorderen.

Het eenigste middel, waardoor de mensch in voorspoed dankbaar, en in tegenspoed voor morren en wanhoop behoed wordt, is een opregt geloof in eene allesbestierende Voorzienigheid, die met eene oneindige wijsheid aller lot regelt, en den mensch langs verschillende wegen tot zijne eeuwige bestemming leidt. De wijze merkt daarom ook in den tegenspoed den vinger Gods op, en vindt zelfs in de grootste rampen stof tot dankbaarheid. Hij wordt alzoo door de wisselvalligheden des levens nooit geheel ter neder geslagen, daar hij overtuigd is, dat alles tot zijn geluk en welzijn moet medewerken.

Zelfs wanneer den mensch rampen treffen, die hij zich door eigene schuld berokkend heeft, ontzegt de hemelsche Vader hem zijne liefde niet, maar wil hem in zijne

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(5)

zwakheid te hulpe komen, wanneer hij met een berouwhebbend gemoed Hem zijne misslagen belijdt, en eene opregte begeerte koestert, om voortaan wijzer en beter te worden.

De geschiedenis van ALEXISen IWAN, in de volgende bladen vervat, zal mijne jeugdige lezers meer van de waarheid dezer redenering overtuigen. Zij zullen daarin kunnen zien, hoe de genoemde jonge lieden zich door onbezonnenheid aan een groot kwaad schuldig gemaakt, en zich daardoor in eenen zeer beklagenswaardigen toestand gebragt hadden; maar ook, dat zij in hunne treurige dagen, door een opregt geloof en kinderlijk vertrouwen op God, in Hem hunnen troost vonden, en door eene bijzondere bestiering in menigvuldige gevaren beschermd, en eindelijk uit de grootste ellenden gered werden.

Mogten de lotgevallen en ongelukken van ALEXISen IWANdienen, om mijne jeugdige lezers meer opmerkzaam te maken op de gevolgen van hun gedrag, hun meer liefde en eerbied inboezemen voor hunne ouders en weldoeners, en bovenal hun een onwankelbaar vertrouwen leeren stellen op den goeden God, dan zullen zij in alle wisselvalligheden des levens gerust kunnen blijven, en, als de toekomst hun donker toeschijnt, of dat zij rampen moeten ondervinden, zich ootmoedig aan den wil des hemelschen Vader kunnen onderwerpen.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(6)

Alexis en Iwan, of De overwintering op Spitsbergen.

Nº 1. – Archangel.

Wanneer men de kaart van Europisch Rusland ontrolt, ziet men aan het noordelijke gedeelte het landschap Archangel liggen. De IJszee bespoelt deszelfs kusten, terwijl de Witte Zee, als eene groote golf diep in het land dringt, en door genoemd landschap grootendeels wordt ingesloten.

De noordelijke ligging van dat gewest doet dadelijk zien, dat het tot de koude deelen van Europa behoort, daar het zich tot in de bevrozene luchtstreek uitstrekt.

De winter is er lang en zeer streng. In de maand December is de zon slechts drie uren van den dag voor de bewoners zigtbaar, en de rivieren worden zelden voor de maand Mei van ijs bevrijd, waarmede zij sedert September bezet zijn. Deze langdurige koude is dan ook oorzaak, dat de grond er weinig voortbrengt, wat tot onderhoud van menschen noodzakelijk is.

Het rendier, dat door de allesbesturende Voorzienigheid klaarblijkelijk aan die noordelijke landen geschonken is, om den bewoners in hunne behoeften te gemoet te komen, voorziet in hetgene den mensch door de mindere vruchtbaarheid van den grond onthouden wordt. Zonder dit zoo nuttige dier zouden voorzeker die gewesten voor menschen niet bewoonbaar zijn, daar het niet alleen voedsel en kleederen schenkt, maar ook voor de slede gespannen wordt, en alzoo het beste middel aan de hand geeft, om, over de met sneeuw bedekte velden, in korten tijd eenen langen weg af te leggen.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(7)

De voornaamste bewoners van die streken zijn Laplanders, Samojeden en Russen, wier gezamenlijk getal op 260,000 zielen geschat wordt, en die op eene uitgestrektheid gronds van 16,226 vierk. mijlen wonen. Gedurende den korten zomer maken de vischvangst en de jagt op wilde dieren de voornaamste bezigheden der bewoners uit.

De uitvoer van pelterijen levert eenen voornamen tak van handel, en verschaft een goed middel van bestaan.

Archangel, ook StMichel genaamd, is de hoofdplaats van dat gewest, welke door ruim 7000 menschen bewoond wordt. Zij ligt aan den mond van de Dwina, bij de Witte zee, en is eene voorname stapelplaats van vele Russische koopwaren. Men vindt er elf Russische, ééne Gereformeerde en ééne Luthersche kerk, alsmede een beroemd klooster, een zeehospitaal en ruim 1800 meestal houten huizen. Onder de bewoners van deze stad telt men een aanzienlijk aantal Hollanders, Duitschers en Engelschen, die meestal in den handel hun bestaan vinden. De haven van Archangel mag als de tweede van het Russische rijk gerekend worden, en wordt jaarlijks door een aanzienlijk getal Nederlandsche, Engelsche en Duitsche schepen bezocht, die er door den handel in pelterijen, metalen en timmerhout worden henen gelokt; ook doen de schepen, welke ter walvischvangst naar Spitsbergen en Nova-Zembla varen, deze haven gewoonlijk aan. Men vindt er aanzienlijke timmerwerven, tot bouwing en uitrusting van oorlogs- en koopvaardijschepen. Dit is dan ook de reden, waarom men eene zoo aanzienlijke stad aantreft in het zoo hooge noorden, op eenen zeer

onvruchtbaren grond, en daardoor kunnen derzelver inwoners, die de voornaamste levensmiddelen van elders moeten ontvangen, er niet alleen hun bestaan vinden, maar zelfs rijkdommen verzamelen.

Nº 2. – De vader Ozaroff en zijn zoon Alexis.

In bovengenoemde stad leefde, voor bijna eene halve eeuw, een eerlijk en godsdienstig koopman, die om zijn edelaardig gedrag algemeen geacht werd, en in eenen

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(8)

uitgestrekten handel door vlijt en spaarzaamheid een zeer aanzienlijk vermogen verworven had.

GEORGOZAROFF, aldus heette hij, had slechts eenen zoon, ALEXISgenaamd, in welken hij, ook om deszelfs gelukkigen aanleg en vlug verstand, al zijne hoop stelde;

te meer daar hij zijne echtgenoote, weinige jaren na de geboorte van zijnen zoon, door den dood had verloren.

De vader liet den jeugdigen ALEXISal die wetenschappen leeren, welke tot den stand van koopman vereischt worden; want ofschoon hij hem wel tot eenen hoogeren stand had kunnen doen opleiden, wilde hij echter, dat hij hem in den handel zoude opvolgen, denzelven verder uitbreiden, en zoo veel mogelijk doen bloeijen, gelijk hij ook, na het overlijden zijns vaders, gedaan had. Bovenal beijverde zich de waardige vader, den jeugdigen ALEXISliefde tot God en den naasten, en eerbied voor de wetten des lands in te boezemen.

Nº 3. – De neef Iwan.

Door eene bijzondere omstandigheid kreeg de jonge ALEXISeenen medegezel in het ouderlijke huis. OZAROFFhad eenen broeder, die na eene ziekte van weinige dagen te sterven kwam, nalatende eenen zoon, IWANgenaamd. Dit sterfgeval was voor den tienjarigen knaap te meer ongelukkig, daar hij voor korten tijd ook zijne moeder ten grave had zien dragen.

