• No results found

PERSMEDEDELING. 3315e zitting van de Raad. Buitenlandse Zaken. Brussel, 19 mei 2014 PERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PERSMEDEDELING. 3315e zitting van de Raad. Buitenlandse Zaken. Brussel, 19 mei 2014 PERS"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

NL

10020/14 (OR. en)

PRESSE 300 PR CO 27

PERSMEDEDELING

3315e zitting van de Raad

Buitenlandse Zaken

Brussel, 19 mei 2014 Voorzitter Catherine Ashton

Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid

P E R S

Wetstraat 175 B – 1048 BRUSSEL Tel.: +32 (0)2 281 6319 / 6319 Fax: +32 (0)2 281 8026

(2)

Voornaamste resultaten van de Raadszitting

Madagascar

De Raad heeft herhaald dat de ontwikkelingssamenwerking met Madagascar volledig wordt hervat, en dat de maatregelen die op grond van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou in 2010 zijn getroffen, worden ingetrokken, zulks als gevolg van de presidents- en de algemene verkiezingen in 2013, die een belangrijke stap vormen naar herstel van de grondwettelijke orde. Catherine Ashton, hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, verklaarde: "Ik verwelkom deze beslissing, die een nieuw tijdperk van samenwerking met Madagascar inluidt."

Doelstellingen van de Unie inzake ontwikkelingshulp

De Raad heeft zijn jaarverslag aan de Europese Raad over de doelstellingen van de Unie inzake ontwikkelingshulp aangenomen. In 2013 bleef de Unie mondiaal de grootste donor. Haar

collectieve officiële ontwikkelingshulp (ODA) steeg van 55,3 miljard EUR in 2012 tot 56,5 miljard EUR, en handhaafde zich op 0,43% van het bruto nationaal inkomen (BNI). Lidstaten die hun ODA-doelstellingen niet halen, zijn verzocht dat alsnog te doen en te laten weten wat zij van plan zijn aan ODA uit te geven.

Mensenrechtelijke ontwikkelingssamenwerking

De Raad heeft conclusies over mensenrechtelijke ontwikkelingssamenwerking aangenomen.

Hiermee wordt beoogd alle mensenrechten, burgerlijke zowel als politieke, mede door

ontwikkelingssamenwerking te bevorderen; deze rechten worden beschouwd als middel tot en doel van een effectieve ontwikkelingssamenwerking. De eerbiediging van de mensenrechten moet een volwaardige plaats gaan innemen bij de bepaling, vormgeving, uitvoering, bewaking en evaluatie van de ontwikkelingsbeleidsmaatregelen en –projecten van de Unie.

(3)

INHOUD1

DEELNEMERS ... 4

BESPROKEN PUNTEN De periode na 2015 ... 6

Agenda voor verandering ... 6

De private sector en ontwikkeling ... 6

Mensenrechtelijke methode ... 7

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Madagascar ... 10

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het kader van ontwikkelingssamenwerking ... 10

Kleine insulaire ontwikkelingsstaten ... 10

Ontwikkelingshulpdoelstellingen van de Unie ... 10

Kader voor EU-ontwikkelings- en samenwerkingsresultaten ... 18

BUITENLANDSE ZAKEN Actie van de Unie tegen verspreiding van wapens ... 19

1 Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.

De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu.

Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.

(4)

DEELNEMERS

Hoge vertegenwoordiger

mevrouw Catherine ASHTON Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid

België:

de heer Jean-Pascal LABILLE minister van Overheidsbedrijven en

Ontwikkelingssamenwerking Bulgarije:

de heer Dimiter TZANTCHEV permanent vertegenwoordiger

Tsjechië:

de heer Martin TLAPA viceminister van Buitenlandse Zaken, voor niet-Europese landen en economische diplomatie

Denemarken:

de heer Mogens JENSEN minister van Handel en Ontwikkeling

Duitsland:

de heer Gerd MÜLLER minister van Economische Samenwerking en

Ontwikkeling Estland:

de heer Matti MAASIKAS permanent vertegenwoordiger

Ierland:

de heer Joe COSTELLO onderminister bij het ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel, belast met Handel en Ontwikkeling

Griekenland:

de heer Kyriakos GERONTOPOULOS staatssecretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken Spanje:

de heer Gonzalo ROBLES OROZCO secretaris-generaal internationale samenwerking en ontwikkeling

Frankrijk:

mevrouw Annick GIRARDIN staatssecretaris bevoegd voor Ontwikkeling en

Francofonie Kroatië:

mevrouw Vesna PUSIĆ eerste viceminister-president en minister van Buitenlandse en Europese Zaken

Italië:

de heer Lapo PISTELLI viceminister van Buitenlandse Zaken

Cyprus:

de heer Kornelios KORNELIOU permanent vertegenwoordiger

Letland:

de heer Viktors MAKAROVS parlementair secretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken Litouwen:

de heer Rolandas KRIŠČIŪNAS viceminister van Buitenlandse Zaken

Luxemburg:

de heer Romain SCHNEIDER minister van Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Actie

