Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met mogelijk verhoogd risico op
hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg
Versie 2.0
16 november 2012
Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met mogelijk verhoogd risico op
hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg
Versie 2.0
TR. van Althuis, M. Bouma, EHC. Bastiaanssen, NHG
Inhoudsopgave
Wijzigingen in versie 1.1 ... 4
Wijzigingen in versie 1.2 ... 4
Wijzigingen in versie 2.0 ... 4
Inleiding ... 6
Leeswijzer ... 6
Achtergrond ... 7
Werkwijze ... 7
Indicatoren, waarde en beperkingen ... 7
Beheer ... 8
Beschrijving van indicatoren voor risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op Hart- en Vaatziekten ... 9
Overzicht 1: Beschrijving van indicatoren ... 9
Overzicht 2: Nadere uitwerking en definities ... 11
Literatuur ... 18
Bijlage 1 Beschrijving benodigde data per indicator ... 19
Bijlage 2 Rapportages ... 27
Bijlage 3, Registratie aanwijzing voor de huisarts ... 29
Bijlage 4, Specificatie voor export ... 32
Wijzigingen in versie 1.1
Toegevoegd voor alle indicatoren als selectiecriterium dat hoofdbehandelaar geen med. specialist is.
Toegevoegd voor alle indicatoren als selectiecriterium: ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (≥ 12 maanden) aan het einde van de
rapportageperiode.
IDs toegevoegd bij diagnostische bepalingen
Wijzigingen in versie 1.2
28 juli 2011
Bij risicoprofiel: % patiënten waarvan rookgedrag bekend is: formule conform andere indicatorsets.
Bij risicoprofiel, voedingspatroon: bepaling 2718, BZVD AA toegevoegd
Bij risicoprofiel, geldigheidsduur bloedglucose aangepast van 36 maanden naar 5 jaar
Aanpassingen van de parameters uit het risicoprofiel hebben gevolgen voor indicatoren 2 en 3
Toegevoegd, nieuwe proces indicator (11): % met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
Tekstueel sommige indicatoren aangepast of aangevuld met noemeromschrijving
Bepaalde tekst en opmerkingen verwijderd die niet meer relevant of actueel waren
Wijzigingen in versie 2.0
16 augustus 2012
De wijzigingen zijn dusdanig veelomvattend dat versie 2.0 van de set indicatoren voor CVRM bij patiënten met een (mogelijk) verhoogd risico feitelijk een geheel nieuw document is geworden. Bij het opzetten van deze indicatoren zijn wel dezelfde principes gehanteerd. Eerst wordt de groep patiënten met een mogelijk verhoogd risico beschreven. Dan wordt uitgewerkt in hoeverre het risicoprofiel compleet en actueel is. Vervolgens wordt in deze groep in beeld gebracht in hoeverre een cardiovasculair risico is bepaald. Tenslotte volgen nog enige indicatoren die betrekking hebben op de groep met een bepaald risico.
Gezien het grote aantal wijzigingen is er op het niveau van individuele indicatoren of
parameters geen overzicht van wijzigingen. Ook de volgorde en nummering heeft geen relatie met vorige versies.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
De inclusiecriteria zijn verruimd en gewijzigd
Toelichting toegevoegd dat wanneer een ICPC-code is aangeduid op rubrieksniveau, de onderliggende ICPC-subcodes zijn geïncludeerd
Gewijzigd, zodat het selectiecriterium hoofdbehandelaar nu is: hoofdbehandelaar is huisarts voor 12 maanden of meer OF bepaling hoofdbehandelaar ontbreekt. Dit selectiecriterium werkt door in navolgende indicatoren
Generiek leeftijd ≥ 80 jaar excluderen (eg: limiteren tot leeftijd < 80)
Toegevoegd als selectie/inclusie: BMI ≥ 30
Toegevoegd als selectie/inclusie: reumathoïde arthritis
Toegevoegd als selectie/inclusie: verminderde kreatinineklaring (leeftijd < 65 en eGFR < 60 of leeftijd ≥ 65 en eGFR < 45
Toegevoegd als selectie/inclusie: (micro)albuminurie
Toegevoegd selectie/inclusie: belaste familie-anamnese
Gewijzigd: alle rokers met een leeftijd ≥ 50 (was: voor vrouwen > 54 en voor mannen > 49) Afkappunten voor systolische bloeddruk en totaal cholesterol zijn gewijzigd
SBD > 140 (was ≥ 140)
TC > 6,5 (was ≥ 6,5) Risicoprofiel
Middelomtrek is vervallen
Kreatinineklaring is toegevoegd
Geldigheidsduren van diverse bepalingen zijn aangepast
Nieuwe manier om het cardiovasculair risico te bepalen toegevoegd: 3241, RH12 KQ FB En verder:
Lichaamsbeweging: omdat LIBW AQ is vervallen in de tabel diagn. bepalingen, is de nieuwe bepaling hiervoor toegevoegd: NNGB AQ, 3239
Bij hypertensie is de de ICPC-code voor hypertensie met orgaanschade, K87, toegevoegd
Voorheen werd bij het lipidenprofiel alleen gevraagd naar de LDL-bepaling; dit is gewijzigd naar alle vier de relevante bepalingen: triglyceriden, totaal cholesterol, HDL en LDL
Bij LDL bepalingen direct LDL toegevoegd: 2683, LDLD B
Inleiding
Dit document beschrijft de indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg zoals
vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap op 16 november 2012
NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met verhoogd risico op hart- en vaatziekten voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor rapportage aan derden over de zorg in de huisartsenpraktijk.