OZAROFF, door het verlies van zijnen broeder ten sterkste getroffen, bragt al de liefde, die hij den afgestorvene had toegedragen, op diens zoon over. Hij wilde zijn weldoener worden, en nam hem te dien einde in zijn huis, om hem met zijnen ALEXIS

te doen opvoeden.

IWANwas een goedhartig jongeling, werkte steeds met lust en ijver, en toonde in al wat hij deed, eene behendigheid en een overleg, als men zelden in een kind van zijne jaren aantreft. Maar het geleerde liet bij hem geene blijvende indrukken na;

daarbij bezat hij eene ligtzinnigheid, die hem de treffendste gebeurtenissen spoedig deed vergeten. Ook voerde IWANmenigmaal guitenstukjes uit, die hem bestraffing op den hals haalden. De vermaningen konden hem dan somtijds tot tranen toe treffen,

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(9)

maar die indruk was maar al te spoedig voorbij, en zijn onnadenkende geest deed hem te dikwijls nieuwe guitenstukken begaan, zonder te overwegen, of dezelve ook voor hem of anderen kwade gevolgen konden hebben.

Intusschen moet met onder het oog houden, dat IWANdoor zijne ongedwongene vrolijkheid menigmaal den vertoornden OZAROFF, die hem hartelijk lief had, tot te groote toegevendheid wist te brengen; dat zijne gemakkelijkheid bij het werk hem te veel ledigen tijd verschafte, en dat men dikwijls, in plaats van zijnen onrustigen en werkzamen geest tot nuttige voorwerpen te bepalen, somtijds om zijne streken lachte, en zijne guitenstukken maar al te veel verschoonde. Dat gedrag van IWAN

had eenen grooten in vloed op de denk- en handelwijze van den jeugdigen ALEXIS, die hem in vele opzigten ongevoelig begon na te volgen.

Nº 4. – Smaak voor de zeevaart.

OZAROFFhad, zoo als wij vroeger reeds gezien hebben, zijnen zoon voor den handel bestemd, en daarom rigtte hij zijne opvoeding geheel daarnaar in. IWANdeelde in al het onderwijs van ALEXIS; maar hij vond meer smaak, om in de haven de schepen te zien aankomen en vertekken, dan in het pakhuis van zijnen oom te werken. Hij luisterde steeds met de grootste aandacht naar de verhalen der lange en gevaarlijke reisen van de zeelieden, naar de beschrijvingen der zeeën, die zij bevaren, de steden, die zij bezocht en de stormen, die zij doorgestaan hadden. Dikwijls begaf hij zich aan boord van een schip, en vroeg dan naar de bijzondere deelen van hetzelve, onderzocht welke pligten de matroos, de stuurman, de luitenant en de kapitein te vervullen hadden, en gaf dan zijne onwederstaanbare neiging tot het zeemansleven te kennen.

Wanneer IWANbij ALEXISwas, sprak hij altijd met geestdrift over de scheepvaart, over de zeden en gewoonten van vreemde volken, de voordeelen, die de scheepvaart verschaft, en zocht alzoo zijnen neef over te halen, om in zijne gevoelens te deelen.

Hij slaagde daarin zoo wel, dat ALEXISwelhaast allen smaak, om in het

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(10)

magazijn of op het kantoor van zijnen vader te werken, verloor, en zich geheel aan de denkbeelden overgaf, die hem IWANin het hoofd had gebragt.

Zoodanig is meestal bij jonge lieden het uitwerksel van het voorbeeld van anderen.

Zij beschouwen de dingen slechts van de fraaiste zijde, en worden voor dezelve ingenomen, zonder op de gevaren en de moeijelijkheden te letten, die dezelve vergezellen. Wanneer zijn dan eenmaal eenen onberaden’ stap gedaan hebben, komt het berouw, van den goeden raad van verstandige menschen in den wind geslagen te hebben, achterna, maar dan is het gewoonlijk te laat.

Vader OZAROFFbespeurde weldra, dat zijn zoon geenen smaak meer gevoelde voor den koophandel. Hij wilde daarom weten, welken stand hij dan zoude willen kiezen, en ALEXIS, die voor zijnen vader geen geheim had, zeide, dat hij bij voorkeur voor de zeevaart wilde opgeleid worden, daar hij grooten lust gevoelde, om

verwijderde landen en volken te bezoeken.

De vader, een zeer voorzigtig man, stelde zich niet dadelijk tegen de begeerte van zijnen zoon, maar bepaalde zich slechts, om hem de gevaren en de veelvuldige verdrietelijkheden te schetsen, welke aan het moeijelijke zeemansleven verbonden zijn, en stelde daar de voordelen en de genoegens tegen over van den staat, door welken zijn grootvader en hij zelf tot vermogende menschen waren geworden, en waardoor zij tevens de achting hunner medeburgers verworven hadden.

Maar door IWANaangezet, bleef ALEXISdoof voor de vaderlijke redeneringen, en daarom besloot OZAROFFtoe te geven, en de beide jonge lieden op de kadettenschool te Petersburg te plaatsen.

In dit welingerigt gesticht worden de jonge Russen met zorg onderwezen in alle deelen de zeevaartkunde betreffende. Behalve de kennis van den aardbol, de wis- sterre- en scheepsbouwkunde, onderwijst men daar ook de werktuigkunde, de natuurlijke histoirie en vreemde talen. OZAROFFbegreep, dat al deze wetenschappen zijnen zoon ook nuttig zouden zijn, ingeval hij zijn ontwerp, om zeeman te worden, varen liet; en daar hij maar al te zeer overtuigd was, dat sommige jonge lieden

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(11)

in de ouderlijke woning dikwijls met te veel toegevendheid behandeld worden, het ook voor ALEXISnuttig zoude zijn, eenige jaren onder vreemde oogen door te brengen, wanneer hij meer in zijne eigene behoeften zoude moeten voorzien, en onder een meer bepaald opzigt staan.

Nº 5. – Petersburg.

OZAROFFgeleidde zelf de beide jonge lieden naar Petersburg. De hoofdstad bood hun zoo veel heerlijke dingen aan te zien, dat zij dezelve niet genoeg konden bewonderen. De ligging der stad met derzelver groote gebouwen, aan de boorden van de Newa, door Keizer Peter den Grooten, in het begin der achttiende eeuw gesticht, bragt de jonge lieden in verrukking, daar zij vroeger weinig andere dan houten huizen gezien hadden.

Onder geleide van OZAROFFbezochten zij de talrijke bijzonderheden der stad, en bovenal het prachtige paleis van de admiraliteit, met zijne vergulden pijl, die op vele punten van Petersburg kan gezien worden, de uitgestrekte magazijnen, de

scheepstimmerwerven enz. Verder de kerk van Kasan, gebouwd volgens het plan van de St. Pieterskerk te Rome; het paleis de Hermitage genoemd, het geliefkoosde verblijf van Catharina II. Ook bezochten zij de heerlijke verzameling van

gedenkpenningen, munten en oudheden, benevens de kostbare bibliotheek, die persoonlijk aan den Keizer toebehoort. Vervolgens den uitgestrekten tuin, met heerlijk traliewerk, dat een meesterstuk van kunst is; de Izakskerk met hare kolommen van graniet, elk uit één stuk vervaardigd, van 52 voet hoogte en 4½ voet middellijn. Nog bewonderden zij het bronzen standbeeld te paard van Peter den Grooten, dat eene groote rots tot voetstuk heeft. Het groote Gostnoïdwor, of koophof, zijnde een uitgestrekt gebouw van twee verdiepingen, waarvan elke soort van koophandel een bijzonder gedeelte beslaat; de munt; de St. Pieters- en Pauluskerk, waar men de prachtige praalgraven van Peter den Grooten en van Catharina vindt. In deze Kerk treft men ook de zegeteekens aan, welke door de Russen op de vijanden veroverd zijn.

