• No results found

Overzicht en definitie van indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Overzicht en definitie van indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overzicht en definitie van indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg

Versie 1.2

28 juli 2011

(2)

Overzicht en definitie van indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg

Versie 1.2

TR. van Althuis, M. Bouma, EHC. Bastiaanssen, NHG

(3)

Inhoudsopgave

Wijzigingen in versie 1.1 ... 4

Wijzigingen en versie 1.2 ... 4

Inleiding ... 5

Leeswijzer ... 5

Achtergrond ... 6

Werkwijze ... 6

Indicatoren, waarde en beperkingen ... 7

Beheer ... 8

Beschrijving van indicatoren Astma bij Volwassenen ... 9

Literatuur ... 12

Bijlage 1, Beschrijving van benodigde data per indicator ... 13

Bijlage 2, Rapportages ... 17

Bijlage 3, bespreking per indicator (volgt) ... 18

Bijlage 4, Registratie aanwijzing voor de huisarts ... 19

Bijlage 5, Specificaties Uitspoelformaat Indicatoren “Astma bij Volwassenen” ... 21

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1 ... 22

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2 ... 23

(4)

Wijzigingen in versie 1.1

• De indicatoren 1-3 worden nu omschreven als percentage ten opzichte van de gehele praktijkpopulatie in plaats van een percentage ten opzichte van een deelpopulatie.

Hierdoor verbetert de consistentie met andere indicatorensets.

• 16 jaar valt binnen de inclusie criteria van deze set

• Indicator 7 zoekt nu op meerdere vormen van een reversibiliteitstest bij spirometrie (post broncho-dilatator of post-steroïd)

• Indicator 8 omschrijving codes van antistof testen in bloed en huidpriktesten. De testen voor huisstofmijtallergie worden representatief geacht voor het standaardpakket

• Indicator 9 bij de controle dient een volledige spirometrie verricht te worden, dus inclusief beoordeling reversibiliteit post bronchodilatatie.

• Indicator 10 zoekt nu ook naar de ATC codes van combinatie preparaten

• Toegevoegd: indicator 13 met betrekking tot het saneringsadvies

• Toegevoegd: bijlage 4, Registratie aanwijzing voor de huisarts

• Toegevoegd: bijlage 5, Uitspoel specificaties Wijzigingen en versie 1.2

• Unieke identificatie nummers toegevoegd uit tabel diagnostische bepalingen

• Indicator 4, % patiënten waarvan rookgedrag bekend is, kende twee varianten in de specificaties voor de berekening. Dit is nu beperkt tot één uniforme berekening.

• Indicator 4: in de formule ‘en’ vervangen door ‘of’

• Indicator 9: noemer in de formulering toegevoegd

• Niet genummerde parameter voor indicator 10: formule aangepast, selectie op ATC code R03A

• Indicator 10, formule gewijzigd, teller is R03A en R03B

• Bepaalde tekst en opmerkingen verwijderd die niet meer relevant of actueel waren.

(5)

Inleiding

Dit document beschrijft de indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg zoals vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Landelijke Huisartsen Vereniging op 29 mei 2008.

NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met astma voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor

rapportage aan derden over de zorg in de huisartsenpraktijk.

Leeswijzer

Achtereenvolgens komen kort aan de orde de achtergrond voor het samenstellen van deze indicatorenset en de gevolgde werkwijze. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde en beperkingen van indicatoren. Hierna wordt het verdere beheer van de set indicatoren aangestipt. Het document besluit met het overzicht van de indicatoren voor astma bij volwassenen in de huisartsenzorg. Het overzicht geeft een beschrijving van de indicatoren, geeft het type indicator aan en duidt per indicator aan uit welke bron deze indicator afkomstig is dan wel overeenkomt met indicatoren zoals voorkomen in deze bronnen.

In een aantal bijlagen vindt u de volgende informatie.