Leeswijzer
Achtereenvolgens komen kort aan de orde de achtergrond voor het samenstellen van deze indicatorenset en de gevolgde werkwijze. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde en beperkingen van indicatoren. Hierna wordt het verdere beheer van de set indicatoren
aangestipt. Het document besluit met het overzicht van de indicatoren voor verhoogd risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg. Het overzicht geeft een beschrijving van de
indicatoren, geeft het type indicator aan en duidt per indicator aan uit welke bron deze indicator afkomstig is dan wel overeenkomt met indicatoren zoals voorkomen in deze bronnen.
In een aantal bijlagen vindt u de volgende informatie.
Bijlage 1 Beschrijving van benodigde data per indicator Bijlage 2 Rapportages
Bijlage 3 Bespreking per indicator (volgt) Bijlage 4 Registratie aanwijzing voor de huisarts Bijlage 5 Export van patiëntgegevens
Achtergrond
Deze set van indicatoren is een uitwerking van het Project Uniforme Rapportage. In dit project worden indicatoren die door verschillende partijen zijn ontwikkeld geharmoniseerd en nader geoperationaliseerd. Het gaat hierbij alleen om díe indicatoren waarvoor de gegevens om deze indicatoren samen te stellen afkomstig zijn uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) zoals de huisarts dat bijhoudt en beheert in een huisartsinformatiesysteem (HIS). De indicatoren waarvoor gegevens uit het EPD worden gebruikt hebben veelal betrekking op het medisch handelen of de kwaliteit daarvan. Naast deze indicatoren zijn er echter ook andere indicatoren die kwaliteiten beschrijven van de (huisartsen)zorg, zoals bij voorbeeld
patiënttevredenheid en allerlei aspecten van de praktijkvoering. Deze indicatoren worden echter niet nader beschouwd in het kader van het project Uniforme Rapportage.
Het project Uniforme Rapportage is een uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen, getekend in december 2005 door NHG, LHV, VWS en IGZ. Eén van de doelen van het Convenant is om te komen tot één landelijke set van indicatoren huisartsenzorg. Dit is met name van belang voor indicatoren waarvan de benodigde gegevens afkomstig zijn uit het EPD, aangezien er een reeks van afhankelijkheden is, voordat een huisarts dergelijke
indicatoren kan samenstellen en rapporteren.
Werkwijze
Uit de volgende bronnen is door de NHG werkgroep Uniforme Rapportage een overzicht samengesteld van indicatoren die betrekking hebben op het medisch handelen bij
cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten:
- IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006
- Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004
- Indicatoren ontwikkeld door de WOK in opdracht van het NHG op basis van de NHG Standaard Cardiovasculair Risicomanagement, versie 2007.
Indicatoren, waarde en beperkingen
Indicatoren zijn bedoeld als signalering om een toestand of verandering in beeld te brengen.
Veelal wordt een beperkte selectie gemaakt uit alle denkbare en mogelijke meetbare aspecten van het proces of de situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Wanneer de uitslag van een indicator daar aanleiding toe geeft zal altijd nader onderzoek nodig zijn om onderliggende oorzaken van afwijkingen van het gemiddelde of van de norm te verhelderen.
Kwaliteit van zorg is een abstract begrip. Men probeert daar grip op te krijgen door meetbare aspecten te benoemen die naar men aanneemt iets zeggen over “kwaliteit” en over “zorg”. Het gaat hierbij deels om procesindicatoren: wat is er gebeurd; en deels om zogenaamde
uitkomstindicatoren: wat is het effect.
Met name voor de uitkomstindicatoren gelden bij de interpretatie beperkingen. Ten eerste zal het bij bepaalde uitkomstindicatoren gaan om percentages die zijn berekend op kleine
aantallen. Dat betekent dat de betrouwbaarheid van zo’n percentage betrekkelijk laag is1. Ten tweede zijn er verschillen tussen de patiëntenpopulaties van praktijken die niet in de definitie van de indicatoren zijn verdisconteerd, de zogenaamde case mix. Het kan hierbij gaan om aspecten als de leeftijdsopbouw of de sociale samenstelling van de praktijkpopulatie. Om deze twee redenen valt het aan te bevelen om alle indicatoren te interpreteren met een zekere marge. Wat die marge precies moet zijn kan proefondervindelijk vastgesteld worden wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Ten derde wil het NHG opmerken dat er geen
rechtstreeks causaal verband kan zijn tussen de uitkomst van een specifieke uitkomstindicator en het handelen van een huisarts of de kwaliteit van de huisartsenzorg in een
huisartsenpraktijk. De uitkomst op een specifieke indicator is vrijwel altijd multifactorieel bepaald. Het is dus altijd zaak om per indicator of combinatie van indicatoren te bezien wat er aan de hand is en te bepalen of en hoe de huisarts of de huisartsenpraktijk een bijdrage kan leveren om verbetering te realiseren.
Een vierde factor die van belang is bij de interpretatie van indicatoren heeft betrekking op registratieartefacten. Om deze indicatoren te kunnen samenstellen dienen eerst een aantal stappen doorlopen te worden:
1. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden aan praktijkmedewerkers om de onderliggende gegevens op een redelijk eenvoudige wijze te kunnen vastleggen;
2. praktijkmedewerkers dienen deze faciliteiten te gaan gebruiken (scholing en monitoring)
3. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden om uit het totaal aan patiëntengegevens de indicatoren samen te stellen en te rapporteren, alsmede instrumenten om te controleren of de resultaten ook kloppen en waar nodig te corrigeren.
Het valt te verwachten dat het enige tijd zal duren voordat een huisartsenpraktijk een hele cyclus van registratie en rapportage heeft kunnen doorlopen, waarin kinderziektes in systemen kunnen worden gecorrigeerd en medewerkers en systeem op elkaar ingespeeld raken.
