• No results found

MIe ATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe ATUUR"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ATUUR

OVO M:

MMETA 1039

SIG MIe

SHELF NUMBER MICRDFDRM:

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also he requiredfor such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men

schriftelijk aan te vragen.

(2)

Lothar chmitz.

auteur en wereldreiziger en we zouden haast zeggen een zoeker als DICgenes die naarstig naar ,mensen' zocht Deze auteur heelt zlln mensen gevonden in vele lan- den der wereld, mensen met hun hebbelll heden en deugden Maar vooral met hun ondeugden Mee- dogenloos laat de auteur en scher,J licht op ZIJn figuren vallen,

•n dal kht laat hiJ zien hoe ze wer ellJk ZIJn, ook de zogenaamde groten der aarde politici, groot- Industrrelen, mensen uit de hoog- ste a elllJke kringen

Waarom heelt deze auteur zo'n scherp en Juist oordeel? Misschien omdl1 hij z If zo'n hard jeugd heelt ehad Geboren uit ouders die men tot de gegoede midden- stand kon rekenen, raakte hiJ al vroeg co drilt, toen hij door za e- IIJke mo r1iJkheden van zijn vader geno::>dzaakt was ziJn studie al Ie breken en ziln fortUin te zoeken HIJ deed dat op de oude beproef- de wijze; h,! werd bordenwasser in een hetel, werkte Zich op tot oberkeln r, nam dienst als hof- meester 0 een groot assaglers-

$chip n maa te op een an ZIJn reIZen ennls met een planter Uit het voormalig Nederlandsch·lnd,e HIJ b'eef enige Jaren In onze ..gordel van smaragd" genoeg om ZIch met walg.ng a t wen- nen van de kringen waarin hiJ v r- keerde, die der lanters en hoge oll,cieren, vooral van hun vrou- wen HIJ had stof genoeg voor e n boek waarin hiJ met niets on·

Wij prijzen ons gelukkig voor Ne- derland en BelÇjië de uitgave van ZIjn boeken te mogen verzorgen Boek~n zoals men milar eens schrijlt, boe en van een man, die niet anders kón schrijven, hoewel hij er zich van bewust was talloze heilige huisjes omver te werp n

Biografie.

Lothar Schmltz werd .n Hamburg geboren, zijn ouders vest,gden Zich oen htij nog heel Jong w s.

in Amsterdam Hij is lhan~ 54 J ar en vr.jgezel Hij heelt ZIjn domici-

Ir in Nederland. maar verto lt er zelden. nog steeds maakt hij grote ,eizen Lothar Schmitz is een pseudoniem, om bepaalde redenen wenst hij onder zijn eigen naam niet in de publiciteit te treden

Waanzin der Wellust

(3)

cc

Lothar Schmitz

Waanzin

der

Wellust

roman

de .Icemene nederlandse uitgeverij

(4)

Hoewel berustend op ware historische gegevens, is dit verhaal gelantaseerd.

Elke gelijkenis in uiterlijk enhandeling van de figuren uit dit boek met levende ot reeds overleden personen is louter toevallig.

De schrijver.

EERSTE HOOFDSTUK

Aan boord van de K.P.M. stomer s.s. "Bontekoe", enkele uren geleden vertrokken van Soerabaja naar Makassar, de hoofdplaats van Celebes, werd voor de lunch geluid.

De stewards liepen ijverig heen en weer en wezen Rau een plaats aan aan de tafel van de gezagvoerder.

Langzaam kwamen de passagiers in de eetzaal. Precies op tijd, even vóór de gezagvoerder, arriveerde een ka- pitein van de infanterie, gestoken in een keurig gestre- ken, smetteloos wit uniform. Hij werd respectvol door een headboy naar de tafel geleid waar Rau reeds zat.

Het was Alfred von Koblenz, de man van Dido, de vrouw, die Rau beter kende dan haar man wist. Toen hij Rau zag aarzelde hij een ogenblik, zijn gezicht ver- starde. Maar dan liep hij met forse passen op hem toe:

"Wat een verrassing u hier te ontmoetenl Bent u op dienstreis?"

"Inderdaad kapitein. Ik begin nu mijn laatste tournée door heel Celebes. Na mijn terugkomst in Batavia ga ik met Europees verlof."

"Dat is een zeer aangenaam perspectief, meneer Rau."

Nadat de formaliteiten der kennismaking met de gezag- voerder en andere disgenoten waren afgedaan en allen de soep lepelden, had Rau gelegenheid de kapitein rustig te bekijken. Hij was niet zo bruin meer en niet zo zelf-

(5)

bewust 'als indertijd in de bovenhal van het magazijn

"Rajputana", waar het avontuur met Dido was begon- nen. Hij was ietwat vermagerd terwijl de eerste grijze haartjes bij de slapen waarneembaar waren. Maar zijn bewegingen en heel zijn voorkomen waren correct beheerst, beleefd maar niet hartelijk. "Een stug, gesloten karakter met een zakelijke en resolute inslag", dacht de ingenieur. Hij vroeg hem nu welke plaats in Celebes zijn toekomstige standplaats zou zijn.

"Tot mijn spijt weetik dat nog niet," Dat was alles wat Rau te weten kon komen. Von Koblenz sprak zeEIr weinig. Stug beantwoordde hij de tot hem beleefdheids·

halve gerichte vragen, geen enkel overtollig woord kwam van zijn smalle lippen.

De nacht was gedaald en de sterren blonken toen on- verwacht de heer Von Koblenz, die evenals de anderen naar het dek was gegaan, pal voor de ingenieur staan bleef en rustig vroeg: "Voelt u er iets voor met mij een glas wijn te drinken, meneer Rau?"

De ingenieur maakte een verrast gebaar en knikte in- stemmend. Toen zij in een lege zij salon zaten en de eerste slokjes van de wijn hadden gedronken, zei Alfred: "Meneer Rau, u weet natuurlijk dat mijn vrouw niet meer bij mij is. Dido wilde scheiden. Ik zou nu kunnen schelden op alle mannen die met haarin nader contact zijn gekomen en haar het hof hebben gemaakt en daar hoort u ook bij, maar dat zou sentimentele on- zin zijn. De oorzaken liggen dieper. Ik heb de schuld op mij genomen, tenslotte wil ik niet dat Dido in op- spraak komt. De wederzijdse advocaten konden de zaak snel tot een oplossing brengen. Ik ben er natuur- lijk bekaaid afgekomen zowel financieel als ook maat- schappelijk, want ik moet Dido zo lang zij niet her- trouwt onderhouden, terwijl vermoedelijk het gros der

I I1I

mensen in Batavia, ik bedoel militair Batavia, mij ver·

oordeelt,"

"Ik kan op uw vraag geen gedecideerd antwoord geven, meneer Von Koblenz," zei Rau ontwijkend. "Ik was sinds het bal in de sociëteit waar ik het nieuws hoorde, vrijwel steeds op dienstreis. Ik ben geen in- sider en weet dus eigenlijk van de beweegredenen, die uw vrouw noopte deze krasse beslissing te nemen, niets af. Ik heb uw vrouw tweemaal gesproken, de eerste keer zeer, zéér vluchtig toen wij in de bovenhal van het warenhuis "Rajputana" geheel toevallig in contact kwamen. En dan tijdens het laatste zal in de sociëteit.

Ik wil mij geen oordeel aanmatigen,"

"Ach, het is eigenlijk geen wonder dat ons huwelijk mislukt is," zei von Koblenz wie de wijn vermoedelijk de tong wat losser had gemaakt. "Ik kom uit een fami- lie, die niet welgesteld was en waar de moeder als het ware als een hoger wezen dan de man, althans ethisch hoger staande dan de man, werd beschouwd en dan ook met een serieus respect werd behandeld. De huis- vrouw beheerde het geld, dat wil zeggen het loon van mijn vader dat niet hoog was. Vrolijkheid en roman·

tiek waren bij ons niet te vinden. De strijd om het bestaan beheerste de hele levenshouding. Wij hadden geen invloedrijke connecties, wij hadden geen krui- wagens. Ik wist dus wanneer ik in het leven wilde slagen en ik mij een goede positie wilde veroveren dat ik hard werken en zuinig moest zijn en dat ik geheel op mijzelf was aangewezen. Heel anders waren de toe·

standen waar het Dido betreft. Die komt uit een zeer goede burgerlijke familie uit de provincieplaats waar haar ouders een aanzienlijke rol speelden. Haar vader was een prominent burger, maar hij was heel trots en sprak altijd hoogmoedig over zijn voorouders. Hij leef·

(6)

de, en dat was de wortel van onze ellende, ver boven zijn financiële middelen. Maar dat was me, toen ik met Dido kennismaakte, niet bekend. Dido was een meisje van goeden huize, ze had een zeer zorgvuldige opvoe- ding genoten. Als jonge lady was haar levenswandel al niet geheel non plus ultra, maar men kon nimmer met beslistheid iets positief nadeligs over haar zeggen of horen. Haar vader had een druk leven en kon dus niet op alle slakken zout leggen. Ik maakte bij e'~n

danspartij kennis met haar en spoedig werd ik razend verliefd. Wat me in haar zo boeide is moeilijk te zeg- gen; feitelijk alles. Ik heb haar naar de ogen gezien om haar wensen te raden en ik heb steeds angstvallig gelet op haar wenken. Dat is verkeerd geweestj want daardoor werd haar superiariteitsgevoel, dat ze reeds qua patriciërsdochter had, nog versterkt. Wat me toen bezielde om me dermate slap en onderdanig te gedra- gen, begrijp ik tot heden nog niet. Ze moet een zeld- zaam geheimzinnig vermogen hebben, dat ik niet onder woorden kan brengen. Het was soms alsof ik bedwelmd was, alsof ik hasjiesj gebruikt zou hebben. Vlak daar- na, als ik weer alleen was, voelde ik me eerst futloos, uitgeput. Ik had een gevoel of ze me op een geheim- zinnige wijze bloed zou hebben afgetapt. Ik had een rare vermoeidheid in de ogen en pijnlijke vingertoppen.