Bijlage 1 Beschrijving van benodigde data per indicator Bijlage 2 Rapportages

Bijlage 3 Bespreking per indicator (volgt) Bijlage 4 Registratieaanwijzingen voor huisarts Bijlage 5 Uitspoel specificaties

(6)

Achtergrond

Deze set van indicatoren is een uitwerking van het Project Uniforme Rapportage. In dit project worden indicatoren die door verschillende partijen zijn ontwikkeld geharmoniseerd en nader geoperationaliseerd. Het gaat hierbij alleen om díe indicatoren waarvoor de gegevens om deze indicatoren samen te stellen afkomstig zijn uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) zoals de huisarts dat bijhoudt en beheert in een huisartsinformatiesysteem (HIS). De indicatoren waarvoor gegevens uit het EPD worden gebruikt hebben veelal betrekking op het medisch handelen of de kwaliteit daarvan. Naast deze indicatoren zijn er echter ook andere indicatoren die kwaliteiten beschrijven van de (huisartsen)zorg, zoals bij voorbeeld

patiënttevredenheid en allerlei aspecten van de praktijkvoering. Deze indicatoren worden echter niet nader beschouwd in het kader van het project Uniforme Rapportage.

Het project Uniforme Rapportage is een uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen, getekend in december 2005 door NHG, LHV, VWS en IGZ. Eén van de doelen van het Convenant is om te komen tot één landelijke set van indicatoren huisartsenzorg. Dit is met name van belang voor indicatoren waarvan de benodigde gegevens afkomstig zijn uit het EPD, aangezien er een reeks van afhankelijkheden is, voordat een huisarts dergelijke

indicatoren kan samenstellen en rapporteren.

Werkwijze

Uit de volgende bronnen is door de NHG werkgroep Uniforme Rapportage een overzicht samengesteld van indicatoren die betrekking hebben op het medisch handelen bij astma bij volwassenen:

- IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006

- Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004

- Indicatoren ontwikkeld door de WOK in opdracht van het NHG op basis van de NHG Standaard Astma bij Volwassenen, oktober 2007

In een tweetal bijeenkomsten (november-december 2007) zijn de voorstellen doorgenomen met vertegenwoordigers van Gebruikersverenigingen en de CaHAG, leidend tot

overeenstemming over de set van noodzakelijke indicatoren en hun precieze omschrijving.

Waar noodzakelijk zijn de betreffende NHG Standaard als ook de bijbehorende NHG Praktijkwijzer geraadpleegd.

Vervolgens is de lijst van indicatoren ter commentaar verstuurd naar diverse belanghebbende of geïnteresseerde partijen, waaronder CaHAG, Gebruikersverenigingen, VWS, IGZ, LHV, Nivel, WOK, ZN, NPCF en LVG. Binnengekomen commentaar is beoordeeld en waar mogelijk en relevant verwerkt.

Tenslotte is de lijst van indicatoren ter definitieve vaststelling aangeboden aan het NHG management team.

(7)

Indicatoren, waarde en beperkingen

Indicatoren zijn bedoeld als signalering om een toestand of verandering in beeld te brengen.

Veelal wordt een beperkte selectie gemaakt uit alle denkbare en mogelijke meetbare aspecten van het proces of de situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Wanneer de uitslag van een indicator daar aanleiding toe geeft zal altijd nader onderzoek nodig zijn om onderliggende oorzaken van afwijkingen van het gemiddelde of van de norm te verhelderen.

Kwaliteit van zorg is een abstract begrip. Men probeert daar grip op te krijgen door meetbare aspecten te benoemen die naar men aanneemt iets zeggen over “kwaliteit” en over “zorg”. Het gaat hierbij deels om procesindicatoren: wat is er gebeurd; en deels om zogenaamde

uitkomstindicatoren: wat is het effect.

Met name voor de uitkomstindicatoren gelden bij de interpretatie beperkingen. Ten eerste zal het bij bepaalde uitkomstindicatoren gaan om percentages die zijn berekend op kleine

aantallen. Dat betekent dat de betrouwbaarheid van zo’n percentage betrekkelijk laag is1. Ten tweede zijn er verschillen tussen de patiëntenpopulaties van praktijken die niet in de definitie van de indicatoren zijn verdisconteerd, de zogenaamde case mix. Het kan hierbij gaan om aspecten als de leeftijdsopbouw of de sociale samenstelling van de praktijkpopulatie. Om deze twee redenen valt het aan te bevelen om alle indicatoren te interpreteren met een zekere marge. Wat die marge precies moet zijn kan proefondervindelijk vastgesteld worden wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Ten derde wil het NHG opmerken dat er geen

rechtstreeks causaal verband kan zijn tussen de uitkomst van een specifieke uitkomstindicator en het handelen van een huisarts of de kwaliteit van de huisartsenzorg in een

huisartsenpraktijk. De uitkomst op een specifieke indicator is vrijwel altijd multifactorieel bepaald. Het is dus altijd zaak om per indicator of combinatie van indicatoren te bezien wat er aan de hand is en te bepalen of en hoe de huisarts of de huisartsenpraktijk een bijdrage kan leveren om verbetering te realiseren.