Aan den regter oever van de Newa ging OZAROFFmet

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(12)

de jongelingen het houten huisje, door eenen eenvoudigen landman bewoond, bezien.

Dit huisje werd door Peter den Grooten, in het jaar 1703, eigenhandig gebouwd.

Daar maakte genoemde Keizer de plannen voor zijne nieuwe stad, naar welke hij dezelve wilde gebouwd hebben.

In een vertrek van dat huisje werd hun nog eene kleine sloep aangewezen, die mede eigenhandig door Peter den Grooten vervaardigd was.

Nadat OZAROFFen de jonge lieden de beurs in oogenschouw genomen hadden, begaven zij zich naar het paleis van den senaat, en de groote kasernen van de Keizerlijke garde. Langs de prachtige Engelsche kaai, een werk, dat het oude Rome waardig zoude geweest zijn, gingen zij naar de akademie van kunsten en

wetenschappen, alwaar men meer dan eenen geheelen dag zoude noodig hebben, om slechts oppervlakkig de onmetelijke rijkdommen van voorwerpen te beschouwen, welke men daar aantreft. Al deze bijzonderheden bekoorden de jonge lieden zoodanig, dat zij welhaast hunne vaderstad vergaten, en slechts aan de voorwerpen dachten, die hunne oogen zoo zeer boeiden.

Nº 6. – Verblijf aan de kadettenschool.

Toen de goede vader OZAROFFeindelijk ALEXISen IWANmoest verlaten, was hij zeer aangedaan. Met oogen vol tranen vermaande hij hen altijd der deugd getrouw te blijven, en naauwkeurig hunne pligten te betrachten, maar bovenal den goeden God voor oogen te houden, en zich gedurig in het gebed tot Hem te rigten, en van Hem hulp en bijstand te vragen.

‘De vreeze Gods is het beginsel van alle wijsheid,’ zeide hij tot hun, ‘welke kundigheden gij ook door vlijt en opmerkzaamheid moogt verkrijgen, zij zullen van geene waarde voor u zijn, als gij uwen God en zijne heilige dienst vergeet. De ware wijsheid woont alleen in godsdienstige harten, en gij zult niet wezenlijk gelukkig zijn, dan voor zoo ver godsvrucht en deugd uwe daden zullen besturen. Bekwaam en geleerd te zijn verschaft ons geen waar geluk of wezenlijk nut, als er de vreeze Gods en de liefde voor zijne wet ontbreken; daar kunde

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(13)

den slechten mensch somtijds dient, om zijn ongeluk te vergrooten.’

De tranen vloeiden ALEXISen IWANbij deze woorden over de wangen; zij beloofden den vader, uit grond hunner harten, steeds braaf te zullen handelen, en zich altijd naar zijne wijze lessen te gedragen, en daarop ontvingen zij eerbiediglijk den vaderlijken zegen.

Inzonderheid vermaande OZAROFFden jongen IWANzich toe te leggen, om zijne natuurlijke ligtvaardigheid te overwinnen, en zich steeds met nuttige zaken bezig te houden, ten einde daardoor zijnen vriend ALEXISeen goed voorbeeld te geven.

Vervolgens vermaande hij hun beiden, elkander steeds wederkeerig zoo veel mogelijk te helpen, en daarop nam de goede OZAROFFmet een bedrukt hart afscheid, terwijl hij hen der bescherming van den hemelschen Vader aanbeval.

IWANlegde zich met ijver op de studie der wetenschappen toe, die hem voor zijnen toekomstigen stand moesten bekwaam maken, en hoewel zijn ijver in het vervolg langzamerhand verkoelde, deed echter zijn vlug verstand hem boven verscheidene zijner medeleerlingen uitmunten, die hem overigens, om zijn vrolijk gemoedsgestel, beminden en achtten. Zijne guitenstukken speelden hem nu en dan wel is waar eenen kwaden trek; maar zijne kameraden vergaven hem die ligtelijk, en zijne professoren straften hem niet gestreng, omdat zij zijne fouten aan onbezonnenheid toeschreven, en hij overigens een goede leerling was.

ALEXISmaakte minder groote vorderingen dan IWAN; maar daar hij een werkzaam leerling was, en een braaf karakter had, werd hij ook algemeen bemind.

Door de groote vorderingen en de levendigheid van geest, kreeg IWANeenen grooten invloed op ALEXIS, zoodat deze weldra in zeker opzigt, afhankelijk van zijnen neef werd. Zonder het te willen werd de wil van IWANvoor ALEXISeene wet, zoodat deze zich geheel door hem liet besturen. Hoewel IWANdoor zijne natuurlijke goedhartigheid daarvan geen misbruik maakte, was echter zijne ligtvaardigheid van geest geen best voorbeeld voor ALEXIS. Van hoe veel belang is het derhalve voor een jong mensch, om eene goede keus te doen ten opzigte van

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(14)

eenen vriend. De buigzaamheid van het karakter en de gewoonte van na te volgen stellen hem niet zelden aan groote gevaren bloot, wanneer hij zich regelt naar anderen, wier beginselen van deugd niet genoegzaam gevestigd zijn.

ALEXISen IWANverkregen in den tijd van drie jaren, die zij aan het instituut doorbrachten, genoegzame kennis van de zeevaart, om behoorlijk bij eenen kapitein op een schip geplaatst te kunnen worden. Voorzien van goede getuigschriften keerden zij dan ook naar Archangel terug.

Het was voor OZAROFFeen bijzonder genoegen, zijnen zoon, die een groot en schoon jongeling geworden, en wiens geest met onderscheidene kundigheden versierd was, in zijne armen te drukken. Ook was hij zeer voldaan over IWAN, wiens goede uitslag eene aangename belooning was voor de zorg, die hij voor zijne opvoeding had genomen. De jonge lieden gevoelden zich ook zeer gelukkig den geliefden vader en weldoener weder te zien. OZAROFFraadde hun aan, eenige weken rust te genieten, die zij voor het moeijelijk volbragte werk wel verdiend hadden.

Nº 7. – De Engelsche en Nederlandsche schepen.

ALEXISen IWANbezochten nu dagelijks de schepen, die in de haven lagen, en vonden het meeste vermaak in den omgang met zeelieden. Telkens maakten zij opmerkingen en vergelijkingen, omtrent de schepen der verschillende natiën, betrekkelijk de inwendige inrigting, de ladingen, den leefregel van het scheepsvolk enz. De Engelsche en Nederlandsche schepen waren vooral het voorwerp der bezoeken van de jonge lieden. De schoonheid en hechtheid van derzelver bouworde, de snelheid van hunne vaart, de orde en regelmatigheid, die er aan boord heerschten, de bekwaamheid der matrozen, alles vereenigde zich, om hunne aandacht op te wekken. De grootste begeerte was nu maar, om hunne eerste zeereis met een Engelsch of Hollandsch schip te doen.

De vader van ALEXISstelde intusschen alles in het werk, om zijnen zoon van zijn voornemen om zeeman te worden af te brengen, en zijne verkregene kennis tot den koophandel te benuttigen, maar tot zijn leedwezen

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(15)

zag de oude OZAROFFzijnen zoon in zijn voornemen volharden. Somtijds echter scheen de jongeling door de sterke vaderlijke aanmaningen en beden in zijn besluit te wankelen, maar welhaast hernam IWANop hem zijnen geheelen invloed.

