• No results found

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2 · dbnl"

Copied!
211
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Frans Netscher

bron

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2. Van Holkema en Warendorf, Amsterdam 1893

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/nets002egoi03_01/colofon.php

© 2018 dbnl

(2)

Hoofdstuk V.

Haastig kwam hij binnen; met zijn zakdoek veegde hij zich het voorhoofd af, blies snel de lucht tusschen zijn lippen door, als iemand die heet en buiten adem is van het harde loopen, en ging met een bons achter de tafel zitten.

- Ben je zoo warm, Frits?

- Ja, 't heeft nogal lang geduurd in den Raad vanmiddag.... En toen ben ik Van der Helm nog tegen gekomen, en op den hoek van de straat hield Toornwijk mij staande...

die had weer zoo veel te vertellen... En ik wist, dat je vandaag niet te laat woudt dineeren...

- Nu, zoo erg is 't niet. 't Is pas een paar minuten over zessen.

- En hoe laat begint de Opera?

- Half acht!

Het diner begon gezellig tusschen hun drieën, want de kleine Suze mocht nu al mee aan tafel eten. Op een hoog stoeltje gezeten, zoodat haar halve bovenlijfje zichtbaar was, verwend door de ouders, snapte zij bijna den ganschen

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(3)

middag door. Maar Frits scheen iets ernstigs aan 't hoofd te hebben, en het gesnater van het kind dien middag niet te kunnen verdragen.

- Och, Jeanne, laat 't kind toch een beetje stil zijn.... 't Is zoo verschrikkelijk hinderlijk....

Zij trok Suze op haar stoeltje naar zich toe, fluisterde lieve zachte troostende woordjes, om een opkomende huilbui te bedwingen, en keek toen met een onderzoeking in de oogen haar man aan. Wat zou hem scheelen? Zou er iets

onaangenaams voor hem gebeurd zijn?... En met een kleine onrust maakte ze bij zich zelve de opmerking, dat hij weer even afgetrokken was als vroeger, toen het drukke werk hem zoo zenuwachtig gemaakt had. Maar ze durfde niets te vragen.

In een soort van drukkende stilte aten zij door; er werden slechts korte opmerkingen gewisseld, in afgebroken zinnetjes. Suze, die al de groote blauwe oogen van haar moeder had, met dezelfde goedig-naïve uitdrukking, keek telkens met een schichtigen glijblik naar haar vader; ook zij begreep zijn boosheid niet.

En nadat Frits een heelen tijd gezwegen had, zei hij, langzaam, en met een stem alsof hij zich een gedachte luid liet ontvallen:

- 't Is weer heelemaal mis in die Tjimanna-Maatschappij!

- Mis? Hoe zoo?, vroeg Jeanne met een kleinen schrik.

- Ja, er zijn standjes.... Steenbeek ligt met de Commissarissen overhoop....

Toornwijk heeft 't me verteld.

- Maar hoe is 't dan gekomen? Ik dacht dat Steenbeek zoo goed voor zijn werk was...

- Ja, dat dacht ik ook! Wat 't rechte van de zaak is, weet ik zelf nog niet.

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(4)

Toen vertelde hij wat Toornwijk er van scheen gehoord te hebben. Santhuijzen, die Commissaris-plaatsvervanger van de Maatschappij was en zich gewoonlijk weinig met de zaken bemoeide, had, door ziekte van een der andere Commissarissen, op een Bestuursvergadering woorden met Steenbeek gekregen; deze had hem lomp geantwoord, waarop Santhuijzen hem een ‘kwajongen’ had genoemd. Het gevolg hiervan was geweest, dat de jeugdige Secretaris bedankt had voor zijn betrekking, omdat hij met zoo'n ‘vent’ en zoo'n ‘parvenu’ niet wilde samenwerken. Eenige Commissarissen, ofschoon de ruwe uitdrukkingen van Steenbeek niet vergoelijkend, hadden toch zijdelings zijn partij gekozen; en toen waren de officieele

onaangenaamheden uitgebroken.

- Ik begrijp ook niet dat ze dien Santhuijzen er-in halen... Die man is totaal ongeschikt voor die soort zaken.... Ik moet morgen 't fijne van de zaak toch eens onderzoeken!

Maar hij bleef dien middag weinig spraakzaam aan tafel; er schenen nog andere kwesties te zijn, die hem bezighielden; telkens plukte hij zenuwachtig aan zijn snor.

En Jeanne keek hem met bezorgde oogen aan; voortdurend probeerde ze een gesprek te beginnen, om zijn gedachten af te leiden. Ze vertelde hem van de kleine

gebeurtenissen van den dag, van de visites, een boek uit het leesgezelschap, een kluchtigen uitval van Suze, of een nieuwtje dat ze uit de derde hand vernomen had.

Frits deed dan wel zijn best om te luisteren, antwoordde met eenige afgetrokken flauwe opmerkingen, maar ging nooit op de aangegeven conversatie in. En eindelijk kon Jeanne zich niet langer bedwingen; met een geïrriteerde passie in de stem, zei ze ineens, zoodat hij opschrikte:

- Kom, Frits, wat kunnen je die dingen toch eigenlijk

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(5)

scheelen. Laat ieder dat voor z'n eigen in orde brengen. Wat heb je er-aan je humeur met die muizenissen te bederven.

De breede glimlach van zijn goedig karakter ontstak een vriendelijkheid in zijn oogen.

- Je hebt gelijk, kind, je hebt gelijk, maar... Enfin, laten we die zaak laten rusten.

Met een overgang van toon, die hem gemakkelijk viel, begon hij nu notitie te nemen van de kleine Suze, die nog altijd met een pruiling op het gezichtje haar paatje met verwonderde blikken zat te volgen. Hij sprak lieve woordjes, guitige gezegden, kittelde het kind onder de kin, liet het kraaien van pret, totdat het zóó druk en zenuwachtig werd, dat Jeanne het moest vasthouden, daar ze bang was het met haar stoeltje te zien omvallen; van den weeromstuit dwaalde er ook een lachende pret in de oogen der ouders; een schatering van vroolijke woorden, van kinderlijk lieve flauwheidjes, zooals ouders tegen kinderen zeggen kunnen, vulde de eetkamer met een jolig gewarrel van geluiden.

Maar 's avonds in de Opera was zijn onaangename stemming terug gekeerd; ze hield hem bezig met afgetrokken gedachten.

Het comedie-gebouw was stampvol; een Fransche ténor gaf een gastvoorstelling, en op alle rangen golfde en schuimde een drukke menigte. Frits en Jeanne zaten vooraan in de stalles en voelden het nerveuse leven van het volle huis achter zich;

een gemompel van stemmen steeg als een geluidsdreuning rond hen op.

't Was drukkend benauwd; Jeanne achterover in haar fauteuil geleund, klapperde zich lucht toe met haar waaier; in een kalm genot van haar rustend lichaam, groot open haar rein blauwe oogen, die zonder doel de ruimte doorliepen, had zij een luwe gezelligheid van te zitten in deze

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(6)

drukke omgeving van feestklanken; vóór haar, uit de orchest-ruimte, werd een jubelende muziek opgejaagd, die door de zaal klaterde, een vreugde en een piquante genieting ontstekend in de menschen.

Van tijd tot tijd kneep zij de oogleden half dicht, om door de ooghaartjes, in een verdikte kijking, genietend te turen naar het geopend lichtholletje van het tooneel, waar eenige gecostumeerde figuren lange zangtonen uit hunne ronde mondholten lieten ontsnappen, gesticuleerend met academische gebaren, poseerend in

conventioneele standen; en telkens kneep zij de ooghaartjes weer dicht, vindend haar omgeving mooier in deze vernauwde turing.

En ze hield zich met niets anders bezig dan met dit genot van een kinderlijk menschje.

Achter haar gonsde de schouwburgzaal met de geluiden eener woelende schuivende en fluisterende menschenmenigte; deuren van loges klapperden; lachkreten zonken uit den engelenbak neer; de schoenen van binnenkomenden kraakten op de trapjes;

de kleeden van dames ritselden met het zacht gekraak van bewogen stof; terwijl over alles heenliggend, doorgoemend in éénzelfden toon, een gezellig gebrom van zich amuseerende menschen hangen bleef.

Naar alle zijden klommen de hoofden en de borsten amphitheatersgewijze omhoog;

een groot, nooit rustend geörgel van armbewegingen ontwikkelde zich uit de converseerende groepen; overal zag Jeanne gezichten van bekenden; de oogen harer huisvrienden kwamen van alle zijden op haar rusten.

Van den eersten rang kreeg zij een innigen groet van Mevrouw Van Wijk, die op de voorste rij zat met haar man en een logée; ze had moeite in de duisternis van een bai-

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(7)

gnoire het pittige gezichtje van Clara Hagelfels te onderscheiden, die haar al verscheiden malen had toegeknikt; eenigszins op zij in de stalles zag ze het nette poppenhoofdje van Van der Steen, tusschen een tante (van wie gezegd werd, dat hij erven zou) en Betsy de Hoop Wieringa; op zijn vaste plaats, in een baignoire d'avant-scène, vond zij de schreeuwerige tronie van Santhuijzen naast zijn klein goedig zwart vrouwtje, die voortdurend tegen hare kennissen bleef grinnikken; vlak vóór hen waren de Heer en Mevrouw Wagenvoort gezeten; op de punt der stalles, op den laatsten stoel der rij - een abonnésplaats - vond zij de apoplectische figuur van Kinsbergen, die in alle pauzes opstond, en tegen de balustrade van het orchest geleund, zijn dik hoofd naar de zaal gekeerd, met zijn binôcle de vrouwen op den eersten en tweeden rang beloerde. En temidden van een vroolijk troepje jongenlui in rok en witte das herkende zij de gezichten van Steenbeek en luitenant Tupken.