Een vierde factor die van belang is bij de interpretatie van indicatoren heeft betrekking op registratie-artefacten. Om deze indicatoren te kunnen samenstellen dienen eerst een aantal stappen doorlopen te worden:

1. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden aan praktijkmedewerkers om de onderliggende gegevens op een redelijk eenvoudige wijze te kunnen vastleggen;

2. praktijkmedewerkers dienen deze faciliteiten te gaan gebruiken (scholing en monitoring)

3. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden om uit het totaal aan patiëntengegevens de indicatoren samenstellen en te rapporteren, alsmede instrumenten om te controleren of de resultaten ook kloppen en waar nodig te corrigeren.

Het valt te verwachten dat het enige tijd zal duren voordat een huisartsenpraktijk een hele cyclus van registratie en rapportage heeft kunnen doorlopen, waarin kinderziektes in systemen kunnen worden gecorrigeerd en medewerkers en systeem op elkaar ingespeeld raken.

1 Bij een noemer met 60 patiënten varieert, afhankelijk van de uitslag van de indicator, het 95%

betrouwbaarheidsinterval van ruim 2 tot ruim 6 procentpunt.

(8)

Beheer

Het NHG zal deze set van indicatoren beheren als uitwerking van het Convenant

Dataverzameling Huisartsen van december 2005. Verzoeken tot verduidelijking, wijziging of aanvulling kunt u richten aan het NHG.

(9)

Beschrijving van indicatoren Astma bij Volwassenen

Definities:

Astma: de diagnose astma wordt gesteld bij patiënten die periodiek klachten hebben van dyspnoe, piepen op de borst en/of (productief) hoesten.

Reversibiliteit na bronchusverwijding ondersteunt de diagnose en is obligaat voor de diagnose bij patiënten met periodiek hoesten zonder dyspnoe of piepen op de borst.

Intermitterend astma: symptomen < 2 keer per week Persisterend astma: symptomen > 2 keer per week

Bij onderstaande indicatoren (1- 3) wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode.

Indicator 2 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar) in de praktijkpopulatie

Indicator 3 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar) dat 12 maanden of langer is ingeschreven. Dit is de deelpopulatie waarover in de daaropvolgende indicatoren wordt

gerapporteerd.

Indicatoren over de gehele patiëntenpopulatie.

nr omschrijving type bron Opmerking

1 % patiënten bekend met astma (eerste en tweede lijn) van 16 jaar en ouder in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

structuur NPA IGZ VWS

(10)

nr omschrijving type bron Opmerking 2 % patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder die in de eerste lijn worden

behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

structuur NPA

3 % patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

structuur

Bij indicatoren 4 t/m 13 is de noemer van de indicator gelijk aan “alle patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder van wie de huisarts hoofdbehandelaar is en die 12 maanden of meer zijn ingeschreven”, tenzij anders aangegeven (specifieke subgroep). De teller is gelijk aan het aantal patiënten dat voldoet aan één of meer criteria en verder vallende binnen de criteria van de noemer.

De genummerde omschrijvingen betreffen de indicatoren. De ongenummerde parameters zijn vermeld voor de definiëring van bepaalde subgroepen waar sommige indicatoren betrekking op hebben.

nr Omschrijving type Bron Opmerking

Risico

4 % patiënten waarvan het rookgedrag bekend is proces NPA

IGZ

5 % patiënten die roken in de groep patiënten waarvan het rookgedrag bekend is uitkomst NB. subgroep; tevens weer

noemer voor volgende indicator

6 % patiënten die de afgelopen 12 maanden een advies kregen om te stoppen met roken, in de groep patiënten die roken

proces NPA NB. subgroep

(11)

nr Omschrijving type Bron Opmerking Onderzoek

7 % patiënten waarbij ooit een diagnostische spirometrie (test op reversibiliteit) gedaan is

proces NPA IGZ 8 % patiënten waarbij ooit onderzoek naar allergie gedaan is. proces