Nº 8 – Reizen en ontdekkingen in de noordpoollanden.

De jonge lieden maakten in dien tijd met eenen Engelschen scheepskapitein, die met zijn schip, Juno genaamd, in den haven ten anker lag, kennis. Deze was een beroemd zeeman, welke op bijna alle zeeën gevaren, en eene groote ondervinding van de zeevaart verkregen had. Zijn hecht gebouwd schip was van al het nodige voorzien, en bestemd, om eene reis ter ontdekking van de noord-poollanden te doen.

Desttijds waren de noordelijke grenzen van Azië en Amerika nog weinig bekend, gelijk dezelve thans nog niet genoegzaam ontdekt zijn, en de aandacht der geleerden was op het denkbeeld gevestigd, om te weten of er zich aan de Noordpool een uitgestrekt land bevond, dat Noord-Amerika met Siberië verbond. Dan of er ook een doortogt bestond, die om het noorden van Amerika naar de Stille-Zuidzee geleidt.

Ook wilde men onderzoeken of er eenen doortogt te vinden was om het noorden van Azië, naar de Behringstraat.

De oplossing dezer vraagstukken werd zoo gewigtig geacht, dat het Engelsch Gouvernement den bevelhebber van het eerste schip, hetwelk om het noorden van Amerika naar de Stille-Zuidzee zoude zeilen, eene premie van 20,000 ponden sterlings, ongeveer 220,000 gulden, beloofde, en 5000 ponden sterlings of 55,000 gulden aan dengenen, welke de noordpool zoude bereiken.

Vele reizigers van onderscheidene natiën hebben destijds dezen doortogt beproefd, maar hun doel niet kunnen bereiken. Intusschen meent men thans, volgens de laatste berigten der Russische reizigers van 1832, dat Azië niet met Noord-Amerika verbonden is.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(16)

Nº 9. – De verleiding.

Uitgelokt door de schitterende belooning, waarvan wij hier boven gesproken hebben, had bovengemelde Engelsche Kapitein besloten eene poging ter ontdekking te beproeven. Hij sprak daar met ALEXISen IWANover, en gaf hun te kennen, dat hij hen gaarne tot die onderneming zoude medenemen. ALEXISmerkte aan, dat hij vooralsnog daartoe niet besluiten kon, dewijl hij zijnen vader, die om handelszaken afwezig was, daarover moest raadplegen, daar hij buiten diens toestemming niet op reis kon gaan. Intusschen zoude de Kapitein met den eersten gunstigen wind vertrekken; maar daar deze zich veel dienst van die bekwame jonge lieden voorstelde, verzuimde hij niets, om hen over te halen voor de terugkomst van OZAROFFmet hem te vertrekken, wel overtuigd zijnde, dat de oude man tot eene zoodanige gevaarlijke onderneming zijne toestemming niet zoude geven. Hij schroomde daarom niet al het mogelijke in het werk te stellen, om de jonge lieden tot de bedoelde reis over te halen, en zette hen alzoo aan, tot eene schandelijke ongehoorzaamheid aan hunnen grootsten weldoener, en miskenning van het ouderlijk gezag. Hij zeide hun, dat de reis slechts drie maanden zoude aanhouden, en deed hen opmerken, hoe beroemd zij zich zouden maken, door aan eene glorierijke onderneming deel genomen te hebben, die zeker zoude gelukken; ook beloofde hij hun een degelijk aandeel in de belooning, door het Engelsche Gouvernement uitgeloofd. ‘OZAROFFzal genoegzame voldoening vinden voor de geringe teleurstelling, die gij hem door uwe verwijdering zult veroorzaken,’

voegde hij er met eene sterke verzekening bij.

Deze zoo schoone aanbiedingen kon de weinig nadenkende IWANonmogelijk wederstaan. ALEXISaarzelde echter, zijn geweten zeide hem, dat hij zeer slecht zoude handelen door zijnen vader aldus te bedroeven; maar de vleijerijen van IWANen de beloften van den kapitein zegevierden eindelijk over den zwakken jongeling.

Ziedaar dan nu de beide onbezonnenen zich blindelings overgevende aan eenen listigen kapitein. Deze zijn doel bereikt hebbende, aarzelde niet lang, maar zoodra

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(17)

de wind gunstig was, werden de zeilen in top geheschen, en zeilden zij de haven uit naar zee. Zij hadden echter vooraf eenen brief aan OZAROFFgezonden, in welken zij breedvoerig de redenen opgaven van hun vertrek tot de roemrijke onderneming.

Zij betuigden daarin, dat zij gaarne de ouderlijke toestemming tot deze reis zouden gevraagd hebben, maar dewijl de wind, die op niemand wacht, gunstig was, en de kapitein moest vertrekken, zij daartoe in de onmogelijkheid geweest waren; doch dat zij binnen weinige maanden dachten terug te keeren.

Ziedaar hen dan op reis. God geve, dat zij door een deugdzaam en braaf gedrag hunnen misslag trachten te verbeteren, en den Algoede voor hunnen onberaden stap vergeving vragen.

Nº 10. – Het begin der reis.

Spoedig bevonden zich onze gelukzoekers in de uitgestrekte zee, waar zij om zich heen niets dan lucht en water zagen. ALEXISgevoelde zich echter treurig te moede.

Zijn hart beschuldigde hem van zeer kwalijk gehandeld te hebben, ook durfde hij geene goede uitkomst van de onderneming hopen; maar de nieuwigheid van hun verblijf, het kalme, aangename weder en de verschillende voorwerpen, die zij aan boord zagen, verdrongen de treurige gedachten, die hem bezielden. Zij waren thans in de gelegenheid om de ontvangene lessen aan de Kadettenschool in praktijk te brengen.

Het scheepsvolk, uit vier en dertig sterke en kloeke mannen bestaande, was een voorbeeld van onderdanigheid en gehoorzaamheid aan de bevelen van den kapitein;

elk bevel werd met spoed en welwillendheid ten uitvoer gebracht, en in alles heerschte de beste orde en de grootste zindelijkheid. Van den anderen kant spaarde de kapitein niets, om met voorzigtigheid en beleid alles in de beste orde te houden. Hij was goed, maar streng voor de manschappen, behandelde hen met de strikste regtvaardigheid, en zorgde naauwkeurig voor het voedsel, en in het algemeen voor het behoud der gezondheid van allen. Hij eischte, dat elk naauwkeurig zijne pligten vervulde, van den hoogsten in rang af tot den

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(18)

kajuitsjongen toe, en daar elk van zijn regtvaardigheid en kunde overtuigd was, hoorde men nooit eenig gemor of ontevredenheid onder het volk.

Ook ALEXISen IWANwerden door den kapitein met welwillendheid behandeld.

Hij verzuimde geene gelegenheid, om hen in de zeevaartkunde te onderwijzen; hij verklaarde hun, wat zij niet begrepen, en oefende hen, om zeekaarten te maken, en sterrekundige berekeningen te doen. Hij wees hun op de kaart de verschillende klippen, die hij op zijne talrijke reizen had waargenomen, en gaf hun de middelen aan de hand, om die te vermijden. Overigens zette hij hen aan, om achtervolgens al de scheepspligten van alle rangen te vervullen. In een woord, hij scheen hen zoo veel mogelijk te willen schadeloos stellen voor het ongelijk, dat hij hun had aangedaan, door hen over te halen tot zulk eene gevaarlijke onderneming, zonder de toestemming van vader OZAROFF.