Beheer
Het NHG zal deze set van indicatoren beheren als uitwerking van het Convenant
Dataverzameling Huisartsen van december 2005. Verzoeken tot verduidelijking, wijziging of aanvulling kunt u richten aan het NHG.
1 Bij een noemer met 60 patiënten varieert, afhankelijk van de uitslag van de indicator, het 95%
betrouwbaarheidsinterval van ruim 2 tot ruim 6 procentpunt.
Beschrijving van indicatoren voor risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op Hart- en Vaatziekten
De indicatoren bij cardiovasculair risicomanagement zijn opgesplitst in twee onderdelen:
- cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten (secondaire preventie) - cardiovasculair risicomanagement bij mogelijk hoogrisicogroepen (primaire preventie)
Deze set indicatoren heeft betrekking op cardiovasculair risicomanagement bij mogelijk hoogrisicogroepen.
Overzicht 1: Beschrijving van indicatoren
nr omschrijving type bron
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren:
hoofdbehandelaar is huisarts voor 12 maanden of meer ( ≥ 12 maanden) of hoofdbehandelaar is niet geregistreerd
ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving van 12 maanden of meer (≥ 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode (tellers en noemers)
patienten met leeftijd onder de 80 jaar (< 80 jaar)
1 % patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
structuur IGZ 2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus, systolische bloeddruk, lipidenprofiel) in
de groep met mogelijk verhoogd risico
proces NHG
3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel (rookstatus, familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, bloeddruk, glucose, lipidenprofiel, kreatinineklaring) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces IGZ
4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een bepaald CV-risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
proces
nr omschrijving type bron 5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een geregistreerd matig CV-risico in de groep
patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
structuur NHG 6 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een geregistreerd hoog CV-risico in de groep
patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
structuur NHG 7 % patiënten met een hoog CV-risico en een systolische bloeddruk van meer dan 140 mmHg die niet
behandeld worden met antihypertensiva in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en systolische bloeddruk > 140
proces NHG
8 % patiënten met een hoog CV-risico en een LDL waarde van 2,5 mmol/l of meer die niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en LDL ≥ 2,5
proces NHG
9 % patiënten met een matig of hoog CV-risico en die roken met een advies over stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep met een matig of hoog CV-risico die rookt
proces NHG
10 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een advies over voeding ooit in de groep met een matig of hoog CV- risico
proces NHG
11 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een bewegingsadvies ooit in de groep met een matig of hoog CV-risico
proces NHG
Overzicht 2: Nadere uitwerking en definities
Bij onderstaande indicatoren wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode.
Definities:
Patiënten met verhoogd risico:
NIET bekend met Hart- en Vaatziekten (van atherothrombotische origine: AP, PAV, hartinfarct, herseninfarct, TIA, Aneurysma) of Diabetes Mellitus
EN
bekend met hypertensie (diagnose) OF
bekend met reumatoïde arthritis (diagnose) OF bekend met hypercholestrolemie (diagnose) OF
bekend met roken EN met een leeftijd van 50 jaar of ouder (≥ 50 jaar) OF bekend met een belaste familie-anamnese mbt HVZ OF
bekend met een systolische bloeddruk > 140 OF bekend met een BMI van 30 of meer (≥ 30) OF bekend met totaal cholesterol > 6,5 mmol/l OF
bekend met een verlaagde kreatinineklaring van minder dan 60 mml/min en een leeftijd onder de 65 OF
bekend met een verlaagde kreatinineklaring van minder dan 45 mml/min en een leeftijd van 65 jaar of ouder OF bekend met (micro)albuminurie
Algemeen:
Deze indicatoren hebben betrekking op ingeschreven (vaste) patiënten met een leeftijd onder de 80 jaar (< 80) met een inschrijving van 12 maanden of meer (≥ 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode
Deze indicatoren hebben betrekking op de patiënten waarvoor de huisarts voor 12 maanden of meer (≥ 12) hoofdbehandelaar is of niet is geregistreerd wie de hoofdbehandelaar is.
Wanneer een ICPC-code is aangeduid op rubrieksniveau, dan zijn de onderliggende ICPC-subcodes geïncludeerd.
Indicator 1 beschrijft het vóórkomen van een mogelijk verhoogd risico op HVZ in de gehele praktijkpopulatie:
Dit zijn de patiënten met mogelijk verhoogd risico op HVZ. Deze komen in aanmerking voor het samenstellen van het cardiovasculair risicoprofiel en het bepalen van het cardiovasculair risico.
nr omschrijving type bron methode
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren:
hoofdbehandelaar is huisarts voor 12 maanden of meer ( ≥ 12 maanden) of hoofdbehandelaar is niet geregistreerd
ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving van 12 maanden of meer (≥
12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode (tellers en noemers)
patiënten met een leeftijd van minder dan 80 jaar (< 80 jaar)
1 % patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
structuur IGZ ICPC, ATC, diagn. bep.
Hieronder een overzicht van de samenstelling van de groep met mogelijk verhoogd risico. Aangezien subgroepen kunnen overlappen, tellen de resultaten van de subgroepen niet op tot het totaal (aantal of percentage) voor de gehele groep mogelijk hoogrisicopatiënten.
Voor administratief gemak kan een ruiter of andere markering gebruikt worden om patiënten met een mogelijk verhoogd risico voor verdere stappen te identificeren.
Ruiter of andere markering
% patiënten met hypertensie (diagnose) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC
% patiënten met een hypercholesterolemie (diagnose) in de praktijkpopulatie ICPC
% patiënten met de diagnose reumatoide arthritis in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportage periode
ICPC
% patiënten met een leeftijd van 50 jaar of meer (≥ 50 jaar) die roken in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep.
nr omschrijving type bron methode
% patiënten bekend met een belaste familie-anamnese voor HVZ in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bepaling
% patiënten met systolische bloeddruk > 140 (laatste waarde ooit) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep.