Hongarije:

de heer Péter WINTERMANTEL onderstaatssecretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken Malta:

mevrouw Marlene BONNICI permanent vertegenwoordiger

(5)

Nederland:

mevrouw Lilianne PLOUMEN minister voor Buitenlandse Handel en

Ontwikkelingssamenwerking Oostenrijk:

de heer Sebastian KURZ minister van Europese Zaken, Integratie en Buitenlandse Zaken

Polen:

mevrouw Katarzyna PEŁCZYŃSKA- NAŁĘCZ onderstaatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, ministerie van Buitenlandse Zaken

Portugal:

de heer Luís CAMPOS FERREIRA staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en Samenwerking Roemenië:

de heer Radu PODGOREAN staatssecretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken Slovenië:

de heer Bogdan BENKO staatssecretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken

Slowakije:

de heer Peter BURIAN staatssecretaris, ministerie van Buitenlandse Zaken

Finland:

de heer Pekka HAAVISTO minister van Internationale Ontwikkeling

Zweden:

mevrouw Hillevi ENGSTRÖM minister van Ontwikkelingssamenwerking

Verenigd Koninkrijk:

mevrouw Justine GREENING minister van Internationale Ontwikkeling

Commissie:

de heer Andris PIEBALGS lid

(6)

BESPROKEN PUNTEN

De periode na 2015

De Raad besprak de post 2015-agenda, het overkoepelend kader voor het ontwikkelingsstreven van de internationale gemeenschap na 2015, wanneer de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) verstrijken.

In juni 2013 heeft de Raad, in conclusies betreffende die post-2015-agenda, het standpunt van de Unie ter zake bepaald. Luidens de conclusies is er een positieve wisselwerking tussen uitroeiing van armoede en het bevorderen van duurzame ontwikkeling; beide moeten voor de periode na 2015 binnen één overkoepelend kader worden gebracht. Dit moet tot uiting komen in één algemene reeks mondiale doelstellingen, waarbij gestreefd wordt naar duurzame ontwikkeling, erop gericht om armoede uit te bannen - met name extreme armoede binnen één generatie - en op planetaire schaal duurzame welvaart en welzijn voor alle mensen te bewerkstelligen. Ook democratisch bestuur, mensenrechten, en vrede en veiligheid moeten in dat kader een plaats krijgen. Zie de

ontwerpconclusies van de Raad

Agenda voor verandering

De Raad heeft van Commissielid Piebalgs een geactualiseerde tekst over de uitvoering van de Agenda voor verandering ontvangen, en voorts een update van de programmering in het kader van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking en het Europees Ontwikkelingsfonds voor de periode van 2014 tot en met 2020.

De private sector en ontwikkeling

De Raad heeft een bespreking gewijd aan de Commissiemededeling van 13 mei: "Een sterkere rol voor de particuliere sector bij het streven naar inclusieve en duurzame groei in

ontwikkelingslanden" (9802/14).

De Commissie stelt een strategisch kader voor, dat de rol van de particuliere sector bij het tot stand brengen van inclusieve en duurzame groei moet versterken. Het omvat onder meer twaalf acties inzake samenwerking met de particuliere sector in ontwikkelingslanden, waardoor die sector kan worden ingeschakeld om inclusieve en duurzame groei te verwezenlijken.

(7)

Mensenrechtelijke methode

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen over een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking die alle mensenrechten omvat:

"1. De Raad herinnert aan zijn conclusies over de "agenda voor verandering"1, en merkt op dat de bevordering van mensenrechten, democratie, de rechtsstaat en goed bestuur, en de stimulering van inclusieve en duurzame groei de twee belangrijkste en elkaar wederzijds versterkende pijlers van het ontwikkelingsbeleid van de Unie zijn. De Raad bevestigt dat de Unie gehecht is aan de bevordering van alle mensenrechten - zowel politieke en burgerrechten als economische, sociale en culturele rechten - op alle gebieden van haar externe optreden, zonder enige uitzondering, overeenkomstig het strategisch EU-kader en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie2, en de conclusies van de Raad over de ondersteuning van de democratie in de externe betrekkingen van de EU.3

2. In de context van het streven naar een op rechten gebaseerde benadering van

ontwikkelingssamenwerking die alle mensenrechten omvat, verheugt de Raad zich over het door de Commissie in mei 2014 voorgestelde instrumentarium.4 Blijkens bovengenoemd actieplan beoogt dit instrumentarium "mensenrechtenbeginselen te integreren in de operationele ontwikkelingsactiviteiten van de EU, wat betreft de regelingen in zowel het hoofdkwartier als op het terrein voor het synchroniseren van de activiteiten op het gebied van mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking".5 De Raad merkt tevens op dat verscheidene lidstaten reeds soortgelijke benaderingen ontwikkelen of toepassen op de integratie van mensenrechtenbeginselen en -normen in hun ontwikkelingssamenwerking.

3. De Raad onderstreept dat eerbiediging, bescherming en verwezenlijking van de mensenrechten randvoorwaarden zijn voor duurzame ontwikkeling. Een op rechten

gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking kan in aanzienlijke mate bijdragen tot de eerbiediging van de mensenrechten. Deze benadering is gegrondvest op de premisse dat mensenrechtenbeginselen en -normen beide zowel instrumenten voor als doeleinden van doeltreffende ontwikkelingssamenwerking zijn.

4. De Raad merkt op dat de implementatie van een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking moet berusten op de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, en op de volgende beginselen: insluiting en deelneming aan besluit- vormingsprocessen; non-discriminatie, gelijkheid en billijkheid; transparantie en verantwoordingsplicht. De toepassing van deze beginselen moet centraal staan in de ontwikkelingssamenwerking van de EU, waarbij ook de armste en meest kwetsbare mensen, in het bijzonder vrouwen en meisjes, mondig worden gemaakt, wat op zijn beurt bijdraagt tot armoedebestrijding.

1 Doc. 9369/12

2 Doc. 11855/12

3 Doc. 16081/09

4 Doc. 9489/14

5 Doc. 11855/12

(8)

5. De Raad merkt op dat de implementatie van een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking, die geschraagd door bovengenoemd instrumentarium, een contextuele beoordeling van de mensenrechtensituatie vergt, waarbij er onderzoek wordt gedaan naar capaciteitstekorten bij zowel diegenen die de mensenrechten moeten

eerbiedigen, beschermen en verwezenlijken als diegenen die het recht hebben om hun rechten te kennen, uit te oefenen en af te dwingen, w teneinde aldus de oorzaken van armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. Die beoordeling moet een genderanalyse bevatten en informatie opleveren voor de gehele projectcyclus, waarbij tevens gebruik wordt gemaakt van de EU-landenstrategieën voor mensenrechten, zodat de verwezen- lijking van de mensenrechten een integrerend onderdeel wordt van de identificatie, het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van alle ontwikkelingsbeleidslijnen en -projecten. Daarnaast moet bij de implementatie van een op rechten gebaseerde

benadering verder werk worden gemaakt van complementariteit, coherentie en coördinatie tussen alle externe beleidsterreinen en -instrumenten van de EU.

6. Tezelfdertijd benadrukt de Raad dat een samenhangende politieke en beleidsdialoog met alle relevante belanghebbenden op landenniveau van essentieel belang is voor de

implementatie van de op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking.

Die benadering moet sporen met de beginselen van Busan inzake doeltreffende ontwikkelingssamenwerking, en moet tevens worden geïntegreerd in de context van gezamenlijke programmering. In dat verband wijst de Raad op het belang van voort- durende ondersteuning van de inspanningen van partnerlanden om hun capaciteit voor de verwezenlijking van hun mensenrechtenverplichtingen te vergroten, in overeenstemming met de onderliggende beginselen van de op rechten gebaseerde benadering.

7. De Raad erkent de fundamentele rol van de civiele samenleving bij de bevordering van de mensenrechten, met name via haar bijdrage aan de empowerment van rechthebbenden, de bewustmaking, en de bevordering van verantwoordingsplicht en transparantie. De Raad wijst op de noodzaak van blijvende EU-steun voor mensenrechtenverdedigers,

capaciteitsopbouw bij lokale maatschappelijke organisaties, en het bevorderen van een rechtelijk en feitelijk veilig en gunstig klimaat, dat optimaal bijdraagt tot ontwikkeling.

Aangezien zij dichter bij de burger staan en met de civiele samenleving interageren, spelen ook de lokale autoriteiten een essentiële rol bij de effectieve implementatie van een op rechten gebaseerde benadering.

8. Bovendien erkent de Raad de belangrijke rol die de particuliere sector kan vervullen bij armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en inclusieve groei, en onderstreept hij dat investeringen en commerciële activiteiten in partnerlanden de mensenrechten moeten eerbiedigen en in overeenstemming moeten zijn met de beginselen maatschappelijk en ecologisch verantwoord ondernemerschap en verantwoordingsplicht. In dat verband roept de Raad de Commissie op om vaart te zetten achter de uitvoering van haar strategie voor maatschappelijk verantwoord ondernemerschap voor 2011-2014, en onderstreept hij dat het belangrijk is effectbeoordelingen inzake mensenrechten te blijven uitvoeren voor handels- en investeringsovereenkomsten. In aansluiting op bovengenoemd strategisch kader zal de EU de toepassing van de Leidende Beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten blijven aanmoedigen en daartoe bijdragen.