Nº 11. – Het geweten.

De gedachte, dat vader OZAROFFde reis niet zoude goedkeuren, verontrustte ALEXIS

onophoudelijk. Hij kon zich niet vergeven de terugkomst zijns vaders, of ten minste eenen brief, die hem zijne goed- of afkeuring had kunnen doen weten, niet afgewacht te hebben. Nu dacht hij, dat eene reis, buiten weten van zijnen vader ondernomen, geene goede gevolgen konde hebben.

Deze onrust was de stem van het geschokte geweten, die gestrenge regter door God ons gegeven, om ons den regten weg aan te wijzen, wiens vermaningen wij wel kunnen wederstaan, maar die ons onbewimpeld onze misslagen voor oogen stelt, en daardoor het leven van den slechten verbittert. Gelukkig hij, die naar zijn getrouwe stem luistert; hij zal steeds voor groote misslagen bewaard blijven, en een gerust en vergenoegd leven leiden.

De wroegingen van het geweten verminderden grootelijks de genoegens, die ALEXISzich van de reis had voorgesteld, en hij ondervond alzoo in vollen nadruk, dat er geen waar geluk bestaat, als het geweten niet gerust is.

IWANhad ook niet geheel en al het aandenken aan de

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(19)

liefde en goedheid, die zijn oom hem steeds zoo belangeloos en ondubbelzinnig bewezen had, verloren; hij gevoelde insgelijks verwijtingen van het geweten, die hem het hart onrustig deden kloppen, maar hij kon er spoediger over heen stappen, zijn wufte geest bepaalde zich gemakkelijker tot andere denkbeelden.

Nº 12. – Nova-Zembla.

Het aangenaamste weder begunstigde onze reizigers, en welhaast kwamen zij, zonder eenig onheil ondervonden te hebben, bij Nova-Zembla. Dit land, dat onder het bestuur van Archangel behoort, heeft eene uitgestrektheid van 4255 vierkante mijlen. Het is zamengesteld uit twee groote eilanden, welke door de straat Waigats van het vaste land zijn afgescheiden, en tusschen beide eilanden ligt de straat Mataschnei. Deze eilanden zijn onvruchtbaar en onbewoond, en worden slechts, gedurende de drie zomermaanden, door de Russen bezocht, die er op witte vossen, robben, zeekoeijen en zwanen jagt maken. Het land is er verre weg het grootste gedeelte van het jaar met sneeuw bedekt, onder welke men slechts mos en een weinig gras vindt. Gedurende de drie wintermaanden komt er de zon niet boven den gezigteinder, zoodat er het luchtsgestel buitengemeen koud en guur is. De lange winternacht wordt echter aanmerkelijk opgehelderd door het noorderlicht, hetwelk de Voorzienigheid heeft daargesteld, om de arme Noordpoollanders eenigzins voor het gebrek van het zonlicht schadeloos te stellen.

Men kent tegenwoordig nog weinig meer dan de kusten van deze eilanden. De zuidelijke kust is minder onvruchtbaar dan de noordelijke, zij bevat vischrijke rivieren, veel wild en eene groote menigte vogels.

Nova-Zembla is vooral bekend geworden door de overwintering van de

Nederlanders HEEMSKERKen BARENDSmet hun gezelschap. Wij zullen in de volgende lessen gelegenheid hebben hier meer van te zeggen.

Nº 13. – Onvergenoegdheid van Ozaroff.

Bij de ontvangst van den brief, door de jonge lieden

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(20)

aan OZAROFFgezonden, was deze met overhaasting naar Archangel gereisd, in de hoop van door overreding zijnen zoon van zijn voornemen af te brengen. Wat IWAN

betrof deze was zoo zeer aan het zeeleven gehecht, dat de oude man wel begreep, dat hij zijn voornemen niet zoude laten varen.

Maar hoe groot was zijne verwondering bij zijne tehuiskomst, toen hij zag, dat de jonge lieden reeds vertrokken waren. Hij begreep wel, dat ALEXISdaartoe verleid was; en hoewel hij al den invloed, dien IWANop hem had, kende, beschuldigde hij toch den Kapitein het meest, van hem tot dien stap overgehaald te hebben, hetgeen hem deed vreezen, dat de jonge lieden in slechte handen gevallen waren. Intusschen bleef er voor den braven OZAROFFniets anders over, dan den goeden God voor de onbezonnene knapen te bidden, en vergiffenis af te smeeken voor de straf, waarmede Hij dengenen bedreigt, die het vijfde gebod overtreedt, hetwelk zegt: Eert uwen Vader en uwe Moeder. Dan de goddelijke regtvaardigheid vergezelde de ondankbare knapen.

Nº 14. – Vervolg van de reis.

Terwijl OZAROFFde afwezigheid van zijnen zoon betreurde, vervolgde het schip de reis met eene snelle vaart, en drong al dieper de Noordelijke IJszee in, welke met vervaarlijke ijsbergen bezet was, hoewel de zon in dien tijd aldaar niet onder ging, en het vrij warm weder was. Onze jonge lieden verheugden zich zeer nu de

verschijnselen waar te nemen, wier bestaan en oorzaken hun op de school geleerd en verklaard waren. Het was hun niet onbekend, dat in de Poollanden ten tijde der langste dagen de zon niet ondergaat, maar dit in die plaatsen zelve waar te nemen, verschafte hun thans een dubbel genoegen.

De Kapitein had zich te Archangel van eenen stuurman voorzien, die een man van groote ondervinding was, echter meer ervaren in de praktijk dan in de theorie;

overigens was hij een zeer edeldenkend en braaf man. Land- en stadgenoot van onze jonge lieden zijnde, werd hij weldra hun vriend. Deze vriendschap was hun van

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(21)

groot belang, daar zij van zijne veeljarige ondervinding veel konden leeren.

Na omtrent twee maanden heen en weder gezeild, en nu en dan groote gevaren doorgestaan te hebben, zonder het voorgestelde doel te bereiken, begon de Kapitein eindelijk aan den terugtogt te denken, daar de zon meer en meer den evenaar naderde.

De stuurman begreep, dat men daarmede niet te lang moest dralen, dewijl in die streken, bij de nadering van den winter, geweldige stormen heerschen.

Nº 15. – De storm.

Welhaast bleek het, dat de raad van den stuurman niet te vergeefs was gegeven. Een verschrikkelijke storm uit het zuid-oosten brak eensklaps los, en bulderde met een ontzettend geweld op de waterwoning aan. Te vergeefs poogde men in haast de zeilen te minderen; de wind maakte zich meester van het schip, slingerde het met een ontzettend geweld over de ontroerde golven, scheurde de zeilen, en brak een stuk van de groote mast. Nu eens werd het vaartuig door de baren tot eene verbazende hoogte opgevoerd, en dan weder als in eenen verschrikkelijken afgrond ter neder gestort. Zwarte wolken bedekten den hemel, en verspreidden eene vrij sterke duisternis over de zee. Het scheepsvolk stelde alles in het werk, om tegen den storm op te werken, maar te vergeefs. Welhaast werd het schip ontredderd, en buiten staat om behoorlijk bestuurd te kunnen worden.

Nu moest men zich dan aan de genade van den storm en der golven overgeven, en ofschoon de wind veranderde, bulderde dezelve nog met eene ontzettende hevigheid voort. Vervaarlijke ijsbergen uit het noorden werden daardoor aangevoerd, die den stoutmoedigsten zeeman met angst en schrik vervulden. Hadden zij het ongeluk tegen een dezer ijsbrokken geworpen te worden, dan had men te vreezen, dat het schip uit elkander zoude stooten, en zij allen door de woedende golven verzwolgen worden.

