Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met mogelijk verhoogd risico op
hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg
Versie 1.2.b
12 oktober 2011
Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met mogelijk verhoogd risico op
hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg
Versie 1.2.b
PhJ. Postema, TR. van Althuis, NHG met medewerking van:
NHG: EHC. Bastiaanssen, M. Bouma
Atlas: H. Levelink, R. van Leeuwen, A. Knol OmniHis: F. Dreijerink
Inhoudsopgave
Wijzigingen in versie 1.1 ... 4
Wijzigingen in versie 1.2 ... 4
Versie 1.2.b ... 4
Inleiding ... 5
Leeswijzer ... 5
Achtergrond ... 6
Werkwijze ... 6
Indicatoren, waarde en beperkingen ... 6
Beheer ... 7
Beschrijving van indicatoren voor risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op Hart- en Vaatziekten ... 8
Overzicht 1: Beschrijving van indicatoren ... 8
Overzicht 2: Nadere uitwerking en definities ... 10
Literatuur ... 17
Bijlage 1 Beschrijving benodigde data per indicator ... 18
Bijlage 2 Rapportages ... 23
Bijlage 3, bespreking per indicator (volgt) ... 25
Bijlage 4, registratie aanwijzing voor de huisarts ... 26
Bijlage 5, Specificatie voor export ... 29
Wijzigingen in versie 1.1
• Toegevoegd voor alle indicatoren als selectiecriterium dat hoofdbehandelaar geen med. specialist is.
• Toegevoegd voor alle indicatoren als selectiecriterium: ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (≥ 12 maanden) aan het einde van de
rapportageperiode.
• IDs toegevoegd bij diagnostische bepalingen
Wijzigingen in versie 1.2
28 juli 2011
• Bij risicoprofiel: % patiënten waarvan rookgedrag bekend is: formule conform andere indicatorsets.
• Bij risicoprofiel, voedingspatroon: bepaling 2718, BZVD AA toegevoegd
• Bij risicoprofiel, geldigheidsduur bloedglucose aangepast van 36 maanden naar 5 jaar
• Aanpassingen van de parameters uit het risicoprofiel hebben gevolgen voor indicatoren 2 en 3
• Toegevoegd, nieuwe proces indicator (11): % met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
• Tekstueel sommige indicatoren aangepast of aangevuld met noemeromschrijving
• Bepaalde tekst en opmerkingen verwijderd die niet meer relevant of actueel waren
Versie 1.2.b
• type fout gecorrigeerd bij code voor coronaire ziekte in de familie: COHZ KQ: moet zijn 1634.
Inleiding
Dit document beschrijft de indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg zoals
vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Landelijke Huisartsen Vereniging op xxxxxxxxx.
NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met verhoogd risico op hart- en vaatziekten voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor rapportage aan derden over de zorg in de huisartsenpraktijk.
Leeswijzer
Achtereenvolgens komen kort aan de orde de achtergrond voor het samenstellen van deze indicatorenset en de gevolgde werkwijze. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde en beperkingen van indicatoren. Hierna wordt het verdere beheer van de set indicatoren
aangestipt. Het document besluit met het overzicht van de indicatoren voor verhoogd risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg. Het overzicht geeft een beschrijving van de
indicatoren, geeft het type indicator aan en duidt per indicator aan uit welke bron deze indicator afkomstig is dan wel overeenkomt met indicatoren zoals voorkomen in deze bronnen.
In een aantal bijlagen vindt u de volgende informatie.
Bijlage 1 Beschrijving van benodigde data per indicator Bijlage 2 Rapportages
Bijlage 3 Bespreking per indicator (volgt) Bijlage 4 Registratie aanwijzing voor de huisarts Bijlage 5 Export van patiëntgegevens
Achtergrond
Deze set van indicatoren is een uitwerking van het Project Uniforme Rapportage. In dit project worden indicatoren die door verschillende partijen zijn ontwikkeld geharmoniseerd en nader geoperationaliseerd. Het gaat hierbij alleen om díe indicatoren waarvoor de gegevens om deze indicatoren samen te stellen afkomstig zijn uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) zoals de huisarts dat bijhoudt en beheert in een huisartsinformatiesysteem (HIS). De indicatoren waarvoor gegevens uit het EPD worden gebruikt hebben veelal betrekking op het medisch handelen of de kwaliteit daarvan. Naast deze indicatoren zijn er echter ook andere indicatoren die kwaliteiten beschrijven van de (huisartsen)zorg, zoals bij voorbeeld
patiënttevredenheid en allerlei aspecten van de praktijkvoering. Deze indicatoren worden echter niet nader beschouwd in het kader van het project Uniforme Rapportage.