Maar behalve deze van nabij bekende figuren vond Jeanne op haast iedere rij en rang menschen, die zij wel meer ontmoet en gesproken had, zooals dat gewoonlijk gebeurt in kleinere steden met slechts weinig coteriën: heeren, die op een diner haar buurlui waren geweest, of met wie ze op een bal eenige dansen gehad had, en die sinds dien tijd waren blijven groeten; dames met wie zij op partijen of recepties kennis had gemaakt, kennissen weer van háár vriendinnen; jonge meisjes, ongetrouwd gebleven en nog bekenden uit haar schooljaren; vriendinnen van Clara en Betsy, die ook bij haar aan huis kwamen.

En ook Frits zag gezichten van kennissen naar welke zijde hij zich ook heenwendde:

hij, een eenigszins publiek

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(8)

en populair persoon, die thans een positie van invloed bekleedde en met wien men gaarne de kennis aanhield. Zijn hoofd en zijn oogen waren voortdurend in beweging om alle groeten en knikken te beantwoorden. Hij was geen groot liefhebber van muziek, waarvoor hij niets voelde, zoodat hij uitsluitend in de Opera kwam, omdat het een vermaak der mode was en hij er zich op een openbare plaats bevond, welke hem een ongezochte gelegenheid gaf zich aan de menschen te vertoonen en menschen te ontmoeten.

Maar hij was dien avond niet in zijn gewone Opera-stemming van feestelijke officieelheid en onverschillige ontspanning; zijn gedachten werden door iets anders bezig gehouden; hij draaide zenuwachtig op zijn stoel, zoekend in het publiek naar eenige personen, die hij maar niet scheen te kunnen vinden. Met Steenbeek had hij al een teeken van verstandhouding gewisseld.

Zoodra dan ook het scherm na de derde acte gevallen en de groote pauze begonnen was, excuseerde hij zich bij Jeanne en verliet de zaal. Zij had een voorgevoel van wat hij ging doen, en het verwonderde haar volstrekt niet toen ze even later de baignoire d'avant-scène van Santhuijzen zag opengaan en Frits met een lichte buiging binnenkomen; ze dorst niet langer te kijken en draaide haar oogen naar iets

onverschilligs in de zaal.

Steenbeek en Tupken hadden hunne kennissen verlaten en kwamen haar aanspreken, schuifelend tusschen de stoelenrijen der stalles.

- Wel Jeanne, hoe vin-je Cambrier?

- Is hij je nogal meegevallen?...

- Vin-je 't geen ‘mooie’ man?

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(9)

Met den lieven lach harer groote blauwe oogen, placide van stem, ofschoon inwendig ongerust, liet ze zich meevoeren in de conversatie der heeren.

- Ik vind, dat hij een prachtig geluid heeft, zoo rijk en zoo diep, veel mooier dan Dumer, die verleden jaar hier is geweest...

- Nu ja, z'n geluid is zoo kwaad niet!, beweerde Steenbeek met een onaangename goedigheid in de lippen.... Maar zijn groote succes in 't buitenland moet hij toch voornamelijk aan de dames te danken hebben.... omdat hij zoo'n ‘mooie’ man is!

- Kijk, viel Tupken in, daar heb je Van der Steen met zijn erftante en Betsy! Heb-je ze gezien, Jeanne?

Zij antwoordde van ‘neen’, om een gelegenheid te hebben het hoofd te kunnen omdraaien; met een snellen gluurblik keek ze naar Santhuijzen's loge: de heeren waren er niet meer, en in hun plaats zaten een jong meisje en een heer, broer en zuster, met de kleine nona te spreken. Jeanne liet niets van haar ongerustheid merken.

Met haar waaier gaf ze Steenbeek een tikje op den arm.

- Jij kent zoo iedereen.... Weet je ook wie die dame is, daar links op den eersten rang.... Ja juist die! Ze praat nu met dien heer achter haar!

- O ja!, antwoordde Steenbeek, in zijn schik met die vraag, waardoor zijn

uitgebreide kennis erkend werd. En hij haastte zich den naam der familïe en allerlei bizonderheden te vertellen, op den toon van een aangenamen salon-causeur, maar dat hem niet erg makkelijk afging.

Rond hen heerschte de drukte eener babbelende menigte, die zich aan 't amuseeren is; er woeien geluiden van alle kanten; overal in de rondte waren open kale plekken ont-

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(10)

staan, als leed de zaal aan een enorme huidziekte, die de menschen er uit had doen vallen, een soort van plaats-schurft, die de fauteuils met opengespreide armen op vergeefsche omhelzingen deed wachten. Men snapte luid in lachende conversaties;

een algemeene behoefte aan beweging en verplaatsing deed de bezoekers de zaal verlaten, heen en weer wandelen; de corridors en de koffiekamers waren opgepropt met menschen, elkander duwend en kruisend, onder een vroolijk rumoer van drukke stemmen.

En toen het electrische belletje begon te rinkelen en langs alle trapjes en openingen de bezoekers weer naar binnen drongen, liet Jeanne snel hare oogen in de rondte gaan om haar man tusschen de andere menschen te zoeken; ze was in een spanning om hem vragen te doen, nieuwsgierig en angstig om te weten iets wat ze zelf nog niet formuleeren kon.

Maar ze wachtte lang tevergeefs; iedereen had zijn plaats weer ingenomen, het orchest speelde, het scherm zou opgehaald worden. Ook in Santhuijzen's loge was hij niet; ze had al eenige malen onder een voorwendsel omgekeken. En ineens zag ze Frits met drukke stappen het trapje van de stalles afspringen, zich richtend naar zijn plaats. Haar oogen, die naar een soort van explicatie in zijn uiterlijk zochten, verheugden zich toen hij zijn gezicht vertoonde, waarop de vroolijke tevredenheid van een welgelukt oogenblik lag van iemand die met succes gauw een zaakje heeft afgehandeld; zijn lange blonde snor krulde mee met zijn bovenlip, terwijl hij met een zachte grijns van hoffelijkheid langs de knieën der dames heenschoof.

Jeanne wachtte hem naast zich met een vraag op de lippen; maar ze dorst niet onmiddellijk te spreken, hopend dat hij zelf

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(11)

iets zeggen zou. Juist ging het scherm op, en hij richtte dadelijk zijn binôcle naar het tooneel, zonder een woord te spreken. En toen eenige oogenblikken later het koor inviel, met luid accompagnement van het orchest, zoodat niemand haar stem kon verstaan, vroeg zij haastig, met eenige snellippige zinnetjes, wat er aan de hand was geweest.

- O, niets bizonders!.... Heb met Santhuijzen over die zaak van de

Tjimanna-Maatschappij gesproken. 't Komt in orde... Heeft niets te beduiden.

Een glimlach van vertrouwen, die zijn gezicht in een aangename plooi trok, gaf ook aan Jeanne de rust terug; en weer gemakkelijk leunend achter in haar fauteuil, gaf zij zich opnieuw over aan haar genot van kijken en hooren, nog van tijd tot tijd de ooghaartjes half dichtknijpend, om in een vernauwde turing zich te amuseeren met de spectrale bewegingen der wegdoezelende acteurs en actrices.

Onder het naar huis rijden, legde Frits eensklaps zijn hand op de knie van zijn vrouw, en snel sprekend, als met een schrik bijna iets vergeten te hebben, zei hij op nonchalanten toon:

- 't Is waar ook... Ik moet straks nog even uit... Ik heb Steenbeek beloofd hem vanavond nog op de Witte te vinden... over die zaak... je begrijpt, dat hij er nieuwsgierig naar is.

Het rijtuig verlaten hebbend, Jeanne in de vestibule, besloot hij:

- Nu, tot straks! 't Zal wel niet laat worden.

Ze maakte geen tegenwerpingen, liet hem gaan zonder eenig verwijt, en zelfs den volgenden dag, nadat hij 's nachts héél laat was thuis gekomen, deed zij alsof ze er niets van gemerkt had. Dat hoorde nu eenmaal zoo... Zaken! En

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(12)

Frits wilde zoo graag een ander een pleiziertje doen; hij was ook zoo goedhartig.

Enfin, als je over zulke kleinigheden twist zocht, dan kon je je heele leven wel vergallen.

Ondertusschen, doordat hij er al zijn vrijen tijd aan besteden kon, was Frits vrij vlug met zijn nieuwe boek klaar gekomen; eenmaal al zijne aanteekeningen voor de statistiek van het onderwijs verzameld, was het ontwerpen en schrijven van de copie hem snel van de hand gegaan. Ook had hij een uitgever gevonden, die het boek had willen doen drukken, zonder hem echter eenig honorarium te kunnen uitkeeren; maar dat was bijzaak voor hem geweest. Een week of zes had hij zoek gebracht met het eentonige corrigeeren der drukproeven; ook dit was nu achter den rug. En op een hoek van zijn bureau-ministre lagen thans de twee dikke deelen van zijn werk, gebonden in leeren omslagen, bedrukt met gouden titelletters, vol uitslaande tabellen en graphische voorstellingen: een dier zwaarlijvige deftige boeken, die men alleen op de tafels van staatslieden, sociologen en professoren aantreft.

Het werk was een daad van voorname studie, van imposante geleerdheid, van langdurig geduld, en Frits kon niet nalaten het af en toe eens op te nemen, de bladen langs zijn vinger te doen neerkletteren, het over den rug te strijken, en, het volgend met een langen blik, weer op zijn bureau neer te leggen.