% patiënten met een BMI van 30 of meer ( ≥ 30) in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bepaling
% patiënten met een totaal cholesterol > 6,5 mmol/l in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
diagn. bep.
% patiënten met een verminderde kreatinineklaring van lager dan 60 ml/min (<60) en met een leeftijd van onder de 65 jaar (< 65) in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bepaling
% patiënten met een verminderde nierklaring van lager dan 45 ml/min (< 45) en met een leeftijd van 65 jaar of ouder (≥ 65 jaar) in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bepaling
% patiënten bekende met (micro)albuminurie in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bepaling, ICPC
Indicator 2 en 3 beschrijven de aanwezigheid van het risicoprofiel in de groep patiënten die daarvoor in aanmerking komen, dwz. zoals hierboven geïdentificeerd.
Het risicoprofiel bestaat uit de volgende onderdelen:
Leeftijd BMI
Geslacht Rookstatus
Lichaamsbeweging Glucose (nuchter)
Voeding Lipidespectrum (Totaal cholesterol, HDL, LDL, triglyceriden)
Alcoholgebruik Systolische bloeddruk
Familieanamnese Kreatinineklaring
Bij de volgende indicatoren is de totale groep mogelijk hoogrisicopatiënten de noemer, behalve waar anders is aangegeven.
nr omschrijving type bron methode
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarvan de rookstatus bekend en actueel is proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het familieanamnestisch risico op hart- en vaatziekten is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het voedingspatroon is besproken in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het alcoholgebruik is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de mate van lichaamsbeweging is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de BMI bepaald is in de afgelopen 5 jaar proces diagn. bep.
nr omschrijving type bron methode
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de systolische bloeddruk gemeten is in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de bloedglucose bepaald is in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het lipidenprofiel bepaald is in de afgelopen 5 jaar
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de kreatinieneklaring is bepaald in de afgelopen 5 jaar
proces NHG diagn. bep.
2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus, systolische bloeddruk, lipidenprofiel) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces NHG diagn. bep.
3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel (rookstatus,
familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, systolische bloeddruk, glucose, lipidenprofiel, kreatinineklaring) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces IGZ diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 (≥ 40 en ≤ 70) ex.
RA
NB> hier en verder patiënten met RA excluderen
nvt definiëring subgroep
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA waarbij het CV-risico ooit is bepaald (in de groep mogelijk hoogrisicopatiënten met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA)
proces diagn. bep.
subgroepindicator
Indicatoren 4, 5 en 6 beschrijving deelpopulatie met verhoogd risico ten opichte van de praktijkpopulatie.
Noemer: praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 70 (40 ≤ leeftijd ≤ 70) ex. RA
nr omschrijving type bron methode
% patiënten in de praktijkpopulatie met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA structuur definiëring subgroep 4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een geregistreerd CV-risico
in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
proces 5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een geregistreerd matig CV-
risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA matig CV-risico
nieuwe methode (gebaseerd op morbiditeit en mortaliteit): 10-19%
oude methode (gebaseerd op mortaliteit): 5 - 9%
structuur NHG
6 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een geregistreerd hoog CV- risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA Hoog risico
nieuwe methode (gebaseerd op morbiditeit en mortaliteit): ≥ 20%
oude methode (gebaseerd op mortaliteit): ≥ 10%
structuur NHG
Indicatoren 7 t/m 11 beschrijven de begeleiding en behandeling in de groep patiënten met een verhoogd CV-risico
De Richtlijn CVRM beschrijft voornamelijk de begeleiding en behandeling van patiënten met een bepaald CV-risico, per definitie dus alleen voor de patiëntengroep van 40 t/m 70 (40 ≤ leeftijd ≤ 70). Onderstaande indicatoren beperken zich dan ook tot deze categorie patiënten (bepaald risico en leeftijd tus
sen 40 en 70 jaar). Patiënten met reumatoide arthritis zijn uitgesloten omdat bij deze patiënten de leeftijdscriteria anders liggen.
nr omschrijving type bron methode
% patiënten met een hoog CV-risico EN een bloeddruk > 140 de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
definiering subgroep 7 % patiënten met een hoog CV-risico en een systolische bloeddruk van meer dan 140
mmHg die niet behandeld worden met antihypertensiva in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en systolische bloeddruk > 140
proces NHG diagn. bep.
ATC
% patiënten met hoog CV-risico en LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden proces diagn. bep.
definiering subgroep 8 % patiënten met een hoog CV-risico en een LDL waarde van 2,5 mmol/l of meer die
niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en LDL ≥ 2,5
proces NHG diagn. bep.
ATC 9 % patiënten met een matig of hoog CV-risico en die roken met een advies over
stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep met een matig of hoog CV-risico die rookt
proces NHG diagn. bep.
10 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een advies over voeding ooit in de groep met een matig of hoog CV- risico
proces NHG diagn. bep.
11 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een bewegingsadvies ooit in de groep met een matig of hoog CV-risico
proces NHG diagn. bep.
Thuismetingen
Voor bloeddruk zijn er specifieke codes om thuismetingen in het EPD vast te leggen. In het kader van cardiovasculair risicomanagement worden voor het berekenen van de indicatoren mbt bloeddruk echter geen thuismetingen gebruikt.