Behandeling en monitoring

- % patiënten met persisterend astma óf die roken NPA noemer voor volgende

indicator 9 % patiënten met persisterend astma óf die roken (zie voorgaande omschrijving)

waarbij een volledige spirometrie is gedaan in de afgelopen 12 maanden in de groep patiënten met persisterend astma of die roken

proces NB. subgroep

- % patiënten met chronisch gebruik van inhalatie luchtwegverwijders in de afgelopen 12 maanden

noemer voor volgende indicator

10 % patiënten met chronisch gebruik van inhalatie luchtwegverwijders én minimaal één voorschrift inhalatiecorticosteroïden in de groep patiënten met chronisch gebruik van inhalatie luchtwegverwijders in de afgelopen 12 maanden

proces NB. subgroep

11 % patiënten dat gevaccineerd is tegen influenza de voorafgaande 12 maanden proces NHS

- % patiënten dat chronisch inhalatiemedicatie gebruikt in de afgelopen 12 maanden noemer voor volgende indicator

12 % patiënten waarbij de inhalatietechniek is gecontroleerd de afgelopen 12 maanden in de groep patiënten die chronisch inhalatiemedicatie gebruikt

proces werkgroep NB. subgroep

(12)

Literatuur

NHG Standaard Astma bij Volwassenen, oktober 2007 NHG, Praktijkwijzer Astma en COPD, mei 2008

Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004 IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006

KPMG, Praktijkplan Eerstelijnszorg, maart 2005

Inview, Adapter ontwikkeling voor Huisarts Informatie Systemen (HIS), december 2006 WHO, Health Programme Evaluation, Guiding Principles, Geneva, 1981

WHO, Development of Indicators for Monitoring Progress, Geneva, 1981

(13)

Bijlage 1, Beschrijving van benodigde data per indicator

nr omschrijving Classificatie Code Toelichting

Bij de indicatoren 1 – 3 wordt de noemer gevormd door de praktijkpopulatie 1 % patiënten bekend met astma (eerste en tweede lijn) van 16 jaar

en ouder, in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

ICPC R96 laatste bepaling ooit

2 % patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is

hoofdbehandelaar) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

ICPC diagn. bep.

R96 en

2406, ASHB RZ

2406, ASHB RZ = 48,

‘huisarts’,

laatste bepaling ooit 3 % patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, die in de

eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is

hoofdbehandelaar) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode

ICPC diagn. bep.

R96 en

2406, ASHB RZ

2406, ASHB RZ = 48,

‘huisarts’,

laatste bepaling ooit inschrijfdatum <

(rapportagedatum – 1 jaar) Bij volgende indicatoren wordt de selectie uit ‘3’ als noemer gebruikt (tenzij anders vermeld), aangevuld met de gespecificeerde criteria Risico

4 % patiënten waarvan het rookgedrag bekend is

NB. Alleen voor ex-rokers en rokers moet jaarlijks de rookstatus worden geactualiseerd

diagn. bep. 1739, ROOK AQ 3, ”nooit”, laatste bepaling ooit of (4, ”voorheen” of 1,

“ja”, laatste waarde in afgelopen 12 maanden) 5 % patiënten die roken in de groep patiënten waarvan het

rookgedrag bekend is.

diagn. bep. 1739, ROOK AQ 1, ‘ja’; laatste meting in afgelopen 12 maanden NB: subgroep

(14)

nr omschrijving Classificatie Code Toelichting 6 % patiënten die de afgelopen 12 maanden een advies kregen om

te stoppen met roken, in de groep patiënten die roken

Diagn. Bep. 1739, ROOK AQ en 1814, ADMI AQ

1814, ADMI AQ, 1, ‘ja’, laatste meting in afgelopen 12 maanden

NB: subgroep

13 % patiënten dat ooit een saneringsadvies heeft gekregen diagn. bep. 1825, ADSA ZQ 1825, ADSA ZQ, 1, ‘ja’, laatste bepaling ooit Onderzoek

7 % patiënten waarbij ooit een diagnostische spirometrie (test op reversibiliteit) gedaan is

diagn. bep. 1686, FVRV RL of 1685, FVRP RL of 1677, FVNB RL of 1679, FVNS RL of 2071, FVRN RL of 2069, FVSB RL of 2072, FRSB RL MI of 1904, FRNS RL MI of 1866, FRNB RL MI

FEV1 reversibiliteit postBD of post steroïd

laatste bepaling ooit.