(9)

9. De Raad wijst tevens op het belang van partnerschappen met ontwikkelingspartners en relevante multilaterale belanghebbenden, zoals VN-organen en internationale financiële instellingen, om de inspanningen ter bevordering van een op rechten gebaseerde

benadering van ontwikkelingssamenwerking verder op te voeren. In dat verband is de EU vastbesloten om de integratie van mensenrechtenkwesties in EU-beleid en -pleidooien op de mondiale agenda te blijven ondersteunen. Meer bepaald bevestigt de Raad het

engagement van de EU voor de opneming van een op rechten gebaseerde benadering die alle mensenrechten omvat in het post-2015-kader, overeenkomstig zijn conclusies over een overkoepelende post-2015-agenda.6

10. Voortbouwend op de inspanningen van de EU ter bevordering van de mensenrechten op alle gebieden van haar externe optreden, en in overeenstemming met de beleidscoherentie voor ontwikkeling (PCD), benadrukt de Raad dat er gestreefd moet worden naar een positieve impact van intern en extern EU-beleid op de verwezenlijking van de mensen- rechten in partnerlanden. De Raad wil zijn inspanningen voor een effectieve implementatie van een op rechten gebaseerde benadering opvoeren, om aldus het effect van het

ontwikkelings- en samenwerkingsbeleid van de Unie te vergroten. In dat opzicht moet werk worden gemaakt van nauwere coördinatie op alle niveaus tussen de EU en de lidstaten. De Raad erkent de belangrijke rol van de EU-delegaties, en wijst op het belang van een passende opleiding voor het personeel met betrekking tot de op rechten gebaseerde benadering en het gebruik van het instrumentarium.

11. De Raad roept de Commissie en de EDEO op om de vorderingen met de implementatie van een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking, en de ter zake doende operationele handboeken en richtsnoeren, regelmatig te volgen en daarover te blijven rapporteren, onder meer via analyses in het jaarverslag over het EU-beleid inzake ontwikkeling en externe hulp en de implementatie daarvan, en in het jaarverslag over de verantwoordingsplicht van de EU ten aanzien van financiering voor ontwikkeling. Tot slot ziet de Raad uit naar een eerste toetsing, in 2016, van de integratie van de op rechten gebaseerde benadering in ontwikkelingssamenwerking en van de implementatie van het desbetreffende instrumentarium."

6 Doc. 11559/13, 11656/13

(10)

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Madagascar

De Raad heeft besloten dat de ontwikkelingssamenwerking van de Unie met Madagascar volledig wordt hervat. Zie de persmededeling 9562/14.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het kader van ontwikkelings- samenwerking

De Raad heeft conclusies over het plan van de Unie inzake gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in het kader van ontwikkelingssamenwerking (2010-2015) aangenomen: (9988/14).

Kleine insulaire ontwikkelingsstaten

De Raad heeft het gemeenschappelijk standpunt van de EU voor de derde internationale conferentie over kleine insulaire ontwikkelingsstaten bepaald, die zal plaatsvinden van 1 tot en met 4 september 2014 in Apia, op Samoa (9986/14).

Ontwikkelingshulpdoelstellingen van de Unie

De Raad heeft de volgende conclusies over het jaarverslag 2014 aan de Europese Raad over ontwikkelingshulpdoelstellingen van de Unie aangenomen:

"1. De Raad juicht het toe dat de Commissie voorlopige informatie heeft gepubliceerd over de officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de EU in 20131, waarin de trends worden

geanalyseerd met betrekking tot de collectieve en de individuele ODA-toezeggingen van de EU2. De Raad onderstreept dat ODA een belangrijke component is van en als

katalysator fungeert voor de totale financiële middelen die beschikbaar zijn voor de meest behoeftige ontwikkelingslanden.

2. Op 17 juni 2010 heeft de Europese Raad de Raad verzocht om een jaarverslag over de toezeggingen en de prestaties van de EU en de lidstaten op ODA-gebied. Dit is het vierde verslag over dit thema dat aan de Europese Raad wordt toegezonden.

1 http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-299_en.htm en http://europa.eu/rapid/press-

(11)

3. Gelet op het bovenstaande wil de Raad de volgende gegevens aan de Europese Raad voorleggen:

a. In 2013 nam de collectieve ODA van de EU, ondanks de verdere begrotings- beperkingen ten gevolge van de aanhoudende crisis, toe van 55,3 miljard EUR in 2012 tot 56,5 miljard EUR De collectieve ODA van de EU bleef op 0,43% van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU3. De totale ODA van de EU-lidstaten alleen steeg van 50,7 miljard EUR in 2012 tot 53,6 miljard EUR in 2013, oftewel van 0,39% tot 0,41% van het BNI.

b. De EU behield mondiaal haar positie als grootste ODA-donor door opnieuw meer dan de helft van de totale aan de OESO/DAC gerapporteerde ODA aan

ontwikkelingslanden voor haar rekening te nemen (zie figuur 1). De mondiale ODA van de OESO/ DAC-donoren bedroeg in 2013 101,5 miljard EUR tegenover

98,7 miljard EUR in 2012.

c. Deze cijfers weerspiegelen het feit dat niet alle lidstaten gelijk presteren. Nominaal verhoogden zestien lidstaten hun hulp met in totaal 4,1 miljard EUR; daartegenover stond een verlaging met in totaal 1,2 miljard EUR in twaalf lidstaten. Zeven lidstaten bleven boven hun tussentijdse individuele streefcijfers van 2010. Vier lidstaten hebben het ODA/BNI-streefcijfer van 0,7% al bereikt of zelfs overschreden (zie figuur 2).

d. De ramingen van de lidstaten zelf en van de Commissie wijzen uit dat de collectieve ODA van de EU in 2015 slechts tot 0,45% van het BNI zal zijn toegenomen als de meeste lidstaten er niet in slagen om, dankzij forse extra inspanningen, hun

individuele toezeggingen na te komen. Om in 2015 het collectieve EU-streefcijfer van 0,7% van het BNI te bereiken, zouden de EU en haar lidstaten ongeveer 41,3 miljard EUR extra moeten opbrengen (tabel 1).

3 De collectieve ODA van de EU is de som van de ODA van de lidstaten van de EU en het deel van de ODA dat door de EU-instellingen wordt verstrekt en niet aan de lidstaten wordt toegerekend. Het grootste deel van de ODA-uitgaven van de EU-instellingen wordt, voor de rapportage over de ODA ten opzichte van het BNI, toegerekend aan de lidstaten, dat wil zeggen dat de gegevens betreffende de lidstaten een deel van de uitgaven van de instellingen omvatten. De ODA in de vorm van uit eigen middelen verstrekte leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) (2,9 miljard EUR in 2013) wordt niet toegerekend aan de lidstaten en komt bovenop de ODA van de lidstaten.

(12)

4. In het licht van de internationale besprekingen die momenteel worden gevoerd, wijst de Raad opnieuw op zijn geïntegreerde totaalaanpak voor het aanboren van financiële middelen en andere uitvoeringsmiddelen uit alle beschikbare (openbare/particuliere, nationale/internationale) bronnen ter ondersteuning van ontwikkelingslanden, waaronder innovatieve financieringsbronnen en -instrumenten, en mechanismen voor de controle van de resultaten ervan. In dit verband zullen de EU en haar lidstaten, met het oog op actieve deelname aan de besprekingen in de OESO/DAC, verder samenwerken met betrekking tot de meting van externe ontwikkelingsfinanciering, daaronder begrepen de rol van de

officiële ontwikkelingshulp en het kader waarin deze wordt verstrekt. De Raad ziet uit naar een breder debat over de diverse aspecten van de prestaties van de EU op basis van het verslag van 2014 over de verantwoordingsplicht van de EU inzake ontwikkelings- financiering4. Daarnaast zien de EU en haar lidstaten ook uit naar een constructieve en open dialoog met alle belanghebbenden over het overkoepelend kader voor de periode na 2015, en over het verslag van het intergouvernementele comité van deskundigen inzake financiering van duurzame ontwikkeling en de voorbereidingen voor de derde

internationale conferentie over ontwikkelingsfinanciering.

5. In het besef dat de economische problemen aanhouden, blijft de Raad niettemin ernstig bezorgd over de ODA-niveaus en blijft hij zijn inzet en politiek leiderschap betonen om de EU-doelstellingen inzake ontwikkelingssamenwerking te verwezenlijken. In het licht daarvan wijst hij op het volgende:

a. Ontwikkelingssamenwerking blijft een hoofdprioriteit voor de EU, die formeel heeft toegezegd om uiterlijk in 2015 collectief 0,7% van het BNI te besteden aan officiële ontwikkelingshulp, en aldus een beslissende stap in de richting van de millennium- doelstellingen voor ontwikkeling te zetten. De EU en haar lidstaten herhalen al hun afzonderlijke en collectieve ODA-toezeggingen5, met dien verstande dat de

uitzonderlijke begrotingsomstandigheden in aanmerking worden genomen.

b. De lidstaten die hun individuele ODA-streefcijfers niet hebben gehaald, wordt

verzocht realistische, toetsbare maatregelen te treffen om opnieuw een positief traject in die richting uit te tekenen. De lidstaten wordt eveneens verzocht informatie te verstrekken over die maatregelen en over hun geplande ODA-uitgaven voor het volgende begrotingsjaar, alsmede over hun voornemen voor de resterende periode tot 2015, in het besef dat deze kwesties onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen.

De lidstaten worden ook aangemoedigd maatregelen te overwegen die ervoor zorgen dat de meest concessionele publieke financiële stromen worden geconcentreerd op de meest behoeftige landen.

c. De EU en haar lidstaten roepen alle andere internationale ontwikkelingspartners, ook nieuwe en opkomende spelers, ertoe op hun ambities op te schroeven en aldus een billijk aandeel in de mondiale inspanningen te leveren.

4 In maart 2002 gedefinieerd door de internationale VN-conferentie over ontwikkelingsfinanciering (consensus van Monterrey) en verder uitgewerkt tijdens de toetsingsconferentie van 2008

(Verklaring van Doha): daaronder vallen onder meer het aanwenden van middelen in het

ontwikkelingsland zelf en houdbaarheid van schuldenlast, directe buitenlandse investeringen en een

(13)

BIJLAGE Bestaande ODA-toezeggingen en -streefcijfers van de EU

0,7% ODA/BNI (conclusies van de Raad, 24 mei 2005 (doc. 9266/05, punt 4)

"Voor het bereiken van de MDG's (millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling) moet de ODA dringend worden verhoogd. De EU […] gaat ook akkoord met een nieuw collectief EU-streefcijfer van 0,56 % ODA/BNI tegen 2010, waardoor er tegen die tijd jaarlijks 20 miljard EUR extra aan ODA beschikbaar zou komen.

(i) De lidstaten die hun ODA nog niet op 0,51% van het BNI hebben gebracht, beloven dat niveau, binnen hun respectieve procedures voor de vaststelling van de begroting, tegen 2010 te bereiken en de lidstaten die al boven dat niveau zitten, beloven hun inspanningen te zullen volhouden.

(ii) De lidstaten die na 2002 tot de EU zijn toegetreden en die hun ODA nog niet op 0,17% van het BNI hebben gebracht, zullen ernaar streven dat niveau binnen hun respectieve procedures voor de vaststelling van de begroting tegen 2010 te bereiken en degene die al boven dat niveau zitten beloven hun inspanningen te zullen volhouden.

(iii) De lidstaten beloven hun ODA tegen 2015 op 0,7% BNI te brengen; degenen die dat cijfer al halen, zeggen toe daarboven te blijven. De lidstaten die na 2002 tot de EU zijn toegetreden zullen ernaar streven hun ODA tegen 2015 tot 0,33% van het BNI te verhogen."

Afrika (conclusies van de Raad van 24 mei 2005 (doc. 9266/05), punt 22)

"De EU zal haar financiële bijstand aan Afrika bezuiden de Sahara opvoeren en oormerkt collectief ten minste 50% van de overeengekomen verhoging van de ODA-middelen voor het continent, met volledige inachtneming van de prioriteiten inzake ontwikkelingssamenwerking van de onderscheiden lidstaten."

MOL's (conclusies van de Raad van 31 maart 2011 (doc. 7813/11), punt 10)

"…de EU herhaalt, in het kader van de bovengenoemde algemene ODA-toezegging, haar belofte collectief het streefcijfer van 0,15 à 0,20% van het BNP voor de MOL's na te komen."1

1 Oorspronkelijke toezegging in de conclusies van de Raad van 10 en 11 november 2008 (doc. 15480/08).

(14)

Grafieken en tabellen Figuur 1

(15)

Figuur 2

(16)

Tabel 1: EU ODA 2013-2015

Lidstaat

2012. 2013. 2014. 2015. Toezegging 2015 Financieel verschil 2015

Miljoen

EUR % van het

BNI Miljoen EUR % van het BNI Miljoen EUR

% van BNI het

Miljoen

EUR % van

het BNI Miljoen

EUR % van het

BNI Miljoen

EUR % van het BNI

Oostenrijk 860 0,28 882 0,28 1393 0,43 1386 0,42 2.328 0,70 942 0,28

België 1.801 0,47 1.718 0,45 1.731 0,44 1.745 0,43 2.843 0,70 1.099 0,27

Bulgarije 31 0,08 37 0,10 46 0,11 56 0,13 140 0,33 83 0,20

Kroatië 15 0,03 32 0,07 26 0,06 27 0,06 217 0,33 190 0,27

Cyprus 20 0,12 19 0,11 19,5 0,13 19,5 0,13 51 0,33 32 0,20

Tsjechië 171 0,12 160 0,11 156 0,12 156 0,11 458 0,33 302 0,22

Denemarken 2.095 0,83 2.206 0,85 2.234 0,84 2.269 0,83 2.748 1,00 479 0,17

Estland 18 0,11 23 0,13 28 0,15 30 0,15 66 0,33 36 0,18

Finland 1.027 0,53 1.081 0,55 1103 0,55 1069 0,52 1.448 0,70 379 0,18

Frankrijk 9.358 0,45 8.568 0,41 10327 0,48 10.588 0,48 15.428 0,70 4.840 0,22

Duitsland 10.067 0,37 10.590 0,38 10.779 0,37 10.971 0,37 20.996 0,70 10.025 0,33

Griekenland 255 0,13 230 0,13 198 0,11 170 0,09 1.293 0,70 1.123 0,61

Hongarije 92 0,10 91 0,10 90 0,10 94 0,10 322 0,33 228 0,23

Ierland 629 0,47 619 0,45 600 0,43 554 0,38 1.015 0,70 461 0,32

Italië 2.129 0,14 2.450 0,16 2.618 0,17 3.152 0,20 11.306 0,70 8.154 0,50

Letland 16 0,08 18 0,08 18 0,07 19 0,07 87 0,33 68 0,26

Litouwen 40 0,13 39 0,12 40 0,11 41 0,11 125 0,33 84 0,22

Luxemburg 310 1,00 324 1,00 316,37 0,96 324 0,93 348 1,00 24 0,07

Malta 14 0,23 14 0,20 13 0,19 14 0,19 24 0,33 10 0,14

Nederland 4.297 0,71 4.094 0,67 3.816 0,61 3.990 0,62 4.499 0,70 509 0,08

Polen 328 0,09 357 0,10 381 0,10 407 0,10 1.346 0,33 939 0,23

Portugal 452 0,28 365 0,23 353 0,22 341 0,21 1.163 0,70 822 0,49

Roemenië 111 0,08 101 0,07 134 0,09 139 0,09 500 0,33 362 0,24

Slowakije 62 0,09 64 0,09 71 0,10 77 0,10 249 0,33 172 0,23

Slovenië 45 0,13 45 0,13 43 0,12 44 0,12 118 0,33 74 0,21

Spanje 1.585 0,16 1.656 0,16 1.739 0,17 1.408 0,13 7.306 0,70 5.898 0,57

Zweden 4.077 0,97 4.392 1,02 4.348 1,00 4.557 1,00 4.557 1,00 - -

UK 10.808 0,56 13.468 0,72 14.304 0,70 14.961 0,70 14.961 0,70 - -

EU15 Totaal 49.749 0,42 52.643 0,44 55.859 0,45 57.484 0,44 92.238 0,72 34.754 0,27

EU15 Totaal 964 0,10 1.000 0,10 1.065 0,10 1.122 0,10 3.704 0,33 2.581 0,23

EU28 Totaal 50.713 0,39 53.643 0,41 56.925 0,42 58.607 0,42 95.942 0,69 37.335 0,27

ODA EU-instellingen 13.669 11.995

waarvan: Verschil tussen collectieve EU-ODA 2013 en

collectieve EU-ODA-doelstelling voor 2015 (0.7%) in miljoen EUR

Ten laste van de lidstaten 9.125 9.122

(17)

De collectieve ODA van de EU is de som van de door de instellingen en de lidstaten van de EU gerapporteerde ODA. Deze omvat 2,9 miljard EUR aan uit eigen middelen verstrekte ODA-leningen van de Europese Investeringsbank (2013) die niet worden toegerekend aan de lidstaten van de EU en die boven op het totaal van de EU28 komen (zie voetnoot 3).

Bronnen:

• Voor de cijfers voor 1995-2013

o voor de leden van de OESO: OESO/DAC

o voor lidstaten van de EU die geen lid zijn van de OESO: OESO/DAC waar beschikbaar, anders gegevens van de lidstaten.

• Voor de cijfers voor 2014-2015 is de simulatie van de Commissie gebaseerd op:

o ODA-ramingen van de lidstaten indien beschikbaar,

o prognoses van de Commissie aan de hand van het samengestelde jaarlijkse ODA-groeipercentage voor 2008-2013 indien de lidstaten geen ODA-ramingen hebben verstrekt.

officiële BNI-prognoses voor de EU afkomstig uit de jaarlijkse macro-economische gegevensbank (AMECO) van de Europese Commissie."

De Deense regering heeft toezeggingen gedaan in verband met het streefcijfer van 1% ODA/BNI, maar heeft nog geen tijdschema vastgesteld voor het bereiken daarvan.

(18)

Kader voor EU-ontwikkelings- en samenwerkingsresultaten

De Raad heeft de volgende conclusies inzake een kader voor EU-ontwikkelings- en samenwerkingsresultaten aangenomen:

"1. In zijn conclusies over de agenda voor verandering1 riep de Raad de EU en de lidstaten op om een gemeenschappelijke, resultaatgerichte aanpak te bevorderen, door onder meer gebruik te maken van sterker resultaatgerichte kaders op nationaal niveau. Ook riep de Raad de EU en de lidstaten op hun vermogen om de resultaten te monitoren en te evalueren te vergroten, als een middel om wederzijdse verantwoordingsplicht, wederzijds leren en transparantie te verbeteren, in overeenstemming met de beginselen van doeltreffendheid van steun van Busan.2

2. In dit verband is de Raad blij met het werkdocument van de Commissie over het bereiden van

de weg voor een kader voor EU-ontwikkelings- en samenwerkingsresultaten3, waarin wordt uiteengezet hoe dit kader, zodra het voltooid is en gebruikt wordt, de verant- woordingsplicht, de transparantie en de zichtbaarheid van de ontwikkelings- en

samenwerkingsbijstand van de EU zal versterken en belanghebbenden ertoe zal aanzetten voortdurend in debat te gaan over de resultaten. Het kader wordt niet alleen een

communicatie-instrument om over resultaten te berichten, maar ook een middel om te trachten de beheerspraktijken te verbeteren. De Raad stelt vast dat de lidstaten met hun ervaring en lessen een bijdrage hebben geleverd en zullen blijven bijdragen aan het opzetten van het kader, dat zou moeten worden opgebouwd naar het voorbeeld van gelijksoortige, gevalideerde resultatenkaders van andere internationale donoren.

3. De Raad benadrukt dat er voor het resultatenkader indicatoren moeten worden bepaald met betrekking tot de prioriteiten van de Agenda voor verandering en dat die zo nodig moeten worden bijgesteld, ook met als doel ze te doen aansluiten op het toekomstige ontwikke- lingskader voor na 2015, zodra daarover overeenstemming is bereikt. Het aantal

indicatoren moet beheersbaar blijven, maar niettemin stelt de Raad dat het resultatenkader van de EU moet worden aangevuld met een kwalitatieve analyse van de resultaten. Met deze benadering wordt ernaar gestreefd de ontwikkelings- en samenwerkingssteun van de Unie voldoende te dekken en ervoor te zorgen dat niet gemakkelijk te kwantificeren thematische gebieden en langetermijndoelstellingen wel degelijk worden beoordeeld.

Indicatoren moeten verder waar mogelijk worden opgesplitst naar geslacht en er moeten speciale indicatoren worden ontwikkeld voor sectoroverschrijdende onderwerpen.

(19)

4. De analyse van de resultaten moet specifiek op de inhoud gericht zijn, en verslaglegging over resultaten moet een zo groot mogelijk aandeel van EU-projecten bestrijken en jaarlijks worden gedaan, waardoor kan worden vastgesteld op welke gebieden wellicht aanpassingen nodig zijn In dit verband benadrukt de Raad dat het van belang is dat er voor de verslagen duidelijke doelstellingen worden geformuleerd, goed omschreven indicatoren en uitgangspunten. Daarnaast moet bij het ontwikkelen van het resultatenkader worden nagedacht over de optie om streefcijfers te bepalen voor de indicatoren.

5. Overeenkomstig de beginselen van Busan over doeltreffendheid van steun moet er zo ruim mogelijk gebruik worden gemaakt van de statistische, monitorings- en evaluatiesystemen van de partnerlanden en moet de ontwikkelingshulp van de EU op landenniveau worden afgestemd op de ontwikkelingsprioriteiten van de partnerlanden. Voorts wijst de Raad op het belang van blijvende steun voor de inspanningen die de partnerlanden zich getroosten om hun vermogen om voortgang te monitoren en het effect van ontwikkeling te evalueren, te vergroten.

6. De Raad benadrukt dat het resultatenkader geregeld moet worden herzien en dat er lering moet worden getrokken uit eerdere ervaringen. Ook wijst de Raad op het blijvende belang van onafhankelijke evaluaties voor het verhogen van de doeltreffendheid en het effect van de ontwikkelingshulp van de EU.

7. De Raad ziet uit naar de resultaten van de proeffase zodat het kader voor EU-

ontwikkelings- en samenwerkingsresultaten snel kan worden voltooid en het verslag over de resultaten van 2014 in de eerste helft van 2015 kan worden gepresenteerd."

BUITENLANDSE ZAKEN

Actie van de Unie tegen verspreiding van wapens

De Raad heeft het vijftiende en het zestiende voortgangsverslag over de uitvoering van de Unie- strategie ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor aangenomen, die de twee semesters van 2013 bestrijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

17 Opleidingen in de officiële talen van de Europese Unie, afgezien van de moedertaal van de betrokkene, zijn voor rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel

Nederland verwelkomde de Gezamenlijke Mededeling en onderstreepte daarbij de noodzaak voor versterkte samenwerking ten aanzien van migratie, waaronder terugkeer.. In

de heer Miguel Ángel MORATINOS minister van Buitenlandse Zaken en Samenwerking de heer Alberto NAVARRO GONZÁLEZ staatssecretaris voor de Europese

De Raad heeft twee besluiten aangenomen waarbij 20,4 miljoen euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF) beschikbaar wordt gesteld voor ontslagen werknemers

De voorschriften van de Europese Unie voor de controle op de uitvoer van goederen en technologie voor tweeërlei gebruik (d.w.z. producten en technologie die zowel voor civiele als

Daarnaast zal de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) Somalië en landen in de regio bijstaan om

De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt van de EU voor de top- ontmoeting tussen de EU en Zwitserland, die gepland is voor 19 mei in Brussel en bedoeld

Ook heeft de Raad beperkende maatregelen tegen Belarus en de Republiek Guinee verlengd en conclusies aangenomen over de republiek Moldavië, Oezbekistan, Bosnië