Nº 16. – Wroegingen van het geweten.

ALEXISen IWAN, die het minst aan zoodanige toonee-

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(22)

len gewoon waren, hadden hadden zich naar de kajuit begeven, en wachtten daar in den grootsten angst hun noodloot af. Reeds had de storm drie dagen achtereen onafgebroken voortgeduurd, en nog vermeerde het gevaar elken oogenblik. In een diep gepeins en met een berouwhebbend hart zagen zij elkander stilzwijgend aan, terwijl zij het gevaar, waarin zij verkeerden, als eene regtvaardige straf van den Hemel aanzagen voor het verdriet, dat zij vader OZAROFFhadden aangedaan. Eindelijk brak ALEXIShet stilzwijgen af, en zeide met eene diepbewogene stem: ‘Ach! Waarom hebben wij onze kinderpligten zoo schandelijk vergeten, door deze gevaarvolle reis zonder de toestemming van mijnen vader te ondernemen! De regtvaardige God, die den kinderen gebiedt hunnen ouderen te gehoorzamen, zendt ons dit ongeluk toe, in hetwelk wij zeker zullen omkomen, voor het ongelijk, dat wij mijnen vader hebben veroorzaakt. O, zoo hij wist aan welk gevaar wij thans blootgesteld zijn, wat zoude die goede man, welke alles aanwendde om ons geluk te bevorderen, wanhopig zijn!

en zoo wij omkomen zullen hem voor altijd ons lot en ons berouw onbekend blijven.

O God! vergeef uwen ongehoorzamen kinderen, en troost mijnen ongelukkigen vader!’

IWANdeed zich ook de bitterste verwijtingen. Hij gevoelde diep hoe ondankbaar hij de goedheid zijns Ooms beloond had, vooral door zijnen zoon overgehaald te hebben zijn voorbeeld te volgen. Hij beschuldigde zich als de oorzaak van het ongeluk van ALEXIS, en erkende, dat hij door zijn gedrag de hemelsche gramschap had tot zich getrokken. De Kapitein raadde zonder moeite, wat er bij de jonge lieden omging, en ook hij verweet zich de jonge lieden tot dien stap te hebben overgehaald.

Weinige oogenblikken na dit gesprek werden zij uit hunne sombere overdenkingen gewekt, door eenen zoo hevigen schok, dat zij niet anders dachten, dan dat het schip gebarsten zoude zijn. Allen, die op het verdek waren, vielen om ver, en waren verstijfd van schrik. ‘O God! Kom ons te hulp, want het laatste oogenblik is voor ons geslagen!’

riep de Kapitein uit. – Toen verdubbelden de wroegingen des gewetens bij ALEXIS

en IWAN; zij durfden naauwelijks de goddelijke genade inroepen.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(23)

‘Het is met ons gedaan!’ riep het scheepsvolk, ‘nog slechts een stoot, en het schip splijt aan splinters!’ terwijl zij zich wanhopend de handen wrongen, en met verwilderde blikken de oogen ten hemel hieven.

ALEXISen IWANknielden na den eersten schrik eerbiedig neder, deden een hartgrondig gebed, smeekten ootmoedig vergiffenis voor hunne zonden af, en bevalen verder hunne zielen der eeuwige Goedertierenheid aan.

Nº 17. – Het schip blijft in het ijs vast zitten.

De hevige slagen, die vervolgens tegen het boord van het schip plaats hadden, werden naar gissing van den kapitein veroorzaakt door losse ijsbrokken, die door den stroom tegen het schip geslingerd werden, en hij vreesde met reden, dat hetzelve daardoor verbrijzeld zoude worden.

Op het oogenblik, dat hij zijne vrees deswege den stuurman mededeelde, kreeg het schip eenen tweeden schok, waardoor het zoodanig kraakte, als of het geheel uit elkander ging. Vervolgens waggelde het heen en weder, en bleef eindelijk

onbewegelijk zitten, terwijl de storm nog gedurig met een ongeloofelijk geweld voortwoedde, en de golven over het verdek sloegen.

De stoutmoedigste zeeman verloor daarop zijne tegenwoordigheid van geest. Men dacht, dat het schip op eene blinde klip gestooten had, en weldra zoude te gronde gaan. De kapitein dacht ook niet anders, maar stelde echter nog altijd de beste middelen in het werk, om zich zoo mogelijk uit dezen hopeloozen toestand te redden.

Vergezeld van den stuurman begaf hij zich in het ruim, om te onderzoeken of de kiel ook beschadigd was, waardoor het schip lek kon geworden zijn. Zij bespeurden echter tot hunne groote verwondering en vreugde, dat daar alles nog behoorlijk in orde was; en daar zij opmerkten, dat de golven met minder hevigheid tegen het boord sloegen, hoopten zij, dat de storm aan het bedaren was. Hunne hoop werd niet verijdeld; weinig tijds daarna helderde de lucht op, de wolken dreven af, en ofschoon de zee nog hevig woelde, bedaarde de wind.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(24)

Nu ging men aan het onderzoeken naar de oorzaak van de hevige schokken, die het schip had moeten doorstaan. Met vreugde bemerkten zij weldra, dat zij niet op eene rots of klip gestooten hadden, maar door eene ontzaggelijke massa ijs waren

ingesloten, die zich van uit de diepte der zee op sommige plaatsen als huizen, kerken en torens boven de oppervlakte verhieven, en een ontzettend en allervreemdst gezigt opleverden.

Het schip aan alle kanten door het ijs omringd, werd het den schepelingen alzoo meer en meer onmogelijk de opene zee te bereiken. Volgens berekening van den kapitein moesten zij zich in de nabijheid van Spitsbergen bevinden, alwaar destijds de zon zich slechts weinige uren op den dag boven den gezigtseinder vertoonde, maar zich welhaast voor verscheidene maanden geheel aan hun gezigt zoude onttrekken. De koude was reeds zeer sterk, en nam van dag tot dag toe; dit alles te zamen genomen, en daarbij de onmogelijkheid inziende om van daar te kunnen vertrekken, maakten de arme zeelieden bijna wanhopig. Sommige wenschten, dat zij bij den eersten stoot van het schip te gronde gegaan waren, daar de dood hun dan van een langdurig lijden verlost had; anderen even wanhopig, maar meer godsdienst bezittende, hieven de handen ten hemel, en smeekten hulp en redding van den Almagtige af.

De Kapitein behoorde onder het getal der laatsten. Deze man, dien wij hebben leeren kennen als vele goede eigenschappen bezittende, had niet alle godsdienstige gevoelens verloren. Hij erkende zijne fout, die hij ten opzigte van ALEXISen IWAN

begaan had, maar stelde zijn vertrouwen in de oneindige goedheid van den Heer, die den dood van den zondaar niet wil, maar zijn welbehagen vindt in hem, die zich bekeert.

Aldus houdt de godsdienst den moed van den vroomen mensch in het ongeluk staande; hij weet, dat zijn lot berust in de hand van den Almagtige, dat er geen haar van zijn hoofd valt, zonder zijnen wil, en dat Hij dengenen niet verlaat, die geheel zijn vertrouwen op Hem stelt.

ALEXISen IWANvan hunne vroege jeugd af aan in de vreeze Gods opgevoed, deelden in deze gevoelens. Zij

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(25)

hadden zich thans geheel aan den wil des hemelschen Vaders onderworpen, maar stelden tevens de beste pogingen in het werk om te doen, wat tot hun behoud konde strekken, en handelden alzoo zeer verstandig. Bidden toch is, hoe goed ook, alleen niet genoeg; de goede God wil ook, dat wij in nood al het mogelijke tot redding in het werk zullen stellen, dat dan dikwijls op eene wonderbare wijze door Hem gezegend wordt.

