• No results found

VO ATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "VO ATUUR"

Copied!
196
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MMETA 1059

ATUUR

VO M:

G

llELF NUMBER MI DFDRM:

Thi 'fibll is upplied hy the KITLV only on conditioJl that neither it nor part of it i flIrther reprodllced without fi~ t ohtaininu the perl1lÎ ion of the KITL which re erves the right to ",ake a charue for llC/z reproduction. If tlle Illaterial jil1l1ed i it elf in copyright, the pennission of the owners of that copyright will also he reqlliredfor sllch reprodllctioll.

Application for pennission to reproduce should /Je lI'lade in writing, givinu detail of the proposed reproduction.

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toe temming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houder van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient tnen

schriftelijk aan te vragen.

(2)
(3)

1111 rrffTr

00209534

ril

JI11

I

(4)
(5)

BIBLIOTHEEK DER EDERLA 0 LETTERE

. :\1' 'G·ST.L 0 OR DE

1 T Cl I PPIJ DER DERL 0 CHE

LElTERK DE TE LEID

El DE

KOl I 'KUJKE V AAi\;ISCIIE AKADEMIE TE GE T

(6)

1941

.V. UITGE ER ·MIJ... EL EVIER"

At\!STERD 1\1

.Er 00 T R EROM

P. . . VA LIMBURG BROUWER

UIT Dl:EL I \'ERZ RGD DO R

P.,l. \. /:Y K Ort\.I I. ORI ETIE 'Ir P. . t\. EY K OrJ. A. l\IIERLO .J.

Or B. I I. ~IOLKEl BOER O.P.

Dr R. ERO YF. 1 IJrJ.\I 'IJE Rl['

Gd.\\'ILU:

RED TI' O' R BJBLIüTH· EK:

(7)

I LEIDI G

B.l .L. B.I3 I.

(8)

VERANTWOORDING I

Ne pas espérer qu'un oeuvre soit conte11lplé, qu'un lifJre soit lu, comme ils ont été faits. -

Si 'Votre livre est écrit dans la solitude, l'étude et Ie recueillement, je souhaite qu'il soit lu dans Ie recueiLiement, l'étude et la solitude . ..

Ordonnanee du Docteur oir1

"Akbar", deze enige roman van P. A. S. an Limburg Brouwer, i een van ue meest, ook in onze eeuw nog opmerkelijk veel ge- lezen historische verhalen uit de negentiende eeuw2 Van de ,nder hi torische romans uit die tijd onderscheidt het zich, naar zijn stof, al in het Voor-Indië van de tweede helft der zestiende eeuw handelende ,,00 terse Roman"; innerlijk, doordat het c sentiëler en vollediger dan en der andere een idee-roman is en al zodanig niet alleen literair en literatuur-historisch belang heeft, maar, interessant docum nt voor een belangrijke stroming in h t ederlandse geeste leven der vorige eeuw, nog tevens een bijzondere cultur Ie en cultuur-hi tori che betekeni bezit. De roman moge verder veel gelezen zijn, over zijn chrijver publi- ceerde lechts Vo maer in I 73 een "Leven b richt"; nkele an- deren wijdd nhm in dat jaar een "In l\Iemoriam"3,maar in de eschiedeni van onze letterkunde i hij al figuur nooit b hoorlijk

"etek nd. Voor zij n talrijk 1 zer i hij, ook daardoor, en als zo- veel andere b langrijke -ederland e dichters en schrijvers, e n

mbekende gebleven.

D Bibliothe k der Jederlandse Letteren heeft, naar mijn in- zicht, tot taak, niet alleen om ons volk door goede herdrukk n het literair en culture I schoonste, rijkste, kenmerkend te van zijn national letterkunde voor te leggen, maar ook om het gekozene door haar inleidingen naar stof, vorm, oort te karakteriseren en daardoor meer toegankelijk te maken; het als uiting, eer t en in het bijzonder van de man die het schreef te laten zien en de lezers aldus de figuur van de kunstenaar aan wie zij hel danken iets nader te brengen; het,inde derde plaats, als uiting, literair en

3*

r2 20

33

ï Sr

66 66 6R

ros 5 5 5 treven 7 7

2*

11. DE CIIRIJVER I. Leven

2. Geschrift n

3. P r oonlijkheid, Lev n droom, Id c"n en a. Persoo1llijhheidI

b. Lf!'1.'f11Sdroom. . c. Ideeë1l en Slre'veIl d. P rsoo1llijkheid2 UI. DE RO;\I.-\1' •

I. Ontstaan

AA 'TEKENI.\·GE~·. .

AA }jANG~EL:DE III oT RI. ('HE FIGl'l'R VA.' AKBAR 89

2. oort. .

3. "Akbar" naar de Stof 44-

a. De Id e. . . . . 44

b. Akbar e1/ Irfl'l.:ali als Ideale Belichaming van de Idee 4- c. Ifet "Plan" als rf"eerspicgcli//<1'l'QlLde Idee . . 4' d. Bralneer's Ideaal ende Historische H'erl~elijkhád . 4. "Akbar" naar d Vorm.

ll. De Bome . b. D Figuren c. D Stijl . .

IV. BESLUIT: BROUWI:R'. TE T.\:\lC·T

I HOUD

1. VERA.."TWOORDI:-;G 3

(9)

cultureel, van vroeger geeste leven, al of niet typisch voort- breng el van zijn eigen tijd te be chrijven; het, ten lotte, op grond van al het gevondene in onze literatuurgeschiedenis en onze cultuurgeschiedenis zijn plaat aan te wijzen. Zo ik, juist ook ten aanzien van déze roman en van de welhaast onbekende schrijver, die er zich zelf en zijn idee in uitdrukte, getracht heb de hier geschet te taak zo ruim mogelijk te vervullen, zullen de aard en de verdienstelijkh id van hct boek, het belang van zijn gedachten, van zijn chrijver en van de groep die hij door die gedachten vertegenwoordigde, de uitvoerigheid van mijn inl i- ding, hoop ik, rechtvaardigen. Hun die "Akbar" nog niet kennen, zou ik willen raden, het hoofdstuk "De Schrijver" vóór, het hoofdstuk "De Roman",het"Be luit"en het "Aanhang el" eerst nàhet boek zelf te lezen.

11

DE CHRIJVER

I. Leven

Petrus Abraham amuel van Limburg Brouwer was het enig"

kind van de bek nde Groning I foogleraar in de kla i kc letteren Petru vun Limbur Brouwer, schrijv r van een paar in het oude riekenland handelende romans - "Charic1es n Euphorion"; "Diophancs' - beneyen "Het Leesgezel chap te Diep nbeek", en van Suzanna Wiselius, dochter van de dichler- patriot, later vooral als toneeldicht r b kend S. Wiscliu . In 1829 t Luik geboren, werd hij op zijn vijftiende jaar stud nt in de letteren en rechten, vestigde zich na de dood van zijn vader, in 1847, te Amsterdam, en promoveerde 1850 met grote lof in de rechten. a in 1855 e n profes.oraat in de rechten te Groningen 'lfgcwezcn tc hebb n, werd hij wetenschappelijk ambtenaar aan h ,t Rijksarchief in Den Haag waar hij tot aan zijn dood g woond heeft. Van zijn leven naar buiten valt vercl r weinig meer t ver- tellen dan dat hij van 1864 tot 1867 lid van d Tw ede Kamer voor .\.Imclo wa , dat hij aan "De Dageraad" m dewerkte, nige jaren (sedert 1859) redact ur van "De Gid ", cn nog wc riater, tot h t eind toe, redacteur van "De ederiandsche Spectator"

gewet i . "Op ongeveer veertigjarigen leeftijd," zegt Vo ma r,

"openbaarde zich " (door eenhloed~pU"\\ing)"de kwa 1die hem heeft weggerukt. Hij tierf, pa drie- n-ve rtig jaar oud, 13 Fe- bruari I 73 n li t op Eikenduinen bcgrav n.

2. e~chriften

TOt;n Yall Limbura Brouw r zijn enige r man. chrecf, had hij al en lange en veelzijdi e reek v n ander \\ erkzaamh den n ge,chriften achter zich. Het omvangrijk n de dijk v\' rk dat hij tot in zijnia<t te dagen ,'oor h t Rijk archief gedaan heeft, zalik ...Heen vermelden: in Vo macr's Levensb 'ri ht cn de daarop vol- gende bibliografie kan men er het nodig over vind n. Reeds zijn

5"

(10)

eerste artikelen in de tijdschriften gaven drie richtingen aan, waarin hij zich ook in latere jaren zou blijven bewegen. Drie-en- twintig jaar oud, debuteerde hij in 1852 met een Gids-studie ov r Savonarola, die het volgend jaar door een zeer uitvoerige karakter- studie over Frans I en Karel V g volgd werd. Zijn geschriften over taatkundige onderwerpen, na de prilbeweging van 1853 met een in De Gids van 1854 ver chenen bestrijding van de anti- revolutionnaire taatkunde begonnen, zette hij voort tot hijzelf als politicus kon optreden, om hen, nadat de tweede Kamer- ontbinding van 1867 aan die prakti che loopbaan een eind had gemaakt, weder op te vatten. Uit zijn reeds vermelde opstel tegen

J. J.

Rochus en's uiteenzetting der anti-revolutionnaire staat - leer, nadcr nog uit zijn bestrijding van Hard Piersons' "Bespiege- ling, Gezag, Ervaring" ("Een Bespiegelend Empiri t", van 1855), blijkt dat hij de voornaamste philo ophen reeds toen, en met kennelijke voorliefde voor Fichte, bestudeerd had. Voor de latere Brouwer nog kenmerkender is een Gids-artikel van pril 1855, dat, "Het Leven van een Denker" heette en e n be preking van Berthold Auerbach's achttien jaar te voren verschenen

"Spinoza, Ein Denker leben" was. Eerste blijk van een aandacht, een b wondering die hem zijn leven lang zou bijblijven en hem, ook door andere artikelen, tot een der pioniers \'an h t reder- land Spinozisme gemaakt heeft.

