• No results found

Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten

in de huisartsenzorg

Versie 1.1

20 februari 2009

(2)

Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten

in de huisartsenzorg

Versie 1.1

PhJ. Postema, TR. van Althuis, NHG

met medewerking van:

NHG: EHC. Bastiaanssen, RSG. Ong, M. Bouma Atlas: H. Levelink, J. Stroucken, A. Mol

OmniHIS: CFJL. Tombrock, L. Braaksma Vegom: R. Dingjan

Onderdeel van het Project Uniforme Rapportage

Mogelijk gemaakt met subsidie van het Ministerie van VWS

(3)

Inhoudsopgave

Wijzigingen in versie 1.1 ... 4

Inleiding ... 5

Leeswijzer ... 5

Achtergrond... 6

Werkwijze ... 6

Indicatoren, waarde en beperkingen... 7

Beheer... 8

Beschrijving van indicatoren risicomanagement bij patiënten met een bekende Hart- of Vaatziekten... 9

Literatuur ... 13

Bijlage 1, Aanvullende gegevens ... 14

Bijlage 2, Beschrijving benodigde data per indicator ... 17

Bijlage 3, Rapportages ... 20

Bijlage 4, bespreking per indicator (volgt)... 21

Bijlage 5, Registratie aanwijzing voor de huisarts ... 22

Bijlage 6, Specificaties Uitspoelformaat Indicatoren... 24

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1 ... 24

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2 ... 25

(4)

Wijzigingen in versie 1.1

• Het selectie criterium voor lipiden verlagende middelen is één ATC klasse hoger gelegd. Hiermee worden alle lipiden verlagende middelen (C10A) gezocht, niet uitsluitend de statines (C10AA)

• Indicator 7: omschrijving essentieel veranderd.

o Er wordt nu gezocht naar de groep patiënten met een indicatie voor een lipidenverlagend middel, die dat NIET krijgen. (onderbehandeling).

o In de omschrijving van deze indicator in versie 1 was de uitkomst van deze indicator de groep met een indicatie EN een lipiden verlagend middel die echter niet aan de streefwaarden voldoen (non-responders). Dit is echter indirect al de scope van indicator 6

• Indicator 10: redactioneel aangepast om de leesbaarheid te verbeteren

• Indicator 13: houdbaarheid van de meetwaarde middelomtrek is, arbitrair, gesteld op 5 jaar

• Bijlage 5: Registratie aanwijzing voor de huisarts toegevoegd

• Bijlage 6: Uitspoel specificaties toegevoegd

(5)

Inleiding

Dit document beschrijft de indicatoren voor cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg zoals vastgesteld door de besturen van het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Landelijke Huisartsen Vereniging op 29 mei 2008.

NHG en LHV zijn van mening dat deze indicatoren geschikt zijn voor het in beeld brengen van de zorg voor patiënten met bekende hart- en vaatziekten voor intern gebruik en ook geschikt zijn voor rapportage aan derden over de zorg in de huisartsenpraktijk.

Leeswijzer

Achtereenvolgens komen kort aan de orde de achtergrond voor het samenstellen van deze indicatorenset en de gevolgde werkwijze. Vervolgens wordt ingegaan op de waarde en beperkingen van indicatoren. Hierna wordt het verdere beheer van de set indicatoren

aangestipt. Het document besluit met het overzicht van de indicatoren voor bekende hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg. Het overzicht geeft een beschrijving van de indicatoren, geeft het type indicator aan en duidt per indicator aan uit welke bron deze indicator afkomstig is dan wel overeenkomt met indicatoren zoals voorkomen in deze bronnen.

In een aantal bijlagen vindt u de volgende informatie.

Bijlage 1 Aanvullende gegevens

Bijlage 2 Beschrijving van benodigde data per indicator Bijlage 3 Rapportages

Bijlage 4 Bespreking per indicator (volgt) Bijlage 5 Registratieaanwijzing voor de huisarts Bijlage 6 Specificaties uitspoelformaat

(6)

Achtergrond

Deze set van indicatoren is een uitwerking van het Project Uniforme Rapportage. In dit project worden indicatoren die door verschillende partijen zijn ontwikkeld geharmoniseerd en nader geoperationaliseerd. Het gaat hierbij alleen om díe indicatoren waarvoor de gegevens om deze indicatoren samen te stellen afkomstig zijn uit het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) zoals de huisarts dat bijhoudt en beheert in een huisartsinformatiesysteem (HIS). De indicatoren waarvoor gegevens uit het EPD worden gebruikt hebben veelal betrekking op het medisch handelen of de kwaliteit daarvan. Naast deze indicatoren zijn er echter ook andere indicatoren die kwaliteiten beschrijven van de (huisartsen)zorg, zoals bij voorbeeld

patiënttevredenheid en allerlei aspecten van de praktijkvoering. Deze indicatoren worden echter niet nader beschouwd in het kader van het project Uniforme Rapportage.

Het project Uniforme Rapportage is een uitwerking van het Convenant Dataverzameling Huisartsen, getekend in december 2005 door NHG, LHV, VWS en IGZ. Eén van de doelen van het Convenant is om te komen tot één landelijke set van indicatoren huisartsenzorg. Dit is met name van belang voor indicatoren waarvan de benodigde gegevens afkomstig zijn uit het EPD, aangezien er een reeks van afhankelijkheden is, voordat een huisarts dergelijke

indicatoren kan samenstellen en rapporteren.

Werkwijze

Uit de volgende bronnen is door de NHG werkgroep Uniforme Rapportage een overzicht samengesteld van indicatoren die betrekking hebben op het medisch handelen bij

cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten:

- IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006

- Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004

- Indicatoren ontwikkeld door de WOK in opdracht van het NHG op basis van de NHG Standaard Cardiovasculair Risicomanagement, versie 2007.

In een tweetal bijeenkomsten (november-december 2007) zijn de voorstellen doorgenomen met vertegenwoordigers van Gebruikersverenigingen, leidend tot overeenstemming over de set van noodzakelijke indicatoren en hun precieze omschrijving. Waar noodzakelijk zijn de betreffende NHG Standaard als ook de bijbehorende NHG Praktijkwijzer geraadpleegd.

Vervolgens is de lijst van indicatoren ter commentaar verstuurd naar diverse belanghebbende of geïnteresseerde partijen, waaronder Gebruikersverenigingen, VWS, IGZ, LHV, Nivel, WOK, ZN, NPCF en LVG. Binnengekomen commentaar is beoordeeld en waar mogelijk en relevant verwerkt.

Tenslotte is de lijst van indicatoren ter definitieve vaststelling aangeboden aan het NHG management team.

(7)

Indicatoren, waarde en beperkingen

Indicatoren zijn bedoeld als signalering om een toestand of verandering in beeld te brengen.

Veelal wordt een beperkte selectie gemaakt uit alle denkbare en mogelijke meetbare aspecten van het proces of de situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Wanneer de uitslag van een indicator daar aanleiding toe geeft zal altijd nader onderzoek nodig zijn om onderliggende oorzaken van afwijkingen van het gemiddelde of van de norm te verhelderen.

Kwaliteit van zorg is een abstract begrip. Men probeert daar grip op te krijgen door meetbare aspecten te benoemen die naar men aanneemt iets zeggen over “kwaliteit” en over “zorg”. Het gaat hierbij deels om procesindicatoren: wat is er gebeurd; en deels om zogenaamde

uitkomstindicatoren: wat is het effect.

Met name voor de uitkomstindicatoren gelden bij de interpretatie beperkingen. Ten eerste zal het bij bepaalde uitkomstindicatoren gaan om percentages die zijn berekend op kleine

aantallen. Dat betekent dat de betrouwbaarheid van zo’n percentage betrekkelijk laag is1. Ten tweede zijn er verschillen tussen de patiëntenpopulaties van praktijken die niet in de definitie van de indicatoren zijn verdisconteerd, de zogenaamde case mix. Het kan hierbij gaan om aspecten als de leeftijdsopbouw of de sociale samenstelling van de praktijkpopulatie. Om deze twee redenen valt het aan te bevelen om alle indicatoren te interpreteren met een zekere marge. Wat die marge precies moet zijn kan proefondervindelijk vastgesteld worden wanneer meer gegevens beschikbaar komen. Ten derde wil het NHG opmerken dat er geen

rechtstreeks causaal verband kan zijn tussen de uitkomst van een specifieke uitkomstindicator en het handelen van een huisarts of de kwaliteit van de huisartsenzorg in een

huisartsenpraktijk. De uitkomst op een specifieke indicator is vrijwel altijd multifactorieel bepaald. Het is dus altijd zaak om per indicator of combinatie van indicatoren te bezien wat er aan de hand is en te bepalen of en hoe de huisarts of de huisartsenpraktijk een bijdrage kan leveren om verbetering te realiseren.

Een vierde factor die van belang is bij de interpretatie van indicatoren heeft betrekking op registratieartefacten. Om deze indicatoren te kunnen samenstellen dienen eerst een aantal stappen doorlopen te worden:

1. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden aan praktijkmedewerkers om de onderliggende gegevens op een redelijk eenvoudige wijze te kunnen vastleggen;

2. praktijkmedewerkers dienen deze faciliteiten te gaan gebruiken (scholing en monitoring)

3. softwareleveranciers dienen faciliteiten te bieden om uit het totaal aan patiëntengegevens de indicatoren samenstellen en te rapporteren, alsmede instrumenten om te controleren of de resultaten ook kloppen en waar nodig te corrigeren.

Het valt te verwachten dat het enige tijd zal duren voordat een huisartsenpraktijk een hele cyclus van registratie en rapportage heeft kunnen doorlopen, waarin kinderziektes in systemen kunnen worden gecorrigeerd en medewerkers en systeem op elkaar ingespeeld raken.

1 Bij een noemer met 60 patiënten varieert, afhankelijk van de uitslag van de indicator, het 95%

betrouwbaarheidsinterval van ruim 2 tot ruim 6 procentpunt.

(8)

Beheer

Het NHG zal deze set van indicatoren beheren als uitwerking van het Convenant

Dataverzameling Huisartsen van december 2005. Verzoeken tot verduidelijking, wijziging of aanvulling kunt u richten aan het NHG.

(9)

Beschrijving van indicatoren risicomanagement bij patiënten met een bekende Hart- of Vaatziekten

De indicatoren bij cardiovasculair risicomanagement zijn opgesplitst in twee onderdelen:

- cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten (secondaire preventie) - cardiovasculair risicomanagement bij mogelijk hoogrisicogroepen (primaire preventie)

Deze set indicatoren heeft betrekking op cardiovasculair risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten.

Bij onderstaande indicatoren (1-2) wordt in de teller het aantal patiënten gevraagd dat aan een bepaalde voorwaarde voldoet. De noemer bestaat uit de omvang van de (praktijk)populatie aan het einde van de rapportageperiode.

Bij al deze indicatoren gaat het om alle patiënten bekend met atherothrombotische hart- en vaatziekten (HVZ). Hieronder vallen patiënten met de volgende aandoeningen:

• Myocard Infarct (MI)

• Angina Pectoris (AP)

• Onbloedig Cerebrovasculair Accident (CVA) cq. herseninfarct

• Transient Ischaemic Attack (TIA)

• Perifeer Arterieel Vaatlijden (PAV)

• Aneurysma Aortae (AAA)

NB. hypertensie, hypercholesterolemie, hartfalen, diabetes mellitus en een bloedig CVA zijn geen inclusiecriteria voor het samenstellen van de groep patiënten met bekende athero-thrombotische hart- en vaatziekten.

Indicator 2 heeft betrekking op het aantal patiënten bekend met HVZ, die 12 maanden of langer zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk. Dit is de deelpopulatie waarover in de daaropvolgende indicatoren wordt gerapporteerd.

(10)

Indicatoren over de gehele praktijkpopulatie

nr omschrijving type bron methode opmerkingen

1 % patiënten bekend met HVZ (myocardinfarct, angina pectoris, TIA, herseninfarct, aneurysma aortae of perifeer arterieel vaatlijden) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)

structuur NPA VWS

ICPC VWS vraagt

prevalenties van hypertensie en van hypercholesterolemie;

niet van HVZ 2 % patiënten bekend met HVZ in de praktijkpopulatie die 12 maanden

of langer staan ingeschreven.

structuur

Indicatoren 3 t/m 19 hebben betrekking op alle patiënten bekend met HVZ die 12 maanden of meer zijn ingeschreven. Deze populatie vormt de noemer van de indicatoren 3 t/m 19.

Indicatoren 3 t/m 19 hebben betrekking op het handelen in een rapportageperiode van 12 maanden, tenzij anders aangegeven.

nr omschrijving type bron methode opmerkingen

Bloeddruk

3 % patiënten bekend met HVZ bij wie de bloeddruk in de afgelopen 12 maanden is bepaald

proces NPA diagn. bep.

4 % patiënten bekend met HVZ met de meest recente, systolische bloeddruk lager dan 140 mm Hg (< 140)

uitkomst NPA diagn. bep.

Lipidenprofiel

5 % patiënten bekend met HVZ bij wie LDL-cholesterol is bepaald. proces NPA diagn. bep.

6 % patiënten bekend met HVZ met LDL-cholesterolwaarde lager dan 2,5 mmol/l (< 2,5)

uitkomst NPA diagn. bep.

(11)

nr omschrijving type bron methode opmerkingen 7 % patiënten bekend met HVZ én LDL-cholesterol ≥ 2,5 die geen

lipidenverlagend medicament (bijvoorbeeld statines) krijgen voorgeschreven

proces NPA ATC subgroep

Roken

8 % patiënten bekend met HVZ waarvan het rookgedrag bekend is proces NPA diagn. bep.

9 % patiënten bekend met HVZ die roken in de groep patiënten waarvan het rookgedrag bekend is

uitkomst zie diabetes

diagn. bep. toegevoegd conform diabetes 10 % patiënten dat een ‘stoppen met roken’ advies kreeg in de afgelopen

12 maanden in de groep HVZ-patiënten die roken

proces NPA diagn. bep. subgroep

BMI

11 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index berekend (bekend) is in de afgelopen 12 maanden

proces NPA diagn. bep

12 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index lager is dan 25 kg/m2 (< 25) in de afgelopen 12 maanden

uitkomst zie diabetes

diagn. bep. toegevoegd conform diabetes 13 % patiënten bekend met HVZ waarbij de middelomtrek de laatste 5

jaar is gemeten

proces diagn. bep.

Overige

14 % patiënten bekend met HVZ die antistollingsmiddelen of

plaatjesaggregatieremmers krijgen voorgeschreven (acetylsalicylzuur, carbasalaat calcium, acenocoumarol, clopidogrel etc.)

proces NPA ATC

15 % patiënten bekend met HVZ met een nuchtere glucosemeting in de afgelopen 5 jaar

proces NPA diagn. bep.

16 % patiënten bekend met HVZ die gevaccineerd zijn tegen influenza in de voorgaande 12 maanden

proces zie NHS ICPC toegevoegd

(12)

nr omschrijving type bron methode opmerkingen 17 % patiënten bekend met HVZ waarbij de mate van beweging is

gecontroleerd in de voorgaande 12 maanden

proces NHG diagn. bep.

18 % patiënten bekend met HVZ met een bewegingsadvies ooit proces NHG diagn. bep.

19 % patiënten bekend met HVZ waarbij het voedingspatroon is besproken in de voorgaande 12 maanden

proces NHG diagn. bep.

20 % patiënten bekend met HVZ met een voedingsadvies ooit proces NHG diagn. bep.

21 % patiënten bekend met HVZ waarbij ooit het alcoholgebruik is geregistreerd

proces NHG diagn. bep.

23 % patiënten bekend met HVZ met een compleet risicoprofiel

(rookstatus, voeding, beweging, alcoholgebruik, BMI, middelomtrek, bloeddruk, glucose, LDL)

proces IGZ diagn. bep. ex.

familieanamnese

Thuismetingen

Voor bloeddruk zijn er specifieke codes om thuismetingen in het EPD vast te leggen. In het kader van cardiovasculair risicomanagement worden voor het berekenen van de indicatoren mbt bloeddruk echter geen thuismetingen gebruikt.

(13)

Literatuur

NHG Standaard CVRM, versie 2007 NHG, Praktijkwijzer CVRM, maart 2007

Nivel, Prestaties huisartsenzorg, advies voor een basisset van indicatoren voor VWS, april 2004

IGZ, Indicator Monitor Huisartsenzorg (IMH), april 2006 KPMG, Praktijkplan Eerstelijnszorg, maart 2005

Inview, Adapter ontwikkeling voor Huisarts Informatie Systemen (HIS), december 2006 WHO, Health Programme Evaluation, Guiding Principles, Geneva, 1981

WHO, Development of Indicators for Monitoring Progress, Geneva, 1981

(14)

Bijlage 1, Aanvullende gegevens

Het hierna volgende overzicht geeft bij een aantal indicatoren een uitbreiding op de eerder genoemde indicatoren. Met deze aanvullende gegevens kunnen sommige indicatoren beter worden geïnterpreteerd, beter in een context worden geplaatst of meer overzichtelijk worden gepresenteerd.

nr omschrijving type bron methode opmerkingen

Bloeddruk

3 % patiënten bekend met HVZ bij wie de bloeddruk in de afgelopen 12 maanden is bepaald

proces NPA diagn. bep.

% patiënten bekend met HVZ bij wie de bloeddruk in de afgelopen 12 maanden niet is bepaald

4 % patiënten bekend met HVZ met systolische bloeddruk lager dan 140 mm Hg (< 140)

uitkomst NPA diagn. bep.

% patiënten bekend met HVZ met systolische bloeddruk tussen 140 mm Hg ( ≥ 140) en 160 (≤ 160)

% patiënten bekend met HVZ met systolische bloeddruk hoger dan 160 mm Hg (> 160)

Lipidenprofiel

5 % patiënten bekend met HVZ bij wie LDL-cholesterol is bepaald. proces NPA diagn. bep.

6 % patiënten bekend met HVZ met LDL-cholesterolwaarde lager dan 2,5 mmol/l (< 2,5)

uitkomst NPA diagn. bep.

7 % patiënten bekend met HVZ én LDL-cholesterol ≥ 2,5 die geen lipidenverlagend medicament (bijvoorbeeld statines) krijgen voorgeschreven

proces NPA ATC Subgroep

(15)

nr omschrijving type bron methode opmerkingen Roken

8 % patiënten bekend met HVZ waarvan het rookgedrag bekend is proces NPA diagn. bep.

9 % patiënten bekend met HVZ die roken in de groep patiënten waarvan het rookgedrag bekend is

uitkomst zie diabetes

diagn. bep. toegevoegd conform diabetes 10 % patiënten dat een ‘stoppen met roken’ advies kreeg in de afgelopen

12 maanden in de groep HVZ-patiënten die roken

proces NPA diagn. bep. Subgroep

BMI

11 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index berekend (bekend) is in de afgelopen 12 maanden

proces NPA diagn. bep

% patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index niet berekend (bekend) is in de afgelopen 12 maanden

12 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index lager is dan 25 kg/m2 (< 25)

uitkomst zie diabetes

diagn. bep. toegevoegd conform diabetes

% patiënten bekend met HVZ met een Body Mass Index tussen de 25 kg/m2 (≥ 25)en de 30 kg/m2 (≤ 30)

% patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index hoger is dan 30 kg/m2 (> 30)

13 % patiënten bekend met HVZ waarbij de laatste 5 jaar de middelomtrek gemeten is

proces

Overige

14 % patiënten bekend met HVZ die antistollingsmiddelen of

plaatjesaggregatieremmers krijgen voorgeschreven (acetylsalicylzuur, carbasalaat calcium, acenocoumarol, clopidogrel etc.)

proces NPA ATC

(16)

nr omschrijving type bron methode opmerkingen 15 % patiënten bekend met HVZ met een nuchtere glucosemeting in de

afgelopen 5 jaar

proces NPA diagn. bep.

16 % patiënten bekend met HVZ die gevaccineerd zijn tegen influenza in de voorgaande 12 maanden

proces zie NHS ICPC toegevoegd

17 % patiënten bekend met HVZ waarbij de mate van beweging is gecontroleerd in de voorgaande 12 maanden

proces NHG diagn. bep.

18 % patiënten bekend met HVZ met een bewegingsadvies ooit proces NHG diagn. bep.

19 % patiënten bekend met HVZ waarbij het voedingspatroon is besproken in de voorgaande 12 maanden

proces NHG diagn. bep.

20 % patiënten bekend met HVZ met een voedingsadvies ooit proces NHG diagn. bep.

21 % patiënten bekend met HVZ waarbij ooit het alcoholgebruik is geregistreerd

proces NHG diagn. bep.

23 % patiënten bekend met HVZ met een compleet risicoprofiel

(rookstatus, voeding, beweging, alcoholgebruik, BMI, middelomtrek, bloeddruk, glucose, LDL)

proces IGZ diagn. bep. ex.

familieanamnese

(17)

Bijlage 2, Beschrijving benodigde data per indicator

nr Omschrijving classificatie Code toelichting

1 % patiënten bekend met HVZ (één of meer van de volgende aandoeningen: myocardinfarct, angina pectoris, TIA,

herseninfarct, aneurysma aortae of perifeer arterieel vaatlijden) in de praktijkpopulatie aan het einde van de rapportageperiode (noemer is praktijkpopulatie)

ICPC K74

K75 K76 K89 K90.03 K92.01 K99.01

(één of meerdere)

laatst bekende waarde ooit

NB. bij sommige ICPC-rubrieken gaat het alleen om specifieke subcodes.

2 % patiënten bekend met HVZ in de praktijkpopulatie die 12 maanden of langer staan ingeschreven.

ICPC Subgroep uit 1

Voor de volgende indicatoren worden de aantallen en percentages berekend ten opzichte van de groep uit indicator 2.

3 % patiënten bekend met HVZ bij wie de bloeddruk in de afgelopen 12 maanden is bepaald

diagn. bep. RRSY KA laatste meting in afgelopen 12 maanden

4 % patiënten bekend met HVZ met systolische bloeddruk lager dan 140 mm Hg (< 140)

diagn. bep. RRSY KA laatste meting in afgelopen 12 maanden

5 % patiënten bekend met HVZ bij wie LDL-cholesterol is bepaald. diagn. bep. LDL B laatste meting in afgelopen 12 maanden

6 % patiënten bekend met HVZ met LDL-cholesterolwaarde lager dan 2,5 mmol/l (< 2,5)

diagn. bep. LDL B laatste meting in afgelopen 12 maanden

7 % patiënten bekend met HVZ én LDL-cholesterol ≥ 2,5 die geen lipidenverlagend medicament (bijvoorbeeld statines) krijgen voorgeschreven

diagn. bep.

ATC

LDL B en C10A

laatste meting, laatste voorschrift in afgelopen 12 maanden

8 % patiënten bekend met HVZ waarvan het rookgedrag bekend is diagn. bep. ROOK AQ laatste meting in afgelopen 12 maanden

(18)

nr Omschrijving classificatie Code toelichting 8 alternatief: uitgewerkt voor nooit rokers

NB. alleen voor ex-rokers en rokers moet jaarlijks de rookstatus worden geactualiseerd

ROOKAQ =(”nooit” antwoordnr = 3, laatste bepaling) en =(”voorheen” of “ja”

antwoordnr = 4 of 1, laatste waarde in afgelopen 12 maanden) 9 % patiënten bekend met HVZ die roken in de groep patiënten

waarvan het rookgedrag bekend is

diagn. bep. ROOK AQ ‘ja’, laatste meting in afgelopen 12 maanden

10 % patiënten dat een ‘stoppen met roken’ advies kreeg in de afgelopen 12 maanden in de groep HVZ-patiënten die roken

diagn. bep. ROOK AQ en ADMI AQ

‘ja’

‘ja’, laatste meting in afgelopen 12 maanden

11 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index berekend (bekend) is in de afgelopen 12 maanden

diagn. bep. QUET AO laatste meting in afgelopen 12 maanden

12 % patiënten bekend met HVZ bij wie de Body Mass Index lager is dan 25 kg/m2 (< 25)

diagn. bep. QUET AO laatste meting in afgelopen 12 maanden

13 % patiënten bekend met HVZ waarbij de laatste 5 jaar de middelomtrek gemeten is

diagn. bep. OMVA DH laatste meting ooit

14 % patiënten bekend met HVZ die antistollingsmiddelen of plaatjesaggegatieremmers krijgen voorgeschreven

(acetylsalicylzuur, carbasalaat calcium, acenocoumarol, clopidogrel etc.)

ATC B01A laatste meting in afgelopen 12

maanden

15 % patiënten bekend met HVZ met een nuchtere glucosemeting in de afgelopen 5 jaar

diagn. bep. GLUC B NU NB. laatste bepaling in afgelopen 5 jaar

16 % patiënten bekend met HVZ die gevaccineerd zijn tegen influenza in de voorgaande 12 maanden

ICPC R44 laatste meting in afgelopen 12

maanden 17 % patiënten bekend met HVZ waarbij de mate van beweging is

gecontroleerd in de afgelopen 12 maanden

diagn. bep. LIBW AQ laatste meting in afgelopen 12 maanden

(19)

nr Omschrijving classificatie Code toelichting

18 % patiënten bekend met HVZ met een bewegingsadvies ooit diagn. bep ADLB LQ laatst bekende bepaling ooit 19 % patiënten bekend met HVZ waarbij het voedingspatroon is

besproken in de afgelopen 12 maanden

diagn. bep BYVD AA laatste meting in afgelopen 12 maanden

20 % patiënten bekend met HVZ met een voedingsadvies ooit diagn. bep ADVD AQ laatst bekende bepaling ooit 21 % patiënten bekend met HVZ waarbij ooit het alcoholgebruik is

geregistreerd.

Registratie dmv de Five Shot vragenlijst is ook adequaat

diagn. bep ALCO PQ of

5SHT PQ

laatst bekende bepaling ooit

23 % patiënten bekend met HVZ met een compleet risicoprofiel (rookstatus, voeding, beweging, alcoholgebruik, BMI, middelomtrek, bloeddruk, glucose, LDL)

Opm: de aanwezigheid van een volledig lipidenspectrum wordt geverifieerd aan hand van de aanwezigheid van een meetwaarde voor LDL

diagn. bep ROOK AQ en BYVD AA en LIBW AQ en (ALCO PQ of 5SHT PQ) en QUET AO en OMVA DH en RRSY KA en GLUC B NU en LDL B

ROOKAQ afhankelijk van gekozen werkwijze, zie onder 8 BYVDAA laatste meting in afgelopen 12 maanden LIBWAQ laatste meting in afgelopen 12 maanden ALCOPQ laatste meting ooit 5SHT PQ laatste meting ooit QUETAO laatste meting in afgelopen 12 maanden

OMVADH laatste meting ooit RRSYKA laatste meting in afgelopen 12 maanden;

GLUC B NU laatste meting in afgelopen 5 jaar

LDL B laatste meting in afgelopen 12 maanden ex. familieanamnese;

(20)

Bijlage 3, Rapportages

1. Als overzicht van indicatoren met teller, noemer en percentage, op beeldscherm en als afdruk.

Voorbeeld

indicator teller noemer percentage

% patiënten bekend met HVZ 61 2450 2,5 %

% patiënten bekend met HVZ en > 12 maanden ingeschreven 55 2450 2,3 %

2. Als exportbestand: voor geautomatiseerde verwerking wordt gebruik gemaakt van de csv indeling (zie verder Bijlage UitspoelFormaat). Voor gebruik in andere verslagen tbv de huisarts is er een uitvoer in Excel-formaat (xls), met en zonder opmaak

3. Voor de huisarts:

Als lijst met patiëntnummer, patiëntnaam (achternaam), relevante ICPC codes en relevante diagn. bepalingen (ook ontbrekende gegevens) (evt. meerdere lijsten met 1 of meer relevante bepalingen of ontbrekende bepalingen) en bv. te sorteren; op beeldscherm, excelbestand en als afdruk.

Voorbeeld

patiënt rookgedrag BMI syst. bloeddruk LDL-cholesterol

A - - uitslag, datum -

B - - uitslag, datum uitslag, datum

C nooit uitslag, datum - uitslag, datum

D ja uitslag, datum - -

(21)

Bijlage 4, bespreking per indicator (volgt)

(22)

Bijlage 5, Registratie aanwijzing voor de huisarts

De rapportage faciliteit rond HVZ levert getalsmatige informatie aan die door de zorggroep kan worden verwerkt tot statistische gegevens en ‘benchmarking’.

Om de juiste resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat informatie correct is ingevoerd en dat de huisarts inzicht heeft in hóe deze rapportagemodule telt.

Voordat de indicatoren gebruikt kunnen worden is het noodzakelijk 1x een goede

inventarisatie te maken van de ingesloten patientengroep en deze te voorzien van een juiste episode codering. Het vergaren van deze gegevens valt niet onder de scope van de

indicatoren. Het is echter wel een noodzakelijke stap voorafgaand aan het registreren.

De gemakkelijkste manier van invoeren is gebruik te maken van voorzieningen in het HIS zoals een protocollaire invoerhulp of gestandaardiseerd formulier.

HVZ patiënt

Onder de noemer HVZ vallen de volgende aandoeningen:

Angina pectoris (K74)

Acuut myocard infarct (inclusief alle variaties van het ACS) (K75) andere / chronische ischaemische hartziekte (K76)

TIA (K89)

CVA (ischaemisch) (K90.03)

Perifeer arterieel vaatlijden (K92.01) Aneurysma aortae (K99.01)

Bij systemen met Episode Gewijze Registratie (EGR) maakt u een episodetitel aan met de betreffende ICPC-code (Ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt begeleid).

Het al of niet toekennen van de probleemstatus aan de episode maakt voor de tellingen niet uit.

Bij systemen met Probleem geOriënteerde Registratie (POR) maakt u een probleem aan met de betreffende ICPC-code (Ongeacht of de patiënt in de eerste of in de tweede lijn wordt begeleid).

Gebruik deze codes nog niet als u slechts de diagnose overweegt. Zie voor diagnostische criteria de verschillende NHG Standaarden: Acuut coronair syndroom (M80), Angina pectoris (M43), Perifeer arterieel vaatlijden (M13), CVA (M81), TIA (M45) of de toelichting bij de ICPC-1.

Bloeddruk

Van de bloeddruk is voor de rapportage alleen de systolische waarde van belang. Vastleggen met diagnostische code (RRSY KA).

Cholesterol en Glucose

Van de cholesterolwaardes is voor de rapportage alleen de waarde van LDL-cholesterol van belang. Vastleggen met diagnostische code (LDL B). Voor de glucose meting wordt gebruik gemaakt van de nuchtere bloedglucose (GLUC B NU)

(23)

Rookgedrag, stopadvies: Vastleggen met diagnostische code (resp ROOK QA en ADMI AQ) met datum.

BMI/Quetelet index en Middelomtrek: Vastleggen met diagnostische codes, (resp.

QUET AO en OMVA DH)

Controle van de mate van beweging: Vastleggen met LIBW AQ [1] volgens norm gezond bewegen... Nr 299 [2] meer dan ADL maar minder dan de norm ... Nr 16 [3] ADL ... Nr 15 [4] minder dan ADL... Nr 14 [5] onduidelijk ... Nr 8

Toelichting: ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen; in de revalidatie en

huisartsgeneeskunde gebruikte term voor functies als zichzelf wassen, kleden, naar toilet gaan, eten, zitten, lopen, etc. Het antwoord meer dan ADL betekent meer dan ADL maar minder dan de norm gezond bewegen. De Nederlandse norm voor gezond bewegen houdt in voor volwassenen ten minste 30 minuten en voor kinderen en adolescenten ten minste een uur matig intensief bewegen, bij voorkeur iedere dag maar ten minste op 5 dagen per week. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt met fietsen, stevig wandelen, tuinieren, etc.

Bewegingsadvies: Het geven van een bewegingsadvies, meestal naar aanleiding van de controle hiervan wordt geregistreerd met code diagnostische epaling (ADLB LQ).

Bespreken van het voedingspatroon: Dit wordt geregistreerd met de code (BYVD AA).

Denk hierbij aan een eenzijdig voedingspatroon en/of een voedingspatroon met te veel verzadigd vet, te veel calorieën, te weinig groente en fruit of te veel zout.

Voedingsadvies: Het gaat hierbij om het advies conform de richtlijn gezonde voeding.

Coderen als (ADVD AQ).

Alcoholgebruik: Het alcohol gebruik kan op 2 manieren worden vastgelegd. Getalsmatig dmv de code (ALCO PQ) met waarde gemiddeld gebruik in eenheden per dag. Of dmv de Five Shot vragenlijst. Getest wordt op de totaalscore van deze test (5SHT PQ)

Influenzavaccinatie: Het is raadzaam om de influenza vaccinatie te coderen met ICPC code (datum) R44. Indien het HIS een andere registratie faciliteit biedt voor de griepvaccinatie, dan is het toegestaan deze in de uitvoer te vertalen naar R44

Medicatie:

Gegevens over geneesmiddelengebruik (lipiden verlagende medicamenten en

antistollingsmiddelen) worden via de ATC-code afgeleid uit het voorschriftenarchief. Het is dus belangrijk om geneesmiddelen voor te schrijven via de receptmodule of het

voorschriftenscherm van het huisartsinformatiesysteem en ook, waar mogelijk en van toepassing, vast te leggen dat een geneesmiddel is gestopt (dat wil zeggen, alleen indien de termijn van het voorschrift nog niet is verstreken).

(24)

Bijlage 6, Specificaties Uitspoelformaat Indicatoren

Voor het uitspoelformaat wordt verwezen naar het Generiek UitspoelFormaat voor indicatorsets.

Deze bijlage beschrijft de technische uitwerking van het aanmaken van de vereiste exportbestanden ten behoeve van de HVZ Indicatoren.

Bekend met HVZ

Zoals in de inleiding aangegeven is het concept ‘bekend met HVZ’ niet compleet te

automatiseren. De exportmodule van het HIS doet een geautomatiseerd voorstel. De huisarts krijgt deze lijst met patiënten te zien en kan daar desgewenst nog patiënten van verwijderen of aan toevoegen. Pas als dit gebeurd is staat de groep ‘patiënten met HVZ’ vast en wordt het exportbestand gemaakt.

De geautomatiseerde stap wordt gebaseerd op het vóórkomen van verschillende diagnosecodes (K74, K75, K76, K89, K90.03, K92.01, K99.01) in de episodelijst (bij systemen met Episodegewijze Registratie) of de probleemlijst (bij systemen met

Probleemgeoriënteerde Registratie). Er is geen tijdscriterium. Als ooit op de episodelijst of de probleemlijst een van deze codes is gesteld, dan komt de patiënt op de lijst van (potentiële) HVZ-patiënten.

NB: Bemerk dat wanneer de huisarts de diagnose noch op de probleemlijst, noch op de episodelijst heeft vermeld, de patiënt niet herkend zal worden. (We kijken dus niet in journaal of correspondentie en zoeken niet naar anti-diabetische medicatie). Voor een adequate

registratie is het vereist dat de diagnose tenminste op episodelijst of probleemlijst gecodeerd vermeld staat.

Het veld DiagnType wordt gevuld met de gevonden code (K74, K75, K76, K89, K90.03, K92.01, K99.01).

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 1

Tabel 1

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Tabel 2

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Tabel 3A

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC codes K74, K75, K76, K89, K90.03, K92.01, K99.01 op episode- of probleemlijst.

NB. Bij deze set indicatoren is het criterium ‘huisarts is hoofdbehandelaar’ niet van toepassing. Het betreffende veld blijft leeg.

(25)

Tabel 3B

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk.

NB. Bij deze set indicatoren is het criterium ‘huisarts is hoofdbehandelaar’ niet van toepassing. Het betreffende veld blijft leeg.

Tabel 4

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1.

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie.

Tabel 5

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.

Tabel 6

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen.

Beschrijving uitspoel naar uitspoelformaat versie 2

Tabel 1

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk

2 DatSpoel Datum aanmaken van de exportbestanden - eejjmmdd 3 StartDat Datum begin van de rapportage periode - eejjmmdd 4 EndDat Datum einde van de rapportage periode - eejjmmdd

5 Onderwerp HVZ

6A VersieIndicatorMajor 1

6B VersieIndicatorMinor hetgeen van toepassing is. Momenteel 0 of 1 7 VersieFormaat hetgeen van toepassing is. Momenteel 2 (in versie 1

van het uitspoelformaat ontbreekt dit veld)

Tabel 2

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk

2 HuisartsNo AGB nummer van de huisarts waarbij patiënt is ingeschreven

2 PatNum HIS patiëntnummer 3 GebJaar Geboortejaar in 4 cijfers

4 Geslacht M of V

(26)

Tabel 3A

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 1

De selectie bestaat uit patiënten met de ICPC codes K74, K75, K76, K89, K90.03, K92.01, K99.01 op episode- of probleemlijst.

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer

3 DiagnType ICPC code (op episode- of probleemlijst) 4 Behandelaar leeg

Tabel 3B

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

De selectie bestaat uit patiënten met de hierboven genoemde ICPC-codes én het criterium dat zij langer dan 12 maanden zijn ingeschreven in de huisartsenpraktijk.

Veldnaam Omschrijving

1 PraktijkNo AGB nummer van de praktijk 2 PatNum HIS-Patientnummer

3 DiagnType ICPC code (episode of probleemlijst) 4 Behandelaar leeg

Tabel 4

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2.

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ICPC codes uitspoelen: R44 voor griepvaccinatie.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1

Tabel 5

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante diagnostische bepalingen uitspoelen.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1

Tabel 6

Conform beschrijving generiek uitspoelformaat versie 2

Voor patiënten die voldoen aan de selectiecriteria genoemd bij tabel 3B, relevante ATC codes uitspoelen.

Niet gewijzigd ten opzichte van generiek uitspoelformaat versie 1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

% (60 min ) patiënten met indicatie voor griepvaccinatie in de praktijkpopulatie structuur NHG Leeftijd op peildatum Noemer voor indicator 4 2 % gevaccineerde patiënten in

7 % patiënten ≥ 75 jaar dat meervoudig*), chronisch**) medicatie gebruikt in de groep patiënten ≥ 75 jaar. *meervoudig gebruik is 5 of meer verschillende middelen. **chronisch

3 % patiënten bekend met COPD die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar) én minimaal 12 maanden zijn ingeschreven in de praktijkpopulatie

Aangezien het bij deze indicatoren in eerste instantie gaat om patiënten met een mogelijk verhoogd risico, dat wil zeggen ook patiënten zonder bepaald CV-risico zal in veel

Indicator 2 heeft betrekking op het totaal aantal patiënten bekend met astma van 16 jaar en ouder, onder behandeling in de eerste lijn (huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden

3 % patiënten met een leeftijd ouder dan 40 jaar (&gt; 40) en bekend met COPD die in de eerste lijn worden behandeld (definitie: huisarts is hoofdbehandelaar voor 12 maanden of

Indicatoren 3 t/m 32 hebben betrekking op alle vaste patiënten bekend met HVZ waarbij aangenomen kan worden dat de huisarts voor 12 maanden of meer hoofdbehandelaar is voor

Een en ander is verwerkt als een erratum op de in januari gepubliceerde sets indicatoren voor diabetes en CVRM bij patiënten met hart- en vaatziekten.. De aangepaste documentatie