Literatuur
NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (eerste herziening), januari 2012 Protocollair cardiovasculair risicomanagement, NHG, 2012
Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004
IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006 KPMG, Praktijkplan Eerstelijnszorg, maart 2005
Inview, Adapter ontwikkeling voor Huisarts Informatie Systemen (HIS), december 2006 WHO, Health Programme Evaluation, Guiding Principles, Geneva, 1981
WHO, Development of Indicators for Monitoring Progress, Geneva, 1981
Bijlage 1 Beschrijving benodigde data per indicator
nr omschrijving codesoort code toelichting
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren zowel voor de tellers als de noemers:
hoofdbehandelaar is huisarts voor 12 maanden of meer ( ≥ 12 maanden) of hoofdbehandelaar is niet geregistreerd
ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving 12 maanden of langer (≥ 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode
leeftijd < 80 jaar aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bep. 2815 CVHB KZ 2815 = 48 (huisarts ) voor 12 maanden of meer (≥ 12 maanden) of
2815 ontbreekt of is leeg
1 % patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC
diagn. bep.
K86 K87 T93.01 L88.01 U98.01
1744, RRSY KA 192, CHOL B MT 1739, ROOK AQ 1272, QUET AO 524, KREA O MK 1918, KREA O FB 1919, KREM O FB 1634, COHZ KQ 2131 HVZF KQ 3238 HF65 KQ 38, ALB U 40, ALBK U MI
K86 of K87 of T93.01 of L88.01 of U98.01
RRSYKA > 140 of CHOL B MT > 6,5 of ROOK AQ=1 ’ja’ en leeftijd ≥ 50 of
1272, QUET AO > 30 of (524, KREA O MK < 60 of 1918, KREA O FB < 60 of 1919, KREM O FB < 60) en leeftijd < 65 of
(524, KREA O MK < 45 of 1918, KREA O FB < 45 of 1919, KREM O FB < 45) en leeftijd ≥ 65 of
2131 HVZF KQ = 1 of 3238 HF65 KQ = 1 of 38, ALB U > 20 mg/l of 40, ALBK U MI > 3,5 albumen/mmol creat In alle gevallen, laatste waarde ooit.
% patiënten met hypertensie (diagnose) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC K86 of
K87
op episodelijst
% patiënten met hypercholesterolemie (diagnose) in de praktijkpopulatie
ICPC T93.01 op episodelijst
% patiënten met een diagnose reumatoïde arthritis in de praktijkpopulatie
ICPC L88.01 op episodelijst
% patiënten van 50 jaar of ouder (≥ 50) die roken in de
praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep. 1739, ROOK AQ ROOK AQ= 1, ’ja’, laatste waarde ooit
% patiënten bekend met een belaste familie-anamnese voor HVZ in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
1634, COHZ KQ 2131 HVZF KQ 3238 HF65 KQ
in diagnostisch archief, laatste waarde ooit;
1634, COHZ KQ=1 of 2131 HVZF KQ=1 of 3238 HF65 KQ=1
% patiënten met systolische bloeddruk > 140 (laatste waarde ooit) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep. 1744, RRSY KA in diagnostisch archief, laatste waarde ooit; > 140
% patiënten met een BMI van 30 of hoger (≥ 30) in de praktijkpopulatie
diagn. bep. 1272, QUET AO in diagnostisch archief, laatste waarde ooit; ≥ 30
% patiënten met een TC > 6,5 mmol/l in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
diagn. bep. 192, CHOL B MT in diagnostisch archief, laatste waarde ooit: > 6,5
% patiënten met een verminderde kreatinineklaring van lager dan 60 mml/min (< 60) en met een leeftijd van onder de 65 jaar (< 65) in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
diagn. bep. 524, KREA O MK 1918, KREA O FB 1919, KREM O FB
in diagnostisch archief, laatste waarde ooit;
(524, KREA O MK < 60 of 1918, KREA O FB < 60 of 1919, KREM O FB < 60) en leeftijd < 65
% patiënten met een verminderde nierklaring van lager dan 45
mml/min (< 45) en met een leeftijd van 65 jaar of ouder (≥ 65 jaar) in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
524, KREA O MK 1918, KREA O FB 1919, KREM O FB
in diagnostisch archief, laatste waarde ooit;
(524, KREA O MK < 45 of 1918, KREA O FB < 45 of 1919, KREM O FB < 45) en leeftijd ≥ 65
% patiënten bekende met (micro)albuminurie in de praktijkpopulatie aan het eind van de rapportageperiode
U98.01 38, ALB U 40, ALBK U MI
ICPC, episodelijst of uitslag albumen in
diagnostisch archief, laatste waarde ooit
38, ALB U > 20 mg/l of 40, ALBK U MI > 3,5 albumen/mmol creat
Risicoprofiel
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarvan de rookstatus bekend en actueel is
diagn. bep. 1739, ROOK AQ 3, ”nooit”, laatste bepaling ooit of (4, ”voorheen” of 1,
“ja”, laatste waarde in afgelopen 5 jaar)
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het familieanamnestisch risico op hart- en vaatziekten is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 2131, HVZF KQ of 1643, COHZ KQ of 3238 HF65 KQ
laatste waarde afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het voedingspatroon is besproken in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 2138, BYVD AA of 2718, BZVD AA
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het alcoholgebruik is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 1591, ALCO PQ of 2423, 5SHT PQ
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de mate van lichaamsbeweging is geregistreerd in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 1705, LIBW AQ of 3239, NNGB AQ
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de BMI bepaald is in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 1272, QUET AO laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de systolische bloeddruk gemeten is in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 1744, RRSY KA laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de bloedglucose bepaald is in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 372, GLUC B NU of 382, GLUC BC NU
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het lipidenprofiel bepaald is in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 192, CHOL B MT en 446, HDL B en 1377, TRIG B en (542, LDL B of 2683, LDLD B)
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de kreatinineklaring is bepaald in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 524, KREA O MK of 1918, KREA O FB of 1919, KREM O FB
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus, systolische bloeddruk, lipidenprofiel) in de groep met mogelijk verhoogd risico
diagn. bep. 1739, ROOK AQ en 1744, RRSY KA en 192, CHOL B MT en 446, HDL B en 1377, TRIG B en (542, LDL B of 2683, LDLD B)
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel (rookstatus, familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, systolische bloeddruk, glucose, lipidenprofiel, kreatinineklaring) in de groep met mogelijk verhoogd risico
.
diagn. bep. 1739, ROOK AQ en (2131, HVZF KQ of 1643, COHZ KQ of 3238 HF65 KQ) en (2138, BYVD AA of 2718, BZVD AA) en (1705, LIBW AQ of 3239, NNGB AQ) en (1591, ALCO PQ of 2423, 5SHT PQ) en 1739, QUET AO en 1744, RRSY KA en (372, GLUC B NU of 382, GLUC BC NU) en 192, CHOL B MT en 446, HDL B en 1377, TRIG B en (542, LDL B of 2683, LDLD B) en
(524, KREA O MK of 1918, KREA O FB of 1919, KREM O FB)
laatste waarde in afgelopen 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 (≥ 40 en ≤ 70) ex. RA
NB> hier en verder patiënten met RA excluderen
definiëring subgroep 40 ≤ leeftijd ≤ 70 ex. ICPC L88.01
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex.
RA waarbij het CV-risico ooit is bepaald in de groep mogelijk hoogrisicopatiënten met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
laatste waarde ooit
% patiënten in de praktijkpopulatie met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
definiëring subgroep 40 ≤ leeftijd ≤ 70 ex. ICPC L88.01 4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een
geregistreerd CV-risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
in diagnostisch archief, laatste waarde ooit 5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een
geregistreerd matig CV-risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA matig CV-risico
nieuwe methode (gebaseerd op morbiditeit en mortaliteit): 10-19%
oude methode (gebaseerd op mortaliteit): 5 - 9%
2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
in diagnostisch archief, 2223, RHVZ KQ=266 of 3241, RH12 KQ FB=409 (laatste waarde ooit)
6 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA en een
geregistreerd hoog CV-risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 70 ex. RA
Hoog risico
nieuwe methode (gebaseerd op morbiditeit en mortaliteit): ≥ 20%
oude methode (gebaseerd op mortaliteit): ≥ 10%
2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
in diagnostisch archief, 2223, RHVZ KQ=267 of 3241, RH12 KQ FB=410 (laatste waarde ooit)
Begeleiding en behandeling Algemeen:
- leeftijd 40 - 70 (40 ≤ leeftijd ≤ 70) - excl. RA, ICPC L88.01
% patiënten met een hoog CV-risico EN een bloeddruk > 140 de afgelopen 12 maanden
diagn. bep 1744, RRSY KA 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
definiering subgroep (2223, RHVZ KQ=267 of 3241, RH12 KQ FB=410) (laatste waarde ooit) en 1744, RRSY KA > 140 (laatste waarde afgelopen 12 maanden)
7 % patiënten met een hoog CV-risico en een systolische bloeddruk van meer dan 140 mmHg die niet behandeld worden met
antihypertensiva in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en systolische bloeddruk > 140
diagn. bep ATC
1744, RRSY KA 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB C02
C03 C07 C08 C09
% patiënten met hoog CV-risico en LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden
diagn. bep 542, LDL B of 2683, LDLD B
2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB
definering subgroep (2223, RHVZ KQ=267 of 3241, RH12 KQ FB=410) (laatste waarde ooit) en (542, LDL B ≥ 2,5 of 2683, LDLD B ≥ 2,5) (laatste waarde afgelopen 12 maanden)
8 % patiënten met een hoog CV-risico en een LDL waarde van 2,5 mmol/l of meer die niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de afgelopen 12 maanden in de groep met hoog CV-risico en LDL ≥ 2,5
diagn. bep ATC
542, LDL B of 2683, LDLD B
2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB C10A
9 % patiënten met een matig of hoog CV-risico en die roken met een advies over stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep met een matig of hoog CV-risico die rookt
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB 1739, ROOK AQ 1814, ADMI AQ
(2223, RHVZ KQ=266 of 267 of
3241, RH12 KQ FB=409 of 410) (laatste waarde ooit) en
1739=1 (laatste waarde ooit) en
1814=1 (laatste waarde afgelopen 12 maanden) 10 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een advies over
voeding ooit in de groep met een matig of hoog CV- risico
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB 2137, ADVD AQ
laatste waarde ooit;
(2223, RHVZ KQ=266 of 267 of
3241, RH12 KQ FB=409 of 410) en
2137=1 (laatste waarde ooit)
11 % patiënten met een matig of hoog CV-risico met een
bewegingsadvies ooit in de groep met een matig of hoog CV-risico
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB of 3241, RH12 KQ FB 1816, ADLB AQ
laatste waarde ooit;
(2223, RHVZ KQ=266 of 267 of
3241, RH12 KQ FB=409 of 410) en
1816=1 (laatste waarde ooit)
Bijlage 2 Rapportages
1. Als overzicht van indicatoren met teller, noemer en percentage, op beeldscherm en als afdruk.
Voorbeeld
Indicator teller noemer percentage
% patiënten bekend met verhoogd risico op HVZ 261 2450 10,7 % Uitgesplitst naar risico verhogende factor
bekend met hypertensie (diagnose) bekend met cholesterolemie (diagnose) bekend met een systolische bloeddruk ≥ 140 bekend met totaal cholesterol ≥ 6,5 mmol/l man ouder dan 49 en bekend met roken vrouw ouder dan 54 EN bekend met roken
Uitsplitsing is voorstel, let op het totaal van de samenstellende delen is groter dan het totaal aantal patiënten met verhoogd risico
2. Als exportbestand: voor geautomatiseerde verwerking wordt gekozen voor het csv bestand. Ten behoeven van verwerking in verslagen is er ook een uitvoer mogelijk in Excel (xls) met en zonder opmaak
3. Voor de huisarts:
Als lijst met patiëntnummer, patiëntnaam (achternaam), relevante ICPC codes en relevante diagn. bepalingen (ook ontbrekende gegevens) (evt. meerdere lijsten met 1 of meer relevante bepalingen of ontbrekende bepalingen) en bv. te sorteren; op beeldscherm en als afdruk.
Voorbeeld Basis risico inventarisatie
patiënt rookgedrag syst. bloeddruk LDL-cholesterol
A - uitslag, datum -
B - uitslag, datum uitslag, datum
C Ja - uitslag, datum
D Voorheen uitslag, datum uitslag, datum
E Ja - -
F Nooit - uitslag, datum
G Nooit uitslag, datum uitslag, datum
H Ja uitslag, datum uitslag, datum
I Ja - -
Voorbeeld Volledige risico inventarisatie
Van de patiënten waarbij het basis risico profiel is ingevuld zijn ook de volgende bepalingen bekend
patiënt Familie voeding bewegen Alcohol BMI middelomtrek Gluc nu D onduidelijk - uitslag,
datum
- - - -
G - - uitslag,
datum
uitslag, datum
uitslag, datum
- uitslag,
datum
H ja datum - uitslag,
datum
- uitslag, datum
uitslag, datum Als extra signaleringsfaciliteit zou gedacht kunnen worden aan een signalering in het journaal met per patiënt een lijstje met missende bepalingen.
Bijlage 3, Registratie aanwijzing voor de huisarts
De rapportage faciliteit rond CVRM levert getalsmatige informatie aan die door de zorggroep kan worden verwerkt tot statistische gegevens en ‘benchmarking’.
Om de juiste resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat informatie correct is ingevoerd en dat de huisarts inzicht heeft in hóe deze rapportagemodule telt.
Voordat de indicatoren gebruikt kunnen worden is het noodzakelijk een goede inventarisatie te maken van de ingesloten patiëntengroep en deze te voorzien van een juiste episode
codering. Het vergaren van deze gegevens valt niet onder de scope van de indicatoren. Het is echter wel een noodzakelijke stap voorafgaand aan het registreren.
Ook is het van belang om per patiënt aan te geven wie verantwoordelijk is voor het eventuele cardiovasculair management. Naar verwachting is dit in enkele gevallen de medisch
specialist. Aangezien het bij deze indicatoren in eerste instantie gaat om patiënten met een mogelijk verhoogd risico, dat wil zeggen ook patiënten zonder bepaald CV-risico zal in veel gevallen de verantwoordelijkheid voor het CV-beleid nog niet bekend zijn. Pas na de risico inventarisatie en bij gebleken verhoogd risico is het relevant om vast te leggen wie
verantwoordelijk is voor het verdere beleid. Vastleggen kan via de diagnostische bepaling voor hoofdbehandelaar CVRM. Deze is oa. te vinden in de CVRM bepalingenclusters.
De gemakkelijkste manier van invoeren is gebruik te maken van voorzieningen in het HIS zoals een protocollaire invoerhulp of gestandaardiseerd formulier (bepalingencluster).
CVRM patiënt
Het identificeren van patiënten die in aanmerking komen voor cardiovasculair risicomanagement verloopt in globaal twee stappen:
1. het identificeren van patiënten met een mogelijk verhoogd risico.
2. het identificeren van patiënten met een verhoogd risico Ad 1 Patiënten met een mogelijk verhoogd risico
Hieronder vallen patiënten met de volgende kenmerken:
bekend met hypertensie (diagnose) OF
bekend met hypercholesterolemie (diagnose) OF bekend met een systolische bloeddruk > 140 OF bekend met totaal cholesterol > 6,5 mmol/l OF ouder dan 49 en bekend met roken OF
AANVULLEN
EN NIET bekend met Hart- en Vaatziekten (van atherothrombotische origine: AP, PAV, hartinfarct, herseninfarct, TIA, Aneurysma) of Diabetes Mellitus
Deze doelgroep kan eventueel gemarkeerd worden via een, in het HIS beschikbare, markerings tool.
Diagnose
Bij systemen met Episode Gewijze Registratie (EGR) maakt u een episodetitel aan met de betreffende ICPC-code (ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt
begeleid). Relevante diagnosen zijn hypertensie en hypercholesterolemie (inclusie) en de hart-
Gebruik deze ICPC-codes nog niet als u slechts de diagnose overweegt. Zie voor
diagnostische criteria de verschillende NHG Standaarden of de toelichting bij de ICPC-1.
Deze groep komt in aanmerking voor de risico-inventarisatie en waar van toepassing de risicoberekening volgens de SCORE-formule. Deze en andere bepalingen dienen als gestandaardiseerde uitslagen of resultaten te worden vastgelegd in het diagnostisch archief.
HIS’en bevatten diverse hulpmiddelen (invoerhulpen, elektronische formulieren, profielen) om de huisarts hierbij te helpen. Hierdoor is het niet nodig als gebruiker zelf te werken met allerlei codes of specifieke uitslagen op te zoeken in onoverzichtelijk lange lijsten. De codes in de alinea’s hieronder zijn ter informatie en voor de volledigheid vermeld.
Bloeddruk
Van de bloeddruk is voor de rapportage alleen de systolische waarde van belang. Vastleggen met diagnostische code (RRSY KA).
Cholesterol en Glucose
Van de cholesterolwaardes is voor opsporing vooral het totaal cholesterol (CHOL B MT) van belang. De rapportage maakt vervolgens gebruik van een risico schatting obv het cholesterol ratio (CHHD B MI) en ook de waarde van LDL-cholesterol van belang. Vastleggen met diagnostische code (LDL B). Voor de glucose meting wordt gebruik gemaakt van de nuchtere bloedglucose veneus of capillair (GLUC B NU of GLUC BC NU)
Rookgedrag, stopadvies: Vastleggen met diagnostische code (resp ROOK AQ en ADMI AQ) met datum.
Familair voorkomen: vastleggen met de bepalingen voor het vastleggen van het voorkomen van hart- en vaatziekten in de naaste familie (HVZF KQ) of het voorkomen van coronaire hartziekten in de naaste familie (COHZ KQ) AANVULLEN
Nr 2 [1] nee Nr 1 [2] ja
Nr 8 [3] onduidelijk
Berekend cardiovasculair risico: nav de verzamelde gegevens wordt het cardiovasculair risico berekend volgens de risico tabel van het NHG (zie standaard cardiovasculair risico management) en vastgelegd met een diagnostische bepaling (RHVZ KQ FB)
Nr 265 [1] 0% - 4% (groen) Nr 266 [2] 5% - 9% (geel) Nr 267 [3] >= 10% (rood)
Nr 268 [4] kan niet berekend worden WIJZIGEN
BMI/Quetelet index: Vastleggen met de juiste diagnostische code, QUET AO
Controle van de mate van beweging: Vastleggen met LIBW AQ Nr 299 [1] volgens norm gezond bewegen
Nr 16 [2] meer dan ADL maar minder dan de norm Nr 15 [3] ADL
Nr 14 [4] minder dan ADL Nr 8 [5] onduidelijk
WIJZIGEN
Toelichting: ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen; in de revalidatie en
huisartsgeneeskunde gebruikte term voor functies als zichzelf wassen, kleden, naar toilet gaan, eten, zitten, lopen, etc. Het antwoord meer dan ADL betekent meer dan ADL maar minder dan de norm gezond bewegen. De Nederlandse norm voor gezond bewegen houdt in voor volwassenen ten minste 30 minuten en voor kinderen en adolescenten ten minste een uur matig intensief bewegen, bij voorkeur iedere dag maar ten minste op 5 dagen per week. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt met fietsen, stevig wandelen, tuinieren, etc.
Bewegingsadvies: Het geven van een bewegingsadvies, meestal naar aanleiding van de controle hiervan wordt geregistreerd met code diagnostische epaling (ADLB LQ).
Bespreken van het voedingspatroon: Dit wordt geregistreerd met de code (BYVD AA aanvullen). Denk hierbij aan een eenzijdig voedingspatroon en/of een voedingspatroon met te veel verzadigd vet, te veel calorieën, te weinig groente en fruit of te veel zout.
Voedingsadvies: Het gaat hierbij om het advies conform de richtlijn gezonde voeding.
Coderen als (ADVD AQ).
Alcoholgebruik: Het alcohol gebruik kan op 2 manieren worden vastgelegd. Getalsmatig dmv de code (ALCO PQ) met waarde gemiddeld gebruik in eenheden per dag. Of dmv de Five Shot vragenlijst. Getest wordt op de totaalscore van deze test (5SHT PQ)
Ad 2 Patiënten met een verhoogd risico
Het identificeren van patiënten met een verhoogd risico gebeurt op basis van de vastgelegde uitslag van de risicoberekening.
Medicatie:
Gegevens over geneesmiddelengebruik (lipiden verlagende medicamenten en
antihypertensiva) worden via de ATC-code afgeleid uit het voorschriftenarchief. Het is dus belangrijk om geneesmiddelen voor te schrijven via de receptmodule of het
voorschriftenscherm van het huisartsinformatiesysteem en ook, waar mogelijk en van toepassing, vast te leggen dat een geneesmiddel is gestopt (dat wil zeggen, alleen indien de termijn van het voorschrift nog niet is verstreken).
Bijlage 4, Specificatie voor export
Voor het exportformaat wordt verwezen naar het Generiek Export Formaat voor indicatorsets.
Beschrijving uitspoel naar exportformaat versie 2 en 3
Versie 3 geeft geen andere opbouw van de bestanden en bevat meer precieze specificaties over het vullen van diverse velden.
Tabel 1
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2
Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk
2 DatSpoel Datum aanmaken van de exportbestanden - eejjmmdd 3 StartDat Datum begin van de rapportage periode - eejjmmdd 4 EndDat Datum einde van de rapportage periode - eejjmmdd
5 Onderwerp CVRM
6A VersieIndicatorMajor 1
6B VersieIndicatorMinor hetgeen van toepassing is. Momenteel 0, 1 of 2 7 VersieFormaat hetgeen van toepassing is: 2 of 3 (in versie 1 van het
uitspoelformaat ontbreekt dit veld) Tabel 2
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2 Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk
2 HuisartsNo AGB nummer van de huisarts waarbij patiënt is ingeschreven
2 PatNum HIS patiëntnummer 3 GebJaar Geboortejaar in 4 cijfers 4 Geslacht M of V
Tabel 3A
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2 (identiek aan versie 1) Selectie:
hoofdbehandelaar is geen med. specialist en
patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
o met hypertensie of
o met hypercholesterolemie of o of man en roker en leeftijd > 49 of o vrouw en roker en leeftijd > 54 Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer
3 DiagnType ICPC code (op episodelijst)
4 Behandelaar 2815, CVHB KZ: resultaat bij deze bepaling
Tabel 3B
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde selectiecriteria én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk.
Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer
3 DiagnType ICPC code (episodelijst) 4 Behandelaar leeg
Tabel 4
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2.
Deze tabel blijft leeg.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 5
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 6
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1