Het project Uniforme Rapportage is een uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen, getekend in december 2005 door NHG, LHV, VWS en IGZ. Eén van de doelen van het Convenant is om te komen tot één landelijke set van indicatoren huisartsenzorg. Dit is met name van belang voor indicatoren waarvan de benodigde gegevens afkomstig zijn uit het EPD, aangezien er een reeks van afhankelijkheden is, voordat een huisarts dergelijke
indicatoren kan samenstellen en rapporteren.
Werkwijze
Uit de volgende bronnen is door de NHG werkgroep Uniforme Rapportage een overzicht samengesteld van indicatoren die betrekking hebben op het medisch handelen bij
cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten:
- IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006
- Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004
- Indicatoren ontwikkeld door de WOK in opdracht van het NHG op basis van de NHG Standaard Cardiovasculair Risicomanagement, versie 2007.
Indicatoren, waarde en beperkingen
Indicatoren zijn bedoeld als signalering om een toestand of verandering in beeld te brengen.
Veelal wordt een beperkte selectie gemaakt uit alle denkbare en mogelijke meetbare aspecten van het proces of de situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Wanneer de uitslag van een indicator daar aanleiding toe geeft zal altijd nader onderzoek nodig zijn om onderliggende oorzaken van afwijkingen van het gemiddelde of van de norm te verhelderen.
Kwaliteit van zorg is een abstract begrip. Men probeert daar grip op te krijgen door meetbare aspecten te benoemen die naar men aanneemt iets zeggen over “kwaliteit” en over “zorg”. Het gaat hierbij deels om procesindicatoren: wat is er gebeurd; en deels om zogenaamde
uitkomstindicatoren: wat is het effect.
Met name voor de uitkomstindicatoren gelden bij de interpretatie beperkingen. Ten eerste zal het bij bepaalde uitkomstindicatoren gaan om percentages die zijn berekend op kleine
aantallen. Dat betekent dat de betrouwbaarheid van zo’n percentage betrekkelijk laag is1. Ten tweede zijn er verschillen tussen de patiëntenpopulaties van praktijken die niet in de definitie van de indicatoren zijn verdisconteerd, de zogenaamde case mix. Het kan hierbij gaan om aspecten als de leeftijdsopbouw of de sociale samenstelling van de praktijkpopulatie. Om deze twee redenen valt het aan te bevelen om alle indicatoren te interpreteren met een zekere marge. Wat die marge precies moet zijn kan proefondervindelijk vastgesteld worden wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Ten derde wil het NHG opmerken dat er geen
rechtstreeks causaal verband kan zijn tussen de uitkomst van een specifieke uitkomstindicator en het handelen van een huisarts of de kwaliteit van de huisartsenzorg in een
huisartsenpraktijk. De uitkomst op een specifieke indicator is vrijwel altijd multifactorieel bepaald. Het is dus altijd zaak om per indicator of combinatie van indicatoren te bezien wat er aan de hand is en te bepalen of en hoe de huisarts of de huisartsenpraktijk een bijdrage kan leveren om verbetering te realiseren.
Een vierde factor die van belang is bij de interpretatie van indicatoren heeft betrekking op registratieartefacten. Om deze indicatoren te kunnen samenstellen dienen eerst een aantal stappen doorlopen te worden:
1. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden aan praktijkmedewerkers om de onderliggende gegevens op een redelijk eenvoudige wijze te kunnen vastleggen;
2. praktijkmedewerkers dienen deze faciliteiten te gaan gebruiken (scholing en monitoring)
3. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden om uit het totaal aan patiëntengegevens de indicatoren samen te stellen en te rapporteren, alsmede instrumenten om te controleren of de resultaten ook kloppen en waar nodig te corrigeren.
Het valt te verwachten dat het enige tijd zal duren voordat een huisartsenpraktijk een hele cyclus van registratie en rapportage heeft kunnen doorlopen, waarin kinderziektes in systemen kunnen worden gecorrigeerd en medewerkers en systeem op elkaar ingespeeld raken.
Beheer
Het NHG zal deze set van indicatoren beheren als uitwerking van het Convenant
Dataverzameling Huisartsen van december 2005. Verzoeken tot verduidelijking, wijziging of aanvulling kunt u richten aan het NHG.
1 Bij een noemer met 60 patiënten varieert, afhankelijk van de uitslag van de indicator, het 95%
betrouwbaarheidsinterval van ruim 2 tot ruim 6 procentpunt.
Beschrijving van indicatoren voor risicomanagement bij patiënten met een mogelijk verhoogd risico op Hart- en Vaatziekten
De indicatoren bij cardiovasculair risicomanagement zijn opgesplitst in twee onderdelen:
- cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten (secondaire preventie) - cardiovasculair risicomanagement bij mogelijk hoogrisicogroepen (primaire preventie)
Deze set indicatoren heeft betrekking op cardiovasculair risicomanagement bij mogelijk hoogrisicogroepen.
Overzicht 1: Beschrijving van indicatoren
nr omschrijving type bron
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren:
• hoofdbehandelaar is geen med. specialist
• ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (≥ 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode (tellers en noemers)
1 % patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
structuur IGZ
2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus, systolische bloeddruk, LDL) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces NHG
3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel (rookstatus, familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, middelomtrek, bloeddruk, glucose, LDL) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces IGZ
11 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
proces
4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico ≥ 5% in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
structuur NHG
nr omschrijving type bron 5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico ≥ 10% in de groep patiënten
(praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
structuur NHG
6 % patiënten die niet behandeld worden met antihypertensiva in de groep met berekend risico ≥ 10% EN bloeddruk ≥ 140 de afgelopen 12 maanden
proces NHG
7 % patiënten die niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de groep met berekend risico ≥ 10% en LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden
proces NHG
8 % patiënten met een advies over stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep met een berekend risico ≥ 5% die rookt
proces NHG
9 % patiënten met een advies over voeding ooit in de groep met een berekend risico ≥ 5% proces NHG 10 % patiënten met een bewegingsadvies ooit in de groep met een berekend risico ≥ 5% proces NHG
Overzicht 2: Nadere uitwerking en definities
Bij onderstaande indicatoren wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode.
Definities:
Patiënten met verhoogd risico:
NIET bekend met Hart- en Vaatziekten (van atherothrombotische origine: AP, PAV, hartinfarct, herseninfarct, TIA, Aneurysma) of Diabetes Mellitus
EN
bekend met hypertensie (diagnose) OF
bekend met een systolische bloeddruk ≥ 140 OF bekend met hypercholestrolemie (diagnose) OF bekend met totaal cholesterol ≥ 6,5 mmol/l OF man ouder dan 49 EN bekend met roken OF vrouw ouder dan 54 EN bekend met roken
Algemeen:
Deze indicatoren hebben betrekking op ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (> 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode
Deze indicatoren hebben betrekking op de patiënten waarvoor de medisch specialist geen hoofdbehandelaar is.
Indicator 1 beschrijft het vóórkomen van een verhoogd risico op HVZ in de gehele praktijkpopulatie:
Dit zijn de patiënten met verhoogd risico op HVZ. Deze komen in aanmerking voor het samenstellen van het cardiovasculair risicoprofiel
nr omschrijving type bron methode
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren:
• hoofdbehandelaar is geen med. specialist
• ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (> 12 maanden) aan het einde van de rapportageperiode (tellers en noemers) 1 % patiënten met een verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de
rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
structuur IGZ ICPC, ATC, diagn. bep.
Hieronder een overzicht van de samenstelling van de groep met mogelijk verhoogd risico. Aangezien subgroepen kunnen overlappen, tellen de resultaten van de subgroepen niet op tot het totaal (aantal of percentage) voor de gehele groep mogelijk hoogrisicopatiënten.
Voor administratief gemak kan een ruiter of andere markering gebruikt worden.
Ruiter of andere markering Bv CR
% patiënten met hypertensie (diagnose) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC
% patiënten met een hypercholesterolemie (diagnose) in de praktijkpopulatie ICPC
% patiënten met systolische bloeddruk ≥ 140 (laatste waarde ooit) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep.
% patiënten met een TC ≥ 6,5 mmol/l in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
diagn. bep.
% mannelijke patiënten ouder dan 49 die roken in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep.
% vrouwelijke patiënten ouder dan 54 die roken in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep.
Indicator 2 en 3 beschrijven de aanwezigheid van het risicoprofiel
Het risicoprofiel bestaat uit de volgende onderdelen:
Leeftijd BMI
Geslacht middelomtrek
Rookstatus systolische bloeddruk
Lichaamsbeweging glucose (nuchter)
Voeding lipidespectrum (cluster: TC, HDL, LDL, triglyceriden, TC/HDL ratio) Alcoholgebruik het LDL wordt gebruikt als indicator voor deze cluster
familieanamnese
Bij de volgende indicatoren is de totale groep mogelijk hoogrisicopatiënten de noemer, behalve waar anders is aangegeven.
nr omschrijving type bron methode
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarvan de rookstatus bekend en actueel (< 12 maanden) is
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij ooit het familieanamnestisch risico op hart- en vaatziekten is geregistreerd
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het voedingspatroon is besproken in de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij ooit het alcoholgebruik is geregistreerd proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de mate van lichaamsbeweging is geregistreerd in de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de BMI bepaald is in de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de laatste 5 jaar de middelomtrek is gemeten
proces diagn. bep.
nr omschrijving type bron methode
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de systolische bloeddruk gemeten is in de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de bloedglucose bepaald is in de afgelopen 36 maanden
proces diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het LDL bepaald is in de afgelopen 5 jaar proces diagn. bep.
2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus, systolische bloeddruk, LDL) in de groep met mogelijk verhoogd risico
proces NHG diagn. bep.
3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel (rookstatus,
familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, middelomtrek, systolische bloeddruk, glucose, LDL)
proces IGZ diagn. bep.
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 nvt definiëring subgroep
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 waarbij het CV risico ooit is bepaald (in de groep mogelijk hoogrisicopatiënten met leeftijd tussen 40 en 65)
proces diagn. bep.
subgroepindicator
Indicatoren 4 en 5: Beschrijving deelpopulatie met verhoogd risico
Noemer: praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 65 (
nr omschrijving type bron methode
% patiënten in de praktijkpopulatie met een leeftijd tussen 40 en 65 structuur definiëring subgroep 11 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico in de groep
patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
proces
4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico 5-9% in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
structuur NHG
5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico ≥ 10% in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65
structuur NHG
Indicatoren 6 en 10 beschrijven de begeleiding en behandeling
De Richtlijn CVRM beschrijft alleen de begeleiding en behandeling van patiënten met een berekend CV-risico, per definitie dus alleen voor de patiëntengroep van 40 t/m 65 (40 ≤ leeftijd ≤ 65). Onderstaande indicatoren beperken zich dan ook tot deze categorie patiënten (berekend risico en leeftijd tussen 40 en 65 jaar).
nr omschrijving type bron methode
% patiënten met een berekend risico ≥ 10% EN een bloeddruk ≥ 140 de afgelopen 12 maanden
proces diagn. bep.
definiering subgroep 6 % patiënten die niet behandeld worden met antihypertensiva in de groep met
berekend risico ≥ 10% EN bloeddruk ≥ 140 de afgelopen 12 maanden
proces NHG diagn. bep.
ATC
% patiënten met berekend risico ≥ 10% en LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden proces diagn. bep.
definiering subgroep
7 % patiënten die niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de groep met berekend risico ≥ 10% EN LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden
proces NHG diagn. bep.
ATC 8 % patiënten met een advies over stoppen met roken in de groep met een berekend
risico ≥ 5% die rookt de afgelopen 12 maanden
proces NHG diagn. bep.
9 % patiënten met een advies over voeding ooit in de groep met een berekend risico ≥ 5%
proces NHG diagn. bep.
10 % patiënten met een bewegingsadvies ooit in de groep met een berekend risico ≥ 5%
proces NHG diagn. bep.
Thuismetingen
Voor bloeddruk zijn er specifieke codes om thuismetingen in het EPD vast te leggen. In het kader van cardiovasculair risicomanagement worden voor het berekenen van de indicatoren mbt bloeddruk echter geen thuismetingen gebruikt.
Literatuur
NHG Standaard CVRM, versie 2007 NHG, Praktijkwijzer CVRM, maart 2007
Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004
IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006 KPMG, Praktijkplan Eerstelijnszorg, maart 2005
Inview, Adapter ontwikkeling voor Huisarts Informatie Systemen (HIS), december 2006 WHO, Health Programme Evaluation, Guiding Principles, Geneva, 1981
WHO, Development of Indicators for Monitoring Progress, Geneva, 1981
Bijlage 1 Beschrijving benodigde data per indicator
nr omschrijving codesoort code toelichting
algemene selectiecriteria voor onderstaande indicatoren:
• hoofdbehandelaar is geen med. specialist (tellers)
• ingeschreven (vaste) patiënten met inschrijving langer dan 12 maanden (> 12 maanden) aan het einde van de
rapportageperiode (tellers en noemers)
diagn. bep. 2815 CVHB KZ 2815 ≠ 49
1 % patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC
diagn. bep.