Dáár was het nu, klaar om zijn entree te maken in de geleerde wereld; en met een soort van nerveus en nieuwsgierig ongeduld overdacht hij bij zich zelve wat er over gezegd en geschreven zou worden.

Meer dan anderhalf jaar had het hem een dagelijksche bezigheid gegeven; iederen morgen na het ontbijt was hij naar

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(13)

zijn studeerkamer gegaan, om er tot 's middags 'n uur of twee aan te blijven werken;

het verwonderde hem, dat die tijd hem nu zoo kort toescheen; 't was alsof de weken en de maanden met grootere snelheid gegaan waren....

En eenige dagen nadat het verschenen was, zijn oude gewoonte volgend om na het ontbijt zijn studeerkamer op te zoeken, liep hij op een morgen heen en weer door het vertrek, van een raam naar de deur, en terug: een aanwensel, waarvan hij zich nooit rekenschap gaf als hij in gedachten was.

Zijn cigaar, waaraan hij met groote tusschenpoozen werktuiglijk trok, ging telkens uit; dan nam hij haastig een nieuwen lucifer, dien hij met een snellen nijdigen zwaai van zijn arm in den bak onder den haard wegwierp.

De vorige dagen had hij, om den tijd zoek te brengen, wat zitten bladeren en snuffelen in boeken en gemeenteverslagen, die al eenigen tijd in zijn kamer

rondzwierven. Maar vandaag had hij er geen trek in; 't verveelde hem... Wat zou hij nu doen? 't Was pas half-elf, en hij had dus nog drie lege uren vóór zich.... Hij had volop genoten van boeken en paperassen!

Maar wat dan? Wat? Hij haalde een nagelvijltje uit zijn zak, en begon zich, tegen een raam geleund, de vingers te inspecteeren. Ondertusschen maakte hij met zijn gedachten een soort van onderzoekingstocht naar zijn verlangens. Zou hij een brief schrijven naar zijn neef in Indië?... Of het verslag over de Haagsche gaskwestie, die binnen kort in den Raad behandeld zou worden, nog eens nalezen?... Dan had hij nog eenige Fransche romans liggen, die zijn boekhandelaar hem ter inzage had gestuurd; men had hem verteld, dat die novellen van Catulle Mendès zoo piquant

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(14)

moesten zijn; de Figaro had er tenminste een geestig artikeltje over gehad...

Niets van dit alles stond hem echter aan; hij kon zich niet ontkennen, dat 't nietige bezigheden waren, die hij verzon om den tijd er door te brengen; maar hij zocht naar iets nuttigers en belangrijkers.... Bliksems, wàt dan?

Eindelijk, het zoeken moe, nam hij zijn hoed en ging de straat op. Eerst wandelde hij een uurtje rond, en landde ten slotte op de Witte aan, waar hij op de Leeszaal de nieuw-verschenen tijdschriften eens inkeek.

Zoo bracht hij er één dag door; en met saaie walging stond hij voor een tweede, een derde, en meerderen! Hij was zich de beweeglijkheid zijner natuur zeer goed bewust; bij ondervinding wist hij, dat zijn temperament behoefte had aan activieteit, aan drukte en inspanning, en alles wat hij in werkelijkheid te doen had, bestond in het bijwonen éénmaal 's weeks van een Raadszitting, en het samenstellen van tijd tot tijd van een weinig belangrijk rapport: het leven van een lui onbeduidend renteniertje.

Langzamerhand kwam er een berouw bij hem op, zijn benoeming tot lid van den Raad aangenomen en zijn betrekking op het Departement er aan gegeven te hebben.

Daar hadt je er nu de gevolgen van! Ontkennen behoefde hij 't zich niet: hij was nu een gewone leeglooper geworden, zooals er zooveel in den Haag hun onbelangrijke leventjes zoek brengen. Waarachtig, hij had reden om jaloersch te zijn op Steenbeek;

sinds hij die onaangenaamheden in de Tjimanna-Maatschappij voor hem in orde had gebracht, had hij weer dagelijks zijn geregelde drukke werkzaamheden.

Deze grieven tegen zich zelve, de onvoldaanheid over

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(15)

zijn tegenwoordige levenswijze, werkten terug op zijn humeur. Hij werd er prikkelbaar door, ongedurig, in de onmogelijkheid zich lang met dezelfde zaak bezig te houden.

't Kostte hem dikwijls een zekere inspanning om zich op zijn gewone manier tegenover Jeanne en zijn dochtertje voor te doen, want hij vond 't té kinderachtig om personen, die er geen schuld aan hadden, onder zijn slecht humeur te doen lijden.

Hij stoeide en lachte met het kind, nam Suze mee uit wandelen naar het Bosch of den Dierentuin, zoodat ze doodmoe thuiskwam. Ook Jeanne profiteerde er van, want nooit weigerde hij nu een harer verzoeken; hij voorkwam haar wenschen om veel uit te gaan; geregeld bezochten zij één of tweemaal per week de Hollandsche Comedie of de Fransche Opera; nooit sloegen zij een uitnoodiging voor een partijtje meer af;

en als zij zelf hunne kennissen niet ontvingen, dan waren zij toch altijd bij hen te visite.

Jeanne, hoezeer zij er zich ook over verheugde, dat haar man op eenmaal zooveel notitie van hun huiselijk leven nam en weer de ‘oude’ was van hun eerste

huwelijksjaar' voelde toch te fijn als vrouw, om niet een intuitie te hebben, dat alles niet in orde was; er schemerde iets gezochts en gewilds door zijn vroolijkheid; ze merkte, dat hij op diners en partijtjes in de conversaties naar luidruchtige effecten zocht, terwijl hij thuis zwijgend de courant kon zitten lezen, zonder opmerkingen, zonder vragen; en op een anderen keer was hij onmiddellijk kwaad over een kleinigheid, waarop hij vroeger nooit gelet zou hebben.

- Kijk nu's, Jeanne, daar ligt die pop van Suze nogal op de canapee.... Je weet, dat ik je al dikwijls gevraagd heb er voor te zorgen, dat die rommel op de kinderkamer bleef!

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(16)

- Ze heeft 't vanmiddag zeker vergeten! 't Is ook nog maar 'n kind! zei ze vergoelijkend.

- 'n Kind! 'n kind! Dat weet ik ook wel. Maar jij hoorde er voor te zorgen.... Met mijn kamer boven is 't hetzelfde! Hoe dikwijls heb ik je al niet gevraagd om die gebroken stoelen te laten weghalen en te zorgen dat er een nieuw gordijn aan de boekenkast komt?.... 't Zal nog zoo lang duren, totdat ik zelf de meid moet boven roepen!

Dergelijke huiselijke onbeduidendheden, die hij vorige jaren niet eens scheen opgemerkt te hebben, irriteerden hem nu; herhaaldelijk klaagde hij ook over het eten, over zijn linnengoed; Hendrik moest het telkens ontgelden als hij te lang voor boodschappen uitbleef; als Suze te veel babbelde aan tafel hield hij vermaningen tegen het kind, en hij gaf zijn vrouw allerlei wenken en lessen over de opvoeding van haar dochtertje, waarmee hij zich vroeger nooit bemoeid had.

Er ontstond in huis onder de dienstboden een kleine toon van ontevredenheid, en de oude Marie was ook uit haar humeur als zij 's ochtends, bij het opschrijven der boekjes, hoorde, dat Meneer over den een of anderen schotel geklaagd bad. Wederzijds heerschte er van alle kanten een nog bedekte nervositeit en een kregeligheid, die zich heel gauw in booze en geïrriteerde woordjes kon lucht geven.

't Kostte Jeanne heel wat inspanning, ze moest al haar goed humeur en natuurlijke hartelijkheid aanwenden, om de telkens dreigende uitbarstingen te voorkomen, de menschen in vrede bij elkaer te houden, en haar huishoudentje in den ouden toon van zacht-roze tevredenheid en kalme gemoedelijkheid te dwingen. Hoe dikwijls zich ook vragen naar haar lippen drongen om eindelijk met Frits tot een

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(17)

eenvoudige explicatie van toestanden te komen, weerhield een natuurlijke vrees om alles te bederven haar telkens van dit besluit.

Zoo saaide het huiselijk leven der Van der Voorts eenige maanden in mokkende ontevredenheidjes voort, zonder oprecht schallende vroolijkheid, zonder natuurlijk pleizier. Wel had Frits een middel gevonden om den tijd te dooden en de groote leegte van zijn leven op te vullen met diners, partijen en herhaaldelijk uitgaan, maar telkens, als hij weer aan zich zelven werd overgelaten, kwam dezelfde bitterheid tegen zijn omgeving en zich zelven hem het alleen-zijn vergallen.

Zijn temperament, opgejaagd door de dagelijksche prikkelingen zijner gedachten, kwam eindelijk eensklaps tot een besluit. Hij zou en wilde wat gaan doen!

Als ambtenaar gewoon geraakt aan het denkbeeld om elk mensch als een kracht te tellen, die arbeid móet en kán voortbrengen - een zienswijze, waarin zijne staathuishoudkundige studiën hem nog versterkt hadden - beschouwde hij zich op dit oogenblik als een ongebruikte kracht, een macht in rust, een machine die stil staat.

En zooals iedere kracht, redeneerde hij volgens zijn methode, door ongebruik in lenigheid, weerstandsvermogen en practisch nut achteruit gaat, zoo zal 't ook met mij gaan, wanneer ik blijf voortvegeteeren op de wijze zooals ik nu doe. Wat méér is, de menschen zullen mij gaan vergeten; ze zullen denken, dat ik zóó heel tevreden ben, naar niets meer verlang en genoeg heb aan de kleinigheden, die mij nu

bezighouden. Per slot van rekening zullen ze mij passeeren, andere benoemen in de plaatsen die ik zelf ambitioneer, en jaren en nóg eens jaren zal Mr. F. Van der

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(18)

Voort een gemeenteraadslidje van den tweeden en derden rang blijven, op wien niemand bizonder acht zal geven.

Dáár bedank ik je voor! Zóó ver zal 't niet komen! Wacht maar 's....

Zijn eerzucht, zijn hereditaire behoefte aan het uitoefenen van gezag, zijn verlangen om zich op de eerste rijen zijner tijdgenooten te werken, in de richting door zijn voorvaderen aan zijn geslacht gegeven, maakte zijn onrustige natuur, die

onophoudelijk naar nieuwe emoties verlangde, een langer stilzitten onmogelijk.

Met een onverwachte opborreling van energie, een ont waken uit de apathie, waarin zijn natuur dreigde in te sluimeren, staakte hij de versuffende en nadenkende wandelingen op zijn studeerkamer, om zich meer tusschen de menschen te begeven.

Vroeger had hij, tengevolge zijner eigen werkzaamheden en ook van de weinige belangstelling die hem dergelijke kleinigheden inboezemden, nooit lust gevoeld de vergaderingen van de Maatschappijen of Genootschappen bij te wonen, waarvan hij aandeelhouder of lid was. Maar nu begon hij er heel anders over te denken. De eerstvolgende vergadering van de Tjimanna-Maatschappij vond hem onder de aanwezigen; en toen er een Commissie benoemd moest worden, om te Amsterdam en Rotterdam connecties aan te knoopen met eenige voorname kooplieden en reeders in die steden, stelde hij zich dadelijk beschikbaar en werd ook gekozen.

Door tusschenkomst van Meneer Van Breukel, die een der drijvende krachten van het Staathuishoudkundig Genootschap was, viel de keuze op hem om een ontstane vacature in het Bestuur aan te vullen. Deze vereeniging van geleerden, waarvan mannen van naam, Kamerleden, oud-Ministers,

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(19)

Staatsraden en Professoren der verschillende Universiteiten lid waren, had ook een gouden-medaille voor een prijsvraag uitgeloofd, en men noodigde Frits uit in de jury te willen zitting nemen.

Onverwacht had hij het geluk in de courant te lezen, dat een advocaat te Tiel, iemand die op economisch gebied eenige autoriteit bezat, het voornemen had een antwoord op zijn statistisch werk over het Onderwijs te schrijven, waarin hij hem vele zijner resultaten en gevolgtrekkingen wilde betwisten. Dit gaf natuurlijk een nog grootere bekendheid aan zijn geschrift, en het Staathuishoudkundig Genootschap, dat 's winters debat-avonden uitschreef, besloot om den Tielschen advocaat uit te noodigen in persoon zijne stellingen te komen toelichten, en Frits zou dan gelegenheid hebben in dezen kring van specialiteiten zijn standpunt te verdedigen; van beide zijden werd deze uitnoodiging aangenomen.

En Frits bleef er voortdurend naar uitzien het aantal dezer betrekkingen en postjes te vermeerderen, in een steeds toenemenden werklust, een onweerstaanbaren drang om zijn werkkracht productief te maken, zich te vertoonen, te doen gelden zonder op te dringen, zijn bekwaamheden en handigheid te besteden aan de vervulling van baantjes, die hem wel niets opbrachten, maar hem toch nuttig konden zijn om meer en meer vooruit te komen en op te klimmen.

Weldra werd ook zijn naam genoemd als Commissaris van de Witte, waarvoor hij gesteund werd door het clubje van Wagenhorst, Toornwijk, Huenert, Van der Helst, en door de jongelui, waaronder hij veel vrienden en kennissen telde. Hij werd bijna met eenparige stemmen gekozen, en het volgend jaar kwam hij ook voor op de candidaten-

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(20)

lijst voor de Bestuurderen van den Haagschen Dierentuin.

Zonder oogenschijnlijk zich veel moeite te geven, als liet hij 't zich meer

welgevallen dan dat hij 't zocht, op zijn gewone nonchalante manier, met een sjovialen glimlach en een aardig gepast antwoord, werkte hij zich in al die baantjes, welke gewoonlijk zeer geambitioneerd zijn en waarin het voor de vele liefhebbers meestal niet gemakkelijk is vasten voet te krijgen.

Maar Frits, met zijn natuurlijk succes, men zou haast zeggen op de wereld gekomen opdat hem alles mee zou loopen, altijd blijvend de man met den hartelijken eenvoud, de prettige kameraad, verbergend zijn fatsoenlijke ambitie, zich half slechts bewust van zijn woelende en opdrijvende eerzucht, werd met den dag meer algemeen bekend in de residentie. Hij was op weg een dier kalm populaire figuren te worden, die sympathieën en connecties hebben in bijna alle sociale kringen hunner omgeving;

wien men het succes ongestoord gunt; wier naam men bijna dagelijks vermeld ziet, als deel uitmakend van Besturen of Commissies; personen om wier stem men komt vragen bij de oprichting van nieuwe instellingen en de samenstelling van voorloopige commissies voor wetenschappelijke of liefdadige doeleinden.

- O, dan moet je bij Van der Voort wezen!, hoorde men telkens als antwoord op vragen naar den naam van personen, die het een of ander doel zouden willen steunen.

Wanneer hij over straat ging, werden hem van alle zijden groeten toegebracht;

hier was 't een vriend, die hem amicaal met de hand wenkte; daar een winkelier, die haastig en onderdanig den hoed afnam; nu eens hield een Kamerlid hem staande om een praatje te maken; dan weelmoest een ambtenaar of een zijner mede-bestuursleden van

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(21)

de een of andere Vereeniging hem om inlichtingen vragen.

Ging hij met Jeanne uit, naar de Tent in het Bosch, naar den Dierentuin, naar de Opera, of legden zij te voet eenige visites af, dan wandelde hij met haar temidden van een beleefde bekendheid zijner medeburgers. Jeanne zag de groeten en onderscheidingen, die hij overal genoot, van bekenden, van menschen die ze niet kende en van wie ze zelfs nooit gehoord had. Telkens moest ze om namen vragen:

- Wie was die Meneer, die daar groette?

- O, dat is Jaalbersma!

- Wie is dat?

- Hij is Directeur van de Groningsche Hypotheek-Bank. Ik ontmoet hem wel eens in de Sphinx, hij is ook in 't Bestuur.

Of een ander maal informeerde zij naar heeren of mannen, die ze niet van aanzien kende. Dán was 't een kennis van de Witte; een advocaat; een bode van een

Departement; een rijke grondbezitter uit Indië, in tabak of suiker; een Kamerlid; een collega uit een of ander Bestuur; of een rentenier, die ook iedereen kende; een griffier van een rechtbank; een officier van de huzaren in politiek; een goudsmid van de Hoogstraat; of een lid van de Provinciale Staten, dat tijdelijk in de residentie was....

- Maar hoe ken je al die menschen toch?, vroeg Jeanne met een kleinen trots op haar man, ofschoon ze 't antwoord zelf wel had kunnen geven.

En een volgenden keer riep ze met een soort van bewonderende verbazing uit:

- Ik begrijp niet hoe je al die gezichten en namen kunt onthouden. 't Schijnt wel dat je de heele stad kent.... Ik geloof dat Van Breukel zelfs nu wel een lesje bij je kan komen nemen!

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(22)

Dan had Frits zijn bekende lachje van begrip, half van goedigheid, half van nonchalance, zonder eenig verder antwoord. Maar door dit alles kreeg hij 't weer druk, in een geagiteerde haastigheid van vele en kleine zaakjes, die gauw moesten worden afgedaan; er werden weer stapels gedrukte en geschreven stukken aan zijn huis bezorgd; hem werd opgedragen om Overzichten samen te stellen, rekeningen te onderzoeken, verslagen uit te brengen; overdag en 's avonds werd hij buitenshuis geroepen tot het bijwonen van Algemeene en Bestuursvergaderingen; hij moest geheele ochtenden in zijn studeerkamer doorbrengen, bezig met het doorsnuffelen van papieren, haastig en nerveus krassend met zijn pen, verborgen tusschen

ophoopingen van boeken, die aan weerszijden zich naast hem opstapelden, het hoofd gebogen, de armen uitstaande met scherpe hoeken der elleboogen.

Al zijn vrije tijd, waarmee hij eenmaal geen raad had geweten, werd nu door de beslommeringen, die zijne nieuwe ambten en baantjes hem veroorzaakten, in beslag genomen. En wanneer hij in een napeinzend oogenblik eens over zich zelven nadacht, dan kreeg hij een gevoel van tevredenheid en voldaanheid, weer prettig gelukkig in zijn hernieuwde arbeidzaamheid, in zijn productieve ambitie.

En langzaam opkomend, te voorschijn geroepen en opgezweept door den staat van voortdurende actie, waarin hij thans verkeerde, verscherpend en verfijnend den natuurlijken aanleg van zijn temperament, begonnen buien van driftigen wil, van passievolle heerschzucht in hem op te wellen. Met zijn imaginatie-vermogen, met zijn gedachtenoogen zag hij zich vérder in de toekomst, willend zijn zooals hij was, wenschend een voortgang in zijn carrière, die hij zich voornam te dwingen en te vormen in een bepaalde

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(23)

richting. Zijn heriditaire behoefte aan machtsuitoefening werd door de beuzelingen, die alle uitliepen op beheeren en regeeren en administreeren van de zaken der Vereenigingen en Genootschappen, waarvan hij deel uitmaakte, het domineerend karakter van zijn leven; maar hij was een baantjesman wiens doel eenigermate werd verborgen en dragelijk gemaakt, door zijne innemende en goedhartige eigenschappen.

Hij schoof overal in met een gezichtslach, een groot gebaar, een schok der schouders, als wilde hij zeggen: ‘Kan ik 't helpen!’; maakte zich op zijn gemak in zijn nieuwe positie, en werd dan altijd herkozen, met een jolige trotsche tevredenheid over zich zelve.

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(24)

Hoofdstuk VI.

- Frits?

Hij zat te lezen en hoorde de vraag van zijn vrouw niet.

- Frits?, herhaalde Jeanne, met luider stem.

- Ja!, schrikte hij op. Wat is er? Vroeg je iets?

- Ga je nu nog mee vanmiddag die visites maken?

- Vanmiddag? Neen heusch, je weet ik kan niet!

- En waarom dan?

- Ik heb je immers gezegd, dat ik zaken had.

- Maar kunnen die zaken dan niet een beetje wachten? Die visites zijn toch noodig...

- Dat weet ik wel! Dat weet ik wel! Maar die zaken gaan voor!

Jeanne zweeg in een soort van pruilerige ontevredenheid; toen heerschte er een leesstilte in de kamer, waarna Frits opkeek, en voortging, als dacht hij niet genoeg gesproken te hebben.

- Ik heb 't je vanmorgen al gezegd, kindlief!... Kijk 's, om drie uur is er

Commissarissen-vergadering van den Dierentuin; nu, dat duurt zeker tot 'n uur of half-vijf... En dan heb ik beloofd voor vijfen even aan te loopen bij Huenert... Ik heb vanmorgen een briefje van hem gehad; hij zit ziek thuis en moet me spreken om een pressante zaak!

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(25)

Maar Jeanne bleef nog zwijgen.

- Je begrijpt wel, als ik kon, ging ik met je mee, niet waar?

Zij kende hem als oprecht; ze wist, dat het wáár was wat hij zei. Hij hád zaken! 't Speet haar, en stemde haar zachter.

- Nu ja, Frits, ik weet 't wel... maar-re... laatst ben ik ook al alleen geweest bij de Wagenhorsten... en-ne... 't staat zoo mal altijd alleen te komen.

- Altijd! Altijd!, ving Frits met goedige overdrijving haar woorden op. Dat 's niet waar... En herinner je je dan dien keer niet toen Van Breukel er was!

- O ja! Maar dat is meer dan drie weken geleden!

En Frits ziende, dat de booze bui bij zijn vrouw geweken was, viel opeens met ernstige beslistheid uit, om haar te overtuigen:

- Neen heusch, Jeanne, praat er nu niet meer over. Ik kán niet!

Daarmee was deze kwestie afgeloopen. Jeanne ging 's middags alleen haar visites maken, brommende over de ongezelligheid van haar man, maar tevreden met het vooruitzicht, dat hij een anderen keer mee zou gaan. Ze was verstandig genoeg er niet meer op te zinspelen, zoodat er geen woorden over vielen.

Alles ging zijn gewone sleur in het huishouden; de echtgenooten bezochten vrij geregeld de diners, de avond-partijtjes en de Opera, ofschoon Frits overdag door drukte herhaaldelijk verhinderd was om zich naar de wenschen van zijn vrouw te schikken; nu eens riepen zijn plichten hem hier, dan weer moest hij thuis blijven om 't een of ander te schrijven. Hij zorgde er echter gewoonlijk voor 's middags tegen vijf uur disponibel te wezen, en ging 's avonds met

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(26)

Jeanne waar ze wilde; nooit maakte hij aanmerkingen op de wijze, waarop zij den tijd met hem wilde doorbrengen; alles vond hij goed, want eigenlijk gaf hij weinig om de Opera's en de Comedie's, en 't was hem volkomen hetzelfde of hij zijn avonden bij de Van Wijks, de Santhuijzens of de Van der Heldens doorbracht.

Jeanne maakte dan ook van haar kant hoogst zelden eenige aanmerking over zijne dagbesteding, en vond 't zelfs natuurlijk, dat hij veel de deur uit moest en 's middags voor 't eten wel eens wat laat kwam.

Maar eens bij het koffiedrinken zag ze naast zijn borst een langwerpig papiertje liggen, dat vol aanteekeningen was bekrabbeld; terwijl hij de courant doorkeek, nam ze het door een natuurlijke beweging op.

- Wat is dàt, Frits?

- O, niets! 't Zijn een paar aanteekeningen.... commissies, die ik niet vergeten wil.

Hij liet haar het papiertje en las weer in zijn courant.

Eensklaps viel toen Jeanne uit, met een kleine trilling van boosheid in de stem:

- Zeg 's, Frits, wat is dát nu? En ze begon luid te lezen van het papiertje: ‘Woensdag - twee uur: Bestuursvergadering Staathuishoudkundig Genootschap - half vier:

conferentie met nieuwen pachter buffetten Witte (commissarissen) - acht uur:

vergadering Sphinx, Keizershof....’ Maar weet je dan niet dat we een invitatie bij Santhuijzen hebben aangenomen?

- Bij Santhuijzen? Woensdag?

- Zeker, je hebt zelf geschreven, dat we 't aannamen!

- Zoo!.... Dat is een onaangenaam geval! en Frits krabde zich aan het achterhoofd.

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(27)

Jeanne, die zag hoe haar man in een twijfel zat te overleggen, werd nog boozer door een verwondering van naïviteit, en begon zijne woorden te herhalen:

- Onaangenaam! onaangenaam?.... Hoe kan dat zoo ‘onaangenaam’ zijn?.... Ik vind dat 't heel eenvoudig is, je hebt de invitatie aangenomen....

- Ja maar ik moet op de Sphinx zijn!

- Zoo?.... En de Santhuijzens dan?

- Wel-le... ik zal hem een briefje schrijven en zeggen dat ik vergeten was....

- Ben je nu heelemaal mal, Frits! Dat zal je wel laten, hoor!.... Denk je nu, dat je die menschen zoo voor den gek kunt houden?

Maar Frits bleef volhouden, als iemand die op zijn stuk staat; hij was meegaande - dat wist zij zelf wel - want hij had een afkeer van woordentwisten en huiselijke oneenigheden, en daarom gaf hij meestal toe; daarentegen echter sprak de heriditeit té sterk in hem, om, waar 't op eerbiedigen aan, en gehoorzamen van zijn wil aankwam, zonder tegenspraak afstand te doen van zijn vrijheid van handelen. Goed en wel, hij had de invitatie aangenomen, maar hij had er toen niet aan gedacht, dat hij iets anders te doen had! Bovendien, de Santhuijzens waren niet zoo kleingeestig hem dat kwalijk te nemen.... ze zouden wel begrijpen.... trouwens zoo'n partijtje liep niet weg. Zaken gingen voor, hij leefde niet alleen voor een whistje en een glaasje grog... Hij zou dus schrijven, dat hij niet kon komen!

En in Jeanne begon nu de Friesche drift te werken, die als jong meisje hare zenuwen zóó had aangetast, dat ze jaren lang als kind gestotterd had. Het was een drift

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(28)

van booze opgewonden woorden, waaruit ze gewoon was buien van koppigheid over te houden.

- Zoo, ga je niet? En ik dan?.... Moet ik dan soms alleen gaan? Nu, daar bedank ik je voor! Schrijf dan maar, dat ik óók niet kom.... dat ik óók niet kom!

- Wees toch zoo kinderachtig niet.... Is dat nu een reden om....? Vroeger was je toch zoo niet!

- Juist, dáár heb-je 't! ‘Vroeger!’.... En ik heb er meer dan genoeg van.... altijd maar.... als jij niet gaat, ga ik ook niet! Jij hebt zaken in de Sphinx, en ik heb zaken in huis want ik moet het kind naar bed brengen.... Schrijf 't maar!

- Kom, wees toch zoo mal niet! Ik...

- Nee, ik ga niet!!

- Goed, dan moet je 't zelf weten!

Er werd een briefje geschreven en ze gingen 's avonds niet naar de Santhuijzens.

Aan tafel sprak Jeanne weinig, alleen eenige hoog noodige opmerkingen, en was daarentegen in 't oog loopend lief en speels met Suze. Zonder verder over de kwestie te reppen, vertrok Frits tegen acht uur naar de Sphinx, waarvan hij tegen elf uur thuis kwam.

Maar Jeanne was nog in dezelfde stemming van koppige boosheid, en deed alsof ze hem de kamerdeur niet had hooren openen.

- Zoo Jeanne!, zei hij op zijn gewonen goedhartigen toon; hij had de kibbelpartij al bijna weer vergeten.

- Frits!, was het koele, afgehapte antwoord.

Daarna ging hij op haar af, om volgens gewoonte haar een zoen te geven; maar in plaats van haar mond, zooals altijd, bood ze hem haar voorhoofd aan. En zonder zijn onaangename verrassing te doen blijken, zonder eenig woord, zette hij er zijn lippen op.

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(29)

Toen nam hij Jeanne bij de kin van haar neergebogen hoofdje, dwong het een weinig achterover, en keek haar aan met een stillen afkeurenden blik in de groote blauwe oogen.

- Je bent toch 'n groot kind!, mopperde hij.

Maar zij liet onmiddellijk het hoofd weer zakken, in een onwilligen trots om de tranen te laten zien, die haar eensklaps in de ooghoeken waren gesprongen. Frits haalde de schouders op.

Den volgenden dag begon zij zich echter, met een lieve berouwvolle overgave, weer tegen hem aan te vlijen, en ofschoon er eerst nog een verlegen schaamte tusschen hen hangen bleef, waren ze na een paar dagen weer dezelfde goede vrienden van vroeger.

Eenigen tijd ging alles nu goed, in zijn oude sleurtje; Frits wijdde zich geheel aan zijn veelvuldige werkzaamheden, en leefde als een tweede bestaan op de partijen en diners, waarin hij zich door zijn vrouw liet leiden en voorzeggen, zonder dat ze eenige plaats innamen in zijn hoofdbestaan; hij bleef ze beschouwen als een noodzakelijk iets, dat ten goede kwam aan zijn carrière, omdat hij daar op neutraal terrein allerlei personen ontmoeten kon, wier kennismaking en vriendschap hem in andere zaken van nut kon zijn; bovendien vond hij als man van de wereld er nog altijd een welbehaaglijk en streelend pleizier in, om in gezelschap van vroolijke, mooi getoiletteerde dames een fijn dinertje te gebruiken en gekscheerend over de kleine onschuldige nonsens der dagelijksche gebeurtenissen den tijd vergetend door te brengen; maar daarna zou hij ook weer met evenveel genoegen eenige avonden studeerend en snel pennend op zijn kamer hebben doorgebracht.

De actieve en graag bezige Jeanne huismoederde met egale

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(30)

opgewektheid in haar kleine, maar toch drukke ménage; iederen dag, 's morgens bij het ontbijt al, begon ze de telkens terugkeerende beslommeringen van haar huishouden op orde te brengen. En in al de jaren van haar huwelijk had zij nog niets verloren van de prettige ambitie, waarmee zij den dag na haar huwelijksreis voor 't eerst het bestuur had in handen genomen; ze bleef zich in de stemming van een aangenamen, éven ijdelen trots gevoelen, als ze zich zoo eens rekenschap gaf van den gang der zaken en aan zich zelve bekennen dorst, dat alles geregeld en vlug van stapel liep zonder kleine huiselijke kibbelingen met de dienstboden of tusschen het

keukenpersoneel onderling; de meiden en de huisknecht, Hendrik, die tegelijk met haar het huis betrokken hadden, waren nog bij haar in dienst, en mochten haar allen graag lijden als het active pittige dametje, dat hun wel eens beknorde, maar met goedige rechtvaardigheid 't hen nooit lastig maakte en ook op tijd wist te beloonen.

Alleen maakte Jeanne zich in de laatste dagen een beetje ongerust over Marie, de oude keukenmeid, die buitengewoon brommerig en slecht gehumeurd scheen te zijn;

dit was ze niet van haar gewoon; wel kende ze haar als de ijdele keukenprinses, die graag op een toon van meerderheid en beschermende hulpvaardigheid haar raad gaf in de tafel-aangelegenheden en er-aan herinneren bleef hoe haar ‘mama's zuster’ of

‘die goede, brave ziel’ gewoon was 't een en ander te doen en in te richten, maar nooit had ze haar gezien zooals nu: met een zuur gezicht, vol lange trekken, met onwillige moeite iets verbergend, dat haar naar de lippen scheen te dringen.

En als een goed vrouwtje, dat zich op de hoogte wil

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(31)

houden van álles wat rond haar gebeurt, besloot ze eens achter 't ware van de zaak te komen; ze zou haar maar ronduit ondervragen.

's Morgens, na het ontbijt, zat ze aan haar damesschrijfbureautje, bij de openslaande tuindeuren, de boekjes der leveranciers op te schrijven; Marie, met de vuisten op de groote oude heupen, stond naast haar.

Ze was bijna klaar, en als nadenkend over een bestelling speelde ze met een pennenhouder; de keukenmeid, die anders altijd een idee wist aan te geven, zweeg ook. Jeanne keek langzaam naar haar op:

- Kom, Marie, weet-je niets?; en na een korte stilte: Zeg 's, meid, scheelt er iets aan?

- Mij?... Neen Mevrouw, niets!, en ze schudde met loome ontkenning haar oude hoofd.

- Je ziet er anders niet goed uit! Ben je niet wel?... Zal ik den dokter eens laten komen?.... Neen!.... Nu, heb-je dan iets, dat je hindert? Ook niet!.... Zijn Grietje of Hendrik aan 't kibbelen geweest?

Jeanne dacht aan een keukentwist, en dat de andere dienstboden de oude Marie hadden willen drillen.

- O gunst, nee Mevrouw!, verklaarde de meid. Grietje? Wel nee, dat 's een goeje ziel. En Hendrik ook niet!

- Maar wat is er dan, Marie? Want er is iets!... Ja, de oogen van je Mevrouw zijn goed, ze zien alles, meer dan je denkt!, zei Jeanne met goedige bangmakerij.

De oude meid bleef zwijgen; ze had de handen van haar heupen genomen, en wrong ze nu in een tegenstribbelende zenuwachtigheid in elkaer; ze behield nog een aarzeling om te spreken.

- Nu, zeg 't me eens. Of vertrouw-je me niet?, vroeg

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(32)

ze met een laatsten dwang, krasjes makend met haar pennenhouder op een stuk papier.

- Dan zal ik 't u maar zeggen, Mevrouw.... Nee, ziet u, 't is die Engelsche

Maddam.... Dát mensch maakt me 't leven zuur; ze verbeeldt zich, geloof ik, zelf de Mevrouw te zijn hier in huis... En 't is 'n commandeeren, en dìt is niet goed, en dát is niet goed... altijd aanmerkingen, altijd klagen... Gisteren nog over de soep. Ja, die was Maddam niet goed genoeg; dat was geen eten, zei ze... Verbeeld-je, zoo'n....

Jeanne, die een stroom van scheldwoorden vreesde, viel haar in de rede.

- Je zult haar verkeerd begrijpen, Marie, ze kent 't Hollandsch nog zoo slecht, en ze drukt zich wel eens vreemd uit!

Neen, de oude meid had haar niet verkeerd begrepen, en ze sprak haar Hollandsch niet zoo slecht; beter dan Mevrouw misschien wel dacht. Maar ze deed 't er om!...

En in allen geval kwam 't toch niet te pas....

Dát was waar, bevestigde Jeanne, weer overmeesterd door den ouden hekel tegen Miss Clark, ofschoon ze niet recht wist waarom. Als er iets te klagen was, dan moest ze bij Mevrouw zelf komen; 't stond niet aan háár, om standjes in de keuken te maken, en als ze wéér wat had aan te merken, dan moest ze de jufvrouw maar naar Mevrouw verwijzen.

En de oude Marie, die zich geheel gesteund meende door Jeanne, kon zich nu niet langer bedwingen; haar achterhoudendheid kwam los, en in een klagende rammeling dreunde ze al hare grieven uit. Was dát 'n mensch! 'N mooie gouvernante om kinderen aan toe te vertrouwen!... Wat deed ze met

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(33)

Suzetje, dat lieve schaap? Laatst kwam ze toevallig langs de kamer boven, en de deur stond 'n beetje aan.... ze had alles kunnen hooren, want 't meisje had haar in haar gebrekkig Hollandschje geantwoord.... Ze hoorde Suze uit over Meneer en Mevrouw! Ja! Wat ze spraken aan tafel, en of ze wel eens kibbelden, en of ze wel eens over háár spraken, en nog een heelen boel meer.... Ze begreep niet, dat Meneer en Mevrouw hun kind aan dat mensch konden toevertrouwen? Had Mevrouw dan al niet lang gemerkt, dat ze 't achter het mouwtje had?... 'n Mooie maddam. En waar kreeg ze al die briefjes vandaan? Ja, Mevrouw behoefde zoo vreemd niet te kijken;

ze had ze zelf dikwijls uit de bus gehaald.... Neen, neen, geen Engelsche! Hollandsche, met een blauwen postzegel op het adres, en met het stempel van den Haag.... En dan durfde ze nog te beweren, dat ze hier niemand kende! En een paar weken geleden, op haar uitgaansavond, was Hendrik haar tegen gekomen met een Meneer, op het Huijgenspark, 'n fijne buurt! Nou, die Engelsche maddam maakte de menschen maar wat wijs. Dàt wist ze wel!

Jeanne had met een onaangename verbazing al deze onthullingen aangehoord, altijd in gedachten spelend met haar pennenhouder; een kregelige drift deed haar schrapjes zetten op het papier vóór haar, harder en nijdiger, zoodat de pen kraste en bijna brak. En toen de oude Marie al haar klachten had uitgedreund, zei ze kort en haastig:

- Goed, Marie, goed!... Nu, ik zal 's kijken wat ik doen zal. Maar als ze weer wat tegen je heeft, zend ze dan maar naar mij toe.... Hier zijn de boekjes!

Jeanne wilde alleen zijn, om op haar gemak te kunnen nadenken. De meid slofte de deur uit, en daar zat ze nu....

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(34)

't Was wat moois, wat ze daar gehoord had! In háár huis.... Zoo'n mensch! Je wist toch maar niet wie je onder je dak hadt! Ofschoon 't haar minder verwonderde, dan ze mogelijk zelf gedacht zou hebben, voelde ze toch een onaangename kregeligheid in zich opkomen van vrouw tegen vrouw en tevens een verontwaardigde boosheid, dat ze achter haar rug zoo bedrogen werd. Wanneer ze haar eerste impulsie gevolgd had, dan zou ze Miss Clark onmiddellijk hebben laten binnenkomen en, zonder haar zelfs te ondervragen, met eenige hooghartige en minachtende woorden het huis hebben uitgejaagd. Dàt verdiende ze! Zoo'n gemeen schepsel! En tegelijkertijd was ze zich bewust van een intuitieve vreesachtigheid; ze was bang om, zooals 't haar al meer was overkomen, een ongemak in haar tegenwoordigheid te zullen voelen, welke haar de noodige trotsche zelfbeheersching zou doen verliezen.