Voor historische bepalingen is een breed vangnet

toegevoegd. Voor actueel gebruik wordt aanbevolen om de reversibiliteit middels 1686, FVRV RL vast te leggen

8 % patiënten waarbij ooit onderzoek naar allergie gedaan is. diagn. bep. 852, PHAD B SR Zie onderstaande tabel

Multi-rast (Phadiatop);

Specifieke antistof testen in het bloed of huidpriktesten, laatste bepaling ooit

Behandeling en Monitoring

- % patiënten met persisterend astma óf die roken (noemer voor volgende indicator)

diagn. bep. 1822, ASER RQ of 1739, ROOK AQ

1822, ASER RQ = 307

“persisterend astma”, laatste bepaling ooit;

(15)

nr omschrijving Classificatie Code Toelichting 9 % patiënten met persisterend astma óf die roken (zie voorgaande

omschrijving) waarbij een volledige spirometrie is gedaan in de afgelopen 12 maanden in de groep patiënten met persisterend astma of die roken

diagn. bep. 1686, FVRV RL en 1677, FVNB RL

subgroep;

- % patiënten met chronisch gebruik van inhalatie luchtwegverwijders in de afgelopen 12 maanden

ATC R03A definiëring subgroep voor

volgende indicator;

laatste drie prescripties in afgelopen 12 maanden 10 % patiënten met chronisch gebruik van inhalatie

luchtwegverwijders én minimaal één voorschrift

inhalatiecorticosteroïden in de groep patiënten met chronisch gebruik van inhalatie luchtwegverwijders in de afgelopen 12 maanden

ATC R03A en R03B

11 % patiënten dat gevaccineerd is tegen influenza de voorafgaande 12 maanden

ICPC R44 laatste meting in afgelopen

12 maanden - % patiënten dat chronisch inhalatiemedicatie gebruikt in de

afgelopen 12 maanden

ATC R03A of

R03B

definiëring subgroep voor volgende indicator, noemer voor volgende indicator;

laatste drie prescripties in afgelopen 12 maanden 12 % patiënten waarbij de inhalatietechniek is gecontroleerd de

afgelopen 12 maanden in de groep patiënten die chronisch inhalatiemedicatie gebruikt

diagn. bep. 1608, ASIT RQ subgroep;

laatste meting in afgelopen 12 maanden

(16)

Allergeen Antistof test (bloed) Huidpriktest Huisstofmijt 906, Q001 B

907, Q002 B 908, Q003 B

2612, H002 SA 2613, H003 SA

(17)

Bijlage 2, Rapportages

1. Als overzicht van indicatoren met teller, noemer en percentage, op beeldscherm en als afdruk.

Voorbeeld

indicator teller noemer percentage

% patiënten bekend met astma 25 1800 1,4 %

% patiënten bekend met astma onder behandeling bij huisarts 23 1800 1,3 %

% patiënten bekend met astma, onder behandeling bij huisarts en > 12 maanden ingeschreven

22 1800 1,2 %

2. Als exportbestand. Voor geautomatiseerde export wordt gekozen voor een csv bestand, zie verder de bijlage exportformaat. Voor andere doeleinden (bv verwerking in verslag) is er plaats voor uitvoer in een Excel bestand (xls). Bij voorkeur ook voorzien van indeling en opmaak.

3. Voor de huisarts:

Als lijst met patiëntnummer, patiëntnaam (achternaam), relevante ICPC codes en relevante diagn. bepalingen (ook ontbrekende gegevens) (evt. meerdere lijsten met 1 of meer

relevante bepalingen of ontbrekende bepalingen) en bv. te sorteren; op beeldscherm en als afdruk.

Voorbeeld

patiënt rookgedrag diag-spiro allergie spiro < 12 m

A - - datum -

B - - datum datum

C nooit datum - datum

D ja datum - -

(18)

Bijlage 3, bespreking per indicator (volgt)

(19)

Bijlage 4, Registratie aanwijzing voor de huisarts

De rapportage faciliteit rond astma levert getalsmatige informatie aan die door de zorggroep kan worden verwerkt tot statistische gegevens en ‘benchmarking’.

Om de juiste resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat informatie correct is ingevoerd en dat de huisarts inzicht heeft in hóe deze rapportagemodule telt.

De gemakkelijkste manier van invoeren is gebruik te maken van voorzieningen in het HIS zoals een protocollaire invoerhulp of gestandaardiseerd formulier.