Nº 18. – Ontmoediging en tegenwoordigheid van geest.

Het scheepsvolk verviel vervolgens in eene zoodanige neerslagtigheid, die aan eenen staat van verdooving grensde. De manschappen waren uitgeput van vermoeijenis door gebrek aan voedsel en behoorlijke rust; daarom liet de kapitein, toen de storm bedaard was, eenen goeden maaltijd gereed maken, aan elken matroos een rantsoen brandewijn uitdeelen, en gaf hun vervolgens vrijheid om uit te rusten, terwijl hij in dien tijd op middelen willen peinzen, om hen zoo mogelijk uit den moeijelijken toestand te redden.

Toen de dag begon aan te breken, zocht de kapitein door behulp van eenen verrekijker te ontdekken, of zij niet in de nabijheid van een vroeger ontdekt eiland waren. Bij het opgaan van de zon bespeurde hij inderdaad hooge spitsen van rotsen, terwijl tot op eenen grooten afstand het schip aan alle zijden met vervaarlijke ijsbrokken omringd was.‘Wij zullen genoodzaakt zijn hier den winter door te brengen,’

zeide de kapitein, ‘welaan, mijne vrienden! laat ons de schade, aan het schip veroorzaakt, zoo veel mogelijk herstellen, misschien dat in den volgenden zomer het ijs uiteengedreven wordt, wanneer wij gelegenheid zullen krijgen naar het vaderland terug te keeren.’

De groote zwarigheid bestond echter daarin, dat zij voor zoo langen tijd geene genoegzame levensmiddelen of brandstof aan boord hadden. Dit maakte hunnen toestand verschrikkelijk, en deed hen met ijzing aan den langen winternacht denken.

Toen de Kapitein echter geheel en al overtuigd was zich in de nabijheid van een eiland te bevinden, begreep

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(26)

hij, dat het voorzigtiger en veiliger was zoo mogelijk de winter aan land door te brengen. Hij liet daarom zijn volk bij elkander komen, en sprak het aldus aan:

‘Mannen! ik heb alle redenen om te gelooven, dat het land, hetwelk daar voor ons ligt, Spitsbergen is. Op dit eiland hebben reeds vroeger eenige zeelieden uit nood overwinterd, zoo dat wij aldaar ook wel het strenge jaargetijde zullen kunnen uithouden. Mogt het ons gelukken aan land te komen, zullen wij er zeker brandstof en levensmiddelen vinden, en wanneer de winter voorbij is, al ligt de gelegenheid krijgen, om naar het Vaderland terug te keeren. Ik zal dan daartoe vooraf de noodige ontdekkingen trachten te bewerkstelligen. Gedurende dien tijd verwacht ik van u, dat gij met geduld en gelatenheid de uitkomst van mijne nasporingen zult afwachten, die ik tot ons aller welzijn zal beproeven.’

De matrozen, die hun geheele vertrouwen op den kapitein stelden, beloofden van ganscher harte die gehoorzaamheid, welke hij van hen vorderde. Zij vatteden dan ook weder eene flaauwe hoop voor de toekomst op. ALEXISen IWANdeelden in dit vertrouwen; maar zij hadden meer dan vele anderen, redenen om gerust te zijn, dewijl zij van den hemelschen Vader vergeving voor hunne zonden hadden gevraagd, en verder hun lot in zijne handen gesteld hadden, en dat maakt den mensch sterk tegen de wederwaardigheden en gevaren, en doet hem de toekomst met meer vertrouwen te gemoet zien.

Toen nu de stuurman had voorgesteld, dat er twee personen met hem zouden gaan, om te beproeven of zij het eiland zouden kunnen bereiken, dacht hij geene betere medegezellen tot dien togt te kunnen vinden, dan ALEXISen IWAN; op wier moed en welberadenheid hij het best zoude kunnen vertrouwen.

ALEXISen IWANnamen van hunnen kant met genoegen het voorstel tot de gevaarlijke onderneming aan; noch de gevaren in het overklauteren der ijsheuvels, noch de vermoeijenis en de koude, noch de vrees van in de openliggende gaten om te komen, konden hen afschrikken om nuttig te zijn voor hunne ongelukkige lotgenooten. Zij merkten dezen gevaarvollen togt als eenen pligt

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(27)

aan, dien zij met liefde gingen vervullen, en hadden een voorgevoel, dat God hen zoude geleiden en beschermen.

Aldus is de godvreezende mensch altijd gereed, om, als het noodig is, de grootste gevaren te trotseren, dewijl hij gewoon is zich onder de bescherming van Hem te stellen, die de Almagtige is, hetgeen tegelijk zijne krachten en zijnen moed verdubbelt.

Nº 19. – Vertrek naar het eiland.

Den volgenden dag ondernam de stuurman, door ALEXISen IWANvergezeld, de gevaarlijke reis. Zij waren van warme onderkleederen voorzien, over welke zij elk eenen met pelswerk gevoerden mantel droegen. Hunne schoenen waren met ijzeren punten beslagen, om hen voor het uitglijden te behoeden; gewapend met goede geweren en scherpe sabels, waren zij daarenboven nog van stokken met ijzer beslag voorzien, waarmede zij konden beproeven of het ijs sterk genoeg was; ook hadden zij elk eene bijl bij zich, terwijl zij voor drie dagen levensmiddelen, en eene flesch brandewijn mede namen. Bij dit alles voegden zij nog eenen verrekijker, vuurslag en eenige pikkranzen om vuur te maken.

Men sprak met den kapitein af, dat zoodra zij het geluk zouden hebben het eiland te bereiken, zij op de punt eener rots een groot vuur zouden maken, en dat men hun dan van het schip met een dergelijk teeken zoude antwoorden. Ingeval zij eene geschikte plaats zouden aantreffen, om er gedurende den winter in te kunnen wonen, of zoo zij ten minste eene grot mogten vinden, die daartoe konde in orde gebragt worden, moesten zij drie vuurpijlen oplaten, die zij al mede te dien einde bij zich hadden. Daarna zoude de kapitein eenige manschappen met levensmiddelen tot hen afzenden, en verder maatregelen nemen, om al wat zij van het schip noodig hadden, naar het eiland over te brengen.

Na aldus toegerust te zijn, en een hartelijk gebed tot den Allerhoogste opgezonden te hebben, gingen ALEXISen IWAN, onder geleide van den stuurman, in den vroegen morgen op reis. De lucht was zeer koud en de wind stil, terwijl de maan, in het laatste kwartier

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(28)

zijnde, hun een flaauw licht verschafte, gelijk ook de heldere sterrenhemel, welke in die streken buitengemeen fraai en schitterend kan zijn.

Onder de grootste vermoeijenissen en de dreigendste gevaren, na gedurende vier uren in dezelfde rigting voortgewandeld te hebben, bespeurden zij, bij het opgaan der zon, onderscheidene hooge, steile, zwartachtige rotsen, waaraan zij opmaakten, dat het wezenlijk Spitsbergen was, dat daar voor hen lag. Op dezen weg waren zij dikwijls genoodzaakt groote omwegen te maken, om de menigvuldige ijsheuvels en de openliggende plaatsen te vermijden. Uit vrees voor de witte beeren moesten zij steeds digt bij elkander blijven, ten einde wederzijds de noodige hulp te kunnen verleenen. Het gelukte hun echter alle moeijelijkheden te overwinnen, zoo dat zij eindelijk goed en wel den vasten grond bereikten.

De vreugde van ALEXISen IWANwas, bij het aanvankelijk gelukken hunner onderneming, zoo groot, dat zij zich op de kniën wierpen, en de Voorzienigheid uit grond huns harten dankten voor de behoudene aankomst op het eiland. Zij hoopten nu maar eene verblijfplaats te zullen vinden, waarin zij den bangen, aanstaanden winter konden doorbrengen. Gelukkig echter voorzagen zij niet, welke tegenspoeden hun daar nog te wachten stonden.

Nº 20. – Het eiland Spitsbergen.

Spitsbergen, naar de steile bergen en rotsen, die zich tot eene aanmerkelijke hoogte verheffen, aldus genoemd, is het noordelijkste land van Europa, ofschoon sommige het tot Noord-Amerika willen gebragt hebben. Het werd, in het jaar 1596, door de Nederlandsche zeereizigers HEEMSKERKen BARENDSZontdekt, en bestaat eigenlijk uit twee, door eene smalle straat van elkander gescheidene eilanden, welke geschat worden eene oppervlakte van 1400 vierk. mijlen te beslaan. Het land wordt door eene onstuimige zee bespoeld, en is des zomers van drijvende ijsbrokken, en des winters van ijsbergen omringd.

De luchtsgesteldheid is op Spitsbergen buitengemeen streng. De winter duurt er meer dan zeven, en de langste nacht ruim drie maanden. Het is des winters dik-

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(29)

wijls voor menschen onmogelijk, het in de vrije lucht uit te houden, daar er zelfs de

1De grootste koude, die men in ons vaderland heeft waargenomen, had plaats in Jan. 1823. Onderscheidene menschen vroren destijds dood, en de lucht was met glinsterende, zilverachtige ijsvezeltjes bezet, zoo als men die bij strenge koude gewoonlijk waarneemt. De thermometer van

FAHRENHEITteekende toen 6 à 7 graden onder nul. – Als men deze koude vergelijkt met die, welke in de poollanden heerscht, waar de kwik, die op 40 graden onder nul tot ijs overgaat, bevriest, dan zal men zich een flaauw denkbeeld kunnen vormen van de koude, die des winters op Spitsbergen heerscht. De grootste koude, door den Eng. zeereiziger in die noordelijke streken waargenomen, is 55 graden onder nul.

kwik bevriest, en de lucht er altijd met fijne sneeuw bezet is1. De lange nacht wordt door de maan en het noorderlicht verhelderd, en ofschoon de zon des zomers drie maanden boven den horizont is, is toch de warmte aldaar vrij gering.

Het is ligtelijk na te gaan, dat zulk een koud luchtsgestel weinige planten kan voortbrengen. Boomen treft men er in het geheel niet aan; de eenige struik, die men er vindt, is de dwergwilg, welke slechts weinige duimen boven den grond groeit. Aan de kusten vindt men echter onderscheidene rietsoorten, waarvan

2Men zie: Aardrijkskundig Woordenboek doorVAN

WIJKROELZ., artikel Spitsbergen.

sommige, volgens geloofwaardige schrijvers, tot 200 voeten hoog opschieten2. Ook vindt men er onderscheidene mossoorten en eenige kruiden, welke goede geneesmiddelen voor de scheurbuik opleveren.

Het dierenrijk levert er rendieren, witte beeren en witte vossen; verders vindt men er in de zee, en aan de kusten walvisschen, zeeleeuwen, robben, walrussen, dolfijnen en vele kleinere visschen. In het gebrek aan hout wordt door eene bijzondere beschikking der Voorzienigheid voorzien, door de aan de kusten in overvloed aangespoeld wordende boomen. Het land is voor het verblijf der menschen niet geschikt, door gebrek aan levensmiddelen, maar vooral door de schrikkelijke koude.

In vroegeren tijd werd Spitsbergen des zomers door de Nederlanders, die ter walvisch- en robben-vangst

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

(30)

voeren, sterk bezocht, welke aan deszelfs kusten aanzienlijke traankokerijen hadden;

doch sedert de laatste vijftig jaren wordt het meer door Russen aangedaan, die dit land tot hunne bezittingen rekenen.

Toen ALEXISen IWANop het met sneeuw bedekte land kwamen, zagen zij vreemd op daar alles zoo doods en eentonig te vinden: geen boom, die het gezigt op de uitgestrekte sneeuwvelden afbrak, geen dier, dat zich in den omtrek deed zien, men hoorde er zelfs niet het gekras van de kraai of der raaf, die des winters onze bosschen nog verlevendigt; de natuur scheen in dat oord verstorven te zijn, terwijl de diepste stilte om hen heerschte. Intusschen gevoelden onze drie vrienden zich gelukkig den vasten grond te betreden, terwijl hunne makkers op het schip nog aan zoo vele gevaren waren blootgesteld.

De drie reizigers wenschten nu niets meer, dan op het eiland eenige hutten te vinden, door de walvischvangers in gebruik geweest zijnde, en eenige nuttige voorwerpen, waarvan zij zich konden bedienen, om met meer gemak den gevreesden winter te kunnen doorbrengen.

Nº 21. – De grot.

Het vertrouwen, dat ALEXISen IWANin de goddelijke Voorzienigheid stelden, bevestigde zich in de troostvolle gedachte, die zij koesterden, dat zij in den ophanden zijnden strengen winter, en bij al de ontberingen, die hun te wachten stonden, niet zouden bezwijken. Zij onderwierpen zich geheel aan hun lot, en verwachtten ootmoedig, dat de goede God verder voor hen zorgen zoude.

Om zich na de vermoeijenissen eenigzins te verkwikken, en hunne krachten te herstellen, namen zij elk een glaasje brandewijn, en dronken de gelukkige aankomst op het eiland, en na eenen goeden maaltijd gebruikt te hebben, drongen zij dieper landwaarts in. Elk voorzag zich van eenige stukken hout, om vuur te maken, wanneer zij eene goede rustplaats zouden gevonden hebben.

W.J. van der Vegt, Alexis en Iwan, of de overwintering op Spitsbergen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu trilt mijn schaduw langs de grauwe wanden, Nu sjirpt de heesche nacht daar in den hoogen, Waar 't grimmelt aan des helschen hemels randen Van wie daar fladdrend kleven aan

't Ligt niet in mijn bedoeling hier langer bij stil te staan of een beschrijving te doen der verschillende gebruiken bij het kermis-houden; maar om een schets te geven

Deze plaats (vs. 2529-2553) te lang hier mede uit te schrijven, geeft ook een breede schildering van een geheel opgetuigd paard. Vergelijk verder over paardentuig Carel ende Elegast

Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim... Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene

André was opgetogen over dien avond, niet om de pret, noch om den bijval aan zijn gelegenheidsstuk ten deel gevallen, maar omdat hij Betsy ontmoet had, daar Betsy de harten van

- Wie eens eenen blik in dat geheel mogt werpen, en den algemeenen geest van zijnen leeftijd trachten te doorgronden, kan moeijelijker bij eene enkele verschijning blijven stilstaan,

Idonea dacht aen hare kinderjaren toen zy van hare moeder geliefkoosd werd, en voelde in haer hart de stem weergalmen, waermede deze zoo treffend de balladen opzong; in

tracht hem te overreden de revolutionaire heftigheid van zijn boek te temperen, omdat zijn uitgever hem dan een hooger honorarium wil toestaan; maar de jongen wil dat niet, vergeet