Het was alsof Dido een fluïdum aan mij onttrok. Het was vooral dat fluïdum dat uit ogen en vingertoppen stroomt. Na enige tijd voelde ik mij echter weer sterk en normaal."

Alfred keek zwijgend een poos nadenkend voor zich uit. Blijkbaar dacht hij aan dat raadselachtige vermo- gen. Ook Rau moest aan de zonderlinge vermoeidheid denken, welke hem na langere tijd met Dido, had af- gemat. Nu begreep hij ook waarom hij tijdens het bal

in de sociëteit Concordia zo snel tipsy was geraakt;

het was niet alleen de uitwerking van de champy ge- weest. Nee, het was in de eerste plaats een verzwak- king van zijn nerveus stelsel en zijn lichaam. Door deze geheimzinnige krachtonttrekking, deze "Od-cam- pirisatie" van Dido, waarvan ook woensdag Leïla, de vrouw van overste Elzinga, bij zijn bezoek aan haar, had gewaagd. Nu zei hij: "Och meneer von Koblenz, de door u bedoelde geheimzinnige fluïdum zal niets anders dan uw nerveuze vermoeidheid zijn geweest.

U weet, zenuwoverspanning kan onze mentale proces- sen in de war sturen en wij zijn dan licht geneigd .. :'

"U moet niet kletsen meneer," onderbrak hem de ka- pitein heftig. "Er zijn dingen en krachten waaraan onze materialistische wetenschap niet gelooft, maar waarvan de ouden wisten. Ik weet nu dat u Dido nog niet goed kent en ik veronderstel nu werkelijk dat uw contact met haar vluchtig was, anders zoudt u ook de uitwerking van haar raadselachtige vermogen hebben ondervonden. Maar terzake: Dido en ik leefden niet luxueus toen wij getróuwd waren, dat konden wij ook niet. Maar desondanks kwamen wij niet rond omdat Dido wat toiletten, sieraden en opschik betreft, gezien mijn financiële positie, buitensporige aanspraken maakte. Zij vergeleek zich niet met de vrouwen van andere luitenants, maar met de echtgenoten van hoofd- officieren en ze wilde de vrouwen van mijn collega's overtreffen. Ze wedijverde op het gebied van toiletten en opschik met mevrouw Elzinga, wier echtgenoot des- tijds majoor was. Sindsdien zijn zij in het openbaar uiterst lief voor elkaar, terwijl ze in het geheim elkaar hatenl Leïla Elzinga althans was en is zeer jaloers op Dido. Meneer Rau, het is voor een jonge man heel on- prettig om telkens nee te moeten zeggen op de ver-

(7)

zoeken van zijn vrouw, die niet begrijpt en niet be- grijpen wil, dat er niet genoeg geld is om haar wensen te bevredigen. En ik zag mij genoodzaakt schulden te maken. Ik was, en dit is vermoedelijk mijn kardinale fout niet in staat om onverbiddelijk te weigeren aan haa; buitensporige wensen te voldoen. Ik moest Dido wel inlichten maar ze wilde zich niets ontzeggen en ze verzocht evenmin haar vader ons te helpen. Ik nam het besluit de dure stad Batavia te verlaten en vroeg overplaatsing op Atjéh, een wild gewest waar constant een guerilla-oorlog woedde en waar het ook nu nog, naar u stellig bekend is, zeer onveilig is. Ik vroeg kor- ting, inhouding van een deel ~anmijn s~~aris,..en daar- mee betaalde ik in betrekkelIjk korte tijd miJn schul- den. Daar ik in Atjéh een behoorlijke toelage op mijn tractement genoot, kwam er eigenlijk in onze levens- standaard geen wijziging.

De eerste zes, zeven maanden in Atjéh waren de ge- lukkigste in mijn leven. Ik had geen gel~zor~en, Di~o zat ruim in haar kleding en sieraden en hier 10 de wl1- dernis behoefde ze niet met andere dames te wedijve- ren in opschik, behoefde ze niemand te overtroeven.

Hier in de wildernis ging ze soms met me mee op patrouille. Hier was ze werkelijk officiersvrou~1

Mijn onmiddellijke superieur was een. kapitem,. ee~

zeer ervaren Atjéhkenner, een goedhartig man, die mij alles wat een officier in Atjéh moet weten heeft bij- gebracht. Hij was gescheiden en o~dathij zow~l ee?

forse verschijning als een knap geZicht had, beVlel hij Dido natuurlijk op het eerste gezicht. Ze werd op hem verliefd· maar de kapitein was correct. Op zijn gedrag, wat bet;eft de omgang met mijn vrouw, viel althans in het begin, niets aan te merken. Maar spoedig kw~m

mijn eerste zeer ernstige teleurstelling met betrekkmg

tot Dido's trouw. Op een goede of liever kwade dag arriveerde een reiziger in ons plaatsje, die, omdat we maar met een twintig of dertig Europeanen ter plaatse waren, in011Shuis dat heel ruim was, werd opgenomen.

Het was een man met een bepaald lelijke kop, een misvormd hoofd zoals geboren misdadigers er een flebben. Die man was mij dadelijk al niet sympatiek, hoewel kleren en voorkomen verrieden dat hij een ontwikkeld en beschaafd mens was. Ik dacht, dat hij maar een paar dagen zou blijven, maar hij bleef langer en maakte van mijn huis een soort operatiebasis voor zijn werkzaamheden. Ik heb er spijt van, dat ik de kerel niet meteen de deur uitgesmeten heb.

Die vent had een zeer bijzondere eigenschap; hij kon n.l. op een pittige, werkelijk bijzonder boeiende wijze over zijn talrijke avonturen vertellen. Over toestanden en gebeurtenissen in vreemde landen en over geheim- zinnige steden, zoals b.V. in Brits-Indië, Bangkok en Saigon."

Alfred pauzeerde even om een sigaret op te steken.

Hij zag niet dat Rau's gezicht verbleekte, want weder- om had de ingenieur de woorden vernomen welke in verband met een gouden poederdoosje een grote rol hadden gespeeld, waarover door Chaike, Rosita en Dora - vriendinnen van Rau - eerder was gesproken en die betrekking hadden op Hugo de Kempenaer, de grij- zende Indo met zijn wanstaltige hoofd en de zware uit- puilende wenkbrauwen. Er bestond geen twijfel aan dat deze reiziger en Hugo de Kempenaer indentiek waren.

Hoewel Alfreds laatste woorden he::n niet direct over- donderden, hadden ze toch een vreemde uitwerking.

Een gezworen vijand van bijgeloof, voelde Rau nu toch de fataliteit van het gebeurde, kon hij onder de dwang der feiten het geloof aan een onvermijdelijke noodlot

(8)

niet meer als een absurditeit, als een denkfout van de hand wijzen. De Kempenaer was immers in manieren en doen een vergrofd evenbeeld van hem zelf?

"Wat vertelde eigenlijk die reiziger, dat u en uw vrouw zo ongemeen heeft geboeid?", vroeg hij. "Was het de stof van zijn verhaal, of was het meer de trant en de geestige manier waarop hij sprak?"

Alfred keek Rau onderzoekend aan en antwoordde:

"Hij vertelde vreemde dingen. Hij vertelde zeer on- waarschijnlijke, bizarre verhalen. Wanneer een ander ze verteld had, zouden wij er hard om gelachen heb·

ben, maar deze man bezat nu eenmaal iets ... Nou ja.

Soms velde hij een oordeel over lieden en toestanden waarvan hij eigenlijk niets kon weten, tenminste zo dacht ik destijds, nu weet ik dat die kerel inderdaad het tweede gezicht had. De verhalen waren soms filo- sofisch getint, maar bijna altijd onzedelijk; in zijn ver- tellingen placht hij gaarne de ondeugd te versieren en misschien daarom hingen de dames gewoonlijk aan zijn lippen. Er zijn van die mannen, die als het ware, vrou- wen het hoogste sexuele genot kunnen laten ondervin- den zonder dat ze ze zelfs maar benaderen. Wij zijn mannen onder elkander meneer Rau, ik versta die kunst niet en u misschien ook niet."

"Oh nee," zei Rau geamuseerd en dacht terug aan de vele avonturen waarbij zijn persoonlijkheid de vrouw- tjes toch wel terdege had geimponeerd. Maar daar had deze zoetkoek niets mee te maken.

"Hij beschreef ons de walgelijkste toestanden," ging von Koblenz voort, "in het bordelenkwartier van Bom- bay waar tengevolge van de hemeltergende armoede in één huis zich drie generaties, namelijk, grootmoeder, moeder en dochter tegelijkertijd aan de prostitutie over- geven. Hij vertelde van sommige welgestelde Singalese

dames en maakte gewag van de Singalese vrouwelijke demonen, over het bestaan en de praktijken waarover een waas van geheimzinnigheid ligt. Hij deed zeer pi- kante onthullingen over de toestanden in sommige Boedhistische kloosters in Siam en met verpletterende ironie sprak hij over de deftige blanke dames, de Fran- çaises van Saigon, die in de achterkamers van juwe- liers of antiquariaten zich voor goud aan de heren gaven of zich daar aan het gebruik van bedwelmende

~iddelen overgaven. Hij kon over deze luxueus inge- nchte achterkamers van winkels in antiek en kunst- voorwerpen, die steeds voorzien zijn van nooduitgan- gen welke naar een andere straat leiden, zeer realisti- sche details vertellen. Toen hij eens, na afhandeling van een voordelig zaakje, zeer goed geluimd een der- gelijke winkel binnentrad om een souvenir te kopen, werd hij door de winkelier, een oude Chinees met een zwartzijden kalotje en lange, witte, dun baardje, in een gesprek gewikkeld. Nadat hij een beeld van zacht- paars amethyst had gekocht, leidde de Chinees hem in een klein vertrek, waar een wondermooi blauwen geel vloerkleed lag. Hij liet geurige groene thee komen en toonde hem daar allerlei figuurtjes van zachtgeel ge-

~leurd.~warts,zeer artistiek bewerkt. maar beestachtig h~de~hJk! En voorts allerlei apparaten die sommige mmzieke dames gebruiken, rondweg gezegd surrogaten van de mannelijke geslachtsdelen,"

"Oh ja, dat weet ik," viel Rau hem in de rede. "U moet n~et denken, dat ik helemaal groen ben. Dergelijke dmgen komen in China heel veel voor. Trouwens ook wel in het Midden-Oosten, men ziet er daar weinig in.

Moeten die dingen bekijken met de ogen van de men.

sen die ze gebruiken."

"Normale mensen gebruiken die dingen niet," viel von

(9)

Koblenz hem heftig in de rede. "En Ik nam het die kerel kwalijk, dat hij Dido en andere vrouwen met het be- staan daarvan bekend maakte."

Rau glimlachte. "Och meneer von Koblenz, u moet daar niet zo zwaar aan tillen. Het is voor sommige vrouwen een bepaalde troost te weten, dat ze een pleziertje kunnen hebben zonder dat er een man aan te pas komt.

Voor vrouwen als bijvoorbeeld Leïla, schijnt het me een uitkomst toe, want ik geloof niet dat die op het gebied van de lichamelijke liefde de laatste jaren be- paald verwend is. Elzinga lijkt me daar geen type voor."

Voor het eerst plooide zich een glimlach om de dunne lippen van Von Kobl~nz. "Leïla troost zich wel op andere wijze. Maar meneer Rau, laat ik mijn verhaal vervolgen. Het verhaal dan wat die kerel ons vertelde die de Kempenaer: Terwijl hij bezig was die rare beel~

den te bekijken, ging als toevallig een smalle deur open. Hij zag een donker vertrek, waarin een divan, bedekt met een spierwit laken, stond. Met geveinsde schrik sloeg de winkelier de deur dicht en mompelde iets onverstaanbaars. Maar de Kempenaer, tuk op fri- vole gewaagde avonturen, glimlachte listig, waarop de Chinees met de dunne baard hem in bloemrijke woor- den te verstaan gaf dat zekere voorname dames aan storingen der lichamelijke harmonie lijden en zich dan hier terugtrekken om, hetzij speciaal geprepareerde sigaretten te roken, dan wel in de armen van een ge- huurde jonge vriend de leniging van de disharmoniën te vinden.

"Meneer," zei de Chinees volgens de Kempenaer,

"slechts onervaren jongelingen en wereldvreemde lite- ratoren bezoeken thans minderwaardige verdachte huizen; een man van de wereld, zoals bijvoorbeeld u, jong, gezond en ondernemend, komt hier bij mij om

mooie elegante dames te ontmoeten en hier een studie te maken van de nachtzijde der vrouwelijke psyche.

Gelooft u mij, meneer," zo beëindigde de winkelier zijn woorden, "het radicale middel tegen nervositeit en dus- danige psychische of lichamelijke disharmoniën is de vleselijke lust. Overigens zijn vrouwen altijd geneigd om vrijwel alles voor het materiële in de steek te laten." En ter illustratie van zijn vreemde verhalen liet de Kempenaer ons toen een zeer artistiek, fijn kunst- voorwerp zien, voorstellende een naakte, liggende hermafrodiet, man en vrouw dus in één lichaam, kun- stig gesneden uit rooskleurige kwarts, die op niet te miskennen wijze omhelsd werd door een naakte, baar- dige en forse man van donkere onyx.

Wij waren inderdaad allemaal geïmponeerd door zijn verhalen, maar ik geloof toch, dat alle aanwezige man- nen daarna hun vrouwen meer in de gaten hielden dan ooit. Vergeet niet Rau, dat wij daar in de wildernis vol- komen op elkaar waren aangewezen, dat de vrouwen zich vaak onuitsprekelijk verveelden en dat het in be- paalde omstandigheden niet zo onkuis lijkt eens van man te verwisselen als hier bijvoorbeeld in de grote stad.

De Kempenaer vertelde ons ook nog van de mooie dochter van een hoge bestuursambtenaar, die om tien uur in de voormiddag de kunstacademie verliet om naar een van de winkels in antiek te gaan en zich daar dan gaf aan een jonge luitenant van het vreemdelin- genlegioen, om een uur later in dezelfde kamer en op dezelfde divan met een rijke Chinese handelaar een spelletje te spelen tegen een beloning, groter dan het maandsalaris van haar vader. Daarna ging ze op de academie weer rustig werken. Dat is onze tegenwoor- dige jeugd, meneer Rau, de jeugd van 1927,"

(10)

Ds kapitein pauzeerde even om een slok wijn te drin- ken. Hij ~emerkte niet, dat Rau zenuwachtig op zijn sto~ldraaIde. De vertellingen van Hugo de Kempe aer hennnerde hem aan zijn eigen ervaringen met de Bom- bayer, de louche eigenaar van een warenhuis, diens paskamer en woorden, namelijk. dat thans alleen nog imbecielen en wereldvreemde boekenwormen achter een allemansliefje aanlopen. Dat de man met de witte tulband in zijn tegenwoordigheid Dido had beduid dat hij haar in de gelegenheid zou stellen haar schuld bij hem te vereffenen. Plotseling schoot het bloed hem naar het hoofd. Had zich Dido, gelijk de Franse dames te Saigon, ~n de paskamer van de duistere Bombayer gegeven, Zich daar verliederlijkt? Maar dat was on- mogelijk? Nee, zo onkuis en ontaard was ze toch nietl E~ haar verhaal hoe ze langs de achtertrap de Bombayer wlOkel had verlaten, toen zij met Gaastra de ké\pitein waarop Alfred had gedoeld en die Rau heel goed kende, daar was geweest en hij in de hall stond te wachten, droeg toch het stempel van de waarheid. Nee, tot zoiets had ze zich nooit en te nimmer verlaagdI

Alfred observeerde verwonderd Rau's gedrag. "Me- n~er Rau, ik begrijp, dat u dergelijke verhalen op- wmden, maar u zult nu ook begrijpen, dat Dido in de war raakte, dat ze nagenoeg uit het lood was geslagen."

"Maar meneer von Koblenz, vormden de verhalen van die reiziger nu een verslag van de feiten, of was het een weefsel van verbeelding?" vroeg de ingenieur wei- felend.

De officier haalde de schouders op. "De reiziger ver- telde in ieder geval verhalen, die Dido boeiden en haar ontuchtige fantasie verhitte. Ik zeg met opzet ontuch- tig, meneer Rau, want iedere vrouw is in haar hart on- tuchtig. Een vrouw is degelijk, zo lang ze niet in de

gelegenheid is ondegelijk te zijn. Dat is mijn zienswijze, helaas op de praktijk gegrond. En als man kun je niet altijd op je vrouw letten. Bovendien maakte hij haar op een verstolen manier het hof en beïnvloedde haar op een geraffineerde wijze. Eens werd ik tijdens een ge- sprek opgebeld en ik moest - omdat het toestel in de gang was aangebracht - de kamer verlaten. Ik liet de deur op een kier staan en ik hoorde hem zeggen:

"Mevrouw, onder de dictatuur van het koele, dorre verstand zonder hartstocht en lust wordt het leven een- tonig, grauwen vreugdeloos. Men moet de moed heb·

ben om dat te doen waarvan men droomt; laat u zich toch eens gaan! Dat is de enige manier om in het leven gelukkig te worden."

Toen ik binnenkwam en hem boos aankeek, begon de schoft op zalvende toon te kletsen over een esoterisch onderwerp en merkte schijnheilig op: "De esoteriek bemoeit zich niet met het lichamelijk omhulsel dat ver·

gaat, dat na de dood zijn taak als ,vat' heeft volbracht."

Ja, het was een wonderlijke wereld. Hij zwierf in Atjéh rond om verkoopcontracten af te sluiten en hij toonde zich daarbij een goed zakenman. Achteraf vermoed ik dat zijn werkzaamheden eigenlijk een vermomming waren en dat hij de man was die de opstandelingen van Atjéh clandestien van wapens had voorzien. Maar dat is niet meer dan een vermoeden. Hij was van een waarlijk vulkanische energie en zeer grote vlijt. Zijn leven bestond uit reizen, intensief arbeiden, daarnaast zoals ik later begreep, jagen naar vrouwelijke buit. En hij moest ook over een heel groot kapitaal beschikken, gezien zijn uitgaven en geschenken die hij sommige dames en ook sommige heren, onder andere mij, gaf."

De kapitein vervolgde zijn verhaal, maar Rau luisterde slechts met een half oor. Hij peinsde en besefte nu toch

(11)

met intense duidelijkheid, dat hij ·in verscheidene op- zichten dezelfde karaktertrekken had en dezelfde le- vensopvatting en levenswijze bezat als deze eigenaar-

~~e reizi.ge~, deze Hugo de Kempenaer. En nu vroeg hl]: "KapltelD, hoe reageerde uw echtgenote op die reiziger?"

"Het is raar maar waar, meneer. Hoe langer hoe meer raakte Dido verliefd op dit Lombrosotypel Dat bleek

~e uit de blik waarmee ze die man bekeek en nog meer Ult haar woorden. Tijdens een onderhoud na het avond- eten, toen die vent weer eens iets zeer gewaagds ver- telde en ik ~atafkeurend keek omdat ik me werkelijk geneerde, zeI ze: "U heeft de ruime blik van een man die verre, grote reizen heeft gemaakt, die andere lan- den en andere zeden en gewoonten heeft gezien. Daar- door hebt u zulke brede opvattingen. De officieren hier in Indië daarentegen, die altijd in kleine militaire plaatsjes zitten, feitelijk meer dan de helft van hun leven i~ dorpen in de rimboe moeten doorbrengen en steeds lD de nauwe, eigen kring verkeren missen die blik. Men kan nu eenmaal als woud- en b~slopergeen man van de wereld worden.

Ja, en de volgende dag gebeurde er iets waarmee het eigenlijke drama van mijn leven begon."

Zwijgend observeerde Alfred de ingenieur. Onder zijn strenge, doordringende blik werd Rau wederom onrus- tig. Hij wist immers, dat zijn eigen gelaat wel degelijk de trekken van de reiziger had.

"Dus de reiziger met het rare hoofd moest enige land- bouwondernemingen bezoeken. Op een van die plan- tages woont een vriendin van Dido. Mijn vrouw vroeg of ze met hem mee mocht rijden, ze zou op de onder- neming b!~.haar vriendin blijven, terwijl de reiziger haar op ZIJn terugweg van zijn rondreis op zou pikken 20

en weer mee naar huis zou nemen. Omdat het leven in een kleine militaire plaats voor een vrouw zeer een- tonig is, had ik tegen dit verzetje geen bezwaar. Dido en die vent zouden tegen zeven uur 's avonds terug zijn.

Ik wachtte, maar om zeven uur verscheen er niemand.

Om half acht ook niet en om acht uur nóg niet. Toen werd ik onrustig. Ik dacht aan een overval door op- standige Atjéhers, aan een auto-ongeluk en belde eerst de betreffende onderneming op. Mij werd bericht dat Dido er wel in de loop van de ochtend was geweest, maar omdat haar vriendin die dag toevallig ergens anders uit logeren was, was Dido met de reiziger door- gereden. Ze wisten daar natuurlijk niet waar Dido nu kon zijn.

Vijftien minuten na dit telefoongesprek werd ik op- gebeld uit een ver verwijderde post. Het bericht kwam hierop neer, dat de auto van de reiziger een defect had, dat hij dus met Wido niet verder kon rijden en dat ze derhalve gedwongen waren in een Pasang Grahan, je weet wel zo'n sjofel gouvernementshotelletje, te over- nachten. Deze Pasang Grahan was ruim tweehonderd kilometer van mijn huis en omdat ik geen auto had en er zo laat in de avond ook geen kon huren, moest ik me maar bij dit feit neerleggen.

De volgende dag kwamen beiden goed gestemd weer terug en vertelden opgetogen van de tocht door het romantische landschap en de doorstane avonturen. Ik waserg blij, dat alles goed was afgelopen. Twee dagen later vertrok de reiziger en het leven hernam zijn ge- wone gang. Ongeveer drie weken later moest ik op tournée en inafwijking van mijn programma bracht ik één nacht in een kleine Pasang Grahan door. Dit hotel- letje had alleen twee slaapkamers, elk met twee bed- den en één heel grote zitkamer, tevens eetkamer en

(12)

salon. Ik arriveerde daar laat in de avond, ik had hon- ger en was moe en ik ging dus, na het primitieve avond- eten te hebben genuttigd, naar bed. Ik was te moe om aan iets anders dan aan mijn bed te denken. Zodra ik in bed lag sliep ik in. Maar even later werd ik wakker doordat er iets in mijn kamer scheen te bewegen; het leek wel een schim, die zich uit mijn bed spoedde naar het andere bed in de kamer. Het was een vreemde geschiedenis, ik hoorde geen enkel geluid, maar mijn indruk was, dat iemand met een lelijk hoofd in het andere bed op de kamer was gekropen en daar een vrouw kuste en liefkoosde en deze vrouw was Dido, mijn vrouw.

Verbijsterd draaide ik het licht aan. Het andere bed was natuurlijk leeg. Ik had dus gedroomd. Ik draaide het licht weer uit, maar ik kon niet meer slapen, een vreselijke argwaan was in mij gewekt. Had Dido met de reiziger gedurende de bewuste nacht een kamer gedeeld? En was die lelijke vent in de nacht bij haar geweest? Ik kon het mij niet indenken, dat die opsnijder, praatjesmaker en schijnfilosoof met zijn misvormd hoofd zo'n indruk op Dido had gemaakt. Ik hield het er voor, dat ze een tijdelijke bevlieging voor hem had gehad. Maar nu kwam ik ook tot de conclusie dat ik in dezelfde Pasang Grahan logeerde waar ook Dido en de reiziger waren geweest.

U begrijpt meneer Rau dat ik die nacht ondanks mijn vermoeidheid bijna niet sliep. Ik kan van Dido veel door de vingers zien, maar toch niet alles. Tenslotte is zij mijn vrouwen ik houd van haar.

's Morgens riep ik de inlandse beheerder en vroeg hem of er drie weken geleden hier laat in de avond een nogal lelijke heer met een misvormd hoofd en een dame waren aangekomen, oIJ!.dat ze een defect aan de auto

hadden. De beheerder, ook al een lelijke kerel met uit- puilende ogen, antwoordde, brommend, dat hij zich niets kon herinneren. Ik beschreef nu het uiterlijk zowel van 9ido als ook van de reiziger en ik stopte hem een behoorlijke fooi in de handen, het beste mid- del om zulke kerels aan het praten te krijgen. Maar hij bleef ontwijkende antwoorden geven, ik zag duidelijk, dat hij geen lust had iets los te laten. Ik moest mijn tourne voortzetten. Automatisch, meer als een machine dan als een man, deed ik mijn plicht. Dag en nacht pie- kerde ik over deze zaak. Twijfel en argwaan en on- zekerheid kwelden me. Acht uren eerder dan ik ver- wachtte en dan ik Dido voor mijn vertrek had meege- deeld kwam ik weer thuis. Dido bleek afwezig te zijn, ze was zoals de bediende rapporteerde, met mij supe- rieur, de kapitein, uit.

Thuisgekomen was zij zeer verrast mij aan te treffen.

Ze vertelde dadelijk, vreemd opgetogen, een of ander onsamenhangend verhaal.

Ik luisterde nauweijks maar ik ondervroeg haar over de overnachting met de reiziger in de bewuste Pasang Grahan. Verontwaardigd opstuivend ontkende ze ooit met die vent, met die lelijke prul van een kerel, zoals ze zei, iets te hebben gehad, dat niet door de beugel kon. Maar dat opstuiven versterkte mijn argwaan. Ik had haar toch nog niet van ontrouw of echtbreuk be- ticht? Maar Dido vloog op als buskruit en driftig ver- telde ze dat ze die avond uitermate moe was geweest, dat ze na het eenvoudige avondeten dadelijk naar bed was gegaan, terwijl de reiziger aan de auto had gewerkt om het defect in orde te brengen. Ze was uiterst opge- wonden en gebelgd over een dergelijke betichting.

Maar korte tijd na deze scene ontving Dido per post een klein pakketje, namelijk een etui waarin een paar

(13)

lange elegante oorbellen van groene jade in goud ge- monteerd zaten. Het pakketje was van de reiziger. Dido was eerst kennelijk verlegen, maar gevat maakte ze dan enkele opmerkingen over de overdreven dankbaarheid van die vent en verliet met het cadeau snel de kamer."

Rau herinnerde zich, dat Dido toen ze samen gingen dansen, oorbellen van groene jade had gedragen en dat ze, toen hij naar deze sieraden nauwkeurig had geke- ken, hevig had gebloosd. Rau begon zich hoe langer hoe onbehaaglijker te voelen. Hij kon de blik van Didos' man nauwelijks meer verdragen. Had Alfred ontdekt dat de gelaatstrekken van de perfide reiziger enigszins op de zijne geleken? Wezen die gelijke gelaatstrekken op een overeenkomstig karakter, op een gelijke gezind- heid in moraal of op een gelijksoortig gedrag in wijze van handelen? Wederom waren deze denkbeelden in Rau opgekomen en terwijl ze vroeger slechts een lichte ontstemming veroorzaakten, hem kortstondig uit zijn humeur brachten, benarden zij hem nu. Een gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door het idee van een dreigend, langzaam aansluipend maar onafwend- baar onheil, beving hem. Natuurlijk, het was een on- redelijke benardheid, een absurde angst, maar hij kon het momenteel niet te boven komen. Hij poogde koel en verstandig te denken. Hij begreep volkomen het on- gerijmde van zijn vrees. Hij poogde de angst terug te dringen, maar het gelukte hem niet haar nu te onder- drukken. Onweerstaanbaar zetten zich deze denkbeel- den in zijn geest en ziel vast en benauwden hem. Het koude zweet brak hem uit. Haastig trok hij zijn zak- doek uit zijn zak en veegde zich het zweet van het voorhoofd.

Verwonderd merkte Alfred op: "U transpireert, me- neer Rau. Het is toch niet warm hier, aangenaam fris."

. Maar dan ging hij door. "In het etui zat een papiertje waarop stond dat Dido dit cadeau beschouwen moest ale een dankbetuiging van de reiziger voor de genoten vriendschap. Ik vroeg mij toen af waarom hij, wanneer zijn verhouding tot Dido werkelijk niet meer dan vriendschap was, een dermate kostbaar geschenk gaf.

Ik ging naar Dido's kamer en maakte een paar afkeu- rende opmerkingen. Dido zweeg verlegen, haar kwade geweten sprak uit haar onrustige ogen en nerveus voorkomen. Van dat ogenblik af heb ik haar niet meer vertrouwd en zoals later maar al te goed bleek terecht.

Meneer Rau, ik ben een koele zakelijke officier, iemand die voor mystiek, spiritisme, hogere openbaringen en dergelijke dingen niets meer dan een medelijdende glimlach over had en toch ben ik, sedert die nacht, die ik in die Pasang Grahan heb doorgebracht, anders be- ginnen te denken. Ik ben er van overtuigd dat er oc- culte krachten zijn'"

Rau begreep. Hugo de Kempenaer had door zijn exoti- sche, kwasi-esoterische verhalen op deze nuchtere officier een even diepgaande invloed als de bijgelovige echtgenoot van Dora zijn vriendin, ergens in de rim- boe, die hij ook al had leren kennen in de paskamer van de Bombayer. Ook deze man was hard op weg om spiritist te worden. Het leed geen twijfel, Dido had zich met Hugo de Kempenaer ingelaten, zij werd verleid om met hem in de Pasang Grahan in dezelfde kamer te slapen en was bezweken. Daarom had Hugo haar de kostbare oorbellen cadeau gegeven, vandaar haar he- vige blozen op het bal.

Maar hij zelf? Hij had zich niet beter gedragen. Ook hij had haar verleid, ook hij had haar met een duur cadeau, een kostbare gouden poederdoos het voorwerp dat helaas vele vrouwen ongelukkig had gemaakt, ver-

(14)

I1

I~I

eerd. En nu dacht hij aan haar onvermengd geluk toen hij haar het doosje in de hand drukte. De zogenaamde toverkracht zou op Dido geen uitwerking hebben!

Voor zijn geestesoog zag hij Dido "en profond négligé", slechts gekleed in een verrukkelijk niemendalletje terwijl haar twee verschillend gekleurde ogen hem lokkend aankeken.

Alfred had het spel van de trekken op Rau's gelaat bemerkt. "Meneer Rau, uit uw gelaatsuitdrukking kan ik opmaken, dat u mij nu als een hopeloze warhoofd beschouwd, wiens gedachten ronddwalen in geheim- zinnige, bovennatuurlijke sferen. Wat de ziel beweegt dat spiegelt zich in de ogen en in uw ogen, meneer Rau, lees ik thans een soort leedvermaak, een ietwat boosaardige vreugde."

De ingenieur onderbrak hem snel. "U vergist zich me- neer," hakkelde hij. "Maar u kunt het mij niet kwalijk nemen, dat uw verhaal indruk op mij maakt:' Maar Rau wist, dat hij met een niet geheel normale man sprak; hij herstelde zich en zei: "Gelooft u werkelijk, kapitein, aan al wat u verteld heeft?"

"Dat geloof ik werkelijk," galmde de officier. Het is mij volle ernst."

Rau dacht even na. "Kapitein, een toeval, een curiose samenloop van omstandigheden of een gril van het noodlot kunnen soms, dus alleen bij wijze van uitzon- dering, zeer verborgen zaken die vroeger plaats heb- ben gevonden plotseling en onverwacht openbaren.

Maar ik ben het toch niet met u eens. Ik geloof, dat u bepaalde boeken hebt gelezen en uw oordeel op dat van anderen grondt. Naar mijn mening, en dat is die van een ontwikkelde scepticus, zal de wetenschap noch dromen, noch spiritisme, noch het astrale licht en an- dere ideeën van het occultisme ooit openlijk erkennen:

"Meneer Rau, occult zijn is een zeer betrekkelijk be- grip. Occult kan .genoemd worden al hetgeen voor onze vijf zintuigen niet toegankelijk is en dat is soms iets wat tegen ons verstand ingaat. Nemen wij bijvoorbeeld de astrologie, een wetenschap van de oudheid, die nu een glorieuze renaissance beleeft. Natuurlijk, de ratio- nalisten fronsen hoogmoedig de wenkbrauwen of trek- ken medelijdend de schouders op, maar wees er van verzekerd, meneer Rau: de geschiedenis van uw heden, verleden en toekomst staat met grote trekken in de sterren geschreven en de hoofdlijnen liggen voor ieder die er verstand van heeft, open."

Rau lachte. "D wilt mij toch niet overtuigen van de juistheid van de voorspellingen van sterrenwichelaars?

Wij leven toch in de twintigste eeuwen niet meer in de dag envan Katharina de Medici! Het lot van mensen nóch volken werd ooit, ondubbelzinnig en juist, door astrologen voorspeld. Een moderne astroloog heeft nog nooit de beursnoteringen juist aangegeven, hij is nog nooit rijk geworden. En nu u weer'"

De kapitein zuchtte: "Uw materialistische halsstarrig- heid is blijkbaar ongeneeslijk. Maar laat ik u zeggen, dat de dageraad der occulte wetenschappen reeds is begonnen. De wijsneuzen van onze generatie roepen dagelijks luid dat wetenschap en metafysika onverzoen- lijk zijn. Maar feit niet, denkbeelden tonen dagelijks, dat dit slechts een dwaalbegrip is. Wij zijn het er toch allemaal wel over eens dat Macchiavelli en grote figuur geweest is. Weet u wat een van zijn meest be- langrijkste en frappante uitspraken is? Hij heeft gezegd:

Niets belangrijks is er ooit op deze wereld gebeurd zonder voorspeld te zijn.

De natuur stoot ons voortdurend aan met haar occulte krachten, meneer Rau'" hernam de kapitein. "Maar

(15)

wij zijn mentaal te traag en te lomp in het aanne~en

van haar wenken. De overlevering verbergt somtijds een waarheid' in een spreuk of in een fabel. maar wij zijn zulke "bijgelovigheid" ontgroeit,"

"Ik ontken geenszins dat het leven vol is va~ toeva,l- ligheden, kapitein, onverklaarbare gebeurtemssen die men aan hogere machten, aan de grillen van goede of kwade godheden, demonen of heiligen, bescherm- godinnen of heksen wil toeschrijven. Maar ik heb er geen gevoel voor. Ik heb geen orgaan voor mystiek.

Ik moet u bekennen dat me soms de wereld als één reusachtig krankzinnigengesticht voorkomt. En wat het occultisme betreft, ik li.oud me aan de woorden van de Franse schrijver Honoré de Balzac, die zei: "de wijs- begeerte der toekomst zal een vervolmaakte fisiologie zijn. De natuur en scheikunde, dát zijn de grote begrip- pen van het heden en van de toekomst,"

"En ik houd vol," zei de kapitein heftig, "dat de alge- mene mening dat ons lichaam bij zijn contouren ein- digt een dwaling is. Wij zijn meer dan lichaam! De bio- electrische krachten staan in innige samenwerking met verschijnselen als telepathie, clair-voyance en spiritis- me. In het menselijk lichaam zijn electrische krachten werkzaam, er bestaat om het lichaam een electrisch veld van bijzondere aard, het biologische veld en dat kan door inductiekrachten van het ene lichaam op dat van andere personen overgebracht worden."

"Het gaat mij werkelijk te hoog," zuchtte Rau. "Ik b~n maar een gewone kerel, kapitein, en om de waarheid te zeggen heb ik me hier nooit in verdiept", Rau trach- te door zich onverschillig voor te doen het gesprek een andere wending te geven. Maar de woorden van de kapitein hadden hem toch tot nadenken gebracht. On- getwijfeld straalde het menselijke lichaam krachten

uit die andere personen meer of minder sterk beïnvloe- den en beroeren. Had hij niet herhaaldelijk reeds er- varen dat zijn eigen persoon op andere mensen, vooral op vrouwe!l, een fascinerende ulitwerking had, nog voor hij een enkel woord had gesproken? Had niet Dora hem in haar brief geschreven dat zijn eerste blik haar als het ware doorboorde en dat zij, toen zij alleen in de paskamer was, schijnbaar in hoge mate door zijn geheim verlangen beïnvloed, wenste zijn minnares te worden? Had hij dus tóch door de gesloten deur van de paskamer invloed op haar gehad? Dora had het hem geschreven, het moest dus wel zo zijn. Het was dus mogelijk iemand op een afstand door middel van blote gedachtenoverbrenging zijn wil op te leggen. De schijn- baar fantastische begrippen van de para-psychologie waren dus niet zonder enige grond, maar schenen reële feiten te zijn ondanks de omstandigheid dat de ortho- doxe wetenschap er niets van wil weten.. . Deed hij dus werkelijk goed om zo koppig te zijn en deze dingen botweg van de hand te wijzen?

De kapitein kwam hem tegemoet. "Het is niet mijn be- doeling u tegen elke prijs van de juistheid van mijn beweringen te overtuigen, meneer Rau. Mijn uitspra- ken zijn uitingen van mijn persoonlijke mening, opge- dane ervaringen en verrichte navorsingen. U keurt af wat met ogenschijnlijk zeer logische stellingen van de ' officiële wetenschap niet strookt en feiten die u ratio- neel niet kunt verklaren wijt u aan het toeval. Maar er is geen toeval! Het begrip toeval is een ander woord voor onze onkunde, een valse verontschuldiging voor onze onwetendheid. Occultisten weten veel meer dan u denkt. Maar de materialist, die alleen aan de zenuw- massa gelooft, begrijpt niet en wil niet begrijpen dat een bepaalde kennis intuïtief, door innerlijke aanschou- 29

(16)

wing, door middel van de ziel, dit onstoffelijk deel van de mens, wordt verkregen. De ziel, die de ware zetel is van gevoel, gedachten en wil. U en vele anderen leven nog te veel door, met en voor uw lichaam. De ziel is volgens de voorvechters van het materialisme een uiting van de hersenen en het leven is volgens Nietsche slechts een episode in de eeuwige kringloop van het heelal van chaos tot chaos. Maar u noemt dat allemaal bedriegelijke denkbeelden, die, op een in de natuurwetenschap van zijn tijd geschoolde ingenieur een zielige indruk maken. Wij occultisten oordelen anders. Nietsche neemt niemand meer serieus, hoe ver- leidelijk en schitterend geformuleerd zijn uitspraken ook zijn. Meneer Rau, ik kan u een goede raad geven:

U moet eerst studeren en, wat even belangrijk is, u moet streven naar, en actief werken aan de bevrijding van ziel en geest van de kluisters van het lichaam.

Maar laat ons hier vanaf stappen, het is genoeg voor vanavond."

De kapitein stak een sigeret op en vervolgde rustig:

"Ik heb u al gezegd dat ik Dido niet meer vertrouwde.

De gedachte, dat ze met die kerel in één kamer had geslapen, liet me niet meer los en pijnigde me. Ik ging aan slapeloosheid lijden, ik stoorde Dido in haar nacht- rust en daarom sliepen wij van nu af aan in verschil- lende kamers, sexuele omgang hadden wij toch al niet met elkander, dat mag u weten. Onder een of ander voorwendsel had Dido mij een paar maal teruggewe- zen en u weet dat dan tenslotte de lust vergaat."

Rau glimlachte. "Er zijn genoeg andere vrouwen, ka·

pitein:'

,,0 nee," viel de kapitein hem in de rede, "geen an·

dere vrouwen voor mij. Dido of niemand. Ik ken geen

vrouw die met Dido te vergelijken is, niet in uiterlijk en niet in de liefde:'

"Waarom zegt u mij dat," zei Rau verrast, "dat zijn toch tenslotte slaapkamergeheim?"

De kapitein keek hem raadselachtig aan. "Het is goed dat u.da~ weet, meneer Rau. Ik kan u dit wel zeggen, dat met Iedere man een goede partij voor Dido is. Dido kan zijn als... als een gulzig monster, als een alles

~~rslinden~e octopus. Dido heeft waarschijnlijk aan een man met genoeg:'

De ~ij.n had klaarblijkelijk een bepaalde invloed op de kapltem gehad zoals bij vele mannen die in een roes hun sexuele geheim graag prijsgeven.

"Dido is niet maar zo een vrouw die zich zonder meer

ge~ftin een ogenblik van hartstocht, zich dan omdraait, hUllt e~ ee~ m~n verwijten maakt omdat hij zo ver gegaan IS. Dido iS de actieve, meneer Rau. Dido put een man uit. Dido wil alles va een man hebben. Het ver- leidelijke lichaam van Dido is duivelsI Alles wat aan Dido is is duivels, haar borsten, haar knieën, haar armen, haar tong. Het is of je door duizend duivels omringd bent, duizend zoete duivels, meneer Rau. De omgang met Dido is àlles! Wanneer Dido eenmaal in je armen heeft gelegen, verlang je geen andere vrouw meer:'

Deze woorden van de kapitein maakte dat Rau er niet rustiger op werd. Wat een wonderlijke kereld was dit toch! De ene keer verdiepte hij zich in de occulte we-

tensch~~dietoc~in hoofdzaak geestelijk is, van hoger geestelijke standing, het andere ogenblik gaf hij zonder meer d~ geheimen van zijn omgang met Dido prijs.

Deed hl] ~at op~:ttelijk om te prikkelen? Verdacht hij hem of Wilde hl] hem tegen Dido waarschuwen? Het laatste leek het waarschijnlijkst.

(17)

Op gewone toon vervolgde de kapitein: "De nachten waarin ik de slaap niet kon vatten waren legio. Ik moest slaapmiddelen gebruiken. Een poosje later moest ik weer de kant van die Pasang Grahan uit. Ik had nauwkeurig uitgerekend op welke dag Dido en de rei- ziger in het hotelletje overnachtten en ik besloot in het gastenboek, waar elke reiziger die daar logeert ver- plicht is zich in te schrijven, te snuffelen. Ik had het natuurlijk de eerste keer al moeten doen, maar ik had dat in verband met mijn overspannen zenuwen ver- zuimd. Een omstandigheid hielp mij, ik was namelijk militair en civiel gezaghebber geworden van het dis- trict waar ook de Pasang Grahan lag en was dus chef van de beheerder. Dadelijk na mijn aankomst droeg ik hem op het gastenboek over te leggen en de geïnde gelden, door de gasten aan hem betaald, aan mij af te dragen. Ik controleerde de inventaris en verrichtte alle overige werkzaamheden aan mijn nieuwe ambt verbonden. De beheerder was deemoedig en nederig en gaf bereidwillig alle gewenste inlichtingen. Ik snuffelde het gastenbroek na en ontdekte dat op de bewuste dag drie personen in het hotelletje hadden geslapen, twee heren en een dame. Van de drie namen was er een duidelijk leesbaar geschreven; dat was de naam van een ambtenaar van het boswezen. De andere namen waren kennelijk met opzet zeer onduidelijk geschre- ven, met enige fantasie kon men de naam Kemphaan ontcijferen. Hoe dan ook, Dido en die vent stonden in- geschreven als meneer en mevrouw Kemphaan.

Ik vertelde u al dat in de Pasang Grahan alleen twee slaapkamers waren, elk voorzien van twee bedden. Ik vroeg de beheerder langs mijn neus weg of de twee heren, de bosopziener en deze heer Kemphaan, samen in één kamer hadden o\'ernacht dan wel of de heer

Kemphaan en de dame samen in één vertrek hadden geslapen.

De beheerder hield vol dat hij zich niets kon herinne- ren. Eigenlijk was dat niet verwonderlijk, het was al een poosje geleden. Ik hield aan, maar hij bleef vol- houden. Dido en de reiziger stonden onder dezelfde naam ingeschreven. Ze traden tegenover de beheerder als echtpaar op en het zou volkomen normaal zijn wanneer zij in dezelfde kamer hadden geslapen en ab- normaal wanneer dat niet het geval zou zijn. Iets moest de beheerder zich dus wel kunnen herinneren, zijn ver- geetachtigheid leek mij toch wel wat wonderlijk. Maar ik had geen lust bij een onwillige inlander nog langer op een gedecideerd antwoord aan te dringen. Ik verliet het gebouwen ging wandelen. Ik keek om en ik zag, dat de beheerder mij met onverholen vijandige blikken nakeek. Waarom? Waarom wilde die vent niets los- laten? Ik had hem helemaal geen kwaad gedaan, ik was zijn nieuwe chef en het had voor hem alle voor- delen met mij op goede voet te komen. Zijn houding werkte daar niet aan mee. Ik zocht naar een verklaring.

Of de reiziger had hem een aanzienlijk bedrag aan geld gegeven om te zwijgen, óf de reiziger had een bepaalde invloed, een zekere macht over die vent.

Ik kreeg meer en meer het vermoeden dat de reiziger geen gewone verkoper was geweest, maar dat hij een bepaalde geheime functie vervulde en over geld en invloed bij de inheemse bevolking beschikte. Nu be- greep ik ook enkele andere, schijnbaar onbelangrijke feiten, beter. Hij had een dure Amerikaanse auto en een losse hand van geld uitgeven. Maar ik dacht toch eigenlijk meer aan Dido's gedrag in de bewuste nacht dan zich veel om het ware beroep en de ware werk- zaamheden van die reiziger te bekommeren.

(18)

Na het avondeten ging ik slapen in dezelfde kamer als de eerste keer, maar nu in het andere bed. Lange tijd kon ik niet in slaap vallen; de gedachte dat mijn vrouw met die lelijke kerel, met dat Lombrosotype in één ka- mer en in hetzelfde bed waar ik nu lag, had geslapen, maakte me wanhopig. Ik kende Dido immers in haar liefdesuitingen. Ik wist hoe zij een minnaar kon laten genieten en opwinden tot krankzinnig wordens toe. Ik gunde Dido aan niemand, meneer Rau. En allerminst aan een kerel als die.

Eindelijk viel ik toch in slaap, maar ik had een won- derlijke. droom. Ik zag een vrouw, niet meer zo heel jong maar heel gesoigneerd, een type eigenlijk dat het meeste leek op een hofdame uit de tijd van Lodewijk de vijftiende, zo'n madame de Pompadourtype. Haar ogen glinsterden. Met een valse, zuurzoete glimlach zei ze tegen me: "Het bedriegelijke licht der liefde, ge- huld in de rode sluier van het verlangen, is niets an- ders dan een dichterlijke vorm van de psycho-fysiolo- gische roerselen en krachten. De vrouw gehoorzaamt aan de onweerstaanbare drang van haar bloed, mach- tiger dan alle wetten.'- Toen gleed ze bij mij onder de lakens."

Rau lachte. "Ach, dat is een heel normale droom ka- pitein. En toen het er eindelijk van zou komen werd u plotseling wakker nietwaar? Dat is eenvoudig een reac- tie die iedere man wel eens ondervindt wanneer hij langere tijd geen omgang met een vrouw heeft gehad.

Ik ken dat. Ik heb ook dergelijke dromen gehad, zij het dan niet zo verheven. In de regel was het bij mij een vrouw die ik toevallig de een of andere dag had ge- zien en die in mijn gedachten was blijven hangen, of een meisje dat ik in mijn schooljaren had gekend, toen ik nog te onnozel was om haar te vragen. Even je bed

uit en je kop onder de kraan en het is over.'-

De kapitein schudde het hoofd. "Nee. Ik had met die vrouw omgang, ik nam haar. Maar ik stootte haar van mij af. Ze had me geen tien, geen honderdste deel ge- geven van wat Dido deed. "Je denkt aan Dido," zei de vrouw uit mijn droom. "Dido is de incarnatie van de verleiding en haar onvruchtbare schoot is de grot van de begoocheling. Haar naam is een waarschuwing' Haar naam is vergiftigd! Je moet de weg tot verinner- lijking terugvinden. Je moet leren met een vrouw nor- maal om te gaan, met een normale vrouw, dat zal je je rust teruggeven. Maak je los van Dido'"

Toen werd ik wakker.'-

"En?" vroeg Rau glimlachend.

"Ik was heel rustig," zei de kapitein. "U kent natuur- lijk ongetwijfeld de weldadige rust na de coïtus?"

"Allicht," lachte Rau, flik ben tenslotte geen heilige.

Wij zijn mannen onder elkaar, wij kunnen elkaar dat gerust bekennen, de rust en de slaap.'-

"Inderdaad," zei de kapitein glimlachend. "Ik sliep nu ook spoedig. De volgende morgen vroeg ik de beheer- der nog eens op de man af of die dame en die heer nu in één kamer hadden geslapen, ja of nee. Nu scheen hij ineens verbazend zeker te zijn. Hij antwoordde zich nu wel te kunnen herinneren dat de drie gasten tot laat in de avond in de salon hadden zitten praten, hem dan verlof hadden gegeven om te gaan slapen. Deze bewe- ring was een leugen, óf Dido had gelogen, want zij had me destijds verteld dat ze dadelijk na het avond- had gewerkt, hetgeen heel plausibel was. Klaarblijke- eten was gaan slapen, terwijl de reiziger aan de auto lijk had de geslepen reiziger de beheerder geld gegeven en hem opgedragen niemand te vertellen wie met de dame in één kamer had geslapen.

(19)

Ik zette mijn inspectiereis voort en 'kwam te weten dat bepaalde delen van de bevolking over moderne schietwapens beschikten welke clandestien het land waren binnengekomen. Ik had helaas geen tijd om een gefundeerd onderzoek in te stellen. Ik reed naar huis en ondervroeg wederom Dido. Ze antwoordde iets op hysterische toon en ik moet toegeven, dat ik niet de moed had haar onomwonden te betichten, dat ze mij met die vent bedroog. Maar sinds die dag was mijn huwelijk definitief kapot. Ik observeerde en contro- leerde Dido heimelijk en ik ontdekte nog veel meer. Ik ontdekte dat ze zich verlaagd had om andere dames te bewegen mij onware of misleidende opmerkingen te maken. Uit dit al bleek duidelijk hoe gewiekst en glad ze was. De droombeelden, die mij in de Pasang Grahan zijn verschenen, hebben mij de ogen geopend, het waren geen blote, ijdele hersenschimmen.

Hoewel ik geen onweerlegbare bewijzen van Dido's ontrouw kon verzamelen was ik toch volkomen ge- desillusioneerd, maar ik heb het overleefd. Mijn nu opgekomen absoluut gebrek aan' achting en eerbied voor mijn vrouwen voor het vrouwelijk geslacht in het algemeen maakte me onverschillig voor Dido. Wan- neer ik nu met de dames uit onze kring aardig omga en met hen dans, dan moet u dit zien en opvattenals een soort ambtelijke bezigheid, als een corvée die me door mijn positie is opgelegd. Ik geef er geen zier om. U zult thans ook begrijpen waarom mijn collega's van mij zeiden en vermoedelijk nog zeggen: Alfred von Koblenz? Die man heeft geen schijntje gevoel. Hij is alleen een denkmachinel"

Van nu af aan zorgde ik er alleen voor dat er geen schulden werden gemaakt en dat er geen geld werd besteed voor overbodige luxe. Ik deed secuur mijn

plicht en meer dan dat. Ik studeerde hard en schreef verhandelingen in het militaire tijdschrift. Ik werd kortgeleden met een buitengewone promotie beloond.

Gedurende mijn expedities en veelvuldige afwezigheid van mijn mentor, kapitein Gaastra, Dido getroost op de bekende manier. Ik was daar zeker van. Oogluikend liet ik ze hun gang gaan. Dido, door Gaastra geadoreerd, bekommerde zich nu niet om andere mannen, maar haar verhouding met Gaastra en haar gedrag werd zo- danig dat de commandant wel moest ingrijpen. Gaastra werd van Atjéh naar Batavia overgeplaatst.

De militaire situatie op Atjéh werd veel slechter, op- standelingen bleken ruim van militaire wapens voor- zien te zijn. De getrouwde officieren werden zoveel mogelijk vervangen door ongetrouwden en ik werd naar Java, naar Serang overgeplaatst. Het was duide- lijk dat dat van nadelige invloed op Dido was. Van nature vlot en temperamentvol, voldeed haar het leven in het saaie Serang niet; elke gelegenheid gebruikte ze om naar Batavia te gaan. Reikhalzend keek ze uit naar een bepaald soort mannen, naar heren die aan lichame- lijke forsheid, bravour, intelligente, fantasie en royali- teit paarden. Elke man die aan deze hoedanigheden voldeed beschouwde ik voortaan met argwaan, want al had ik zelf geen omgang meer met Dido, ik gunde haar toch niet aan een ander. Zo werd ik de onaange- name, stroeve officvier die zijn leven lang zwoegt, de ,Streber', de ijdele, hoogmoedige militair die zich on- genaakbaar en vreemd gedraagt, die zijn charmante echtgenote brutaliseert, kortom een wonderlijk type. En wat u nu betreft, meneer Rau, uw succes bij Dido was mij toen een verrassing en iets dat ik mij destijds niet goed kon verklaren; u is niet bepaald het type wat Dido gewoonlijk adoreert. U kende mijn vrouw niet en

(20)

u heeft haar die zaterdag toen ik met haar bij de Bom- bayer was voor het eerst gezien. Ik heb u nu de hele avond rustig, maar nauwkeurig geobserveerd en nu kom ik toch weer op het occultisme terug. Er ging mij een licht op. Ik heb de indruk. gekregen dat u iets heeft, zowel wat de gelaatstrekken en de gelaatsspieren be- treft, alsook ten aanzien van de manier van spreken, dat op de bewuste reiziger lijkt, dat de herinnering aan Hugo de Kempenaer alias Kemphaan, opwekt! U moet mij niet kwelijk nemen, maar de somtijds sprekende gelijkenis van de gezichten en van de pantomime is verrassend! Nu begrijp ik ook waarom Dido zich tot u voelt aangetrokken."

De kapitein was nu vrijwel dronken. Hij bemerkte niet dat de ingenieur krijtwit was geworden en slechts ten koste van de grootste inspanning rustig kon blijven en onverschillig kijken. Nu ook deze officier de gelijke- nis van zijn en Hugo de Kempenaers gelaatstrekken had geconstateerd en daaruit zeer bepaalde conclusies getrokken, kon hij deze vreemde overeenkomst welke hem aanvankelijk alleen maar wat onprettig had aan- gedaan, niet meer van zich af wentelen of bagatellise- ren. Maar nog meer dan deze gelijkenis verontrustte hem het feit, dat vrijwel alle dames met wie hij sinds zijn terugkomst uit West-Borneo had kennisgemaakt, tevens in min of meer intieme relatie met zijn lelijke dubbelganger waren geweest. Hoe moest hij dit feit interpreteren? Welke donkere, onbekende en onaf- wendbare macht dreef hem juist in de armen van al deze vrouwen, die zich reeds tevoren met Hugo de 'Kempenaer hadden ingelaten?

En welke sexuele overeenkomst bestond er tussen hem en die duistere lugubere figuur? Hij was ervaren ge- noeg om te weten dat vrouwen in een man de sexuele

libido, het vermogen haar te prikkelen en tot het uiter- ste op te zwepen hogelijk waarderen, èchte vrouwen tenminste. De frigiden, de manwijven hadden hem zelden aangetrokken. Als een echte jager rook hij als het ware steeds de buit. Er waren vrouwen welke hij vriendelijk, haast trouwhartig bejegende, mooie vrou- wen soms met vormen welke menige man tot razernij konden brengen. Rau niet, hij taxeerde haar als tegen- speelster en wist meteen met haast onfeilbare zeker- heid zijn conclusie te trekken. De vrouwen die hem niet boeiden, of van wie hij verwachten kon dat ze van zijn avances niet gediend waren konden niet anders van hem zeggen dan dat ingenieur Robert Rau een gentle- man was, keurig in woorden en gebaar. Vlot weliswaar, maar bepaald onverschillig. Hij wist dat sommige dier vrouwen tegen anderen de veronderstelling hadden geuit, dat hij, - Rau - tegennatuurlijke neigingen had, en als de meeste homo sexuelen tegenover vrouwen een koele hoffelijkheid betrachtte. Bitter bedacht hij, dat deze conclusie niet alle grond miste, vaak was het hem overkomen, na een gesprek met een vrouw die hem niet boeide, dat hij zich in gedachten ophield met een of andere welgebouwde ranke Indische knaap. Steeds had hij zich kunnen bedwingen ... zou de Kempenaer Jat ook kunnen? Zou die hem ook in de door Rau in feite vervloekte richting drijven?

(21)

TWEEDE HOOFDSTUK

Rau keek nadenkend voor zich uit, de woorden van de officier hadden toch wel grote indruk op hem gemaakt.

Plotseling schoot hem te binnen wat hij indertijd, wach- tende in de bovenhal van de winkel,Rajputana', in het bruine Engelse boek had gelezen: "Het schijnt dat zij, die onder Saturnus zijn geboren, niet kunnen liefheb- ben:' Vorsend keek hij naar de kapitein: de sombere blik in diens ogen, de lijnen van zijn gelaat, de zware droefgeestige gebaren en geheel zijn neerdrukkend voorkomen wezen erop dat Alfred een Capricornus- mens was en onder de loodzware, onsympathieke en eenzaamheid brengende invloed van de planeet Sa- turnus stond. Medelijden met het lot van deze man beving hem nu. "Meneer von Koblenz, u lijkt mij moe, mag ik u een café-noir en een glaasje cognac aan- bieden?"

"Graag, meneer Rau," stamelde Alfred.

De kapitein dronk zijn koffie en zijn cognac en staarde voor zich uit, onsamenhangend mompelend: "Die Hugo de Kempenaer, dat stuk vuil, zal door de Eumeniden worden vervolgd. Zijn Karma ontloopt niemand, ook Dido niet:'

Dit waren de laatste woorden die de kapitein sprak,

I

J

toen zakte zijn hoofd op zijn borst en hij sliep. Rau riep een van de bedienden, die zou wel zorgen dat de kapi- tein veilig op de plaats van zijn bestemming kwam. Hij was er aan gewoon dat de blanke toeans hier lang zaten te praten en veel dronken.

Toen de bedienden de kapitein hadden meegenomen, bleef Rau in gedachten verzonken nog geruime tijd zitten. Hij kon zich van de woorden van deze Alfred von Koblenz niet losmaken. Deze man onder Capricor- nus geboren en onder de invloed van Saturnus staande, met een sombere, sobere en ernstige jeugd, een man die aanvankelijk zo griezelig ethisch met vrouwen om- ging en dan door zijn echtgenote bedrogen werd. Nu heeft hij zichzelf vervormd tot een vat van verbeten- heid, dacht Rauj een vat van verbetenheid en haat, verstard in trots en hoogpartigheid, vlucht hij uit de bewoonde wereld in' de rimboe, in de eenzaamheid van het oerwoud. Temidden van hoge bomen, grillig verwrongen lianen en van wilde varens om daar al de hartstochten van' ziel en lichaam uit te razen. Maar hij lijkt me toch niet de man om, afgewend van de wereld, voortaan alleen voor occulte en spiritistische studies te leven. Over een jaar zal hij weer in Batavia zijn om zijn eerzuchtige plannen voort te zetten.

Dan dacht hij aan Dido, de aantrekkelijke, verleidelijke vrouw die een rol in de society wilde spelen en door haar man in de vervelende dode garnizoensplaatsjes werd gebracht en daar door de eerste de beste ver- metele vent die boeiend kon vertellen, verleid werd.

Hij glimlachte. 0 ja, Dido was ongetwijfeld een goed minnares, hij wist het bij ondervinding, maar dat zij nu zo duivels was als haar man hem had bekend, ge- loofde hij toch niet. Hij dacht terug aan Willy, de le- lijke negerin, de vrouw met het jongensachtige lichaam,

(22)

de meest furieuze minnares die hij ooit had gekend.

En tóch had hij haar getemd, waarom zou hij Dido niet kunnen temmen, hij was nog altijd de sterke gebleven.

Ook in die nacht met Dido, die ene nacht.

Maar deze Alfred von Koblenz, de man met zijn tamme hartstocht, die slechts af en toe opvlamde, vond iedere actieve uiting van een vrouw in haar liefde al mis- plaatst en duivels. Hij kon zich wel voorstellen hoe von Koblenz Dido benaderde, op een ellendig burger- lijke manier. Misschien had hij haar wel grofweg ge- vraagd het spelletje te spelen, een spelletje dat alleen bestond in het zich bevrijden van de spanning waar- toe hij tot zijn daad werd gebracht. Van Koblenz was ongetwijfeld een van die mannen die wanneer ze hun zin hadden gehad, de vrouw niet meer aankijken, die de kunst niet verstaan in een enerverend voorspel de vrouw op te zwepen tot de uiterste hartstocht om dan samen met haar te genieten, samen de beker der vreug·

den te ledigen tot de allerlaatste druppel. Het was geen wonder dat Dido zich van deze man had afgewend.

Wanneer je deze Alfred van Koblenz nuchter be- schouwde, bleef er feitelijk van zijn imponerende ge- heimzinnigheid maar weinig over. Hij verloor zich in een verward gedaas, als zovele occultisten met wie hij in gesprek was geweest. Goed, natuurlijk school er in zijn woorden een kern van waarheid, maar Alfred von Koblenz was toch allerminst het type van een profeet.

Hij had werkelijk meer medelijden met Dido dan met hem. Dido, die nu onder de invloed van Hugo de Kern·

penaer stond, die misdadiger die zich niet ontzag iedere vrouw te nemen die hij kon krijgen. De man die Dora zwanger had gemaakt, Dido had verleid en aan wie Rosita door een gelukkig toeval was ontsnapt. Een sluwe en gewetenloze fantast, peinsde hij.

Maar dan vroeg hij zich af: ben ik wel veel beter dan hij? Zou mijn eigen gedrag tegenover vrouwen, door anderen beoordeeld, niet eveneens gewetenloos en sluw worden genoemd? Is mijn levenshonger, mijn zucht naar pikante avonturen, ook niet te veroordelen?

Gebruik ik ook niet mijn welsprekendheid en al mijn aantrekkelijke eigenschappen om vrouwen te verlei- den? Het neerdrukkend gevoel van schuld dat hem thans benauwde, het bewustzijn van zijn onmacht en onwil zich, wat vrouwen betrof, voortaan fatsoenlijker te gedragen, was niet echt. Nu, waar hij duidelijk be- sefte, niet veel beter te zijn dan dat Lombrosotype, deed zijn mentaliteit hem rillen. Nu schoot hem tevens de leer van Lombroso te binnen, namelijk: het innige ver- band dat er bestaat tussen de misdadiger enerzijds, de- generatie en psychopatie anderzijds. Met verbijstering en angst dacht hij nu aan zijn ontuchtige lust om vrou- wen tot de zijne te maken, aan het af en toe opdoemen van homosexuele verlangens. Was hij dan psychisch niet zo volmaakt gezond als hij zich tot nu toe had ver- beeld en ook had gevoeld? Was hij dan tóch een beetje gedegenereerd? Sluimerden in hem niet de kiemen van ontaarding?

Hij droomde weg. Hij dacht terug aan die avond in Batavia, die allereerste avond. Van zijn kennismaking met Dido. Hij was teruggekomen van de drieweekse tournée door West-Borneo en van elk sexueel verkeer verstoken, smachtte hij nu naar een gezond en aantrek- kelijk vrouwelijk schepsel, naar een pittige flirt en het beleven van lichamelijke sensaties. Nieuwsgierig keek hij naar een paar half-cast meisjes die hem passeerden, maar tot zijn teleurstelling verdwenen zij in een van de winkels. De zaken waren nog niet verlicht; overal, zowel op straat als binnen in de winkels, heerste er nu

(23)

een haast geheimzinnige duisternis. Het waren alleen Chinezen, Bombayers en enkele Japanners die hier handel dreven en het waren nagenoeg uitsluitend Europeanen en half-cast dames die hier hun inkopen deden. Aan de rechterkant van de straat bevonden zich een serie Chinese schoenwinkels. Men kon toen, in 1927, voor vijf of zes gulden op maat gemaakte so' lide schoenen kopen. Aan de linkerkant vond men de Bombayers en de Japanners met hun overvloed van snuisterijen, beelden en figuren uit brons of sandelhout, vazen en schotels cloisonnée, Kwan Yong's van blanc de Chine, boeddhabeelden van porselein, brons of geel koper of kunstig bewerkt hard hout. Duizend en één soorten sigarettenkokers en sigarettenpijpjes, halsket·

tingen van jade, koraal, of bonte kunststenen, bid- snoeren, bestaande uit aaneengeregen buitengewoon kunstig bewerkte hoofden van boeddhistische monni- ken, Satsuma-porselein, papieren waaiers, lakdozen, samurai-zwaarden en wat niet al.

Rau bleef voor de grote Bombaywinkel ,Rajputana' staan om de nieuwe tentoongestelde beelden te bezich- tigen, toen een donkere employé, uit de winkel komen- de, hem onderdanig nodigde binnen te komen. Hoewel niet van plan zijnde iets te kopen kon Rau de zo ver- leidelijke, dringende, bijna op hypnotiserende toon uit- gesproken uitnodiging, niet weerstaan en stapte binnen.

Hij werd plechtig begroet door een oudere, donkere man met een grote, witte tulband en een zwarte, zware knevel die hem beleefd verzocht alles naar hartelust te bezichtigen. Als goed psycholoog zag hij dadelijk een gezonde, nogal ondernemende vrijgezel voor zich te hebben. Rau was reeds vroeger enkele keren hier geweest om manchetknopen of iets dergelijks te kopen

en hij was dus niet zo begerig om alles te inspecteren.

Wat hem echt~rwel interesseerde was de brede trap, haast een statletrap van glanzend wit marmer, welke met een dikke, felrode loper was bedekt.

D.e trap leidde naar de eerste verdieping waar hij nog mmmer geweest was. In het voorbijgaan vroeg hij dan ook wat er op deze verdieping te koop was, waarop de

~an.met de grote tulband hem, op enigszins geheim- zmmge toon fluisterend, antwoordde: "Daar worden tapijten verkocht, maar ook nieuw gearriveerde zen- dingen ontpakt en geprijsd. Momenteel zijn ze daar aan het ontpakken en prijzen van nieuwe herenhem- den, shantungzijde; wilt u ze zien?"

Rau volgde hem de trap op. Een nieuw hemd van gele shangtungzij wilde hij wel kopen. Hij stond in een groot vertrek met een laag plafond, gelijk een ontvang- hal in een oud, middeleeuws kasteel. De muren van het vertrek waren behangen met tapijten, met felle kleuren bedrukte doeken uit Perzië en Afghanistan. In de schemering die het grote vertrek vulde, verlichtten ouderwetse lichtarmaturen de baardige gezichten van de ruiters, Perzische cavaliers, gezeten op vurige paar- den met sierlijke, kleine koppen welke op de grote doeken waren afgebeeld. Op andere doeken zag men de boeddha's met dikke, zinnelijke lippen, in de half- gesloten ogen de serene, onverstoorbare blik van de opperste wijsheid. Op regelmatige afstanden van el- kander stonden er drie lage houten tafels, elk met een achthoekig tafelblad van kunstig bewerkt cederhout met paarlemoer ingelegd. "Gaat u zitten, meneer, Ik zal u dadelijk de hemden brengen," zei de man met de witte tulband, wees naar een fauteuil en verdween.

Rau stak een sigaret op. Plotseling zag hij dat in een hoek van het vertrek, enigszins aan het oog onttrokken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op zich valt er wel iets te zeggen voor het argument van de 'onterechte be- voordeling'.' Het is echter opmerkelijk dat de minister ervoor kiest de hoogte van de ouderlijke

• “ik dacht aan een bijbeltekst”: reflecteren vanuit eigen, persoonlijk zoeken... Geloofsvragen

Voor wat betreft het voorgestelde herstelbesluit merkt Avebe nog op dat in haar ogen, anders dan burgemeester en wethouders suggereren, het herstelbesluit meer behelst dan

Dat de gemeente met Avebe wilde overleggen over het voorgenomen besluit (en het daarvoor gebruikte geluidmodel) maakt nog niet dat u niet gehouden zou zijn om de gevraagde

Eigenlijk had ik geneeskunde willen studeren, maar omdat ik mijn studies zelf moest bekostigen en dus tegelijk werkte, koos ik voor een kortere richting.. Dat werd

De vlieger steeg zoo prachtig in de lucht, Maar trok meteen zoo krachtig en geducht, Dat Piet, zoo lang het mooglijk was, de lijn Moest vieren, om de baas er van te zijn!. Maar nu

De verklarende variabelen in het fixed model waren: − Tijdstip van het protocol − Tijdstip2 − Leeftijd van het kuiken − Leeftijd2 − Conditie van het kuiken − ‘50%-hoogte’

beleidstuk voor haar handelen kan hebben. In de eerste plaats niet om- dat de fractie zich gebonden acht aan de doelstellingen zo- als die in het verkiezingspro- gram