Astma patiënt

Bij systemen met Episode Gewijze Registratie (EGR) maakt u een episodetitel aan met de ICPC-code R96 (Ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt begeleid).

Het al of niet toekennen van de probleemstatus aan de episode maakt voor de tellingen niet uit.

Bij systemen met Probleem geOriënteerde Registratie (POR) maakt u een probleem aan met de ICPC-code R96 (Ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt begeleid).

Het is dus van belang om, voorafgaand aan het werken met indicatoren, tot een goede patiënten selectie en registratie te komen. Dit kan gebeuren op grond van een selectie op medicatie, ruiters, en icpc coderingen. Deze grove selectie dient opgeschoond te worden en leidt tot een definitieve lijst die wordt voorzien van een episode (of probleem) met ICPC code astma.

Het gebruik van de code R96(.0x) in journaalregels leidt niet tot een selectie voor deze indicatorset. Het is dus essentieel om de codering ook in episodelijst of probleemlijst op te nemen (volgens richtlijn ADEMD)

Gebruik deze code nog niet als u slechts de diagnose overweegt of bij patiënten met een éémalige episode van bronchospasme. Zie voor diagnostische criteria de NHG Standaard Astma bij volwassenen. M27 2e herziening (oktober 2007).

Bij een aantal patiënten is er sprake van een mengbeeld astma / copd. Zie voor richtlijnen www.cahag.nl : Veelgestelde vragen

Wie is hoofdbehandelaar

Vastleggen met diagnostische code (ASHB RZ). Belangrijk gegeven; dit moet bij elke astmapatiënt ingevuld zijn.

Ernst vd astma: Vastleggen met diagnostische code (ASER RQ B )

[1]Intermitterend astma: (nr 57)ten hoogste 2 maal per week klachten.

[2]Persisterend astma: (nr 307) meer dan 2 maal per week klachten.

[3]Onduidelijk (nr 8)

Risico

Rookgedrag, stopadvies: Vastleggen met diagnostische code (resp ROOK QA en ADMI AQ) met datum.

Allergie: Vastleggen van het saneringsadvies met de daarvoor bestemde diagnostische bepaling (ADSA ZQ)

Diagnostische spirometrie: Vastleggen met diagnostische bepaling. Het gaat hierbij om een onderzoek waarbij de best mogelijke bronchodilatatie is verkregen na bronchodilatatie. Getest wordt op de aanwezigheid van de waarde voor FEV1 reversibiliteit (FVRV RL) Dit is de

(20)

waarde die conform de huidige standaard geregistreerd moet worden. Rekening houdend met het gebruik van de diagnostische steroid test in het verleden wordt ook gezocht op

FVRP RL. Tevens wordt, als vangnet voor historische bepalingen, naar elke vorm van FEV1 en FEV1/FVC (post BD en/of post steroïd) gezocht

Spirometrie: Vastleggen met diagnostische code (FVNB RL en FVRV RL) als onderdeel van de complete set spirometrie uitslagen. Om te testen of er een spirometrie gedaan is wordt gezocht op de FEV1 waarde post-BD en de FEV1 reversibiliteit. Deze bepalingen wordt

representatief geacht voor het verrichten van een controle spirometrie. Hier wordt geen vangnet gedefiniëerd omdat het hier over actuele bepalingen gaat en het registratie regime conform de standaard uitgevoerd dient te worden.

allergie-onderzoek: Vastleggen met multiRAST (PHADB SR) antistof bepaling in het bloed en huidtestcodes

Allergeen Antistof test (bloed) Huidpriktest Huisstofmijt Q001 B

Q002 B Q003 B

H002 SA H003 SA

De bepalingen Q001 B en Q002 B zullen de meest gebruikelijke zijn. Q001 B heeft een duidelijke kruisreaktie met Q003 B, zodat de laatste bepaling alleen in specifieke gevallen gebruikt zal worden.

Er wordt alleen naar de bepaling voor huisstofmijt gezocht. De premisse is dat deze bepaling onderdeel is van een vastgesteld basispakket van allergie testen en dus indicatief voor het verrichten van een compleet allergie onderzoek

controle inhalatie techniek: Vastleggen met ASIT RQ [1]voldoende (nr 17)

[2]onvoldoende (nr 18) [3]onduidelijk (nr 8)

U kunt de inhalatietechniek controleren aan de hand van een checklist inhalatorgebruik. Deze worden o.a. uitgegeven door het Nederlands Astma Fonds

Influenzavaccinatie: Het is raadzaam om de influenza vaccinatie te coderen met ICPC code (datum) R44. Danwel gebruik te maken van de faciliteiten tbv griepvaccinatie en registratie binnen uw HIS. Hierbij dient de HIS-leverancier een voorziening te treffen dat gevaccineerde patiënten bij de uitspoel voorzien worden van een ICPC code R44.