Werken over geschiedenis en \Vesterse wijsbegeerte zal men op de lijst van Brouwer's ge chriften ook later aantreffen, maar vooral van zijn arbeid op de twee and re g bieden moet hi r het een en ander vermeld worden. roeg in zijn leven met h tieren van an krit aangevangen, i hij bij ons behalve een pionier van het pinozi me, ook een van de pioniers der San krit. tudie, ct r Indologie gev:eest. rtik len over de oud te god dien ti e tck t n derHindo ' :dL V da' ;ov rhetBhagavadGîta,overhetS.mkhya- stelsel, over de Vedanta, over Boeddha en het Boeddhisme. Ar- tikelen over het theologi ch-metaphy i ch drama "De ban der K nnis", en bekende Indisch spreuken\'crzamelinge.n; over het Ramayana, 4_.di eh toneelwerken, minnedichten, el gieën en andere soorten van anskrit-poëzie. aast zulke arbeid over Indische wijsheid en choonheid beschouwingen over IIe-

6*

breeuwse geschriften als de Prediker, de Kabbala; over~e Kawi- oorkonden en dergelijke. Een uitgebr id oeuvre, op een tlge taal-, Philo ophie- god dienst- en literatuur tudie beru tend: een

, ikk ld"

chat van voorlichting uit een tijd, waarin ook het "ontw e publiek van de door Brouwer behand lde .stoffen nog ~ó ver afstond, dat hij zich telkens opnieuw verphcht achtte zIJn be- schouwingen op verdedigende toon te beginnen, hun belang, hun nut ook voor de ederlandse Westerling uitdrukkelijk te betogen.

Uit het bovenstaande is reeds gebleken, dat ook de letterkunde Brouwer's volle belangstelling had: Vosmaer noemt haar dan ook en van zijn drie "hoofdvakken". In zijn roman zal ~en enkel.e interes ante voorbeelden van zijn vertaalkunst, gedIchten Ult Djayadeva's Gitagovinda en Kalidasa's.Jaargetij~en vinden. ~o~

verzen heeft hij geschr ven, maar nooit gepubhceerd. "Porha is mij als de naam van een gedicht in handschr.ift.do~rBrouwer bekend geworden, waarover ik geen nadere mh~htmgen v~r- chaffen kan. Werkzaam in en voor de Nederlandse hteratuur ZIen wij hem echter voornamelijk eer t tegen het eind van zijn leven.

\Tan bijzonder gewicht voor de kennis van zijn denkbeelden ~ver de stand van onze toenmalige letterkunde en vooral over de eisen van de roman is de re k van lett .rkundige overzichten, tezamen ruim 200 bi' dzijden, die hij in 1869 onder de schuilnaam Abraham van Luik een jaar lang aan het tijdschrift ederland leverde. Het belangrijkste dat hij op dit gebied deed en dat zijn naam heeft doen voortleven - wat de tof betreft ook deze een vrucht van zijn Oo'ter e studi - i de roman "Akbar", in 1~72, het jaar voor zijn dood, bij fartinus ijhoff v r chenen en md dien door dezelfde uitgeyer nog talrijk malen herdrukt.

3. Per.oonlijkheid, Leven"droom, Ideeën, treven a. Persoonlijkheid I

Ziehier hoe Zimmerrnan Brouwer's persoonlijkheid' blijkens zijn In Memoriam zag, hoe Potgieter haar tot op zijn lezen van

"Akbar", zijn mijmering 0 er Brouwer's sterven gezien heeft.

"Hij was," schreef Zimmerman, "bij uitnemendheid een ratio-

7*

(11)

neel, een intellectueel man. Ook bij zijne na peuringen omtrent mythen en religie stonden de eisen des verstands, de, etten der logica bij hem op den voorgrond. Hij bezat geen sentimentali m : alle mystici me was hem vreemd." , Zijn ernstige figuur was uit één stuk gehouwen; chert en wufth id was hem vreemd. Hu- maan in den zin van toegevend en veront chuldigend, was van Limburg Brouwer niet." Zijn "denkbeelden op wij gerig en reli- gieu terrein" waren "met chrik door 't publiek ontvangen."

Dank zij "de vastheid en de hoekigheid van zijn karakter" dat

"aan zijn denken en willen, aan zijn chrijven en handelen" "een eig n consequente richting gaf", had hij "gewerkt en geijverd:

altoos en voortdurend, met volharding en met moed g werkt en geijverd, voor licht, voor waarheid en vrijheid".3Potgieter's in- druk wa nooit veel ander geweest." andoenlijk," lezen wij in een brief aan Huet na Brouwer's overlijden, "verzacht de dood in mijn heugenis wat zijn trekken naar den geest te ho kigs had- den hij staat voor mijn geest louter man d s verstands." Was het

"ene eigenaardige werking van het zuiver ver tand op zulk el:n mixtum compositumvan hart en hoofd als ik ben," vroeg hij nog, dat Brouwer hem op het eerste ogenblik afstiet?4

Het laat 'te is onvolledig. "Hij tiet af op het eer te ogenblik, bij nader overdenken trok hij aan", taat er. Yo maer' Leven- bericht doet ons hier en daar een he I andere Brouw r dan de trijdbare geleerde, de troeve, hoekige ijveraar van Zimmerman, de "louter man de verstand" van Potgieter vcrm den. Dat Brouwer' b lang telling niet all en wij b geerte, god 'dien , taatkunde b trof, heft men in het overzicht van zijn ge chrift n duidelijk kunnen opmerken. Talrijk immer zijn de artikelen, waarin hij over poëzie en drama hand -Ide, en zelfs eigen ver- taling n van Oosterse edichten opnam. ~1a r naast de letteren trokken hem beeld nd kun t en muziek ven ens aan. Hij oefende zich in het tekenen, zo vert lt\'0 maer, n van de he 1- d nde kunst "bleef hij gaarne op de hoogte". Hij be tud erde

"onder I iding an icolai de theorie en compositieleer van de muziek." "Met ijzeren volharding zat hij dan op zijn muziekl i en met het kleine orgel te stud ren." icolai,deHaagsecomponi~t van de ook0" r de grenzen bl:k nde opera "Die lustigen Weib r

on \Yindsor", getuigde "dat hij dikwijls verbaa d wa over Brouwer' "uitkomsten".

Dit alles bleef toch nog in de feer van de gee te arbeid. os- maer heeft ons aan aande Brouwer' per oonlijkheid echter no me r te leren. "Brouwer wa een man van het praktische en ge- zellig leven," schreef hij. " Iet chermen, rijden, equilibreerde hij de gymnastiek van zijnen gee t." , Ongehuwd, wa hij ge- steld op den dagelijk en omgang m t vrienden n bekenden."

"Wanneer hij zoveel deed, was wel eens een raadsel, want hij wa allerminst een altijdstuderende hermiet." "De ruimte van zijn blik n oordeel maakte hem vatbaar om de overtuiging van an- deren te begrijpen. Hij begreep te veel om ni t ,veinig t veroor- delen. Z ker, hij h;ld ene vaste eigene overtuiging, hij kon een fel trijder zijn, voor en tegen. faar de verdediging van wat hij op grond van v Ie en ernstige tudiën voor waar hield, tm de even d gelijke bestrijding van wat hem onwaar toescheen, zij ont- leenden haar scherpte alleen aan de klaarh id, de jui th id en de fijnheid der gedachte en der voor t Iling ... Er was bij zijne wel- levendheid van vormen, ne grote gematigdh id in zijn oorde I".

an het te trakke, hoekige, dat dez , zo veelzijdige natuur vol- gens Zimmerman en Potgieter voor alles gekarakteriseerd zou hebb n, vinden wij in Yo maer" eh t dus maar heel weinig.

\Ithan Potgi ter erkend na Brouwer's dood de deugdzijde an die h 'kigheid, toen hij hem als "een d r zelf tandig te pers on- lijkheden" pr e die hij ond r de Gid -redacteuren gekend had;,a, en wann er Zimm rman chreef dat Brouwer niet "hu- maan in den zin van toegevend en veront chuldigend" wa, n wij daarbij b denken, hoe hij jui t humaniteit op gewichtige bladzijden van zijn roman tot c ntraie deugd van Akbar' per- oonlijkh id zou maken, lijkt het waar chijnlijker, dat aan Brouwer wel humaniteit, alleen niet de zwakkere uiting vormen der humanit it eigen geweest zijn.

laar ook Potgieter' : "Hij staat voor mijn ge st lout r man de vcr tands" kan ni t ongewij7.igd aanvaard worden. Zijn e r te brief aan Huct na Brouwcr's dood bewij t, dat hij h-t 'Iechts aloude indruk neer chreef, om onmiddellijk daarop naar een juister inzicht te zoek n. Die oude indruk lag ten d Ie aan

(12)

hem zelf. Hij stond tegenover wijsbegeerte te vreemd, inderdaad wa hij zelf te zeer een "mixtum compositum" van hart en hoofd, om geen voorbehoud te gevoclen ten opzichte van een man, in wiens leven het wij gerige altijd een essentieel element geweest was, en die, zo hij èn hoofd èn hart had, van beidengecn "mixtum compositum" was, maar (vooralinzijn later leven) de kenmerken- de neiging had, zijn gevo I verborgen te houden en zijn leven naar buiten aan het gezag "an zijn geest eh zijn wil te onder- werpen. Hij volgde hierin ten dele een natuurlijke aanl g, maar voor e n ander deel zal het ook uit zijn per oonlijke verwerking

\'an die eerste diepe teleurstelling verklaard moeten worden, waar wij juist door Potgieter van weten, "Indien - indien de enige droom zijns leven ... ware verwez nlijkt ... Het mocht zo niet zijn - onze dwaze Dominé Limburg Brouwer vond hem niet gelovig genoeg, het voorgenomen huwelijk sprong af."

Brouwer "ging naar den Haag, beproefde een staatkundige loop- baan en zocht, teleurgesteld, zijn troost bij zijn studiën, het Archief, de Indologie." "lIad hij weinig gemoed of wa het zijne dikwijls teleurgesteld, dikwijls gekrenkt ?" vroeg Potgieter nog in een latere brief56en in de tweede helft "an die vraag naderde hij dichter tot de werkelijke aard van de man die hem, de gevoelige n bewegelijke, voor wij begeerte chU\ve, ook als hij hem, op het er te ogenblik ,,-door hoekigheid van geesteshouding klaarblij- kelijk - afstiet, "bij nader overdenken" toch aangetrokken h d.

ogrnaals herhaal ik: "Hij staat voor mijn geest louter man de verstands." Ook door Potgieter zelf tot twijfel aan de jui t- heid van de uit praak bracht, vinden wij in werk van Brouwer' eer te chrijversperiode gedachten, die er eig naardig mede in strijd zijn. Zo Brouwer in 1855 tegeno\'er de bewonderde pinoza een Lezwaar v lde, dan was het, dat deze "ons en God van het denken, en anders niet dan een God van h t denk n"

g geven had. Tegenover "alle wezenlijke wijsbegeerte' gold voor dez vermeende ver tand men toen "het verwijt, van voort- durend het denk n all en ten koste van alle krachten der ziel in het oog te vatten,of, wil men, die krachten gehe I in h t denken op te los en." Een gebrek van pinoza' stelsel, zoal hij dat in die tijd b greep, achtte hij het, dat h t, als de h Ie wij begeerte,

10*

"begrippell,genebeeldcn, waardoor wij die begrippen steeds kun- nen vatten, en elk ogenblik ze ons weder voor den geest kunnen roepen," dat zij ons "gedachten, g ne dCIlMeelden" geven. In pinoza te prijzen daarent gen vond hij, dat deze "het gevoel verheffen en het veredelen" wilde, dat Spinoza "het begin el der Goddelijke liefde, door het geloof en den god dienst ons geopen- baard, tot ene bijkans weten chappelijke zekerheid" had er- he\'en, "door uit de volmaaktheid der goddelijke natuur het be- grip van die vrije noodwendigheid af te leiden, door welke alle

g schiedt en door welke al wat ge chiedt de uiting der liefde i , omdat de natuur van God geen andere dan de volmaaktheid kan zijn, en bij gevolg ook de hoogste liefde zelve is"6. Zo noemde hij de "waarlijk Christelijke staatsleer" het volgend jaar "die leer, wie God in waarheid de God der Liefde, wier grondbeginsel zedelijke vrijheid des mensen, en wier hoogste ideaal dan ook de meest volkomene vrijheid is." Uit Fichte's "System der Ethik"

haalde hij daarbij de treffende passage aan, waarin de christelijke od een God der "helderheid en vrijheid" heet, omdat hij de Liefdei 7.

Een man die in de e rste p riode van zijn volwas enheid door h t b grip ook van het hoog te, zuiverste denken niet geheel bevredigd kon worden, wanneer h t zich voor zijn inzicht niet al voorstellin ,al beeld zelfs, v,:anneer het zich in het hart niet al gevoel, als li fde openbaarde, en voor wie "het beginsel der Goddelijke liefde" een "bijkan' weten chappelijke zekerh id"

wa , kán, ook btcr, nooit zo g wet zijn, dat Potgieter' "louter man de vcr tand "veel m er dan zijn buitenkant karakteri c rde.

Wat Brouwer - toen de per oonlijke gemoed be 'rediging door de verijdeling van zijn jeugd-liefde weggevall n wa - wèl ge- karakteri cerd heft, WaS zijn afstand, eens voor al, van alle treven naar andere bevrediging dan arbeid voor de gemeenschap hem geven kon. En ongelijk had Potgieter, toen hij Brouwer's jeugd-liefde, "de nige droom zijn leven" noemde, Droom, uitdrukking niet alleen van het verstand, maar van zijn hele persoonlijkheid, was evenzeer wat hem later bezield n waarvoor hij zijn leven lang, tot in zijn zi<'kte, tot in de roman "Akbar", met onvermoeibare toewijding g werkt heeft.

(13)

in de waardigheid van de "door zedelijk streven" tot ware vrijheid voortge chreden, in deze zowel zijn be temming verwezenlijken- de als zijn geluk bereikende mens. Hoog en em tig ideaal aller- eer t voor de enkeling: "de ge tadige volmaking van den enkelen men ," schreef hij. laar zoze r van meet af op het heil der men- elijke gemeenschap gericht, dat ook het streven van d enkeling nooit in de eerste plaat het individueel geluk, maar dat van de gan men heid ten doel mocht hebb n. Daarom prees Brouwer

\ oltaire: "de vroeger vergode", nu te zeer "verworpen verkon- diger der humaniteit,lO en volgde hij de vroegere Fichte in diens vi ie van een in vrede "durch Freiheit zur vollkommen Gemein- chaft unter ich und mit einem Gei te emporgebildete" mens- h id, in wier totalit it - als in haar ontwikkeling "ge lacht" en

"tijdvak" - "volken en individuen hun eigen plaats zouden ver- vuilen en waarin "Ii fde tot den naaste", gerechtigheid, "men e- lijkheid en verdraagzaamheid11het eerste gebod van God - die od van Liefde, Helderheid en Vrijheid - en "schoonste vrueht der godsdienst" zouden zijn12.

Helder van geest, onder leiding van een door liefde voor de werkelijkheid bezielde rede, in toenemende vrijheid naar de vrij- making der gehele mensheid en aldus naar de menselijke vol- maaktheid te streven: zo kunnen wij Brouwer' droom, het doel

"an zijn arbeid, op grond van zijn vroegere geschriften weer- geven. Willen wij h m om deze ideeën in ons ed rlands gee te leven plaat en, dan zou ik, al ontbreekt iedere aanwijzing dat hij zelf zieh daarvan b wust geweest i , als de figuur bij wiens dromen en gedachten de zijne zich het dichtst aan loten de genialer en hart toch tel ijk r

J

ohanne Kinker noemen. Al Brouwer wa deze van het Duitse idealisme, Kant en chelling zegt men gewoonlijk, maar ook van Fichte uitgegaan. Als Brouwer geloofde hij in de doelmatigheid van hetAl;in een langzame maar onweerhoudbare, uit die do lmatigheid imm r noodzakelijk vol- gende vooruitgang van de gehele wereld; in de volmaakbaarheid, de geleidelijke volmaking der mensheid onder de zorg van de staat. Voor b iden wa die volmaking bovenal een zedelijke vol- making, onder het bestier van een door de Rede gerichte Wil - d.w.z. van de deugd - tot volkomen vrijheid. Beiden beleden in b, Levensdroo11l

Een Droom, opnieuw een droom van eluk, niet voor eigen persoon nu, maar voor de geh Ie men h id, Reed in wij gerige beschouwingen van zijn eerste chrijversjar n kan dez droom in

~oof~trekken gevolgd worden, Zijn grond lag: het wij gerige ldealzsme, dat Kant maar vooral Fichte h m e1e rd hadden:

idealist, immer, noemde hij in zijn bestrijding van Pier on ' toenmalige ervaringsphilo ophi , h m die "in het leven van den geest het enig ware, wezenlijke n eeuwi e leven aan ehouwt ' elke wij begeerte dan ook verderfelijk "die cider dan in d~n mens zeh'en de bron van alle. , . zedelijke \\'erkzaamh id zo kt."

Iet instemming haalde hij daar Fichte bij aan, omdat deze het

"U~ive~,s~m vcrgei tiget" gezien had en dit "Gepräge des Gelst In het I als een "stete Fortschreiten zum VoIlkom- meneren in iner geraden Linie", een "Linie die in die Unend- lichkeit geht" gekarakt ri eerd had8•Uit dit idealisme volgde het dus, al Brou\\'er - t genover de Calvinistische grond lagen van de anti-revolutionnaire . taatsleer - "ene ge tadige volmaking van den enkelen mens ook op aarde" al zijn ideaal plaat teDen de men inhaar zijn "bestemming" aanwet..

,De volmalûng '"an de m n : ziedaar Brouwer' toen nog Flcht~aans bepaalde centrale droom, do I van al zijn trc\'cn.

K,~n-ld. e~n ~aa t die der volmaking en haar grondsLg, hu

\\'1~ en Jdea!lS~e:ont\vikkeling, zedelijkheid, vrijhcid, waardig- heid humamtelt. Ontwi/duling: voor Brouw r niet "anz If- sprekend v ruitgang, w nt \'( I er meende hij dat de zogenaam- d~ vooruitgang in h t Wc t n op e: entiële puntcn eCU\\lll lang met meer dan een il1u ie gewe t wa , dat van werkelijke \'ooruit- gang pa prake begon worden, al' het pI imaat van de mcn:e- lijke gee't erkend werd, en 's men 'n be temming, de middelen o~ haar te yeT\\ zenlijken daaruit afgeleid werden. E r:ite middel: di ,zéd lijke ontwikkding", die de men tot,,{care zede- lijkh id" - dien t" "an het goede om het goede," van "d ' deugd om de deugd" - plcidt en in die ware zedelijkheid tot zijn h ogste sch on te b staan:vorm, devrijheidbren t; oor.prong, d U',op haar b urt, van de ze'd der genoemde id eën: het gc100f

12*

(14)

Kant's idee van een eeuwige 'wereldvrede - Kinker, verder nog dan in Kant's volkenbond, in zijn" Wereldstaat"13, zijn "in Johanneïsche Liefdedienst verwezenlijkt Godsrijk"14 - hun hoog te ideaal ener uiteindelijke gemeen chap van vrije, zelf- standige staten. Bij Kinker als bij Brouwer telkens opnieuw de onverzoenbare tegen telling tu sen een ideaal dat zij zich in het wezen van de mens zelf geworteld dachten, en de onvermijdelijke, want in hun beginsel inhaerente praktijk der Chri telijke kerk- stelsels. Bij beiden, naar wij nog zien zullen, de verwante be- lichaming - in de vorm van het drama bij de een, in die van de roman bij de ander-van hun wij gerige en staatkundige idealen in als grote dragers van die idealen geziene Oosterse heersers- figuren uit het verled n. Antipoden, Kinker van een Bilderdijk, van een als obscurantist gehekelde Da Costa, van de Jezuieten, zoals Brouwer, weer later, van de Groen der anti-revolutionnaire staat leer en van het in een Alberdingk Thijm en anderen be- streden ))Ultramontaan " Katholicisme.

I volgeling van de Duit e idealisten begonnen, ondersch id- de Brouwer zich vooral hierin van zijn voorganger, dat Kinker, al werkte hij het laat te deel van zijn leven aan een eig n tel I, altijd onder de invloed d r Duitse philo ophie i g bleven, terwijl BroU\ver, die zich met de theorieën over natie en taat van de latere Fichte uiteraard niet had kunnen verenigen, zijn philo- ophi che vader teed overtuigder in "onze grootste, wellicht énige ware wijsgeer", in pinoza erkendel5• Bewond r nel ge- lezen had hij h m al vroeg. Men herinnert zich het artik I van 1855 waardoor - driekwart eeuw na het begin van die diepe in- vloed van Spinoza op de grootste Duit e cultuur-period , door welke "Duitsland" tot b chaming van zijn igen vaderland, di ns "tweede vaderland" geworden was - Brouwer, op de achter tand te onzent wijzend, een der pionier van de eder- landse Spinozastudie werd. In 1862 was Johanne van Vlot n' boek over Spinoza's leven en leringen ver ehenen. Had Brouwer tegen Spinoza' Godsleer aanvank lijk de bezwaren g voeld, die ik hierboven, blz. 10, aanhaalde, een Spectator-artikel van 1872 bewijst hoezeer zijn voortgelette, door Van Vloten' "baan-

14*

brekend" werk geprikk Ide en verhelderde studie hem tot Spi- nozist gemaakt had16.Dat bewijzen eveneens die plaatsen in zijn studies over Indische stelsels, waarin hij moeilijke wijsgerige leer- stukken niet zuivercler en h lderder meende te kunnen uitleggen, dan door hen in Spinozi ti che tetminologie weer te geven17Dat bewij t een merkwaardige uitlating over Goethe in een van zijn letterkundige kritieken18. Dat bewijzen, eindelijk, ook de blad- zijden in "Akbar", waarin vooral de dichter Feizi de grond- trekken van zijn, Feizi' , van Brouwer's eigen "red lijke gods- di n t" schetst19

Brouwer's wijsgerige studie, schreef Vo maer in zijn Levens- bericht, "hadden het grote doel, den gang der menselijke ideeën, vooral omtrent h t oneindige, het absolute, omtrent het wezen der dingen na te vorsen". Waar die krachtens hun aard onvermij- delijk ook op de godsdienst gerichte wij gerige studies Brouwer in 1861 al gebracht hadden, vinden wij onder andere in een beschou- wing over het Bhagavad Gîta uitgesproken. Al "de verschillende uitingen van het god dienstig bewustzijn der volken" zag hij als

"ene en dezelfde, alleen in vorm, maar niet in wezen vcr cheiden werking van één en hetzelfde goddelijke beginsel". Ook ge- loofde hij dat "godsdienst" - "ware godsdienst" bedoelde hij -

"geen ... gevolg is van een tegennatuurlijk feit", dus niet op van buit n de mens komende dwingende openbaring beru t, maar "de noodzakelijke werking van 's mensen eigene en tevens in 't wezen der zaak dus ook goddelijke natuur iS"20. Datgene, nu, in welk werking dat goddelijk wezen van de mens zich aldu noodzak lijk openbaarde en dat hem bekwaam maakte, om tot dit enc, goddelijke beginsel van alle god diensten door te drin- gen, dat wa ,door bestemmingsgetrouwe loutering weer piegeling van de Rede Gods zelf geworden, het men lijk denken. En dit betekende verder, niet alleen, dat het ene b ginsel van alle god - dienst Brouwer redelijk formuleerbare wijsheid gebleken wa , maar tevens, dat het aldus gelouterde denken, wanneer het na de vcr chillende godsdiensten evenzeer de verschillende denk- st Isel doorlichtte, ook in hen dat ene, aan alle gemeenschappe- lijke goddelijke beginsel zou vinden, waarvan het zelf de onmid- delijke werking was: om dit, als het wezen van alle waarachtige

15*

(15)

a.N.L. B.I3 z·

als God dus niet het boven-natuurlijke, maar integendeel de natuur-zelf was, mèt de historische kritiek de natuurweten- schappen waren, die het van alle bijg loof en vooroordeel ge- zuiverd men elijk denken zouden vermogen te geven wat de op 'ooroordeel en bijgeloof steunende theologieën en de aan deze eerst eeuwen lang dienstbare maar ook in hun latere vrijheid door hen nog steed min of meer veronzuiverde philo ophieën het altijd onthouden hadden.

oor het wezen van Brouwer'" doel, zijn heilsdroom voor de mensheid, maakte het practisch weinig ver chil, dat zijn grond- lag aldu van overwegend Fichteaans overwegend Spinozistisch geworden wa : het Duits-idealistische geloof in de noodzaak van een hoewe1langzame to h estadig voortgaande ontwikk ling als de ,bestemming" der men h id bleef in hem leven. lleen week de Fichteaansc gedachte dat dit een ontwikkeling tot volmaakt- luid zou zijn voor het wat minder gespannen, htsoberder, reali -ti cher g loof in de "vooruitgang" der mensheid, en af hij terwijl zijn vroeger Duit -georienteerd ontwikkelingsgeloof zuiver wij gerig gegrondve t gewee t was, dat geloof in de voor- uitgang nu in de Darwinisti che evolutiegedachte de natuur- wetens happelijke grond lag, waarvan wij in zijn lat re

'chriften herhaaldelijk getuigenis n vinden. All en door de bij- zonder aard van zijn Spinoza-verklaring - cl zijn en di van

\' I n zijner tijdg noten - wa dit mogelijk en zoal het on- -pinozi ti ch was "God of de at uur" m t de natuur gelijk te tdl n en het belang der natuur-weten chappen voor het be- reikt.n van God'k nni' du -doende te over chatten, zo hand- haafde hij in dat ontwikkeling. - of vooruitgang g loof ve I m er van het Duit e i<.lcali -me dan met cl begin clen van een werke- lijk, een voll dig begrepen pinc7.Ï me over en te brengen is.

Er wa echter nog iet anders dat Brouwer' pinozi me k n- merkt ': dat hij de e sentiële wij heid, die hij er in meende te b - zitten ondanks zijn Godsbeperking toch een god dienst, en wel

"de redelijke godsdienst" noemde. Ook in zijn eer te periode had hij, iedere openbaringsgodsdienst afwijzend, wat hij zelf dacht en voelde "godsdienst" en zelfs "de ware god dienst" genoemd, maar in wat hij schreef had toen toch meer van een religieu e

17*

godsdienst en wijsbegeerte, dan ten lotte tot grondslag van het hele persoonlijke en gemeenschappelijke leven te maken. Zo is het bedoeld, wann er Vosmaer Brouwer in zijn gedicht "Wereld- droom" met dien eigen woorden laat zeggen, dat alle tel els hem

"alleen als verschijnsels van 't menselijk denken" golden21. En dat denken was Spinoza's denken; wat zijn eigen denken tot dit zegenrijk inzicht gelouterd had dat "diepzinnig en machtig stelsel"22 - ne en enige waarborg voor het verkrijgen van waar- lijk objectieve, dat is waarachtige kennis - dat Vo maer tussen de voorbijgaande "wi e1gestalten" \'an zijn visioen dus niet had mogen opnemen: het pinozisme.

Dat Brouwer dit denken aldus tot het hoogste vermogen van de men maakte, wil natuurlijk niet zeggen, dat hij daardoor overtuigend bewe s, inderdaad "louter man de ver tands" te zijn. Zo hij, die bij Fichte een God der Liefde geleerd had gt;- vonden, het in zijn eerste periode als een tekortin Spinoza ge- voeld had, dat diens God een "God van het denken" wa , maar hij die zelfde God van het denken nu toch van Spinoza aan- vaardde, wa het omdat hij de kern van het Spinozi me - dien' vereenzelving van God en atuur - door de jaren heen dichter genad rd was. Gemist had hij daarin, als in iedere wij begeerte, dat het "gedachten" en "begrippen", geen "voorstellingen" n

"denkbeelden": dat het dus lechts een begrip, geen voorstelling allereerst van God z If gaf. pinoza's God tot slecht twee van zijn oneindig vele oneindige uitdrukking wijzen, tot Denking en itbreiding beperkend, zijn atuur aldus met d natuur vereen- zelvigend, had hij Spinoza inds di n aldus leren he rijpen, dat God, verre van een begrip of denk-ab tractie te zijn, voor h t memel ijk b \Vu tzijn integendeel zelfs niets anders dan voor tel- ling, dan denk-beeld is, en du ook alleen uit d nk-b clden n denken óver di denk-be lden gekend kan worden. Wat hij vroeger g mist had, werd hem door deze opvatting \an het Spi- nozi me, die hem naarcl concret natuur en uit luitend naar haar wees, dus volop ge chonken. Vandaar in deze tweede periode ook zijn hoogge t mde verwachting van de voort chrijd nde natuur- weten chapp n. Een verwachting, uit zijn bijzondere Spinoza- verklaring onvermijdelijk volgend en hierop neerkomend dat het,

16*

(16)

met de mén lijke rede vereenzelvigd , en deze, aldus erst in zijn oneilldi e ,\ ez n, daarna zelfs in e n van de twee enige on- eindige uitdrukking wijzen die hij hem gelaten had nog ver- eindigde God zeer veel k nbaarder m ende dan Spinoza ooit had kunnt.n aanvaarden. E n mi vatting, di me bracht, ten tweed , dat in de redeIijkJ1 id "an zijn "redelijke god dien t"

dat enige en hoogste vermogen waardoor God volgen Spinoza voor men en werkelijk te kennen is, h t vermogen, ziels-vermo- gen, tot "intuitie"e", dat i onmiddellijke, concrete God kennis, dat i Gods 1'varil1g v rwaarloo d wa en dat van werkelijke Godsk nni in déze, cht Spinozi tische zin zonder haar du'

~clf geen sprake kon zijn. Dat het waarachtig godsdien tige in pinoz 's wijsheid, dat ene wat ook Brouwer' "reddijk gods- dienst" ind rdaad tot een god di nst gemaakt zou hebben, daar- door al ,"an meet af mi kend was en voor het woord godsdien t derhalve 'Iecht een oneigenlijke b tekenis overliet. Een mi - ,'atting, t n lotte, ,,"aardoor hij blind was, niet all en 'oor h t ind rdaad diepzinni •t en machtigste in Spinoza's wij heid zelf, maar, dienteng ,'olge, óók voor het wezen der ver chilIende godsdiensten, het Chri tendom allereerst, di hij, dank zij zijn Spinozisme, tot op hun grond meende te doorzien maar wier kracht hij daardoor, naar nog blijken zal, zo merkwaardig ond r- schatte.

Het Christendom, I<.inker had van een "in

J

ohanncïsche Liefdedi 'n t" v m zenlijkt , God rijk" gedicht. B halve trijd- leu ,wa het in Y. n Vloten toch ook wéérklank op het Christen- dom, dat hij tegenover de evangelie-verklaring der Chri t lijke kerken het Spinozi me - "die h Ider ,fris e, krachtige wereld- en le\ensbeschouwino-" zei Brouwer26 - als"BlzjdeBood. hap- per der mondigemensh id" plaatstc27'Vant Brouwer tond, in h tbcgin d \ n zijn pinoza-opvatting, in zijn illu ie dat hij daarin de toegangsweg tot een "paradijs ook op aarde"28 bezat, niet all n. In h teentieeiste van zijn drom n en denken, aan-

"ank lijk up verwante wij gerige grond lag, voortzetter van Kinkcr, stond hij in zijn rijph id midden in die groep van negen- tiende-eeuwse ederlandse dichter, denker, geleerden, taat- kundigen die, door h t ChristendomOl t meer te bevredigen, op

19*

1

toon geklonken, dan in zijn latere beschouwingen over de

"redelijke godsdien t" te be peuren is. Om chrijfikhet "ware"

rdigieu e al onbaatzuchtige aanbidding 'can het Onkenbare, en de wil om het hele leven daarvan te doordringen, dan ontbrak het Brouwer zeker niet aan die onbaatzuchtigheid, waarin v rreweg de meeste godsdi n tigen tekort chieten. Ook niet aan d wil om zijn hele leven van wat hij god dien tig no mde te doordringen.

Wat hij miste, dat was het element der aanbidding, en hij miste dit, omdat God voor hem niet hetUIzijn volle 'Vezen e entieel Onk nbare, maar het pot nti el Kenbar wa: de natuur, door de zinnen waarneembaar; kenbaar voor dat hoog t men clijke vermogen, de gezuÏ\'erd Rede. Wat hij voor de natuur als d ze zelfhelich' ming der Goddelijke Rede kon voelen, dat was b - wondering, "verering"23, ontzag zelf, maar het ne dat hem in haar tot werk lijke innerlijke aanbidding zou h bben gedwongen - bij de b handeling van zijn roman zal dit nog blijken - dat voelde hij, no h erkende hij. Ander dan het Duitse Spinozi me, dat aan h t derland e "oorafgegaan, en waarnn h t ve Id de zi 1g wet wa , mi te Brouwer" "ware god di n 't" jui. t datgene wat hem tot een godsdi nst zou h bb n gemaakt: h t waarachtig rcligieu. .

Brouwer m ende in zijn pinoza-\erklaring de waarborg voor zuivere obj ctiviteit van kenni , dat betekent voor werkelijke kenni te bezitten. Omdat Goethe Spinozist gew tst wa en dat

pinozi~m in zijn oordeel o"er de god dien tige verschijn el n verwezenlijkt had, pree hij hem al groot bij uitnemendh id.J.

Onbe"u t \-an de werkelijkh id der ziel en der ziclskrJchtjuist

~'oor pino:::a, wist hij niet, kón hij niet wet n, dat 0 k hij z If ubjecti f wa. ubjecti f wa. ondank zijn pinozi me, '\- óór alles in zijn eigen begrip van zijn objcctivit its-begin I: zijn op- vatting van pinoza! Een opvatting, een mi vatting di m e- bracht, t n er te, du ,dat hij God of de1'ratuur-het in zijn voll

\Vez n, niet kwantitatief maar essentieel Onkenbare - tegen Spinoza' uitdrukkelijke lering in tot lecht twee van zijn on- eindig vcle oneindi e wijzen van z Ifuitdrukking beperkte; ver- volgen, dat hij de on indige Goddelijke Rl:de, hoewel met d men elijke ni t meer dan de naam gemeen hebbend 25, al te z cr

(17)

mi bare werkelijkheid tu' en mensheid en enkeling, die de zorg voor de welstand der natie tot een e entieel b lang maakt . Iedere wij begeerte verderfelijk noemend, "die elders dan in den mens z lven de bron nn alle levenswij h id, den grond van alle handelingen, het begin el van alle zedelijke werkzaamheid zoekt", zo deed hij het iedere wij b geerte "di van elders dan van de volken zeh'e de vrijheid, de ontwikkeling n den bloei der staten ven acht"29.

Ook hierbij beriep hij zich op de "bezielde taal' van Fichte - d n eer te onder de idealisten", zoals hij hem noemde30 -

"

die ,d n men tot de erkenning en handhaving zijner eigen- waarde, en de volken tot de herovering hunner vrijh id, hunner onafhank lijkheid n hunner zelf tandigheid" had geroepen, en

"de strenge beoefening hunner plichten als de eerste voorwaarde tot het verwerven en het behouden van hun recht" gesteld had31.

Het anti-individualistisch in Brouwer' beschouwing èn van de enkelingen èn van de volken; het primaat, altijd en overal, van de mensheid als geheel, komen in deze zinnen duidelijk tot uiting.

:\laarhijhandhaafde het trikt, en zo hij zich waar h t de wij - gerige grondbeginselen van zijn wereldbeschouwing betreft in zijn eerst tijd vaak en zo ook in het daareven aangehaalde op Fichte beriep, - tegenover weinig kan Brouwer, toen en lat r, zo vijandig ge taan hebben als t genQ\'er de in cherpste vorm

\ olk individuali tische ontwrichting van die begin elen door de latere, d' onder de invloed van Duit lands ond rwerpin door

6"'apol on in zijn nationalit itsbc f Q\'erprikkclde oudere Fichte:

dien. mateloze, tegen Kant's vroeger ook door hem aangehan n droom ener de hele men h id om pannende federati van vrije volk n recht tre ks indrui ende verheffing der Duit e nati , met alle, (h t recht van de sterkste inbegrepen), wat hij daarover in zijn latere ge chriften geleerd he ft.

Dergelijk· uitverkorenheid ideeën sloot Brouwer uit. In zijn Jenken lag het onverwoe tbaar begin el besloten dat volk- per oonlijkh id zo onmi baar al enk lingsper oonlijkheid, volk - individualisme zo noodlottig als nk ling individuali me achtte en het volk individu, om volk per oonlijkheid te kunnen worden, dien ,tbaarh<:id oplegt. Dien tbaarheid, niet aan het "inter-

"Staatkunde, wijsbegeerte, letteren": dat waren, volgens \Tos- maer, "dc drie grote hoofd\'akk n waarmede Brouwer zich tot zijn dood heeft bezig gehouden", De grondtrekken van zijn d nk n, de droom waartoe zij zich kri talli eerden, de figuren waarme hij daardoor verwant wa , h b ik in h t voorafgaande kort uiteengezet. l\1'aar Brouwer wa niet alleen e n denker n dromer, niet alleen een "geleerde" - hij \a, mi 'schien yóór all , ook in zijn geschriften, een man y n de daad. En een trijd- bare, Wij zien dat albe r t in zijn sta, tkundige arbeid. ,\1 alle, wa wat hij op dat ebicd gedacht n ge \'ild heeft, een uitwerking van zijn centrale leven - en wer ldbe~ houwing. \:reI bracht die mee dat hij, ander' dan Potgieter, altijd en in de ccr:te plaat op het h il der ehele m nshcid geri ht wa -. Zo hij" e t, dige yol- making van d n enkelen men "wilde, was dit omdat hij deze ah de voornaam te voorwaarde voor" menSen he temming: c n . choncr, zuiycrder, gelukkiger per oonlijk leven iu ecu honer, zuiverder, gelukkiaer~amenleyingder men heid zag. :\la r zoah de vroegere Ficht in de totalit it \'an zijn in \ rede "dur h Freiheit zur vollkommncn Gcm inschaft unter sich und mit

iS inem (nI. God) Gei te emporgebildete ::'IIen chheit" aan de yolken zo goed al aan de individuen hun eigen plaat· gegeven had, zo wa d nationale volk. eenheid ook voor Brouwer die on-

c. Ideeën en <treven

hun wijze en met verschilI nde grad n van helderheid, ernst, yolledigh id in Spinoza's beschouwing (zoals zij die zagen) de grondslag van hun denken, dromen, dichten, handelen vonden.

Zij, Brouwer, an loten en de anderen, luidden aldu die grote invloed van Spinoza ook op veel van óns bc t g stesleven in, die hen zelf tot d principiële en trijdbare woordvoerder van een der twee hoofdstromingen in on negentiende-eeuws geestes- leven maakt, en die, onder en andere, een zuiverder, di per, rijker verklaring van' mee t r wijsh id, tot in onze dagen voortduurt.

(18)

gesteld heeft, mogen wij aannemen. Vosmaer's mededeling, dat Brouwer "eerst liberaal uit de school van Thorbecke, later in eigene richting" geweest wa ,schijnt h t aan te duiden. Ook een zo principieel anti-individuali ti eh man al Brouwer moet zich afgestoten hebben gevoeld door het baatzuchtig individuali me, waardoor Huet de hele ederland e natie gekenmerkt achtte32 en dat de lib ralen practi ch tot ontrouw, niet alleen aan Thor- beck 's (en Brouwer' ) denkbeeld n over de grenzen der in- dividu Ie vrijh id, maar aan het beste in hun eigen vrijzinnige begins len gebracht had. Dat het zijn liberale gezindheid echter nooit, als die van Huet, aan het wankelen gebracht heeft, bewijzen naar de ene kant zijn s herpe uitval van 1869tegen Huet om wat juist hij in deze als ontrouw heeft moeten veroordelen, naar de andere kant uit het Spectator-artikel van 1871 tegen Thijm, waarin hij naast "de Zwarte" ook de Rode Internationale al d

rote b lagers van de \Vester e maatschappij en haar be chaving aanwe S33. Maar reed lang voor die tijd was aan zijn igen prakti ch optreden plot cling een eind gemaakt. Een grote teleur- stelling, d twe de van zijn leven, was het voor h m geweest, en Potgieter gaf dit Huet in zijn brief an 20 Februari1 73 ook te kennen, dat de tweede verkiezing van 1867hem - "met minder prijzen waarde middelen", zegt 0 maer - zijn werk in de Tweede Kamer ontnam en hem voorgoed naar zijn chrijf-

ta~ 1 terugdreef.

Ook al schrijvcr man \'an de daad, heeft Brouwer in zijn ge- . chriften zo goed al in zijn Tweede Kamer-arbeid tot nut van zijn hcil droom gewerkt. Zijn weten chappelijke drang tot door- gronden en vcrklaren was hcm aangeboren en krachtig genoeg, maar niet zijn enige. Voor zijn grotere doel maakte hij hem aan di andere dien 'tbaar: om op elk gebied van zijn per'oonlijkc werkzaamheid tegelijk zijn ideaal voor demen heid te bevorderen.

Ook door zijn talrijke artikelen over die schijnbaar zo ver van het

"actuele" in zijn tijd liggende oud-Indi che god dien 't en wij - begeerte. Om deze kant van zijn studie over die onderwerpen te begrijpen, moeten wij zijn gedachten over het hri tendom iet b ter kennen. Over het wezen daarvan had hij zich in zijn nationale" dat en gedachte, maar aan dat boven-nationale dat

een levende werkelijkheid is: het wezen, immers, in all volken en door alle tijden, van álle religie, álle kunst, álle cultuur, ho nationaal hun vormen ook zijn mogen. Dit beginsel, zei ik, lag in Brouwer's denken be loten. Het blijkt uit zijn Tijd piegel- artik 1 van 1870, waarin hij, niet slechts hct oude Jood e, maar allevolk individuali me afwijzend, over het noodzak lijk streven van de enkeling naar h t "ook op aarde nog aan te leggen paradijs"

prak. Het vooronderstelde dat hij steeds vooral op het boven- nationale gericht bleef, maar teven , dat hij het al zijn plicht zag, ook oor de éderlandse volk eenh id, haar kracht, haar zuiverh id, haar taak in het wereldwijd be tel der individuele naties niet :l.1leen middellijk, maar ook onmidd llijk het zijne te doen.

Als man van d daad, als strijdbare natuur, door het ractisch aandeel aan de nationale taatkunde waartoe hij zich blijkbaar m t zorg bekwaamd had, en dat hij er enige jaren ook metterdaad aan gehad heeft. Als liberaal Kamerlid uiteraard, want zo hij tegenover de b gin elen der anti-revolutionnaire st at leer die , ge tadigc volmaking \'an den enkelen men' ook op aarde"

leerde, en daar d woorden "onder den zorg ool~'l;un dlll staat' aan to voegde, dan bie k hieruit evenzeer wut voor h 'm h ,t hoofddoel van de staat was, Is uit zijn vcrwijt aan die:;r.cifdc taat - leer, dat zij "de waarde des mensen uit het og" verIoûr en "zijne zedelijke vrijheid aan uitwendigen dwang" bond volgde, "elk principiële grenz n hij door de taat bij dien regelend en op- voed nd handelen ei::erbicdigd wen 'tc te zien .•l n de opbouw ,'an een goede, in waarheid vrijzinnige taat met de voor h m karaktcri. tiek tocwijding mede te wcrken, alle wij't cr ol', dat dit voor h<.m tot 1867zijn ccr te levenstaak gewec ti. it Yo - maer" Leven b richt, maar vooral uit zijn redevoeringen in de Tweede Kam r kan men afleiden, h veelzijdig, en m t hoeveel t:.tlent, cm t, kenni hij haar, zolang hem dit mogelijk \7S

vervuld h cft.

Dat het po:itievè re ultaat der lib rale staatkunde, of wat dank zij de geest van h tm rendeel der liberale 'taatkundigen uit zijn tijd zo he ·tte, ook Brouwer c"enal Potgieter op Jen duur tcleur-

(19)

bovendien schadelijk. In zijn Spinazi me meende Brouwer zich dat goddelijk begin el in on vertroebelde zuiverheid te hebben eigen gemaakt en van uit dat Spinozisme was hij de hri telijke kerkstel el meer en meer als de grote machten gaan beschouwen, die het werkelijke wezen van het hri tendom verdui terd, zijn grondbegins I, de zedelijke vrijheid, door lijnrecht tegengestelde en dus noodlottige begin e1en weggedrongen, de men heid de waarheid aangaande haar wezen en haar be temming gedurende eeuwen onthouden hadden: de machten, waardoor haar ontwik- keling onberekenbaar geremd was en die, wilde de men heid haar doel in vrije en harmonische zelfontplooiing bereiken, dus met kracht en inzicht diende be treden te worden.

Tiet alleen als inlichtende mededeling van wetenschap? lijke tudie-re uItaten maar tevens al wapen indiestrijd, nu, moeten ook Brouwer' beschouwingen over Indische wij begeerte ge- lezen worden. Dat hij zich met zoveel voorliefde tot dieIndische wijsbegeerte wendde, had daarbij ver chillende redenen. In het Christendom zag hij het wezen van de god dienst ten eerste van m et af door met dat wezen trijdige elementen yeronzuiverd, ten tweede door mede dáárop gebaseerde, aan iederevrijewijs- begeerte en weten chap vijandige kerk tel el verdui terd, de god dien"t z lf tegenover de menigte als grond voor geweten - dwang mi bruikt. In Indië, daarentegen, tond hij voor grote wij gerige tel els, in 'wier begin'eI het wezen an de god dien-t reed met zo opmerkelijke zuiverheid tot uitdrukkin gebracht wa ,dat hij sommige van hun belangrijk, te inzichten met behulp 'an pinozi tische begripp n verduidelijken kon, en di er boven- di -n door de h er ende god dien t zelf al binnen zijn orthodoxe geloof Ie r vallend erkend waren. Opmerkelijk feit, inderdaad, al-' men bedenkt, dat de Indi che god dienst voor de menigte pol ythei. ti, eh was, terwijl zich onder die als orthodox rk nde tels Is de monistisch-ideali tische Vedanta en het duali ti ch- ath i tisch Sankhya (met Yoga als zijn monothei ti che zijtak) b vonden. Dat echter niet alleen.T t'\\ijl hij in de aan het Bijbels Chri tendom naar zijn inzicht an meet af vreemde elementen de veronzuiverende invloeden van een aan het Westerse reemd ras meende te herkennen, had het voor hem betekenis, dat de volken,

25·

eerste period e duidelijk genoeg uitgelaten. iets anders, noemde hij h t in een van zijn HO ge studie , "dan het choon te en mee t verheven idealisme, diepzinnig met zijne dogmen voor den

\ ijsgerigen denk r, en toch m t zijne symbolische vormen helder en verstaanbaar ook voor den eenvoudigste en minstgeoefende"34.

Ook het Chri telijk rondbeginsel was voor hem daarom "zede- lijke", zijn hoogste ideaal zelfs "de mee t volkomene vrijheid".

"Een Chri telijke staat" zowel al een Christelijke weten chap noemde hij in hetzelfde tuk noodzaak, ..want h t Chri tendom i g en leer tel I dat naar willekeur kan aangenomen of ver- worpen worden, maar een feit in de ge chiedeni aan welk in- vloed volken en staten zich niet vermogen te onttrekken"35. Zo ontkende hij in een van zijn eer te Indi che tud'es, die over Boeddha van 1860 "ten stellig te", dat hij aan die god dienst

"enigen oorrang" wilde "zien toegewezen boven onze eigen , boven het Christendom", noemde hij het zelf een "ongerijmd- heid, om het hristendom in religieuse en morele waarde be- neden de Indi. che godsdienst te stellen" 36.

Van huis uit met het )ujstendom vertrouwd, maar pas aan het bcnin van zijn cigenlijkc IIindoc-studi , gaf hij hier als zijn in- zicht, wat hij later in die formulering zeker niet meer onder- schreven zou hebben. 'Vanneer hij het jaar daarop, in zijn re ds vermelde tudie over het Bhagavad Gîta . chre f, dat alle god - dien ten de ver chillende uitingen van "ene en dezelfde, alle n in vorm, maar niet in wezen ver cheiden werking van één en hetzelfde goddelijke begin el" zijn, dan volgde daaruit eigenlijk r d vanzelf, dat het hri tendom zijn geestelijk uprcmatie voor hem verliezen zou: en dat het naar het tweede plan zou moeten wijken, zodra hij zelf er in .laagde zich van dat "goddelijk b ginsel" in volkomen zuiverh id b wu t te worden. Die be\~ t- wording zou dan immer noodzak lijk zijn enige grond. lag voor een zuiv rder, bestemming getroU\\'er gee tesleven worden. Yan haar uit zou hij álde god 'dien tige vormen van dat begin::.el, ook de Christelijk ,al I ht betrekk lijk gaan begrijpen. De Chris- telijke trouwens zelfs niet alleen al b trekkelijk, maar, door d vorm waarin zijn wezen zich eerst in de Bijbel uitgedrukt, daarna in zijn hi tori h egro ide kerk tel I. b lichaamd h. d, nog

(20)

Wat zijn bedoeling daarmee wa , zei hij in zijn inleidende woor- den tot de reeds vermelde, ruim tweehonderd bladzijden be laan- de kritieken-reeks in het tijdschrift ederland. De nog te be- preken schrijvers deelde hij er in mee, dat hij "geenszin voor- nemen" was, "met die bijzonder welwillende, maar ook dikwijl zeer wankelende en weifelende zachtzinnigheid" zijn oordeel uit le preken, "die hun allicht aangenaamst" gewee t ware. iet van plan "beleefdheid halve ons gevoelen te verbergen, veel min iemand wien ook te vleien of te believen", wenste hij integendeel

"onverholen" zijn oordeel uit te spreken. Zo hij dit nieuwe werk ter hand nam, was het dus met een duidelijk strijdbare bedoeling.

Waar rlie uit voortkwam, waarop zij gericht was, blijkt uit zijn kritieken zelf overvloedig. Haar oorsprong was een ontevreden- heid over de algemene toestand der toenmalige ederlandse letterkunde, sterk genoeg om Brouwer tot een scherp, kritisch ingrijpen te drijven. Gericht was zij dus op verbetering van het ontoereikende, ten eerste door aanwijzing van de voornaamste literaire verschijnselen die hem tot verzet prikkelden, ten tweede door de aanduiding van de gezonde beginselen, van wier verwe- zenlijking,al1één, een belangrijker letterkunde tevenvachten ware.

Het eerste ,vat ons in deze kritieken interesseert i Brouwer's

grondbegin~el: wat hij zich al "kun t" dacht. In hun steeds opnieuw herhaald hoofdmotief: zijn weerzin tegen de naar zijn inzicht grootste feil der toenmalige ederlandse letterkunde, het opzettelijk toevoegen van lering aan literaire kunstwerken, wa het al voorondersteld. Onrecht'treeks ijverde hij hier weliswaar ,'ederom in zoverre tegen kerkelijke in loeden dat hij ook de eenzijdige, de niet-objectieve inhoud peciaal van de god dien- tige en morali erende be chouwingenderpredikanten-literatoren hekelde. Yoornamelijk, echter, old zijn verzet de aanwezigheid zelf van dergelijke beschouwingen in kun twerken, was zijn verzet dus principieel-ae theti 'ch, en ei te hij, zou kun t werkelijk kunst zijn, die zo objectief mogelijke uitbeelding an doorleefde of ver- b lde werkelijkheid, waarin voor subjectieve, doch als algemeen- geldige waarheden voorge telde leringen geen plaat wa . Kun t, immer , was datgene dat, "aan eiken voor kun tvorm vatbaren inhoud dat hoger leven geeft, d t enk 1zij aan het proza van de

27*

die als hun schoonste geestesvrucht de Indische wijsheid voort- gebracht hadden, tot een aan het Westerse integendeel verwant ras behoorden. Bracht Brouwer zijn ederlandse lezer telkens opnieuw met de Indi che geest en wijsheid in aanraking, het was niet alleen om hun intein iek belang, dat voor hem groot was, maar ook, enerzijd , om hun de ogen te openen voor het onge- rechtvaardigde in de aan praken der heer ende Chri 't lijke kerk- tel els op uprematie over het We ter e geeste leven, voor het onzuivere en ontoereikende in hun begingelen en voor chriften, voor de betrekkelijkheid van hun innerlijke waarde, voor de ge- varen van hun voortgezette uiterlijke zelfhandhaving; anderzijds, om hen op de mogelijkheid, naa t de Joods-Chri telijke, van een andere, met de geest van het Westen door verwantschap zuiverder overeenstemmende, en dus allicht vruchtbaarder traditie te wijzen.

Voor de kan en van zijn heilsdroom geijverd heeft Brouwer al chrijver dus allereerst onrechtstreeks: door zijn talrijke studie in het bijzonder over Indische wijsheid, maar hij heeft dat ook rechtstreeks gedaan: principieel polemisch namelijk. Vóór alles in ederland achtte hij dat nodig, een land - schreef het ,oor deze strijd opg richte tijd chrift "De Dageraad" in en ". n de Lezers" van 1863 dat Huet aan Brouwer toe chreef, maar dat in Yosmaer's bibliographie van dien geschriften niet voorkomt -

"in weenvil van zijn taatkundige vrijheid nog voor het grootste deel onder den ijzeren arm van gewetensdwang gebukt", en waar een dergelijke trijd du meer dan overal elders dringend nood- zakelijk was37, In dat tijd chrift, maar ookinDe -ederland che Spectator, heeft Brouwer, tegen de Chri telijke kerken al, mach- tig te en gevaarlijkste hinderpalen van de vooruitgang der m n _ heid, van h t ederland e volkinhet bijzonder, np de w g naar hun choue bestemming, en vóór e n verlichting op naar zijn overtuiging Spinozi ti che, dat wil zeggen idealisti ch , 'rij- zinnige, op lange termijn ook optimistische grond. lag, aan die

trijd deelgenomen.

Begin 1869 trad Brouwer plotseling in nog een andere .chrij- ver hoedanigheid: al kritikus van ederlandse literatuur op.

26*

(21)

onzin herleid en vern ietigd43. erzet, ten zesde, en in het alge- meen kanikzeggen, tegen het door de uitgevers aangemoedigd ont tellend geliefhebber in de poëzie van de talloze "prulpoëten"

der menigvuldige jaarboekje of almanakken44.

Zuivering van de Nederlandse maak door onverbiddelijke aan- ta ring van de blijken zO"eel gedichten en verhalen te onzent woekerende wan maak, dat was het voornaamste doel, dat Brou- wer het ene jaar, waarin hij literair kritiek chreef, heeft na e- treefd. Ook om dîe arbeid moeten wij h m nog even tu sen de andere mannen van zijn eeuw zi n. Het karakteri ert hem dan re ds, dat hij, wat de buitenlandse literatuur aangaat, tegen de p pulaire voorkeuren in, weg van Schiller naar Goethe, weg van Byron naar Shakespeare, weg van een Bulwer naar een Thackeray

"'ees. Zijn plaatsin de negentiende-eeuwse literatuur-be chou-

\Ving tegenover oud re tijdgenoten in eigen land is met vier woorden aan te duiden: tegen Beet, vóór Potgieter. Tegen Beets, die hij niet alleen om zijn poëzie maar ook om zijn kritiek aan-

\ iel45. Y óór Potgieter, met wie hij zijn eigen kritiek aanving:

"ene 'ter van eerste grootte, gelijk er nog maar ene zeer enkel , zo al éne, aan onzen dichterhemel gloort, en die een glans geeft niet voor den dag van h den alleen, maar be temd om 0 k in later tijd n nog, zolang de Diet e tale leeft, te blijven lichten n ven' dien van een Hu ygens cn Hooft, van een Bilderdijk en enen DJ Co a". "Hulde" bracht hij "den mee ter, die, al vo Tt

hij d " -nt" ,-an\'TO-ger darten in eirtenlijken zin niet meer aan, toch nog altijd de ware v organger van h t, trouwen al z chtje

:ln verttrij de "jonge Holland" n:rdient gen emd te worden46".

El:n eer, niet alleen voor de dichter in "onze Potgieter" , maar blijkbaar eYl:necns voor de literair-al: ·theti che begin e1en die hij I' man van De Gids had voorgesta··n en waarvan wijinBrouwer' . dgen ae ,theti che be in. 'len nog allerlei zuiver terug vinden.

Potgieter in de literatuur-be chouwing Brouw r's erkend ouder voorganger. _ aa t h m, als verwant tijdgenoot, arel '·omaer. B iden war n zij redacteur, van De _ ederlandse Spec- tator cn hadden zij inhun gedachten en dromen over de be- stemming der men heid en d wijze waarop die bevorderd moest worden, veel gemeen chappelijk , waarvoor zij afbrekend en op-

29"

in- en uitwendige wereld des meneen weet te v rIenen." Iet dat ,bijkans onmi baar" ont taat, waar "inhoud en vorm" elkaar op het inni st "doordringen", waar - "welke voor't overige dan die i71110lld in aard en strekking ook op zich zelvl: zij ' - ,volkomen harmonie van inhoud en vorm' tot tand komt. Het als kun t- werk, namelijk al eenheid "an inhoud en vorm du bóven zijn inhoud taande kun twerk, dát te cheppen maakt een schrijver tot kun tenaar, en aldu ,kun. tenaar en echt kun tenaar" t wezen moest hem genoeg zijn: het eni e, zei Brouwer, "wat den dichter die on terfelijkheid waarborgt, die zo menigeen zou wen en te bereiken, maar in den loop der eeuwen lecht het deel van zeer enkelen wordt"38.

De kun t een van ieder karakter en iedere strekking der stof onafhankelijke kwaliteit;eenheid van vorm en inhoud; uitbeelding van doorleefde of verbeelde werkelijkheid; geen toegevoegde r.~chtstre.ekselering. Hoe Brouwer op grond van deze onberi pe- IIJke begmselen over de ei,en van de roman dacht zal ik in een hoofdstuk van mijn" kbar" -be chouwing laten zien. Hier behoef ik lechts aan te geven, wat hij op grond van dezelfde begin e1en en naast zijn veroordeling van re ht treek e lering al zijn voor- naam te grie,'en tegen de • ederland eliteratuur "an zijn tijd formuleerde, Kort amenrtevat wa dat: een verzet, ten eer te, tegen het" ati faiti me' , dat 0 k Potgieter zo terk geprikkeld had en waartoe hij in het toffelijk, zedelijk, ge telijk boen der Tederland e natie zo weinig aanleiding zag39• Het verzet, ten tw ede, eninverband daarmee, tegen hui, elijke n aam'erwante poezie, dat hem na,'olging van een Tollen een ruwel deed vin- den en hem het beste in een nieuwe bundel \'an Beet - lieve hui lijke ver je ' - "hoofdzakelijk kinderkamer-poëzie':',j ed noemen~.Het verzet, ten derde, tegen de typi' he dominee _ p ëzie, wJarin hij de 'lapheid zowel van de 'crzcn al - met het

od'gezicht \an de Jood e profetcn of dat in ,"ondel' . beroemde Lucifer-ko r vergeleken - van de Godsvoorstelling afwee u.

Verzet, ten vierde, tegen vaderland e poëzie, "menigmaal vecIe r ge. chikt tot voeding. van nationale eenzijdigheid en bekrompen- heid dan tot pwekkmg van den waren ,olksgeest"12.Verzet ten vijfde, van ongeziene poëzie, do r .arca ti che ontledingen tot

2 •

(22)

bouwend konden samemverken. Maar het meeste daarvan lag buiten de eigenlijke literatuur en er waren typische verschillen die juist wat háár betreft van belang waren. In die tijd nog vooral naar het Griek e terugblikk nd, erkende \"0 maer in omrnige van Platoon's dialogen zijn wij gerige grond lag. Het zuivere (dat i h t voorbeeldi e) vierde hij bovenal in h t chone. Brou wer wa' als

chrijver tot1869daarentegen primair op de wij 'be eertc ericht gewee t. Terugblikk nd, \'0 lde hij met het Indi che vcrwant- chap, maar erk ndc hij zijn grond iag in pinoza. Het zuivere had hij altijd bovenalal het zedelijke gevierd. Kenmerkend wa het dan ook, dat hij, toen hij veertig jaar oud plot eling als rechter over de ederland eliteratuur \'an de dag optrad, zelf in die kritieken "aarin hij met zo\'eel kracht voor ware "kunst" en voor

"echt" kunstenaarschap pleitte, aan het begrip schoonheid zelf toch nergen uitdrukkelijk betekeni van centraal beginsel toe- kende. Belangrijke verschillen, derhalve, maar die niet weg- nemen dat wij ver cheiden van Brouwer's voornaamste aesthe- tische overtuigingen in diezelfde tijd ook bij \ 0 maer uitge- proken vinden; dat d ze, al zoveel van Brouwer' arbeid waar- van hij in zijn Ylugmaren geregeld verslag gaf, diens kritiek n in zijn Leven bericht als "zeer b langrijk ' roemde en dat er duo alle reden bl' taat,

"0

'macr n Brouw r ook in de literatuur- be chouwing al verwante g e"ten naa t elk:.nder t zien.

De trijdbaarheid \yaarmee Brouwer - hierin ander' dan o maer - een jaar Jan de literaire tijdge 't aanviel, de begin- elen waarvoor hij dat zo cherp deed, eisen dat wij hem, b halve met Potgieter al' oudere vo rg:Jnger en met Yo maer al verwant tijdgenoot, eindelijk ook met de literaire kritiek chrijver van de i'ilieuwe Gid -b weging in \' rband brengen. Hoeze r, en ho w 1- haa t volledi zijn literaire begin~elen met de hunne overeen- stemden, hoe principie Ihet voor Brouwer, al voor h n, om een zonder toegefelijkh id te voeren trijd tegen de \\ an maak ging, zal ieder lezer hierboven opgemerkt hebb n. p daal in zijn . pottende ontledingen van ongezi ne verzen z I men bij hem pa ages vinden, die van kritiek n al:, Kloo" aanval op een Doedes naar vorm en inhoud nauw lijks te onderscheidt:n zijn

4,.

De b tekenis hiervan mag natuurlijk niet onhistori eh O\'er- 30 •

. chat worden. Die overeen temming wil bijvoorbeeld niet zeggen, dat Brouwer wa t dieuwe Gids-dichters meer en meer g - geven h bben als volgens zijn eigen b gin elen ge chreven poëzie zou rkend h bben of kUnnen hebben. Wij mogen haar echt r evenmin ónderschatten, bijvoorbeeld vergeten, dat v clvan wat wij al typi che ~ieU\\'e Gid -poëzie be ehouw n, i t anders i dan wat haar dichter aanY:lnkclijk gewild en waarin zij een Yos- maer, een Brouwer vóór zich gehad hadden. Ook dat h t hun beweging waar chijnlijk beter vergaan ware, wanneer zij die oor- pronkelijke begin e1en trouw waren geble\'en. Met name hun toenemend individuali me zou in Brouwer een scherp be trijder ge onden hebben, en wanneer deze zich tegen alle polemiek in verzen verzette, haar "de dood voor alle ware poëzie" noemde en schreef dat ,.het grondkarakter van alle kunst, het algemeen men- elijke, er in een bekrompen ubjectivisme" bij ten ondergaat~, dan zijn de verzen uit de tijd van Kloos' hyper-individuali ti che ontreddering daar, om Brouwer hierin gelijk te geven. Dat zulk een principiële en principieel-strijdbare kritiek op de literaire wan maak in 1869te onzent ge chreven werd, zou in elk geval histori ch intere sant zijn; dat het Van Limburg Brouwer wa ,die haar chreef, maakt het de te intere anter. Om deze, na een enk Ijaar weer ge taakte kritieken is hij, meer dan iemand ander , de voorloper der ~ ieuwe Gids-kritiek.

D Haag wil nog gesteld zijn, w lk resultaat hij van al zijn arbeid al trijdend chrijver gezien heeft. Een getuigenis van kort voor zijn dood, \'an 1 72, bewij t, dat hij aItban over de recht treek e trijd tegen de invloed der kerken tevreden gewee t i . "Dat het uur der bevrijding van het kerkelijk juk ge lagen"

had, meende De Dageraad in1863al. Veel verder ging Brouwer' Spectator-artikel van1872,in het licht van latere jaren een merk- waardig document. "De hervormde kerk", chreer hij daar, "i , in den laatsten tijd ooral, zó nel aan 't afglijden langs het hel- lend vlak, waarop zij bij haar geboorte reed zich plaatste, als de -toutste denker vóór nog geen vijf-cn-twintig jaren zich nauwlijks durfde voorst lIen".oL iet anders oordeelde hij over de katholieke;

,haar laatste krachten" inspannend en "zo goed ai wij' ge- 3r·

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit

weer en patroontasch. te koop aan bood.. Frits was altijd op 'tappèl prcscnt. Niet k fr n Ic of blaffcndc; hij rcnde niet van den rechter naar den linker

I.. om de ranke, meisjes-achtige gestalte en liet de blanke armen bloot zoowel al den teeren, roomkleurigen hals. De welgevormde, ietwat groote handen, bcwog n m.rv&lt;.:us

Even natuurlijk verergerde dit de spann ing tusschen R6zsi en mij. Ik voelde, dat het niet lang meer kon duren, dat eerstdaags de bom ging barsten. Er kwam een verandering

De waarachtig groote literatuur, die het leven in al zijn hoogheid en diepte weerspiegelt, werd behalve in dezen tijd van geestelijke verwoesting en cultureele armzaligheid

En toen, op zijn 'dienstreis, ontmoette Rau Alfred von Koblenz, die hem het trieste verhaal van zijn mislukte huwelijk deed. Dido had dus haar toevlucht gezocht bij Gaastra, een

I N ballast voer toen de Jacob naar Hongkong. En verder sliep er de derde-stuurman. Alleen jammer, dat die andere jongen aan boord, dien hij er bij noodig had, zoo'n

fietsroute (semi-verhard, autovrij) fietsroute (onverhard / semi-verhard) kerk kapel abdij toren kasteel museum watermolen hopveld attractie. matige helling (2% - 5%) steile