Miss Clark, altijd beleefd en in de vormen, kon haar zoo vreemd aankijken met die koude oogen, haar stem kon zoo femen in gewilde dienstvaardigheid, als liep er een zweempje van ironischen spot door! Een onaangename nerveusheid gaf haar een nevelig begrip, dat die oogen moeilijk een sarcastische veroordeeling van haar, als brave vrouw, verborgen.... God, wie weet of dat mensch haar daarover zelfs niet in gezelschap van anderen uitlachte? Ze had een voorgevoel van mannen achter die vrouw, van passies, die in zekere kringen hoog in tel zijn, en waarvan zij zich in haar kalm gematigd geslachtsleven geen denkbeeld kon maken. Waarom?... Ze had er zich geen rekenschap van kunnen geven. Maar die vrouw - ze was er toch zéker van - kon op de een of andere geheimzinnige manier de mannen aan zich verbinden, dat ze haar naliepen..

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(35)

En zoo stonden die twee vrouwen tegenover elkaer, in een nog nooit uitgesproken vijandelijkheid, gescheiden door hare verschillende vrouwelijkheden; en de vrees was aan den kant van Jeanne.

Terwijl het bewustzijn van hare zwakkere positie, van al deze instinct gevoelens, nu weer in haar kwam opnevelen, haar intuitieven hekel opnieuw te voorschijn roepend, haar plaatsend voor de noodzakelijkheid van een handeling, voelde ze eene onaangename walging; een zenuwachtige onrust begon haar te plagen, telkens stond ze op, herhaaldelijk op het punt een besluit te nemen.

Maar de ontevreden hekel tegen zich zelve werd nog grooter toen de overtuiging zich in haar begon vast te zetten, dat ze de stemming en de macht miste het te kúnnen doen. En ze kreeg ineens een invallende gedachte.

In driftige haast ging ze de kamer uit, de gang uit, naar de trap.

- Suze!.... Suze!; ze kreeg geen antwoord; de deur van de kamer boven was zeker gesloten.

Ze riep Grietje uit de keuken, en beval haar naar boven te gaan en haar dochtertje bij haar te brengen.

Dat kind wilde ze tenminste niet meer in zoo'n gezelschap laten. Om 't nog meer te laten bederven.... en te doen uithooren over haar vader en moeder.

- Wat is er moesie?, vroeg Suze verwonderd, niet gewend op zoo'n vroeg uur beneden te worden geroepen. Gaan we uit?

- Ja, straks kindlief! Maar nu mag je eerst hier wat komen spelen.

En in haar schuwe vrees om zelf 't woord tegen de Engelsche gouvernante op te nemen, met den gewoon menschelijken lust om iets onaangenaams zoo lang mogelijk uit

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(36)

te stellen en op een ander over te schuiven, nam zij het besluit er eerst met Frits over te spreken en hém de zaak dan in orde te laten brengen. Dit gaf haar rust voor eenige uren om er nog eens kalm over na te denken; ze vermeed dien dag Miss Clark in huis tegen te komen.

Een beetje laat en haastig verscheen Frits 's middags eerst tegen zes uur; zooals ze hem in den laatsten tijd kende, merkte ze dadelijk, dat hij in een knorrig humeur van vermoeiende drukte was, in een dier buien, waarin hij 't liefst met rust werd gelaten. Ofschoon ze in haar strijdlustige verontwaardiging zich had voorgenomen hem onmiddellijk over de kwestie te spreken, zag ze zich genoodzaakt zich nog wat in te houden en op een gunstiger oogenblik te wachten. Maar tevens werd ze weer kregelig tegen zich zelve, omdat ze een kleine vreugde van verluchting niet onderdrukken kon; ze was eigenlijk blij nog eenig uitstel te hebben, omdat ze een valschen schroom had er over te beginnen, zooals altijd wanneer ze met Frits over dat gemeene mensch moest spreken....

- Ben je moe, Frits? Heb je zooveel te doen gehad?

- Ja, ik heb hoofdpijn. Ik ben aan één stuk bezig geweest van vanmiddag éénen tot vijfen.... Ik weet tenminste wel, dat ik vanavond stil thuisblijf!

- Dat treft! Clara komt vanavond theedrinken, en ik heb Tupken ook gevraagd.

- Wàt, komen er nu al wéér menschen?.... Dáár heb je 't nu... Nu wil je eens 'n avond kalm thuis zitten, en dan heb je dadelijk visite over den vloer! 't Is tegenwoordig van den ochtend tot den avond... Ik zou die menschen liever te logeeren vragen.

Hij maakte een boos gebaar in de lucht en verzette nijdig

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(37)

zijn stoel. Jeanne voelde een korzelige drift opkomen; maar ze wist zich nog in te houden.

- Hoor's Frits, ik weet toch niet vooruit of je... En nog iets anders, als je zóóveel tijd over hebt voor andere menschen, dan kan je toch wel één avondje voor je eigen gezin vrij houden!... Denk je dan...

- Begint 't weer?!, en Frits maakte een kort-aangebonden schudding met het hoofd, als iemand die zulk gezanik niet aanhooren wil.

Jeanne kon zich haast niet meer bedwingen; met snellippige geagiteerdheid viel ze dadelijk met haar antwoord uit:

- Nu, wie is 't, die begint? Ik soms? Of ben je 't zelf niet!... 't Is tegenwoordig altijd... Nee, daar hoef je je schouders niet voor op te halen!

Frits maakte een kleine snuiving van geïrriteerd ongeduld; hij streek zich met de hand over het voorhoofd. De woorden drongen Jeanne naar de lippen bij deze onverschillige houding van haar man; en hetgeen ze had willen zeggen en waarvoor ze geen woorden had kunnen vinden, brak ineens met woesten opstand in haar los.

- En bovendien zou 't zoo kwaad niet zijn als je wat meer thuis was.... dan kon je je wat meer met je eigen zaken bemoeien, en er voor zorgen, dat er geen gemeen volk in je huis kwam!

Frits keek haar aan, met een draai van het hoofd.

- Gemeen volk?.... Wie bedoel je daar mee?

- Wie ik daar mee bedoel?.... Nee, dat weet je natuurlijk niet! Je bent te veel buitenshuis, om behoorlijk na te gaan wat je doen moest!.... Wie ik er mee bedoel?!....

Nu, dan zal ik 't je maar zeggen: dat Engelsche mensch!.... Zoo, kijk je daar zoo van op?

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(38)

- En wat heeft ze dan gedaan?

Hij speelde met het heft van zijn mes, in een verwonderende nieuwsgierigheid.

En Jeanne, wie het bloed naar de wangen was geloopen, en met haar blauwe oogen in een verontwaardigde spanning geopend, voelde de drift in zich trillen. Haar mond lipte de woorden uit zonder dat ze zich meer meester was; met bevende boosheid babbelde ze haar grieven uit: daar kwam 't los! Wat ze gedaan had?... De geschiedenis van het uithooren van Suze; de briefjes; de ontmoeting op het Huygenspark, werden hem met een bons voor de oogen gezet. Dáár! Dáár! En dáár! Was dát dan niet genoeg?

Maar Frits bleef leuk-kalm, eenvoudig-bedaard. Met zijn gewone goedhartigheid en nonchalance, die een afschuw hadden van dergelijke scènes en om zich in zaken van anderen te steken, had hij er zich met een schouder ophalen van willen afmaken.

Hij zei 't niet hardop: maar heusch, hij vond 't zoo erg niet! God, laat dat mensch zich amuseeren; wat ging hem dat aan? 't Was toch ook maar 'n vrouw! Die luidjes scharrelen immers allemaal....

- En wie heeft je al dat nieuws verteld?

Eerst wilde ze 't niet zeggen; dat kwam er niet op-aan. Maar eindelijk, toen hij de schouders bleef ophalen, liet zij zich ontvallen, dat ze 't van de oude Marie wist.

Hij lachte goedig en vergevensgezind.

- Van Marie!.... Meidenpraatjes, hoor! Fi donc, Jeanne, geef jij de dienstboden vrijheid met jou over dergelijke zaken te spreken!

Dit prikkelde Jeanne's opgewondenheid nog sterker; ze werd bepaald woedend.

En 't goedige vrouwtje, met haar lieven vleeschlach en haar gezellig rond lichaampje, beefde

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(39)

nu van een hereditaire temperamentsdrift, zooals Frits haar nog nooit gezien had. Ze kon zijn houding niet begrijpen! Nam hij dat zoo kalm op? Maar, mijn hemel, wat moest, er dán gebeuren om hem eens uit zijn luie nonchalance te wekken? Was 't dan niet genoeg, dat zoo'n schepsel hun kind bedierf, slechte huizen bezocht met God weet wien en hun eigen goeden naam in opspraak bracht? Moest 't dan nóg verder komen?....

Het goedhartige en pardonneerende ongeloof van Frits maakte haar zelfs jaloersch.

Daar hadt je 't weer! Maar wat stak er dan toch achter, dat hij geen kwaad van dat schepsel wilde hooren; wat ‘belang’ had hij er bij altijd haar partij te kiezen?

- Zeg's Jeanne, vergeet niet dat je tegen mij spreekt. Ik verzoek je die onzinnige praatjes voor je te houden.

- Onzinnige praatjes! Als ik je de waarheid zeg?.... Ja, van den eersten dag dat 't mensch in huis is geweest, heb je partij getrokken vóór haar en tégen mij!

- Je radotteert! Je weet niet meer wat je zegt!

Toen ging hij door met eten, als wilde hij niets meer van de zaak hooren en zich zelven dwingen geen harde woorden te gebruiken, die hem zeker, als hij praten bleef, ontvallen zouden.

Maar zijn vrouw, die in andere omstandigheden met meerdere menschenkennis het gesprek hierbij gelaten zou hebben, om er mogelijk naderhand nog eens op terug te komen, overlegde niet meer in haar woede, en wist van geen uitscheiden. Allerlei bittere verwijten en kinderachtige grieven, die ze anders niet geteld zou hebben, drongen haar nu naar de lippen; ze viel haar man aan met al de huiselijke onbeduidendheden, waarop ze vroeger geen acht

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(40)

hadden geslagen, maar die eensklaps buitengewone afmetingen en een bizondere beteekenis schenen aan te nemen. En daarmee nog niet tevreden, buiten staat de wilde haast harer woorden bijtijds te stoppen, ontvielen haar uitdrukkingen, die bijna een beleedigend karakter voor hem hadden:

- Van 't begin af heb ik me al verwonderd over die gunst, waarin dat Engelsche mensch hier in huis gestaan heeft.... 't Beviel me niets.... En nu zie je eens! Maar jij schijnt daar niets in te vinden. Gut, misschien vin-je 't wel aardig! Wie weet of je zelfs dien meneer niet kent, waarmee ze ons natuurlijk achter den rug uitlacht....

Frits had zitten luisteren, zonder veel belangstelling in deze nietigheden, maar eer met een stille verbazing over zijn vrouw, die hij nog nooit zoo gezien had; en hij voelde fijn genoeg, om te begrijpen, dat behalve een verontwaardiging van een reine naïve huisvrouw over een schandaal, dat haar huis in opspraak kon brengen, nog een speciaal vrouwelijke intuitieve haat tegen een harer geslachtsgenooten haar zoo spreken deed. Hij kon dan ook niet boos worden, maar liet haar woorden en uitroepen met mannelijke bedaardheid op hem neerregenen, alleen antwoordend met kleine schouderschokjes.

Hij had het besluit genomen, haar stil te laten uitrazen. En toen het diner was afgeloopen, stond hij rustig van zijn stoel op, ging zonder iets te zeggen de kamer uit, en begaf zich naar boven.

Jeanne's woede, die haar eerst het bloed naar de wangen had gedreven, sloeg in een koude stilte neer toen haar man de kamer verliet, en alle verdere discussie scheen te minachten. Ze werd wit-bleek, groote tranen sprongen haar in de blauwe oogen, en hartstochtelijk drukte ze Suze tegen

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(41)

zich aan, om uitdrukking te geven aan de woelige passie, die haar vulde.

's Avonds kwamen Clara en luitenant Tupken; ze ontving haar gasten met een nerveuse vriendelijkheid, die elk oogenblik in tranen dreigde uit te barsten; bleek, met blauwige kringen onder de oogen, kon ze herhaaldelijk haar afgetrokkenheid niet verbergen, en vergat verscheiden malen op tijd van antwoord te dienen. Ze was zoo weinig haar zelve meester, dat Clara haar abnormaliteit merkte en haar vroeg wat er aan scheelde.

- O niets, ik ben niet erg wel.... Ik heb wat hoofdpijn.

Maar Frits volgde zijn eigen wil en bleef op zijn studeerkamer; alleen kwam hij tegen tien uur even beneden, om zijn excuses bij de gasten te maken en zich met zijn drukke werkzaamheden te verontschuldigen. Jeanne keek hem met een nieuwsgierig en onderzoekend oog aan, durfde niets te zeggen, uit vrees, dat haar stem haar zou verraden; hij was uiterlijk zeer kalm, met zijn gewonen glimlach van vriendelijkheid in zijn blond gezicht, en een eenigszins afgetrokken oogopslag, waarin niets te lezen was.

En den volgenden dag was er in deze verhouding tusschen man en vrouw nog niets veranderd; Jeanne leefde in afwachting, dat hij op kalmer toon op de zaak terug zou komen, want er moest toch een besluit worden genomen; terwijl Frits, doende alsof er werkelijk niets gebeurd was, met geen woord over de kwestie repte en zelfs vermeed om, buiten 't allernoodzakelijkste, met haar te spreken. Een nog niet gekende gegêneerdheid, een stroefheid in hun omgang was er het gevolg van.

Maar hetgeen Jeanne 't meest hinderde, was het air dat

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(42)

Frits aannam alsof er geen heftige scène tusschen hen was voorgevallen en er geen kwestie was, die opgelost moest worden. Ze was nu wel bedaard, de eerste heftige drift was over, maar er echoode nog een wrevel in haar na; haar Friesche koppigheid stabiliseerde haar boosheid in een doorloopende verontwaardiging, in een geïrriteerde zenuwachtigheid, die zich een dwang moest opleggen, om niet bij de minste

kleinigheid uit te vallen. In haar stijfhoofdig zwijgen had ze bij zich zelve gezworen er niet meer 't eerst over te zullen spreken.

Ze dacht zelfs, dat in 't zwijgen van Frits een kleine uittarting lag, een soort van weddenschap wie het 't langste zou volhouden. Dit prikkelde haar tot bedwongen woede.

Waarom sprak hij er niet over? Meende hij soms gelijk te hebben, en trok hij partij voor dat Engelsche mensch? Nu maar.... ze wist volkomen in haar recht te wezen;

Frits had geen enkel harer bewijzen willen of kunnen weerleggen, en zoo lang dat niet het geval was.... 't Mensch zou de deur uit! Dat wilde ze wel eens zien....

En ze zat zich zóó op te winden, dat ze jaloersch werd op Miss Clark, rond wie een soort van geheimzinnige protectie van mannen scheen te bestaan, een

ongenaakbaarheid voor haar vrouwelijke boosheid; want ook de gouvernante hield zich kalm en voorkomend beleefd als altijd, zonder eenige notitie te nemen van de vijandige voornemens, die zij wal scheen te gissen, maar die ze negeerde.

Jeanne's ongeduld, haar zenuwachtige onrust en haar vrouwelijke wraaklust tegen een harer geslachtsgenooten, wonnen het echter op den duur van haar hereditaire koppigheid. Eindelijk, na een paar dagen, toen Frits 's middags op 't punt stond uit te gaan, en haar een ‘bonjour’ toeriep,

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

(43)

zonder iets te zeggen, hield ze hem bij de deur staande met een vraag, die haar in ongeduld ontviel:

- Zeg's, Frits, hoe is 't er nu mee?

- Waarmee?

- Wel, met dat mensch!

- O, - met de gouvernante? Wel, we zullen het mensch wegsturen; dat is 't eenige wat er op zit!, zei hij op zoo'n allernatuurlijksten toon, alsof 't vanzelf sprak en als dacht hij, dat zij niets anders had kunnen verwachten.

Jeanne keek hem met een witten blik in de oogen; ze kon een kleine verwondering van ongeloof niet verbergen.

- Wegsturen? Maar - ze...

- Wil je 't mensch dan soms nog langer in huis houden, na al hetgeen je van haar gehoord hebt?

- Nu, heel goed, best!, viel ze met een blijdschap in. We kunnen 't mensch niet houden.... Maar we kunnen haar toch zóó maar niet op straat zetten.

- Natuurlijk niet! We zullen haar de drie maanden uitbetalen en dan kan ze op staanden voet vertrekken.

Jeanne voelde een vreugde van verluchting in zich opkomen, en ook een

dankbaarheid tegenover haar man; ze wilde haastige vroolijke woorden gaan spreken:

- Nu maar Frits, ik ben wat blij, hoor! 't Zal me....

Maar hij luisterde niet, ging weg en zei er geen woord meer over, alsof hij even een hoogst eenvoudige zaak in orde had gebracht, waarvan hij zelfs niet begreep dat men er hem mee lastig viel.

's Avonds, na het eten, werd Hendrik naar boven gestuurd, om de gouvernante te ontbieden. Deze had in den laatsten tijd al gemerkt wat er gaande was, maar even vriendelijk en grijnslachend-voorkomend als tevoren was

Frans Netscher, Egoïsme. Deel 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2d: De foto laat zien dat de Zoeloes in hele andere dingen geloofden dan de christenen.. Daardoor kunnen we nooit een volledig beeld krijgen. B Zolang onderzoekers kritisch naar

Maar toch, ze kon 't zich niet ontkennen, ze voelde zich nog even ver van hem af als in hun engagementstijd, ze was niet meer zijn vrouw dan vóór hun huwelijk, en het begrip, dat ze

Zoo zaten de drie vrouwen alle dagen tegenover elkander, 's zomers met de tuindeuren der achterkamer open, 's winters voor een haard, waar een groot vuur in gestookt werd: haar

voort, mijn geachte ambtgenoot deze zaak reeds op zoo'n heldere en uitnemende wijze uiteen heeft gezet (weêr trekt er hier en daar een vreemde, ongeloovige lach door de Kamer), meen

Want mijn nerveus ongeduld kan ik niet langer meester blijven, en het strootje, waarmeê de heer Van der Goes den neus mijner gevoelens razend gekitteld heeft, nam hij zelf in

De oude heer Van der Linden zou nooit in de zaal verschijnen en naar de presentielijst gaan om zijn naam te teekenen, zonder met u een handdruk te hebben gewisseld; de heer

Zou hij zich bij den heer Wilsy en zijne dochter durven aanbieden, of zou hij liever voor eeuwig het gezelschap vluchten van haar, die hij nimmer uit zijne gedachten kon rukken,

het begint nu al vry wat te verkeeren; en ik geloof dat sy schandig in haer voornemen bedrogen zijn; want de Witten zijn nu al van kant; De verraderijen beginnen te minderen, en