K86 T93.01
1744, RRSY KA 192, CHOL B MT 1739, ROOK AQ
K86 of T93.01 of
RRSYKA ≥ 140 of CHOL B MT ≥ 6,5 of (man en > 49 en ROOK AQ=1 ’ja’) of (vrouw en > 54 en ROOK AQ=1 ’ja’)
% patiënten met hypertensie (diagnose) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
ICPC K86 op episodelijst
% patiënten met hypercholesterolemie (diagnose) in de praktijkpopulatie
ICPC T93.01 op episodelijst
% patiënten met systolische bloeddruk ≥ 140 (laatste waarde ooit) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep. 1744, RRSY KA in diagnostisch archief, laatste waarde ooit
% patiënten met een TC ≥ 6,5 mmol/l in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
diagn. bep. 192, CHOL B MT in diagnostisch archief, laatste waarde ooit
% mannelijke patiënten ouder dan 49 die roken in de praktijkpopulatie diagn. bep. 1739, ROOK AQ ROOK AQ= 1, ’ja’,
aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie) laatste waarde ooit
% vrouwelijke patiënten ouder dan 54 die roken in de
praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)
diagn. bep. 1739, ROOK AQ ROOK AQ=1, ’ja’, laatste waarde ooit
Risico profiel
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarvan de rookstatus bekend en actueel (< 12 maanden) is
diagn. bep. 1739, ROOK AQ 3, ”nooit”, laatste bepaling ooit of (4, ”voorheen” of 1,
“ja”, laatste waarde in afgelopen 12 maanden)
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij ooit het familieanamnestisch risico op hart- en vaatziekten is geregistreerd
diagn. bep. 2131, HVZF KQ of 1634, COHZ KQ
laatste waarde ooit
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het voedingspatroon is besproken in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep. 2138, BYVD AA of 2718, BZVD AA
laatste waarde in
voorgaande 12 maanden
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij ooit het alcoholgebruik is geregistreerd
diagn. bep. 1591, ALCO PQ of 2423, 5SHT PQ
laatste waarde ooit
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de mate van
lichaamsbeweging is geregistreerd in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep. 1705, LIBW AQ laatste waarde in
voorgaande 12 maanden
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de BMI bepaald is in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep. 1272, QUET AO laatste waarde in
voorgaande 12 maanden
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de laatste 5 jaar de middelomtrek gemeten is
diagn. bep. 1872, OMVA DH laatste waarde in voorafgaande 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de systolische bloeddruk gemeten is in de afgelopen 12 maanden
diagn. bep. 1744, RRSY KA laatste waarde in
voorgaande 12 maanden
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij de bloedglucose bepaald is in de afgelopen 5 jaar
diagn. bep. 372, GLUC B NU of 382, GLUC BC NU
laatste waarde in voorgaande 5 jaar
% mogelijk hoogrisicopatiënten waarbij het LDL bepaald is in de diagn. bep. 542, LDL B laatste waarde in afgelopen
afgelopen 5 jaar 5 jaar 2 % mogelijk hoogrisicopatiënten met basis risicoprofiel (rookstatus,
systolische bloeddruk, LDL) in de groep met mogelijk verhoogd risico
diagn. bep. 1739, ROOK AQ en 1744, RRSY KA en 542, LDL B
combinatie, voor geldigheidsduur: zie hierboven bij de
afzonderlijke bepalingen 3 % mogelijk hoogrisicopatiënten met compleet risicoprofiel
(rookstatus, familieanamnese, voeding, beweging, alcohol, BMI, middelomtrek, systolische bloeddruk, glucose, LDL)
Het LDL wordt hier gebruikt als indicator voor het volledige lipidenspectrum.
diagn. bep. 1739, ROOK AQ en (2131, HVZF KQ of 1634, COHZ KQ) en (2138, BYVD AA of 2718, BZVD AA) en 1705, LIBW AQ en (1591, ALCO PQ of 2423, 5SHT PQ) en 1739, QUET AO en 1872, OMVA DH en 1744, RRSY KA en (372, GLUC B NU of 382, GLUC BC NU) en
542, LDL B
combinatie, voor geldigheidsduur: zie hierboven bij de
afzonderlijke bepalingen
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 definiëring subgroep 40 ≤ leeftijd ≤ 65
% mogelijk hoogrisicopatiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 waarbij het CV risico ooit is bepaald (in de groep mogelijk hoogrisicopatiënten met leeftijd tussen 40 en 65)
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ subgroepindicator laatste waarde ooit
Beschrijven deelpopulatie
% patiënten in de praktijkpopulatie met een leeftijd tussen 40 en 65 definiëring subgroep 40 ≤ leeftijd ≤ 65
11 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico in de groep patiënten (praktijkpopulatie) met leeftijd tussen 40 en 65 4 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico 5-
9% in de praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 65
2223, RHVZ KQ RHVZ KQ ‘5% -9% (geel)’
(antwoordkeuze = 266) laatste waarde ooit 5 % patiënten met een leeftijd tussen 40 en 65 en een berekend risico ≥
10% in de praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 65
2223, RHVZ KQ RHVZ KQ ‘≥ 10% (rood)’
(antwoordkeuze = 267) laatste waarde ooit Begeleiding en behandeling
% patiënten met een berekend risico ≥ 10% en een bloeddruk ≥ 140 in de afgelopen 12 maanden in de praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 65
Diagn. Bep 1744, RRSY KA 2223, RHVZ KQ FB
definiering subgroep
6 % patiënten die niet behandeld worden met antihypertensiva in de groep met berekend risico ≥ 10% en bloeddruk ≥ 140 in de afgelopen 12 maanden
Diagn. Bep
ATC
1744, RRSY KA 2223, RHVZ KQ FB C02
C03 C07 C08 C09
% patiënten met berekend risico ≥ 10% en LDL ≥ 2,5 de afgelopen 12 maanden in de praktijkpopulatie met leeftijd tussen 40 en 65
Diagn. Bep 542, LDL B en 2223, RHVZ KQ FB
definering subgroep
7 % patiënten die niet behandeld worden met lipideverlagende middelen in de groep met berekend risico ≥ 10% en LDL ≥ 2,5 in de afgelopen 12 maanden
Diagn. Bep
ATC
542, LDL B en 2223, RHVZ KQ FB C10A
8 % patiënten met een advies over stoppen met roken in de afgelopen 12 maanden in de groep met een berekend risico 5-9% of ≥10% die rookt
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB 1739, ROOK AQ 1814, ADMI AQ
9 % patiënten met een advies over voeding ooit in de groep met een berekend risico 5-9% of ≥10%
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB 2137, ADVD AQ 10 % patiënten met een bewegingsadvies ooit in de groep met een
berekend risico 5-9% of ≥10%
diagn. bep. 2223, RHVZ KQ FB 1816, ADLB AQ
Bijlage 2 Rapportages
1. Als overzicht van indicatoren met teller, noemer en percentage, op beeldscherm en als afdruk.
Voorbeeld
Indicator teller noemer percentage
% patiënten bekend met verhoogd risico op HVZ 261 2450 10,7 % Uitgesplitst naar risico verhogende factor
bekend met hypertensie (diagnose) bekend met cholesterolemie (diagnose) bekend met een systolische bloeddruk ≥ 140 bekend met totaal cholesterol ≥ 6,5 mmol/l man ouder dan 49 en bekend met roken vrouw ouder dan 54 EN bekend met roken
Uitsplitsing is voorstel, let op het totaal van de samenstellende delen is groter dan het totaal aantal patiënten met verhoogd risico
2. Als exportbestand: voor geautomatiseerde verwerking wordt gekozen voor het csv bestand. Ten behoeven van verwerking in verslagen is er ook een uitvoer mogelijk in Excel (xls) met en zonder opmaak
3. Voor de huisarts:
Als lijst met patiëntnummer, patiëntnaam (achternaam), relevante ICPC codes en relevante diagn. bepalingen (ook ontbrekende gegevens) (evt. meerdere lijsten met 1 of meer relevante bepalingen of ontbrekende bepalingen) en bv. te sorteren; op beeldscherm en als afdruk.
Voorbeeld Basis risico inventarisatie
patiënt rookgedrag syst. bloeddruk LDL-cholesterol
A - uitslag, datum -
B - uitslag, datum uitslag, datum
C Ja - uitslag, datum
D Voorheen uitslag, datum uitslag, datum
E Ja - -
F Nooit - uitslag, datum
G Nooit uitslag, datum uitslag, datum
H Ja uitslag, datum uitslag, datum
I Ja - -
Voorbeeld Volledige risico inventarisatie
Van de patiënten waarbij het basis risico profiel is ingevuld zijn ook de volgende bepalingen bekend
patiënt Familie voeding bewegen Alcohol BMI middelomtrek Gluc nu D onduidelijk - uitslag,
datum
- - - -
G - - uitslag,
datum
uitslag, datum
uitslag, datum
- uitslag,
datum
H ja datum - uitslag,
datum
- uitslag, datum
uitslag, datum Als extra signaleringsfaciliteit zou gedacht kunnen worden aan een signalering in het journaal met per patiënt een lijstje met missende bepalingen.
Bijlage 3, bespreking per indicator (volgt)
Bijlage 4, registratie aanwijzing voor de huisarts
De rapportage faciliteit rond CVRM levert getalsmatige informatie aan die door de zorggroep kan worden verwerkt tot statistische gegevens en ‘benchmarking’.
Om de juiste resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat informatie correct is ingevoerd en dat de huisarts inzicht heeft in hóe deze rapportagemodule telt.
Voordat de indicatoren gebruikt kunnen worden is het noodzakelijk een goede inventarisatie te maken van de ingesloten patiëntengroep en deze te voorzien van een juiste episode
codering. Het vergaren van deze gegevens valt niet onder de scope van de indicatoren. Het is echter wel een noodzakelijke stap voorafgaand aan het registreren.
Ook is het van belang om per patiënt aan te geven wie verantwoordelijk is voor het eventuele cardiovasculair management. Naar verwachting is dit in enkele gevallen de medisch
specialist. Aangezien het bij deze indicatoren in eerste instantie gaat om patiënten met een mogelijk verhoogd risico, dat wil zeggen ook patiënten zonder bepaald CV-risico zal in veel gevallen de verantwoordelijkheid voor het CV-beleid nog niet bekend zijn. Pas na de risico inventarisatie en bij gebleken verhoogd risico is het relevant om vast te leggen wie
verantwoordelijk is voor het verdere beleid. Vastleggen kan via de diagnostische bepaling voor hoofdbehandelaar CVRM. Deze is oa. te vinden in de CVRM bepalingenclusters.
De gemakkelijkste manier van invoeren is gebruik te maken van voorzieningen in het HIS zoals een protocollaire invoerhulp of gestandaardiseerd formulier (bepalingencluster).
CVRM patiënt
Het identificeren van patiënten die in aanmerking komen voor cardiovasculair risicomanagement verloopt in globaal twee stappen:
1. het identificeren van patiënten met een mogelijk verhoogd risico.
2. het identificeren van patiënten met een verhoogd risico Ad 1 Patiënten met een mogelijk verhoogd risico
Hieronder vallen patiënten met de volgende kenmerken:
bekend met hypertensie (diagnose) OF
bekend met hypercholesterolemie (diagnose) OF bekend met een systolische bloeddruk ≥ 140 OF bekend met totaal cholesterol ≥ 6,5 mmol/l OF man ouder dan 49 en bekend met roken OF vrouw ouder dan 54 EN bekend met roken
EN NIET bekend met Hart- en Vaatziekten (van atherothrombotische origine: AP, PAV, hartinfarct, herseninfarct, TIA, Aneurysma) of Diabetes Mellitus
Deze doelgroep kan eventueel gemarkeerd worden via een, in het HIS beschikbare, markerings tool.
Diagnose
Bij systemen met Episode Gewijze Registratie (EGR) maakt u een episodetitel aan met de betreffende ICPC-code (ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt
begeleid). Relevante diagnosen zijn hypertensie en hypercholesterolemie (inclusie) en de hart- en vaatziekten van atherothrombotische origine en diabetes mellitus (exclusie).
Gebruik deze ICPC-codes nog niet als u slechts de diagnose overweegt. Zie voor
diagnostische criteria de verschillende NHG Standaarden of de toelichting bij de ICPC-1.
Deze groep komt in aanmerking voor de risico-inventarisatie en waar van toepassing de risicoberekening volgens de SCORE-formule. Deze en andere bepalingen dienen als gestandaardiseerde uitslagen of resultaten te worden vastgelegd in het diagnostisch archief.
HIS’en bevatten diverse hulpmiddelen (invoerhulpen, elektronische formulieren, profielen) om de huisarts hierbij te helpen. Hierdoor is het niet nodig als gebruiker zelf te werken met allerlei codes of specifieke uitslagen op te zoeken in onoverzichtelijk lange lijsten. De codes in de alinea’s hieronder zijn ter informatie en voor de volledigheid vermeld.
Bloeddruk
Van de bloeddruk is voor de rapportage alleen de systolische waarde van belang. Vastleggen met diagnostische code (RRSY KA).
Cholesterol en Glucose
Van de cholesterolwaardes is voor opsporing vooral het totaal cholesterol (CHOL B MT) van belang. De rapportage maakt vervolgens gebruik van een risico schatting obv het cholesterol ratio (CHHD B MI) en ook de waarde van LDL-cholesterol van belang. Vastleggen met diagnostische code (LDL B). Voor de glucose meting wordt gebruik gemaakt van de nuchtere bloedglucose veneus of capillair (GLUC B NU of GLUC BC NU)
Rookgedrag, stopadvies: Vastleggen met diagnostische code (resp ROOK AQ en ADMI AQ) met datum.
Familair voorkomen: vastleggen met de bepalingen voor het vastleggen van het voorkomen van hart- en vaatziekten in de naaste familie (HVZF KQ) of het voorkomen van coronaire hartziekten in de naaste familie (COHZ KQ)
Nr 2 [1] nee Nr 1 [2] ja
Nr 8 [3] onduidelijk
Berekend cardiovasculair risico: nav de verzamelde gegevens wordt het cardiovasculair risico berekend volgens de risico tabel van het NHG (zie standaard cardiovasculair risico management) en vastgelegd met een diagnostische bepaling (RHVZ KQ FB)
Nr 265 [1] 0% - 4% (groen) Nr 266 [2] 5% - 9% (geel) Nr 267 [3] >= 10% (rood)
Nr 268 [4] kan niet berekend worden
BMI/Quetelet index en Middelomtrek: Vastleggen met diagnostische codes, (resp.
QUET AO en OMVA DH)
Controle van de mate van beweging: Vastleggen met LIBW AQ Nr 299 [1] volgens norm gezond bewegen
Nr 16 [2] meer dan ADL maar minder dan de norm Nr 15 [3] ADL
Nr 14 [4] minder dan ADL Nr 8 [5] onduidelijk
Toelichting: ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen; in de revalidatie en
huisartsgeneeskunde gebruikte term voor functies als zichzelf wassen, kleden, naar toilet gaan, eten, zitten, lopen, etc. Het antwoord meer dan ADL betekent meer dan ADL maar minder dan de norm gezond bewegen. De Nederlandse norm voor gezond bewegen houdt in voor volwassenen ten minste 30 minuten en voor kinderen en adolescenten ten minste een uur matig intensief bewegen, bij voorkeur iedere dag maar ten minste op 5 dagen per week. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt met fietsen, stevig wandelen, tuinieren, etc.
Bewegingsadvies: Het geven van een bewegingsadvies, meestal naar aanleiding van de controle hiervan wordt geregistreerd met code diagnostische epaling (ADLB LQ).
Bespreken van het voedingspatroon: Dit wordt geregistreerd met de code (BYVD AA).
Denk hierbij aan een eenzijdig voedingspatroon en/of een voedingspatroon met te veel verzadigd vet, te veel calorieën, te weinig groente en fruit of te veel zout.
Voedingsadvies: Het gaat hierbij om het advies conform de richtlijn gezonde voeding.
Coderen als (ADVD AQ).
Alcoholgebruik: Het alcohol gebruik kan op 2 manieren worden vastgelegd. Getalsmatig dmv de code (ALCO PQ) met waarde gemiddeld gebruik in eenheden per dag. Of dmv de Five Shot vragenlijst. Getest wordt op de totaalscore van deze test (5SHT PQ)
Ad 2 Patiënten met een verhoogd risico
Het identificeren van patiënten met een verhoogd risico gebeurt op basis van de vastgelegde uitslag van de risicoberekening.
Medicatie:
Gegevens over geneesmiddelengebruik (lipiden verlagende medicamenten en
antihypertensiva) worden via de ATC-code afgeleid uit het voorschriftenarchief. Het is dus belangrijk om geneesmiddelen voor te schrijven via de receptmodule of het
voorschriftenscherm van het huisartsinformatiesysteem en ook, waar mogelijk en van toepassing, vast te leggen dat een geneesmiddel is gestopt (dat wil zeggen, alleen indien de termijn van het voorschrift nog niet is verstreken).
Bijlage 5, Specificatie voor export
Voor het exportformaat wordt verwezen naar het Generiek Export Formaat voor indicatorsets.
Beschrijving uitspoel naar exportformaat versie 2 en 3
Versie 3 geeft geen andere opbouw van de bestanden en bevat meer precieze specificaties over het vullen van diverse velden.
Tabel 1
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2 Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk
2 DatSpoel Datum aanmaken van de exportbestanden - eejjmmdd 3 StartDat Datum begin van de rapportage periode - eejjmmdd 4 EndDat Datum einde van de rapportage periode - eejjmmdd
5 Onderwerp CVRM
6A VersieIndicatorMajor 1
6B VersieIndicatorMinor hetgeen van toepassing is. Momenteel 0, 1 of 2 7 VersieFormaat hetgeen van toepassing is: 2 of 3 (in versie 1 van het
uitspoelformaat ontbreekt dit veld) Tabel 2
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2 Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk
2 HuisartsNo AGB nummer van de huisarts waarbij patiënt is ingeschreven
2 PatNum HIS patiëntnummer 3 GebJaar Geboortejaar in 4 cijfers
4 Geslacht M of V
Tabel 3A
Conform beschrijving generiek exportformaat versie 2 (identiek aan versie 1) Selectie:
• hoofdbehandelaar is geen med. specialist en
• patiënten met een mogelijk verhoogd risico in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode
o met hypertensie of
o met hypercholesterolemie of o of man en roker en leeftijd > 49 of o vrouw en roker en leeftijd > 54 Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer
3 DiagnType ICPC code (op episodelijst)
4 Behandelaar 2815, CVHB KZ: resultaat bij deze bepaling
Tabel 3B
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde selectiecriteria én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk.
Veldnaam Omschrijving
1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer
3 DiagnType ICPC code (episodelijst) 4 Behandelaar leeg
Tabel 4
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2.
Deze tabel blijft leeg.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 5
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 6
Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2
Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen.
Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1