Saneringsadvies: Een saneringsadvies slaapkamer/huis bevat, afhankelijk van de prikkels waarop de patiënt regareert, de volgende onderdelen: het bestrijden van de huisstofmijt, eventueel weg doen van huisdieren, niet in huis roken en het tegengaan van (andere) aspecifieke prikkels. Dit wordt geregistreerd met de diagnostische bepaling: ADSA ZQ Medicatie:

Gegevens over geneesmiddelengebruik worden afgeleid uit het voorschriftenarchief. Het is dus belangrijk om geneesmiddelen voor te schrijven via de receptmodule of het

voorschriftenscherm van het huisartsinformatiesysteem en ook, waar mogelijk en van toepassing, vast te leggen dat een geneesmiddel is gestopt (dat wil zeggen, alleen indien de

(21)

Bijlage 5, Specificaties Uitspoelformaat Indicatoren “Astma bij Volwassenen”

Voor het uitspoelformaat wordt verwezen naar het Generiek UitspoelFormaat voor indicatorsets.

Deze bijlage beschrijft de technische uitwerking van het aanmaken van de vereiste exportbestanden ten behoeve van de Astma Indicatoren.

Er is gekozen voor een selectieproces in drie stappen:

1. Een geautomatiseerd selectiemechanisme zoekt (breed) naar patiënten met astma op grond van ICPC of ATC codes

2. Handmatige controle: de huisarts controleert de lijst en bepaalt of alle patiënten die in stap 1 gevonden zijn daadwerkelijk astma patiënten zijn. In deze fase zijn bepaalde patiënten alsnog uit te sluiten.

3. De ingesloten patiënten worden voorzien van een episode / probleem met ICPC codering astma

Opmerkingen

Bij het aanmaken van de bestanden moet begin- en einddatum van de gewenste periode kunnen worden opgegeven. In de praktijk zal dit dikwijls een kalenderjaar zijn, maar dit is zeker niet verplicht.

De indicatoren zijn zodanig opgezet dat ook informatie van andere perioden dan een heel jaar, danwel een jaarperiode die niet op 1 januari begint, zinvolle informatie kan opleveren.

Voor het aanleveren van vergelijkbare gegevens tussen praktijken is het echter noodzakelijk om altijd een periode van 12 maanden te beschouwen.

Bekend met astma

Zoals in de inleiding aangegeven is het concept ‘bekend met astma’ niet compleet te

automatiseren. De exportmodule van het HIS doet een geautomatiseerd voorstel. De huisarts krijgt deze lijst met patiënten te zien en kan daar desgewenst nog patiënten van verwijderen of aan toevoegen. Pas als dit gebeurd is staat de groep ‘patiënten met astma’ vast en wordt het exportbestand gemaakt.

De geautomatiseerde stap wordt gebaseerd op het vóórkomen van de diagnose R96 (inclusief alle varianten R96.01, R96.02) in de episodelijst (bij systemen met Episodegewijze Registratie) of de probleemlijst (bij systemen met Probleemgeoriënteerde Registratie). Er is geen

tijdscriterium. Als ooit op de episodelijst of de probleemlijst een code R96(.0x) is gesteld, dan komt de patiënt op de lijst van (potentiële) astmapatiënten. (Als de episode of het probleem is afgesloten dan telt deze patiënt niet mee).

Bemerk dat wanneer de huisarts de diagnose R96 noch op de probleemlijst, noch op de episodelijst heeft vermeld, de patiënt niet herkend zal worden. (We kijken dus niet in journaal of correspondentie en zoeken niet naar medicatie bij astma). Voor een adequate registratie is het vereist dat de diagnose R96.0x tenminste op episodelijst of probleemlijst vermeld staat.

Het veld DiagnType wordt gevuld met de gevonden code R96, R96.01 of R96.02. Indien op episode- of probleemlijst meerdere codes R96 gevonden worden, die niet aan elkaar gelijk zijn, dan wordt hier de meest recente gemeld.

(22)

Bij het formuleren van de indicatoren is geen rekening gehouden met de situatie dat bij een patiënt met astma die langer dan 12 maanden in de praktijk staat ingeschreven, gedurende het rapportagejaar het hoofdbehandelaarschap kan wijzigen. Dit betekent dat een dergelijke patiënt waarbij de huisarts gedurende de rapportageperiode het hoofdbehandelaarschap overneemt meetelt bij het berekenen van de diverse indicatoren en dat de gegevens van zo’n patiënt mede worden uitgespoeld. Anders gezegd: vooralsnog is het criterium “hoofdbehandelaar is huisarts”

niet gebonden aan een bepaalde duur van het hoofdbehandelaarschap.

Bij het formuleren van de indicatoren is geen rekening gehouden met het feit dat bij een patiënt die langer dan 12 maanden staat ingeschreven, gedurende het rapportagejaar astma wordt vastgesteld (nieuw geval in de praktijkpopulatie). De datum van het stellen van de diagnose is dus geen apart selectiecriterium. De reden hiervoor is dat datum van diagnose (vooralsnog) geen gestandaardiseerd element is in de HIS’en.

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1 Tabel 1

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 2

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 3A

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC codes R96 of R96.01 of R96.02 op episode- of probleemlijst én die 16 jaar of ouder zijn.

Tabel 3B

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes en het

leeftijdscriterium én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk én het criterium dat de huisarts hoofdbehandelaar is (ASHB RZ = 48) Tabel 4

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie.

Tabel 5

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.

Tabel 6

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen. Indien gevraagd wordt in de indicator naar 3 of meer voorschriften, minimaal de

(23)

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2 Tabel 1

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk

2 DatSpoel Datum aanmaken van de exportbestanden - eejjmmdd 3 StartDat Datum begin van de rapportage periode - eejjmmdd 4 EndDat Datum einde van de rapportage periode - eejjmmdd

5 Onderwerp ASTV

6A VersieIndicatorMajor 1

6B VersieIndicatorMinor hetgeen van toepassing is. Momenteel 0 of 1 7 VersieFormaat hetgeen van toepassing is. Momenteel 2 (in versie 1

van het uitspoelformaat ontbreekt dit veld) Tabel 2

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2 Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk

2 HuisartsNo AGB nummer van de huisarts waarbij patiënt is ingeschreven

2 PatNum HIS patiëntnummer 3 GebJaar Geboortejaar in 4 cijfers

4 Geslacht M of V

Tabel 3A

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC codes R96 of R96.01 of R96.02 op episode- of probleemlijst én die 16 jaar of ouder zijn.

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer

3 DiagnType ICPC code (op episode- of probleemlijst)

4 Behandelaar resultaat van code 2406, ASHB RZ uit tabel diagnotische bepalingen

Tabel 3B

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes en het

leeftijdscriterium én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk én het criterium dat de huisarts hoofdbehandelaar is (2406, ASHB RZ = 48)

(24)

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer

3 DiagnType ICPC code (episode of probleemlijst)

4 Behandelaar resultaat van code 2406, ASHB RZ uit tabel diagnotische bepalingen = 48

Tabel 4

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2.

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 5

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1 Tabel 6

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen. Indien gevraagd wordt in de indicator naar 3 of meer voorschriften, minimaal de laatste relevante voorschriften tot 3 in de rapportageperiode uitspoelen.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5 % van alle diabetespatiënten die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden of meer) en die 12 maanden of meer zijn ingeschreven

11 % patiënten van 18 jaar of ouder bekend met angststoornis of angstklachten die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar) én meer dan 12

% (60 min ) patiënten met indicatie voor griepvaccinatie in de praktijkpopulatie structuur NHG Leeftijd op peildatum Noemer voor indicator 4 2 % gevaccineerde patiënten in

7 % patiënten ≥ 75 jaar dat meervoudig*), chronisch**) medicatie gebruikt in de groep patiënten ≥ 75 jaar. *meervoudig gebruik is 5 of meer verschillende middelen. **chronisch

3 % patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie

Aangezien het bij deze indicatoren in eerste instantie gaat om patiënten met een mogelijk verhoogd risico, dat wil zeggen ook patiënten zonder bepaald CV-risico zal in veel

NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met bekende hart- en vaatziekten voor intern gebruik en ook

Indicator 2 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden