• No results found

PERSMEDEDELING. 2899e zitting van de Raad. Justitie en Binnenlandse Zaken. Luxemburg, 24 oktober 2008 PERS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PERSMEDEDELING. 2899e zitting van de Raad. Justitie en Binnenlandse Zaken. Luxemburg, 24 oktober 2008 PERS"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P E R S

NL

14667/08 (Presse 299) (OR. fr)

PERSMEDEDELING

2899e zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Luxemburg, 24 oktober 2008

Voorzitter Mevrouw Michèle ALLIOT-MARIE

minister van Binnenlandse Zaken, Overzeese Gebiedsdelen en Lokale en Regionale Overheden

Mevrouw Rachida DATI

grootzegelbewaarder, minister van Justitie

(2)

Voornaamste resultaten van de Raadszitting

De Raad heeft zich met name gebogen over de voortzetting van de Europese samenwerking inzake binnenlandse veiligheid. In dit verband heeft de Raad conclusies aangenomen betreffende de oprichting van nationale platformen en van een Europees platform voor het signaleren van inbreuken op het internet, alsmede conclusies die gericht zijn op bevordering van de operationele convergentie van de rechtshandhavingsdiensten in de lidstaten.

Hij heeft ook een stand van zaken opgemaakt over een voorstel tot instelling van een systeem voor het verzamelen van de persoonsgegevens (PNR) die luchtvaartmaatschappijen inwinnen wanneer de passagiers hun reis boeken.

Wat de punten onder "justitie" betreft, heeft de Raad een akkoord bereikt over de regels die het mogelijk maken dat de op het gebied van onderhoudsverplichtingen in een lidstaat gegeven

beslissingen zonder problemen in de andere lidstaten kunnen worden toegepast. Voorts is hij tot een akkoord gekomen over een besluit betreffende de oprichting van het Europees Strafregister

Informatiesysteem (ECRIS).

Ten slotte heeft de Raad zonder bespreking een richtlijn aangenomen inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en een richtlijn die ertoe strekt luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.

(3)

1 Ÿ Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.

Ÿ De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu.

Ÿ Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.

INHOUD

DEELNEMERS ... 6

BESPROKEN PUNTEN CYBERCRIMINALITEIT - Conclusies van de Raad... 8

ONDERLINGE AFSTEMMING VAN DE BINNENLANDSE VEILIGHEID - Conclusies van de Raad ... 11

DRUGSHANDEL IN WEST-AFRIKA ... 16

EUROPEES PNR ... 18

EUROPEES STRAFREGISTER INFORMATIESYSTEEM (ECRIS) ... 19

ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN... 20

RECHTSBESCHERMING VAN KWETSBARE VOLWASSENEN - Conclusies van de Raad ... 21

OPLEIDING VAN JUSTITIEEL PERSONEEL - Resolutie van de Raad ... 22

DIVERSEN ... 31

(4)

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Overeenkomst EU/Zwitserland/Liechtenstein - asielverzoeken ...32

Strijd tegen georganiseerde criminaliteit ...32

Europees netwerk van corruptiebestrijding...32

Eurojust - Activiteitenverslag 2007...33

Financiële staten 2006 voor SISNET...33

Schengen - Gewijzigde SISNET-begroting ...33

Europese Politieacademie - verslag 2007...33

Samenwerking met IJsland en Noorwegen ...33

Schengeninformatiesysteem...34

Europese richtsnoeren voor beste praktijken...34

Communicatie tussen operationele eenheden in grenszones - Aanbeveling...34

EXTERNE BETREKKINGENGeorgië - Waarnemingsmissie van de EU ...34

EU - Rusland - Permanente Partnerschapsraad (Buitenlandse Zaken)...35

Jaarverslag van de EU over de mensenrechten...35

Unie voor het Middellandse-Zeegebied - Conferentie van de ministers van Industrie ...35

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEIDControle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik - Massavernietigingswapens ...36

BEGROTINGBeschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering voor Spanje en Litouwen ...36

(5)

MILIEU

Bescherming van het milieu door middel van het strafrecht * ...38

Opneming van de luchtvaart in het emissiehandelssysteem *...38

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten ...39

(6)

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:

de heer Patrick DEWAEL viceminister-president en minister van Binnenlandse

Zaken

de heer Jo VANDEURZEN viceminister-president en minister van Justitie en

Institutionele Hervormingen Bulgarije:

mevrouw Miglena Ianakieva TACHEVA minister van Justitie

de heer Mihail MIKOV minister van Binnenlandse Zaken

Tsjechië

de heer Ivan LANGER minister van Binnenlandse Zaken

Denemarken:

de heer Brian MIKKELSEN minister van Justitie

Duitsland:

de heer Wolfgang SCHÄUBLE minister van Binnenlandse Zaken

Estland:

de heer Rein LANG minister van Justitie

de heer Jüri PIHL minister van Binnenlandse Zaken

Ierland:

de heer Dermot AHERN minister van Justitie, Gelijke Kansen en Hervorming van

de wetgeving Griekenland:

de heer Vassilis KASKARELIS permanent vertegenwoordiger

Spanje:

de heer Mariano FERNÁNDEZ BERMEJO minister van Justitie

Frankrijk:

mevrouw Rachida DATI grootzegelbewaarder, minister van Justitie

mevrouw Michèle ALLIOT-MARIE minister van Binnenlandse Zaken, Overzeese Gebiedsdelen en Lokale en Regionale Overheden Italië

de heer Angelino ALFANO minister van Justitie

Cyprus:

de heer Kypros CHRISOSTOMIDES minister van Justitie en Openbare Orde Letland:

de heer Mārtinš LAZDOVSKIS staatssecretaris, ministerie van Justitie

de heer Ziedonis RUBEZIS staatssecretaris, minister van Binnenlandse Zaken Litouwen:

de heer Regimantas ČIUPAILA minister van Binnenlandse Zaken

Luxemburg:

de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van

(7)

Polen:

de heer Piotr STACHAŃCZYK onderstaatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken

Portugal:

de heer Rui PEREIRA minister van Binnenlandse Zaken

de heer Alberto COSTA minister van Justitie

Roemenië:

de heer Vasile-Gabriel NITA staatssecretaris, hoofd van de afdeling Schengen de heer Gabriel TANASESCU staatssecretaris, ministerie van Justitie

Slovenië:

de heer Lovro ŠTURM minister van Justitie

Slowakije:

de heer Štefan HARABIN viceminister-president en minister van Justitie

Finland:

mevrouw Tuija BRAX minister van Justitie

mevrouw Anne HOLMLUND minister van Binnenlandse Zaken

Zweden:

mevrouw Beatrice ASK minister van Justitie

Verenigd Koninkrijk:

de heer Jack STRAW minister van Justitie en Lord Chancellor

Commissie:

de heer Jacques BARROT vicevoorzitter

(8)

BESPROKEN PUNTEN

CYBERCRIMINALITEIT - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"De Raad,

herinnerend aan hetgeen volgt:

1. één van de doelstellingen van de Europese Unie bestaat in de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid door de ontwikkeling van gezamenlijk optreden van de lidstaten op het gebied van politiële en justitiële samen- werking in strafzaken;

2. om deze doelstelling te bereiken moet een geïntegreerd communicatienetwerk worden opgericht om informatie over cybercriminaliteit beter te kunnen doorgeven; Europol is de meest geschikte instantie om te bevorderen dat de lidstaten bij de preventie en de

bestrijding van deze vorm van internationale criminaliteit nauwer met elkaar samen- werken;

3. binnen het algemene kader van de uitwisseling van informatie en de toepassing van het beginsel dat deze tussen de wetshandhavingsinstanties van de lidstaten beschikbaar moet zijn, is het streven om gezamenlijke praktijken te stimuleren inzake het naspeuren, verkrijgen, verzamelen en opslaan van gegevens, het opsporen en in beslag nemen van computergegevens;

4. het wordt thans eveneens dringend noodzakelijk dat het optreden tegen cybercriminaliteit wordt gecoördineerd en dat er gezamenlijke structuren worden opgezet voor de aanpak van dit type criminaliteit;

5. op de uitwisseling die binnen dit kader wordt verricht, zijn de regels inzake persoons- gegevens in hoofdstuk V van het Besluit tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol)1van toepassing;

(9)

verzoekt de lidstaten:

1. het nodige te doen voor de oprichting van een nationaal signaleringsplatform of een gemeenschappelijk signaleringsplatform van verschillende lidstaten wanneer thans nog geen platformen bestaan, dan wel van een nationaal centrum of meerdere nationale centra wanneer er verschillende platformen bestaan; de platformen en de centra worden beheerd door een overheidsorgaan of een particuliere organisatie en hebben ten doel signaleringen betreffende inbreuken op het internet centraal te verwerken;

2. er door middel van een passende technische oplossing voor te zorgen dat het nationale signaleringsplatform of het nationale centrum de gemelde informatie aan het Europese signaleringsplatform kan doorgeven;

3. ervoor te zorgen dat het publiek illegale inhoud bij het nationale platform of het nationale centrum kan melden, bij voorkeur via een openbare internetsite;

4. te bevorderen dat de overheidsinstanties en de particuliere organisaties die zich met de bestrijding van cybercriminaliteit bezighouden, als partners samenwerken;

5. statistieken samen te stellen betreffende de ontwikkeling van cybercriminaliteit op nationaal niveau;

6. passende maatregelen te nemen in verband met gemelde informatie;

verzoekt Europol:

1. een Europees platform op te richten en te huisvesten als verzamelpunt voor de nationale platformen, dat ten doel heeft:

a) informatie over inbreuken op het internet te ontvangen en te verzamelen die door de nationale platformen wordt verstrekt wanneer uit hun analyse van die informatie is gebleken dat het om inbreuken met een Europees, of het nationale niveau

overstijgend, karakter gaat die derhalve aan het Europese platform moeten worden gemeld 1;

1 De nationale platformen bewaren tevens gegevens met een strikt nationaal karakter die waarschijnlijk door het Europese platform zullen worden opgevraagd.

(10)

b) informatie die de nationale platformen aanbelangt naar deze platformen terug te zenden en zorg te dragen voor een permanente wederzijdse informatie;

c) een informatieve Europese website over cybercriminaliteit op te zetten en informatie te verspreiden over het bestaan van de nationale platformen;

d) regelmatig operationele en statistische verslagen op te stellen betreffende de verzamelde informatie;

2. de Raad verslag uit te brengen over de maatregelen die naar aanleiding van deze conclusies zijn genomen, en in het bijzonder een passende effectbeoordeling te verrichten.

verzoekt de Commissie:

1. zich te beraden over financiële bijstand voor nationale en transnationale projecten in dit verband."

(11)

ONDERLINGE AFSTEMMING VAN DE BINNENLANDSE VEILIGHEID - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"Herinnerend aan het akkoord over de procesmatige beschrijving van een referentiekader voor de binnenlandse veiligheid van de Europese Unie dat de Raad in de zitting van 1 en 2 juni 2006 heeft goedgekeurd1,

Gelet op de werkmethodes en beleidslijnen die de ministers van Binnenlandse Zaken van de Europese Unie tijdens de informele bijeenkomst van 7 juli 2008 in Cannes uitgestippeld hebben, Rekening houdend met het verslag van de adviesgroep op hoog niveau over de toekomst van de binnenlandse aangelegenheden in de Europese Unie2,

Rekening houdend met de strategie voor de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, die de Raad in de zitting van 1 en 2 december 2005 heeft goedgekeurd3,

Gelet op de grote vooruitgang die geboekt is op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in het kader van de uitvoering van de programma's van Tampere en Den Haag,

Overwegende dat om de Europese burgers een hoog veiligheidsniveau te garanderen in de gemeen- schappelijke ruimte van vrijheid, het optreden van de Europese Unie moet worden versterkt door het van een echte operationele dimensie te voorzien,

Gelet op het verlangen van de Europese burgers om de meerwaarde te zien van de maatregelen die op Europese schaal worden genomen,

Van oordeel zijnde dat een regelmatige evaluatie een middel is om de doeltreffendheid en de coherentie van de maatregelen voor de binnenlandse veiligheid in de Europese Unie te verbeteren,

1 Doc. 9596/06 JAI 271 CATS 104.

2 Doc. 11657/08 JAI 373 en 11960/08 JAI 388.

3 Doc. 15446/05 JAI 488 RELEX 741.

(12)

De Raad van de Europese Unie,

Steunt de consolidatie en versterking van het optreden van de Europese Unie, met het doel de bescherming en veiligheid van haar burgers te verzekeren, in het kader van het streven naar convergentie, namelijk operationele convergentie van de wetshandhavingsdiensten in de lidstaten, Is van oordeel dat die convergentie, op basis van de beginselen van wederzijdse erkenning en beschikbaarheid van informatie, een leidraad kan vormen voor de verdere uitbouw van de gemeenschappelijke Europese ruimte van veiligheid en voor het bereiken van een betere operationele samenwerking tussen de wetshandhavingsdiensten,

Verzoekt de lidstaten methoden te ontwikkelen ter verbetering van de operationele samenwerking tussen hun wetshandhavingsdiensten, met dien verstande dat deze samenwerking de partners praktisch voordeel oplevert en met dat recht wordt gedaan aan inachtneming van de juridische, operationele en andere eisen in de lidstaten, en wel op de volgende gebieden:

– nauwere contacten tussen functionarissen dankzij

· het opzetten van gemeenschappelijke opleidingen voor functionarissen van de

wetshandhavingsdiensten, waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van het potentieel van de Europese Politieacademie,

· uitwisseling van tijdelijke functionarissen tussen wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, met name in het kader van de Europese commissariaten,

· het opzetten en uitbouwen van netwerken van topfunctionarissen van de

wetshandhavingsdiensten in de lidstaten of van gerechtelijke topfunctionarissen,

· bevordering van het aanleren van de talen van de Europese Unie binnen de wetshandhavingsdiensten van de lidstaten,

(13)

– het op elkaar afstemmen van materieel en praktijk, dankzij

· een betere interoperabiliteit van de uitrusting en een optimale toepassing van het poolen van uitrusting; de ontwikkeling van standaardmethoden voor het gebruik ervan op Europese schaal, met name in grensgebieden,

· het opstellen van handboeken en gidsen voor goede praktijken, indien zij een meerwaarde bevatten en aan alle lidstaten ter beschikking kunnen worden gesteld,

· intensiveren van de contacten met de sector van het veiligheidstechnologisch onderzoek,

– nauwere contracten via gezamenlijke acties, dankzij

· de ontwikkeling van gemeenschappelijke platformen en gegevensbanken met een meerwaarde voor de lidstaten,

· gemeenschappelijke operaties ter versterking van de operationele samenwerking tussen de lidstaten, onder meer gemeenschappelijke onderzoeksteams,

· gemeenschappelijke oefeningen, die ook gemeenschappelijk worden voorbereid – de onderlinge aanpassing van de kaderregelgeving dankzij

· de opstelling van gemeenschappelijke wetgeving met een meerwaarde voor de burgers,

· het zoeken naar gemeenschappelijke definities, met name inzake de bestrijding van de georganiseerde misdaad,

· een geleidelijke vereenvoudiging van de procedures voor uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten in het kader van grensoverschrijdende recherche binnen de Europese Unie,

(14)

Wenst, naast die initiatieven, de samenhang tussen het bestaande en het toekomstige

instrumentarium op veiligheidsgebied te versterken en bij de Europese burgers begrip te kweken voor het beleid van de Europese Unie,

– op basis van het gemeenschappelijk kader voor analyse en actie, teneinde

· te kunnen beoordelen welke gevaren de Europese burger bedreigen,

· de prioriteiten van de Europese Unie te kunnen bepalen om die dreiging het hoofd te bieden,

· de werkmethode voor de toepassing van die prioriteiten te kunnen vaststellen,

· de getroffen maatregelen regelmatig te kunnen evalueren,

– door het apparaat voor dreigingsevaluatie, met name de OCTA, te verbeteren, maar ook te verrijken met bijdragen uit de justitiële sfeer en met de steun van de agentschappen,

– door de strategische en operationele doelstellingen duidelijker te bepalen en ze op politiek niveau te valideren,

– door een werkwijze voor projecten te ontwikkelen voor de verwezenlijking van de strategische en operationele doelstellingen die in het kader van bovenstaand punt zijn vastgesteld,

– door toe te laten dat bepaalde projecten op regionaal niveau kunnen worden uitgevoerd, via de meest betrokken lidstaten,

– dankzij nauwkeurige regels voor de evaluatie van de getroffen maatregelen,

– via verdere verbetering van de informatie-uitwisseling binnen de Europese Unie, met name door een concrete uitvoering van de bepalingen van het kaderbesluit van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, en van het besluit van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grens- overschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit,

(15)

– door erop toe te zien dat een hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens in de Europese Unie wordt gewaarborgd,

– door bij het optreden van de Europese Unie rekening te houden met de externe dimensie van de binnenlandse veiligheid,

– door te voorzien in de middelen en structuren om het optreden van de verschillende actoren van de Europese Unie op veiligheidsgebied, met name de agentschappen van de Unie, beter te kunnen coördineren, en hun krachten zoveel mogelijk te concentreren op prioritaire acties,

– door de architectuur van de binnenlandse veiligheid beter te bepalen, met name door het inbouwen van de gerechtelijke dimensie,

– door voor deze doelstellingen de werkstructuren van de Raad optimaal te exploiteren en het beraad over het functioneren, het mandaat en de onderlinge verhoudingen van die structuren voort te zetten.

Nodigt de bevoegde autoriteiten uit om de in deze conclusies vermelde maatregelen regelmatig te evalueren, bijvoorbeeld in het kader van de beoordelingen betreffende het vijfjarig programma. "

De Raad heeft ook nota genomen van de activiteiten die de lidstaten van het Forum van Salzburg op regionaal vlak hebben uitgevoerd, waarbij de ministers van Binnenlandse zaken van Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije en Roemenië en de Benelux-landen betrokken waren.

(16)

DRUGSHANDEL IN WEST-AFRIKA

De Raad heeft van gedachten gewisseld over dit vraagstuk.

De delegaties hebben besloten dat het om een strategisch probleem gaat: West-Afrika is een

draaischijf voor de handel in verdovende middelen uit Latijns-Amerika geworden, en dat vormt een rechtstreekse en permanente dreiging, zowel voor de regio als voor de Europese Unie.

Het Bureau van de Verenigde Naties voor drugspreventie en misdaadbestrijding (UNODC), de ICPO-Interpol en de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) hebben vastgesteld dat 10% van de cocaïneproductie in de wereld via deze regio zou worden doorgesluisd.

Tijdens de periode 2005-2007 is 33 ton cocaïne uit West-Afrika, bestemd voor Europa, in beslag genomen. De Europese Commissie schat de totale hoeveelheid cocaïne die in het huidige tempo de Europese Unie binnenkomt op ongeveer 250 ton per jaar.

In de mededeling van de Commissie over een EU-drugsactieplan voor 2009-2012 staat dat "het cocaïnegebruik in een aantal lidstaten toeneemt". Voorts wordt vermeld dat "het totale aantal personen in de EU dat drugs gebruikt - of ooit heeft gebruikt (...) voor cocaïne alleen op ten minste 12 miljoen [wordt geraamd]".

De drugshandel in West-Afrika gaat gepaard met corruptie en staat daardoor de economische en sociale ontwikkeling en de opbouw van de rechtsstaat in de weg. De eerste slachtoffers van de drugshandel, en ruimer gezien van de georganiseerde misdaad, zijn de staten in de regio en hun bevolkingen. Het is overigens niet uitgesloten dat de inkomsten uit de handel in verdovende middelen worden gebruikt om terroristische activiteiten te financieren.

Van de resultaten van de besprekingen in de Raad zal afhangen welke impulsen de EU zal geven tijdens de ministeriële conferentie van de UNODC op 28 en 29 oktober 2008 in Praag.

Het optreden van de EU en van de gespecialiseerde diensten van de lidstaten moet dus worden versterkt. We moeten over een gezamenlijke, gedocumenteerde beoordeling van de bedreiging kunnen beschikken, zodat de gespecialiseerde diensten doelgerichter actie kunnen ondernemen.

Deze actie kan alleen plaatsvinden binnen een ruimer overleg, waarbij niet alleen de operationele verantwoordelijken van de gespecialiseerde diensten, maar ook van de betrokken staten, de relevante internationale organen en instanties en de EU en haar agentschappen (in het bijzonder Europol) zijn betrokken. Een betere samenwerking tussen de gespecialiseerde diensten moet de mechanismen voor coördinatie van de strijd tegen drugshandel en georganiseerde misdaad helpen versterken, zoals de ECOWAS-commissie voor ogen staat.

(17)

Om een operationele dimensie te geven aan het optreden van de EU, dient volgens de Raad de samenwerking tussen de gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten van de West-Afrikaanse staten en de lidstaten te worden uitgebouwd. Te dien einde is het niet alleen van belang de nodige

middelen te verstrekken, maar moeten bijvoorbeeld ook het optreden van de verbindingsofficieren en de technische politiesamenwerking tussen de lidstaten zo vlug mogelijk worden

geregionaliseerd, gecoördineerd en gegroepeerd, met name wat de opleiding betreft.

(18)

EUROPEES PNR

De Raad heeft enkele kenmerken besproken van een toekomstig systeem voor het verzamelen van de persoonsgegevens (PNR) die luchtvaartmaatschappijen inwinnen wanneer de passagiers hun reis boeken op de internationale lijnen die het grondgebied van een lidstaat bedienen, maar is niet tot definitieve conclusies gekomen.

Die gegevens, die zouden worden doorgegeven aan de overheidsinstanties voordat de passagiers instappen, zouden bijdragen aan de analyse van de terroristische en criminele dreiging, en zouden kunnen worden gebruikt bij specifieke onderzoeken.

Wat het opnemen van PNR-gegevens betreffende intracommunautaire vluchten betreft, heeft de Raad geconstateerd dat de kosten/batenverhouding ter discussie staat en dus moet worden getoetst voordat tot opname in het Europese instrument wordt besloten. Die gegevens worden reeds door sommige lidstaten verzameld in het kader van hun nationale beleidsruimte, en dat zal ook in de toekomst zo zijn. De Raad is dus overeengekomen dit specifieke punt opnieuw te bespreken nadat het Europese PNR-systeem een paar jaar heeft gefunctioneerd.

Een overzichtsverslag zal ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de JBZ-Raad in zijn komende zitting op 27 en 28 november 2008. De Raad zal dan beslissen over het gevolg dat aan dit dossier moet worden gegeven.

PNR-gegevens hebben betrekking op verplaatsingen, gewoonlijk per vliegtuig, en omvatten paspoortgegevens, naam, adres, telefoonnummers, reisbureau, creditcardnummer, vluchtschema met opeenvolgende wijzigingen, stoelvoorkeur en andere gegevens. Over het algemeen zijn niet alle velden ingevuld; alleen de PNR-gegevens die door de passagier vrijwillig worden verstrekt bij het boeken of het inchecken en instappen, staan erin vermeld. Opgemerkt zij dat de luchtvervoerders de persoonsgegevens van passagiers reeds voor hun eigen commercieel gebruik registreren. Door het verzamelen en analyseren van PNR-gegevens kunnen de passagiers die een groot risico vormen, worden geïdentificeerd door de rechtshandhavingsinstanties, die vervolgens passende maatregelen kunnen nemen.

(19)

EUROPEES STRAFREGISTER INFORMATIESYSTEEM (ECRIS)

De Raad is tot een akkoord gekomen over een algemene aanpak ten aanzien van het voorstel voor een besluit betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS).

Dit voorstel sluit aan bij het kaderbesluit inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de EU-lidstaten dat in juni 2007 door de Raad is goedgekeurd. Hoofddoel van het kader- besluit is ervoor te zorgen dat een lidstaat de rechterlijke instanties van een andere lidstaat van de EU kan informeren over het strafrechtelijk verleden van zijn onderdanen.

Het ECRIS-besluit beoogt ervoor te zorgen dat de informatie langs elektronische weg wordt doorgegeven, en omschrijft onder welke voorwaarden en in welke vorm die gegevens worden uitgewisseld. De lidstaten zullen dus volledig verantwoordelijk zijn voor het beheer van hun strafregister, maar de doorgifte van informatie zal worden vergemakkelijkt door een

gemeenschappelijk systeem voor de uitwisseling van gegevens.

Er loopt momenteel een proefproject tussen 14 lidstaten dat ten doel heeft de strafregisters aan elkaar te koppelen. De resultaten die in dit kader zijn geboekt vormen een goed uitgangspunt voor de verdere werkzaamheden met betrekking tot de geautomatiseerde gegevensuitwisseling in Europees verband.

(20)

ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN

De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een ontwerp-verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen. Dat ontwerp behelst alle bestaande onderhoudsverplichtingen in de lidstaten, in de eerste plaats die welke kinderen betreffen.

Deze verordening is een instrument dat van groot belang is voor de totstandkoming van een gemeenschappelijke justitiële ruimte, ten voordele van de Europese burger.

De verordening stelt de regels voor de rechterlijke bevoegdheid vast. Voorts zullen de meeste lidstaten geharmoniseerde collisieregels toepassen.

De verordening zal de resterende obstakels voor de inning van alimentatievorderingen binnen de Europese Unie wegnemen. Meer in het bijzonder zal de exequaturprocedure worden afgeschaft tussen de lidstaten die geharmoniseerde collisieregels toepassen. Dat betekent dat de uitspraken inzake onderhoudsverplichtingen vrij toegepast kunnen worden tussen vrijwel alle lidstaten zonder inhoudelijke toetsing in de uitvoerende lidstaat. De verschuldigde alimentatie zal daardoor veel sneller kunnen worden geïnd.

Door deze maatregelen zal een juridisch kader kunnen worden gecreëerd dat tegemoetkomt aan de rechtmatige wensen van de alimentatiegerechtigden. Deze laatsten moeten gemakkelijk, snel en in de regel zonder kosten, een executoriale titel kunnen verkrijgen, die zonder belemmering binnen de Europese justitiële ruimte kan worden toegepast en regelmatige betaling van de verschuldigde sommen mogelijk moet maken.

De verordening voorziet ook in kosteloze rechtsbijstand bij alle procedures inzake onderhouds- verplichtingen van een ouder jegens een kind beneden de 21 jaar.

Ten slotte zullen de betrokkenen door een systeem van bestuurlijke samenwerking tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten concrete bijstand kunnen krijgen, via met name informatie- uitwisseling (zoals bijvoorbeeld hulp om de onderhoudsplichtige op te sporen).

(21)

RECHTSBESCHERMING VAN KWETSBARE VOLWASSENEN - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"Op basis van het hem voorgelegde verslag hecht de Raad zijn goedkeuring aan de hierna volgende conclusies over de situatie van kwetsbare volwassenen en hun grensoverschrijdende wettelijke bescherming:

a) De lidstaten die reeds overtuigd zijn van het belang van toetreding tot het Verdrag van Den Haag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen wordt verzocht de procedures voor de ondertekening en/of bekrachtiging van dit verdrag zo spoedig mogelijk in te leiden of actief voort te zetten.

b) De lidstaten waar het intern overleg nog gaande is, wordt verzocht dit overleg op zo kort mogelijke termijn af te ronden.

c) De Commissie wordt verzocht de ervaringen die worden opgedaan bij de toepassing van het Verdrag van Den Haag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen nauwlettend te volgen. Tevens dienen de werkzaamheden in het kader van de Haagse Conferentie en de Raad van Europa1in gedachten te worden gehouden. Zodra voldoende ervaring is opgedaan met de werking van het verdrag zou, indien nodig, beraad op gang kunnen worden gebracht over de vraag of op communautair niveau nog in

aanvullende maatregelen moet worden voorzien."

1 Doc. 15446/05 JAI 488 RELEX 741

(22)

OPLEIDING VAN JUSTITIEEL PERSONEEL - Resolutie van de Raad

De Raad heeft de volgende resolutie aangenomen:

"De Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de raad bijeen, overwegende hetgeen volgt:

1 Nationale rechters en openbare aanklagers spelen een cruciale rol bij het garanderen van de naleving van het recht van de Europese Unie. Efficiënte interactie tussen nationale rechters en het Europees Hof van Justitie in het kader van de procedure voor het verkrijgen van een prejudiciële beslissing van het Europees Hof van Justitie over de geldigheid en/of

uitlegging van bepalingen van Europees recht is van het grootste belang voor de

samenhang in de Europese rechtsorde. In dit verband wordt bijzondere aandacht gevraagd voor een prejudiciële urgentieprocedure die van toepassing is op kwesties in verband met de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

2 De Europese Raad heeft in oktober 1999 in Tampere de totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid bovenaan op de politieke agenda gezet. Met het oog daarop heeft de Europese Raad het beginsel van wederzijdse erkenning bestempeld als de hoeksteen van de justitiële samenwerking in civiele en strafrechtelijke zaken in de Europese Unie.

3 Rechtbanken, het openbaar ministerie en andere nationale bevoegde autoriteiten kunnen in de gehele Europese Unie in verscheidene stadia van civiele en strafrechtelijke procedures uitspraken doen. Krachtens het beginsel van wederzijdse erkenning kunnen deze

uitspraken overeenkomstig het toepasselijke wetgevingsbesluit in een andere lidstaat dan waar zij gegeven zijn, erkend en ten uitvoer worden gelegd. Alle rechters en openbare aanklagers in de Europese Unie kunnen dus in een situatie terechtkomen waarin zij een in een andere lidstaat gedane uitspraak in een civiele of strafzaak ten uitvoer moeten leggen.

4 Voor een correcte toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning moeten de lidstaten en hun justitiële autoriteiten vertrouwen hebben in elkaars rechtsstelsels. Voorts vergt de intensivering van de justitiële samenwerking, bijvoorbeeld via rechtstreekse contacten tussen de justitiële autoriteiten, met name via de Europese justitiële netwerken en Eurojust, een sfeer van wederzijds vertrouwen en verstandhouding tussen de justitiële autoriteiten.

(23)

5 In het Haags programma van 20041wordt beklemtoond dat het wederzijds vertrouwen moet worden versterkt door middel van een nadrukkelijke inspanning om het wederzijdse begrip tussen justitiële autoriteiten en verschillende rechtsstelsels te verbeteren,

uitwisselingsprogramma's voor deze autoriteiten te bevorderen en stelselmatig een EU- component te integreren in de opleidingen.

6 In de mededeling van de Europese Commissie van 29 juni 2006 6 2over de justitiële opleiding in de Europese Unie wordt beklemtoond dat de justitiële opleiding moet worden ontwikkeld om de bij de totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht geboekte vooruitgang concreet vorm te geven en zichtbaar te maken. In de mededeling wordt met name beklemtoond dat rechtsbeoefenaars beter vertrouwd moeten worden gemaakt met de rechtsinstrumenten van de Europese Unie, dat het inzicht van de lidstaten in elkaars rechtsstelsel moet worden verbeterd en dat de talenopleiding moet worden verbeterd. Hoewel ook beklemtoond wordt dat het in eerste instantie aan de lidstaten is de Europese dimensie ten volle in hun nationale activiteiten te integreren, wordt in de

mededeling tevens benadrukt dat er behoefte is aan een meer geïntegreerde opleiding, die op Europees niveau wordt geconcipieerd en uitgevoerd.

7 Wederzijds vertrouwen stoelt met name op de zekerheid dat alle rechters, openbare aanklagers en alle leden van het justitieel personeel (zoals assistenten, bedienden en griffiers) in de Europese Unie een passende opleiding hebben genoten. De opleiding van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel is dus de manier bij uitstek om de wederzijdse erkenning te bevorderen.

8 Een adequate justitiële opleiding houdt met name in dat alle rechters, openbare aanklagers en personeelsleden van justitie van Europa voldoende bekend zijn met de instrumenten inzake Europese samenwerking en dat zij het primair en afgeleid recht van de Europese Unie ten volle hanteren. Die opleiding moet alle aspecten omvatten die van belang zijn voor de totstandbrenging van de interne markt en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Zij moet ook bijdragen tot voldoende kennis van de wetten en het rechtsstelsel van de andere lidstaten van de Europese Unie en het volgen van relevante cursussen

rechtsvergelijking aanmoedigen.

1 PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

2 COM(2006) 356 def.

(24)

9 Sedert de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie organiseren verschillende Europese instanties, zoals de academie van Europees recht (Europäische Rechtsakademie, ERA) en het Europees centrum voor de magistratuur en de juridische beroepen van het Europees Instituut voor bestuurskunde (EIB) - opleidingen voor rechts- beoefenaars en justitieel personeel, die vooral betrekking hebben op het primair en het afgeleid Europees recht.

10 Het in oktober 2000 opgerichte Europees netwerk voor justitiële opleiding (ENJO), is een vereniging die de instellingen van de lidstaten omvat die belast zijn met de opleiding van rechters en openbare aanklagers. Doel ervan is Europese opleidingsprogramma's te

bevorderen en te organiseren voor rechters en openbare aanklagers van de lidstaten en hun opleiders. Daartoe streeft het ENJO ernaar dat gebruik wordt gemaakt van een catalogus van grensoverschrijdende opleidingsmogelijkheden. Het ENJO is ook belast met de uitvoering van een uitwisselingsprogramma voor justitiële autoriteiten.

11 In het Haags programma wordt erop gewezen dat het ENJO door de Unie moet worden gesteund. In zijn resolutie van 24 september 2002 heeft het Europees Parlement het belang van het ENJO beklemtoond.

12 Sedert 1996 wordt voor de door de nationale opleidingsinstituten en Europese instanties, zoals de ERA, het EIB en het ENJO, ontwikkelde justitiële opleidingen steun verleend uit financiële programma's van de Europese Unie. Besluit 2007/126/JBZ van 12 februari 2007 tot vaststelling van het specifieke programma "Strafrecht" 1voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het Algemene programma "Grondrechten en justitie" voorziet in een

werkingstoelage voor het ENJO. De ERA en het EIB krijgen ook regelmatig steun uit de communautaire begroting. Tussen de Europese Commissie, het EIB, de ERA en het ENJO zijn specifieke partnerschapskaderovereenkomsten gesloten. Het ENJO is een bevoorrechte partner voor de uitvoering van het uitwisselingsprogramma voor magistraten, en zijn efficiëntie dient verbeterd te worden.

13 De nationale instanties voor de opleiding van magistraten en justitieel personeel blijven niettemin de instanties bij uitstek voor het leggen van een gemeenschappelijke basis van theoretische kennis en praktische toepassingen alsmede, in ruimere zin, van een Europese justitiële cultuur die weliswaar gebaseerd is op eenheid ingevolge het Europees recht, doch niettemin de diversiteit van de rechtsstelsels en justitiële apparaten van de lidstaten erkent.

(25)

14 Om een echt wederzijds vertrouwen tussen de justitiële actoren van de lidstaten te bevorderen, moet aan het begrip "opleiding" een zo ruim mogelijke invulling worden gegeven, die gericht is op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese justitiële cultuur. Op basis van de gemeenschappelijke waarden en tradities moet een dergelijke Europese justitiële cultuur onder meer stimuleren dat rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in staat zijn zich open op te stellen voor juridische culturen en tradities van andere lidstaten en om ter zake dienende deontologische kwesties te bespreken.

15 In zijn resolutie van 9 juli 2008 over de rol van de nationale rechter in het Europees rechtsstelsel wijst het Europees Parlement erop dat rechters en officieren van justitie een ontoereikende kennis van het Europees recht hebben, omdat weinigen onder hen op dat gebied een passende opleiding hebben genoten. Ook is in wederzijdse evaluatierapporten gebleken dat rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in de lidstaten van de Europese Unie niet altijd voldoende vertrouwd zijn met het Europees recht en dat zij over het algemeen niet voldoende gebruik maken van de Europese instanties die hun ter beschikking staan om procedurekwesties gemakkelijker op te lossen, zoals Eurojust en de Europese justitiële netwerken.

16 De rechters, de openbare aanklagers en het justitieel personeel van de lidstaten zijn nog onvoldoende doordrongen van het belang van de verdere ontwikkeling van een Europese justitiële cultuur, en het bewustzijn deel uit te maken van en bij te dragen tot een

gemeenschappelijke justitiële ruimte moet worden vergroot.

17 Opleidingen in de officiële talen van de Europese Unie, afgezien van de moedertaal van de betrokkene, zijn voor rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel zeer belangrijk, onder meer om rechtstreekse contacten tussen de justitiële autoriteiten van de verschillende lidstaten mogelijk te maken en te vergemakkelijken, alsmede om interesse en openheid voor de juridische culturen en tradities van andere lidstaten te stimuleren. Talencursussen verlagen voor rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel ook de drempel om deel te nemen aan uitwisselingsprogramma's en opleidingsactiviteiten in andere lidstaten.

(26)

18 Het is van cruciaal belang dat andere rechtsbeoefenaars, zoals advocaten, een adequate opleiding Europees recht krijgen. In de meeste lidstaten zijn deze beroepsgroepen evenwel zelf verantwoordelijk voor het organiseren van hun opleidingen. Het lijkt daarom wenselijk deze buiten de werkingssfeer van deze resolutie te laten. Dit mag evenwel niet beletten dat de nationale autoriteiten en de Europese Unie de opleidingen voor deze andere juridische beroepen op het gebied van het Europees recht ondersteunen, ook financieel, met dien verstande dat de onafhankelijkheid van deze juridische beroepen niet in gevaar komt.

19 Rechters en openbare aanklagers hebben in de lidstaten afzonderlijke taken. Deze resolutie bevat dan ook geen elementen die de lidstaten ertoe verplichten een gemeenschappelijke opleiding voor rechters en openbare aanklagers te organiseren.

20 Deze resolutie moet een toetsingsclausule bevatten betreffende de toepassing van deze richtsnoeren. Uitgaande van die evaluatie moeten er passende maatregelen genomen worden om de situatie, waar nodig, verder te verbeteren.

21 Gelet op het bovenstaande moet er actie ondernomen worden inzake de opleiding van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel,

HEBBEN DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN:

1. Bij het opzetten van de opleiding voor rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel (zoals assistenten, bedienden en griffiers) moeten de lidstaten, onverminderd de

onafhankelijkheid van de rechterlijke macht of verschillen in rechterlijke organisatie in de Europese Unie, onderstaande richtsnoeren volgen.

2. Deze richtsnoeren zijn gericht op de volgende algemene doelstellingen:

a) bijdragen tot de ontwikkeling van een werkelijke Europese justitiële cultuur, die gebaseerd is op diversiteit van de rechtsstelsels en justitiële apparaten van de lidstaten en eenheid ingevolge het Europees recht;

(27)

b) de kennis van het primair en afgeleid recht van de Europese Unie bij de rechters, de openbare aanklagers en het justitieel personeel vergroten, waaronder de kennis van de procedures voor het Europees Hof van Justitie, met name de procedure voor het verkrijgen van een prejudiciële beslissing over de geldigheid en/of uitlegging van bepalingen van Europees recht;

c) het bevorderen, door passende opleiding, van de toepassing van het Europees recht door rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel, met volledige eerbiediging van de in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgenomen en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie tot uiting komende grondrechten en beginselen;

d) de kennis van het rechtsstelsel en de wetgeving van de andere lidstaten verbeteren, met name door het volgen van relevante cursussen rechtsvergelijking aanmoedigen;

e) het verbeteren van de talenkennis van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in de hele Europese Unie;

f) het bevorderen van een gezamenlijk besef van aangelegenheden die zowel rechters, openbare aanklagers als justitieel personeel aangaan;

g) het bevorderen van een gezamenlijke denkoefening over de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en de implicaties daarvan voor de werking van de justitie.

3. De lidstaten moeten alle praktische stappen nemen opdat hun nationale instanties voor de opleiding van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel, uitgaande van de reeds geleverde inspanningen,

a) informatie verspreiden over de rechtstelsels en het recht van de andere lidstaten van de Europese Unie, zoals door het opzetten van cursussen rechtsvergelijking;

(28)

b) de nationale opleidingsprogramma's van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel in toenemende mate openstellen voor andere lidstaten;

c) de rechtstreekse uitwisseling van rechters, openbare aanklagers en justitieel

personeel van de verschillende lidstaten ontwikkelen en stimuleren, onder meer door actief deel te nemen aan het uitwisselingsprogramma tussen justitiële autoriteiten1en jumelageprojecten te bevorderen, en andere passende middelen in te zetten;

d) het Europees netwerk voor justitiële opleiding (ENJO) met alle geschikte middelen op efficiënte wijze ontwikkelen en actief aan de activiteiten ervan deelnemen.

4. Om de hiervoor beschreven algemene doelstellingen te bereiken, moeten de lidstaten nieuwe concrete maatregelen aanmoedigen en, in voorkomend geval, ontwikkelen die erop gericht zijn:

a) de Europese dimensie van de justitiële functies te belichten door:

a. in hun nationale basisopleidingsprogramma - wanneer dat bestaat - en in de voortgezette opleidingen en curricula plaats in te ruimen voor het Europees recht, terdege rekening houdend met de richtsnoeren die geformuleerd moeten worden door het ENJO en daarbij gebruik makend van de ervaring van de bestaande

opleidingsinstituten;

b. het in punt 3, onder c), bedoelde uitwisselingsprogramma, waar nodig, uit te breiden tot het justitieel personeel;

c. te bevorderen dat de rechters, de openbare aanklagers en het justitieel personeel ten minste één andere officiële taal van de Europese Unie kennen, met name via

opleidingsprogramma's, en die kennis, waar nodig, mee te wegen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het rechtsstelsel en het justitieel apparaat van de betrokken lidstaat, bijv. bij het aanwerven van rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel en bij evaluaties;

(29)

d. de kennis van het rechtsstelsel en de wetgeving van de andere lidstaten te verbeteren;

e. het leren omgaan met Europese e-justitie-instrumenten te stimuleren;

f. e-learning en het gebruik van moderne technieken aan te moedigen.

b) gemeenschappelijke Europese opleidingsprogramma's tot stand te brengen, waarvan de inhoud bepaald wordt door het ENJO en die door het netwerk en/of de leden ervan uitgevoerd worden, zoals:

a. een of meer gemeenschappelijke opleidingsmodules;

b. een gemeenschappelijk opleidingsprogramma voor specifieke categorieën relevante beroepsbeoefenaren, zoals leidinggevende magistraten, gespecialiseerde rechters of openbare aanklagers en opleiders;

c. een gemeenschappelijk opleidingsprogramma van korte duur dat rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel van verschillende lidstaten samenbrengt ("Europese klassen") en waarvan de organisatie in eerste instantie toevertrouwd moet worden aan de nationale opleidingsinstanties.

5. Het ENJO en zijn leden moeten een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van deze richtsnoeren. Daartoe moeten passende maatregelen genomen worden om het ENJO te versterken.

6. Om de bovenstaande doelstellingen te bereiken, wordt de lidstaten verzocht de nodige maatregelen te nemen opdat de leden van het ENJO het bedrag van hun financiële bijdrage aan het ENJO kunnen optrekken, en zodoende de duurzame werking ervan veilig kunnen stellen.

7. De Commissie en de lidstaten wordt verzocht een herziening te overwegen van de administratieve procedures voor het toewijzen van communautaire subsidies aan

opleidingsprojecten voor rechters, openbare aanklagers en justitieel personeel, met name die projecten die georganiseerd worden door instanties waarmee de Commissie kader- partnerschapsovereenkomsten heeft gesloten, met name de ERA, het IAEP en het ENJO, teneinde deze procedures verder te vereenvoudigen en de beschikbare middelen sneller te kunnen toewijzen.

(30)

8. De lidstaten en de Commissie wordt verzocht te zorgen voor de spoedige uitvoering van deze resolutie. Daartoe wordt het voorzitterschap en de Commissie verzocht de nodige contacten met de Europese opleidingsorganisaties te leggen.

9. De Raad zal de toepassing van deze richtsnoeren uiterlijk vier jaar na de aanneming ervan evalueren op basis van een verslag van de Commissie. Uitgaande van het resultaat van die evaluatie moeten er passende maatregelen genomen worden om de situatie, waar nodig, verder te verbeteren."

(31)

DIVERSEN

De Commissie heeft de Raad in kennis gesteld van haar voornemen om op Europese schaal

"lichaamsscanners" in de luchthavens in te voeren.

Tijdens de lunch hebben de ministers van Binnenlandse Zaken van de EU de volgende onderwerpen besproken:

– Het Europees Forum voor onderzoek en innovatie op het gebied van veiligheid, – de stand van de bekrachtigingen van de overeenkomsten betreffende uitlevering en

rechtshulp met de Verenigde Staten, en

– wat betreft civiele bescherming, het Europees concept van wederzijdse bijstand.

*

* *

In de marge van de Raadszitting heeft het Gemengd Comité (EU + Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland) besproken hoever de werkzaamheden betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) zijn gevorderd.

(32)

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Overeenkomst EU/Zwitserland/Liechtenstein - asielverzoeken

De Raad heeft een besluit aangenomen betreffende de sluiting van een Protocol tussen de EU, Zwitserland en Liechtenstein inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in

Zwitserland wordt ingediend (doc. 13831/1/08).

Dit protocol is op 28 februari 2008 in Brussel ondertekend.

Strijd tegen georganiseerde criminaliteit

De Raad heeft een kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit aangenomen (12279/06).

Doel van dit besluit is de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht ten einde de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen met een grensoverschrijdend karakter te vergemakkelijken door te voorzien in definities van strafbare feiten die verband houden met de deelneming aan een criminele organisatie.

Het kaderbesluit eerbiedigt de grondrechten en beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zonder dat zulks een beperking of een belemmering vormt van de nationale regelgeving inzake rechten of fundamentele vrijheden, zoals eerlijke rechtsbedeling, het

stakingsrecht, de vrijheid van vreedzame vergadering, vereniging, drukpers of meningsuiting.

Europees netwerk van corruptiebestrijding

De Raad heeft een besluit inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie aangenomen (doc. 11231/1/07).

Het netwerk van contactpunten van de lidstaten is ingesteld om de samenwerking tussen de

instanties en de agentschappen bij de preventie en bestrijding van corruptie in Europa te verbeteren.

De Europese Commissie, Europol en Eurojust zijn ten volle bij de activiteiten ervan betrokken.

(33)

Het netwerk is met name belast met het creëren van een forum dat de uitwisseling, op EU-niveau, van informatie over efficiënte maatregelen en opgedane ervaring inzake corruptiepreventie en -bestrijding mogelijk maakt, en het leggen en behouden van contacten tussen zijn leden vergemakkelijkt.

Eurojust - Activiteitenverslag 2007

De Raad heeft nota genomen van een activiteitenverslag van het gemeenschappelijk controleorgaan van Eurojust voor 2007 en dit ter informatie doorgezonden aan het Europees Parlement

(doc.12622/08).

Financiële staten 2006 voor SISNET

De lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben in aansluiting op het verslag van de Rekenkamer besloten aan de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal kwijting te geven voor de uitvoering van de begroting 2007 van SISNET (de communicatie- infrastructuur voor de Schengenomgeving).

Schengen - Gewijzigde SISNET-begroting

De lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hebben geaccepteerd dat bij wijze van uitzondering in 2008 geen enkele gewijzigde SISNET-begroting wordt vastgesteld.

Europese Politieacademie - verslag 2007

De Raad heeft nota genomen van het jaarrapport van de Europese Politieacademie voor 2007 (doc.12846/08, 12846/08ADD1).

Samenwerking met IJsland en Noorwegen

De Raad heeft een besluit aangenomen waarbij het voorzitterschap van de EU wordt gemachtigd om onderhandelingen te openen met het oog op de sluiting van een overeenkomst met Noorwegen en IJsland inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit.

(34)

Schengeninformatiesysteem

De Raad heeft een verordening en een besluit aangenomen over de migratie van het

Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (13488/08en13489/08).

Europese richtsnoeren voor beste praktijken

De Raad heeft Europese richtsnoeren voor beste praktijken voor centra voor politiële en douanesamenwerking goedgekeurd (13815/08).

Communicatie tussen operationele eenheden in grenszones - Aanbeveling

De Raad heeft de aanbeveling in doc. 13796/08aangenomen.

EXTERNE BETREKKINGEN

Georgië - Waarnemingsmissie van de EU

De Raad heeft een besluit goedgekeurd houdende machtiging tot het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de status van de waarnemingsmissie van de EU in Georgië (doc. 13690/08).

De Raad heeft op 15 september een gemeenschappelijk optreden aangenomen waarbij een

waarnemingsmissie van de EU in Georgië ("EUMM Georgia"), wordt ingesteld, die moet bijdragen tot de stabiliteit in Georgië en in de regio. Die missie, die ongeveer 200 waarnemers omvat, is sedert 1 oktober ter plaatse actief.

Zie ook: http://www.consilium.europa.eu/eumm-georgia.

(35)

EU - Rusland - Permanente Partnerschapsraad (Buitenlandse Zaken)

De Raad heeft het EU-standpunt met betrekking tot de vijfde vergadering van de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland over buitenlandse zaken, die op 28 oktober a.s. in Sint-Petersburg plaatsvindt, goedgekeurd.

Jaarverslag van de EU over de mensenrechten

De Raad heeft het tiende jaarverslag van de EU over de mensenrechten, dat betrekking heeft op de periode van juli 2007 tot juni 2008, goedgekeurd.

Dit verslag wil een overzicht van alle beleidsmaatregelen en acties van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten bieden. Het schept zodoende de nodige transparantie en zichtbaarheid voor de interactie tussen de EU en de civiele samenleving.

Dit verslag bestrijkt de acties van de EU op het gebied van de mensenrechten ten aanzien van derde landen, in multilaterale organen en in verband met een aantal specifieke thematische vraagstukken.

Het rapport komt beschikbaar op de website van de Raad:

Jaarverslag van de EU over de mensenrechten

Unie voor het Middellandse-Zeegebied - Conferentie van de ministers van Industrie

De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan ontwerp-conclusies met het oog op de conferentie van ministers van Industrie van het Barcelona-proces: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, die op 5 en 6 november a.s. in Nice plaatsvindt.

De tekst zal de mediterrane partners worden toegestuurd en aan het eind van de onderhandelingen met deze partners worden bijgewerkt.

(36)

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik - Massavernietigingswapens De Raad heeft een verordening aangenomen waarmee de gemeenschappelijke lijst van de EU voor de controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik wordt bijgewerkt, teneinde deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe internationale verbintenissen op dit gebied (doc. 13225/08).

De lijst van goederen voor tweeërlei gebruik is opgenomen in Verordening (EG) nr. 1334/2000.

Overeenkomstig die verordening dienen producten (met inbegrip van programmatuur en

technologie) voor tweeërlei gebruik bij uitvoer uit de Gemeenschap aan doeltreffende controle te worden onderworpen.

BEGROTING

Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering voor Spanje en Litouwen

De Raad heeft, nadat een akkoord met het Europees Parlement in eerste lezing was bereikt, een besluit aangenomen betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering voor Spanje en Litouwen (doc. 12819/08). Het besluit heeft betrekking op in totaal 10,770 miljoen euro, waarvan 10,47 miljoen euro bestemd zijn voor de automobielsector in Spanje, waar ontslagen gevallen zijn, en 298.994 euro voor de textielsector in Litouwen in verband met de beëindiging van de productie.

VENNOOTSCHAPSRECHT

Internationale standaarden voor jaarrekeningen - regelgevingsprocedure met toetsing Overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing heeft de Raad besloten zich niet te verzetten tegen de ontwerp-verordeningen van de Europese Commissie betreffende:

· de goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002

(37)

· de wijziging van Verordening nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 wat de International Accounting Standard (IAS) 23 betreft,

· de goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 met het oog op de invoeging van interpretatie 14 van het

International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC),

· de goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 met betrekking tot International Financial Reporting Standard (IFRS) 2,

· de goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 met het oog op de invoeging van interpretatie 13 van het

International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC),

· de goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 wat International Accounting Standard (IAS) 1 betreft,

LUCHTVAART

Luchtwaardigheid van luchtvaartuigen - regelgevingsprocedure met toetsing

De Raad heeft besloten zich niet te verzetten tegen de aanneming door de Commissie van de twee volgende verordeningen tot wijziging van de eisen inzake de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen:

– de verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, - onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen;

– de verordening van de Commissie tot wijziging van aanhangsel II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 betreffende het certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a)

(38)

Met die wijzigingen wordt het advies van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart opgevolgd, waarin wordt aangeraden de bestaande vereisten aan te passen aan de complexiteit van de verschillende categorieën luchtvaartuigen en soorten luchtvaartactiviteiten, zonder de veiligheid in het gedrang te brengen.

Voor de wijzigingsverordeningen geldt de regelgevingsprocedure met toetsing. Dat betekent dat, nadat in het bevoegde comité van deskundigen overeenstemming is bereikt over deze

verordeningen, de Raad en het Europees Parlement er hun goedkeuring aan moeten hechten, waarna zij formeel door de Commissie kunnen worden vastgesteld.

MILIEU

Bescherming van het milieu door middel van het strafrecht *

De Raad heeft, nadat een akkoord met het Europees Parlement in eerste lezing was bereikt, een richtlijn aangenomen inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (doc.

3639/08+ 14242/08ADD 1 REV 1).

Het nieuwe wetgevingsbesluit verplicht de lidstaten ertoe in hun nationale wetgeving effectieve, evenredige en afschrikkende straffen op te nemen voor ernstige schendingen van het

Gemeenschapsrecht inzake milieubescherming. Het betreft met name het uitstoten van materie of ioniserende straling in de lucht, de grond of het water, de overbrenging van afvalstoffen, het

vernietigen of vangen van specimens van beschermde in het wild levende dier- of plantensoorten en het afzetten op de markt van ozonafbrekende stoffen.

Opneming van de luchtvaart in het emissiehandelssysteem *

De Raad heeft een richtlijn aangenomen die ten doel heeft de luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (3657/08, 14243/08ADD1 REV2). Vanaf 2012 zullen alle inkomende en uitgaande vluchten in de EU in het systeem worden opgenomen.

Zie voor meer informatie persmededeling doc. 14664/08.

(39)

TRANSPARANTIE

Toegang van het publiek tot documenten

De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan:

– het antwoord op confirmatief verzoek 14/c/01/08; de Finse en de Zweedse delegatie hebben tegen gestemd (doc. 13289/08);

– het antwoord op confirmatief verzoek 15/c/01/08 van de heer Sander SCHUITEMAKER;

de Finse en de Zweedse delegatie hebben tegen gestemd (doc. 13423/08).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Raad verzocht het Comité van permanente vertegenwoordigers het verslag nader te bespreken en toezicht te houden op de opstelling van een aanbeveling aan het Europees Parlement

De Vlaamse Regering spreekt haar geloof uit in een slagkrachtige, hervormde en van onderen uit opge- bouwde Europese Unie die concrete resultaten boekt door te focussen op acties

Bij dit nieuwe wetgevingsbesluit is een doeltreffende, korte en transparante communautaire toelatingsprocedure ingesteld, die gebaseerd is op de beoordeling van de veiligheid voor de

verzoekt de Commissie te investeren in programma’s voor een snellere verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN en de Overeenkomst van Parijs met

Daarnaast zal de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) Somalië en landen in de regio bijstaan om

De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt van de EU voor de top- ontmoeting tussen de EU en Zwitserland, die gepland is voor 19 mei in Brussel en bedoeld

Ook heeft de Raad beperkende maatregelen tegen Belarus en de Republiek Guinee verlengd en conclusies aangenomen over de republiek Moldavië, Oezbekistan, Bosnië

In de procedure voor de benoeming van een of meer van de twaalf additionele rechters brengt het in artikel 255 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde