• No results found

PR No /87 DE FINANCIËLE POSITIE VAN DE LANDBOUW. Juli Landbouw-Economisch Instituut Afdeling Landbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PR No /87 DE FINANCIËLE POSITIE VAN DE LANDBOUW. Juli Landbouw-Economisch Instituut Afdeling Landbouw"

Copied!
151
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PR No. 1 2 - 8 6 / 8 7

DE FINANCIËLE POSITIE VAN DE LANDBOUW BOEKJAAR 1986/87

(EN VERGELIJKINGEN MET VOORGAANDE JAREN)

Juli 1 9 8 8

Landbouw-Economisch Instituut

Afdeling Landbouw

(2)

REFERAAT

DE FINANCIËLE POSITIE VAN DE LANDBOUW (FIP)

Boekjaar 1986/87 en vergelijkingen met voorgaande jaren Aukema S. en J.G.A. Overgaauw

Den Haag, Landbouw-Economisch Instituut, 1988 Periodieke Rapportage 12-86/87

ISSN 0921-4100

154 p., tabellen en toelichting op tabellen

De FIP is gebaseerd op het landbouwboekhoudnet van het LEI waarin voor 1986/87 op basis van 860 steekproefbedrijven 66.500 landbouwbedrijven met een omvang van ten minste 79 sbe zijn ver- tegenwoordigd. De publikatie omvat gegevens over de vermogenspo- sitie, de inkomens, de investeringen en de financieringsmiddelen van de landbouwers. Naast geaggregeerde cijfers worden ook gemid- delden per bedrijf gegeven, die zowel betrekking hebben op het totaalaantal bedrijven als op groepen, ingedeeld naar b.v. be- drijfstype, bedrijfsomvang, leeftijd van de ondernemer en gebied.

Het gezinsinkomen was op de landbouwbedrijven in 1986/87 gemiddeld iets lager dan in het voorgaande jaar. Door lagere gezinsbestedingen en minder betaling van belasting konden de besparingen gemiddeld per bedrijf echter stijgen van f 10.700 tot f 14.700.

Het inkomen op de weidebedrijven bleef op ongeveer hetzelfde niveau. Op de akkerbouwbedrijven trad een stijging op ten opzich- te van het lage niveau in 1985/86 en er was een daling op de ge- mengde bedrijven met intensieve veehouderij.

Ondanks de uitstoot van rundvee zijn de gemiddelde investe- ringen per bedrijf met 17% gestegen tot f 61.000. Naast een ster- ke toename van de eigen financieringsmiddelen was het beroep op vreemd vermogen nog groter dan in het voorgaande jaar.

Financiële positie/Inkomens/Investeringen/Financiering/Landbouw- bedrijven/Nederland

Overname van de inhoud toegestaan, mits met duidelijke bronver-

melding.

(3)

Inhoud

Biz.

WOORD VOORAF 7 TOELICHTING OP DE TABELLEN 9

Indelingen van de landbouwbedrijven in 1986/87 (tabel 1) 10 BALANSEN, INKOMENS EN FINANCIERINGSMIDDELEN

- alle bedrijven met ten minste 79 sbe

(tabellen 2, 3A, 3B, 4A, 4B) 25 - eigendomsbedrijven en pachtbedrijven (tabellen 5, 6, 7) 30

- Indeling van de bedrijven naar bedrijfstype

(tabellen 8, 9, 10) 33 - indeling van grotere bedrijven (158 sbe e.m.)

naar bedrijfstype (tabellen 8A, 9A, 10A) 36 - indeling van kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe)

naar bedrijfstype (tabellen 8B, 9B, 10B) 39 - indeling van de bedrijven naar bedrijfsomvang

(in sbe) (tabellen 11, 12, 13) 42 - indeling van de bedrijven naar duur van bedrijfs-

uitoefening (tabellen 14, 15, 16) 45 - indeling van de bedrijven naar omvang van de bruto-

investeringen in duurzame produktiemiddelen

(tabellen 17, 18, 19) 48 SPREIDINGEN VAN VERMOGEN EN RENTABILITEIT

- hoogte van het eigen vermogen (tabel 20) 51 - hoogte van het vreemde vermogen (tabel 21) 52 - eigen vermogen in procenten van eigen + vreemd vermogen

(solvabiliteit) (tabel 22) 53 - rentabiliteit van het totale vermogen (tabel 23) 54

- rentabiliteit van het eigen vermogen (tabel 23A) 55 SPREIDINGEN VAN BEDRIJFSRESULTAAT, INKOMEN EN BESPARINGEN

- het bedrijfsresultaat (netto-bedrijfsresultaat (pb)) bij de diverse indelingen van landbouwbedrijven (tabel 24) 56 - het ondernemersinkomen in de jaren 1983/84 t/m

1986/87 (tabel 25) 57 - het besteedbaar inkomen en de spaarquote per klasse

van besteedbaar inkomen in de jaren 1983/84 t/m

1986/87 (tabel 26) 57 - het ondernemersinkomen bij de diverse indelingen van

landbouwbedrijven (tabel 27) 58

(4)

INHOUD (le vervolg)

Biz.

- het totaal gezinsinkomen bij de diverse indelingen van

landbouwbedrijven (tabel 28) 59 - besparingen bij de diverse indelingen van landbouw-

bedrijven (tabel 29) 60 DIVERSE SPREIDINGSTABELLEN

- de bruto-investeringen (tabel 30) 61 - de vrije kasstroom (tabel 31) 62 - het liquiditeitensaldo (tabel 32) 63 - de leeftijd van de ondernemer (tabel 33) 64

- de meewerkende boerinnen (tabel 34) 65

BIJLAGEN 67 Indeling van de bedrijven naar bedrijfsomvang, bedrijfs-

type en gebied (met kaart van Nederland waarop de gebieds-

indeling is aangegeven) 68 BIJLAGEN 1 t/m 21: A. Debetzijde van de balansen

B. Creditzijde van de balansen C. Inkomensoverzichten

D. Herkomst en besteding van middelen 1. Grotere akkerbouwbedrijven in het noordelijk klei-

gebied 70 2. Grotere akkerbouwbedrijven in de veenkoloniën en het

noordelijk zandgebied 74 3. Grotere akkerbouwbedrijven in het centraal kleigebied 78

4. Grotere akkerbouwbedrijven in het zuidwestelijk klei-

gebied 82 5. Grotere weidebedrijven in het noordelijk kleiweide-

gebied 86 6. Grotere weidebedrijven in het noordelijk veenweide-

gebied 90 7. Grotere weidebedrijven in het westelijk weidegebied 94

8. Grotere weidebedrijven in het noordelijk zandgebied 98 9. Grotere weidebedrijven in het oostelijk + centraal

zandgebied 102 10. Grotere weidebedrijven in het zuidelijk zandgebied 106

11. Grotere gemengde bedrijven met overwegend akkerbouw

in de kleigebieden, veenkoloniën en zandgebieden 110 12. Grotere gemengde bedrijyen met overwegend rundvee in

alle gebieden 114

(5)

INHOUD (2e vervolg)

Blz.

13. Grotere gemengde bedrijven met Intensieve veehouderij

In het noordelijk, oostelijk en centraal zandgebied 118 IA. Grotere gemengde bedrijven met intensieve veehouderij

in het zuidelijk zandgebied 122 15. Kleinere akkerbouwbedrijven in de kleigebieden 126

16. Kleinere akkerbouwbedrijven in de veenkoloniën en het

noordelijk zandgebied 130 17. Kleinere weidebedrijven in de klei- en veengebieden 134

18. Kleinere weidebedrijven in de zandgebieden 138 19. Kleinere gemengde bedrijven met overwegend rundvee

in alle gebieden 142 20. Kleinere gemengde bedrijven met intensieve vee-

houderij in de zandgebieden 146 21. Bedrijven waarvan meer dan 80% van de bedrijfsomvang

(in sbe) betrekking heeft op de varkenshouderij 150 22. Kosten van grond en gebouwen op pachtbasis en op basis

van de werkelijke eigendom/pachtverhouding 154

(6)

Woord vooraf

In het voor U liggende rapport wordt inzicht gegeven in de financiële positie van de landbouw in het jaar 1986/87. Het bestaat uit een algemeen gedeelte met landelijke cijfers en uit bijlagen waarin cijfers per landbouwgebied zijn opgenomen.

De cijfers geven een beeld van landbouwbedrijven met een bedrijfsomvang van ten minste 79 sbe. Dit zijn bedrijven waarvan de exploitatie - onder normale omstandigheden en bij een doelma- tige bedrijfsvoering - minimaal een halve dagtaak vraagt.

Evenals vorige jaren bevat deze jaarlijkse publikatie alleen een toelichting op de cijfers, doch geen commentaar.

Beschouwingen en analyses worden gegeven in een afzonderlij- ke publikatie die als titel heeft "Van bedrijfsuitkomsten tot financiële positie".

De balansen, inkomens- en financieringsoverzichten die be- trekking hebben op de gebieden zijn rechtstreeks vanaf de output van de computer als bijlagen gereproduceerd. Hierbij heeft geen afronding van cijfers plaatsgehad.

In de bijlagen worden naast de gegevens van alle bedrijven, ook die van eigendomsbedrijven en van pachtbedrijven afzonderlijk vermeld.

De verzameling en bewerking van het cijfermateriaal door de Sectie Boekhouding van de Afdeling Landbouw geschiedden onder supervisie van Drs. S. Aukema en Drs. J.G.A. Overgaauw van genoemde afdeling.

De plaatsvervangend directeur,

Den Haag, juli 1988 V Zachariasse

(7)

Toelichting op de tabellen

Algemeen

De tabellen geven een totaalbeeld van de Nederlandse land- bouwbedrijven met In 1986/87 een bedrijfsomvang van ten minste 79 sbe 1) waarvan 50% of meer van de bedrijfsomvang (in sbe gemeten) betrekking heeft op landbouwproduktie in engere zin (d.w.z. excl.

de tuinbouw).

De cijfers in de tabellen (totalen en gemiddelden) zijn op basis van steekproefbedrijven door middel van wegingsfactoren be- rekend 2 ).

Het totaalbeeld omvat de kapitaals- en vermogenspositie per 1 mei 1987 (balans) en de inkomensvorming, de inkomensbesteding en de financiering van de bedrijven in het boekjaar 1986/87. Van de inkomens- en financieringsoverzichten, die betrekking hebben op het totaalbeeld, zijn ter vergelijking ook cijfers opgenomen van drie voorgaande jaren.

In de balansen, die inzicht geven in de vermogenspositie, is de waarde van de gepachte grond en gebouwen (het z.g. verpachters- vermogen) buiten beschouwing gelaten. Alleen voor de geaggregeerde balans van alle landbouwbedrijven met ten minste 79 sbe (tabel 2) en voor de balansen van de eigendomsbedrijven en pachtbedrijven (tabel 5) is een schatting gemaakt van de waarde van de gepachte grond en gebouwen ten einde ook een beeld te krijgen van het totale in de landbouw geïnvesteerde vermogen. In deze balansen zijn de gepachte grond en gebouwen op dezelfde wijze gewaardeerd als grond en gebouwen in eigendom.

Voor het boekjaar 1986/87 zijn de bedrijven ingedeeld naar diverse gezichtspunten zoals is aangegeven in tabel 1. Elke inde- ling heeft betrekking op het totaalaantal bedrijven. Bij de inde- ling naar bedrijfstype is bovendien onderscheid gemaakt in grote- re bedrijven (158 sbe e.m.) en kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe).

1) Sbe = standaardbedrijfseenheid; dit is een maatstaf voor de omvang van een agrarische activiteit op basis van de netto- toegevoegde waarde onder normale omstandigheden bij een doel- matige bedrijfsvoering in een basisperiode (zie voor een uit- voerige toelichting LEI-Mededeling 273).

2) In de populatie ontbreken 2700 bedrijven doordat van 66

steekproefbedrijven de gegevens t.a.v. inkomensvorming en In-

komensbesteding onvolledig waren. Dit was b.v. het geval bij

maatschappen en rechtspersonen zoals BV's, waarvan privê-

inkomsten of -bestedingen niet konden worden opgenomen. Dit

betekent dat in werkelijkheid de populatie in 1986/87 geen

66500, maar 69200 bedrijven omvatte.

(8)

Tabel 1. Indelingen van de landbouwbedrijven in 1986/87 Aantal steekproef- bedrijven

Aantal be- drijven in populatie Indeling naar eigendom en pacht

- eigendomsbedrijven 633 49300 - pachtbedrijven 227 17200 Indeling naar bedrijfstype en bedrijfsomvang

- akkerbouwbedrijven

. alle bedrijven 187 10500 . grotere bedrijven (158 sbe en meer) 146 7000 . kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe) 41 3500 - weidebedrijven

. alle bedrijven 383 33000 . grotere bedrijven (158 sbe en meer) 274 20400 . kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe) 109 12600 - gemengde bedrijven met overwegend akkerbouw

. alle bedrijven 25 1700 . grotere bedrijven (158 sbe en meer) 19 900 . kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe) 6 800 - gemengde bedrijven met overwegend rundvee-

houderij

. alle bedrijven 56 4400 . grotere bedrijven (158 sbe en meer) 39 2900 . kleinere bedrijven (79 t/m 157 sbe) 17 1500 - gemengde bedrijven met intensieve veehouderij

. alle bedrijven 209 16900 . grotere bedrijven (158 sbe en meer) 165 10700 . kleinere bedrijven (79*t/m 157 sbe) 44 6200 Indeling van alle bedrijven naar bedrijfsomvang

- 79 t/m 118 sbe 100 12100 - 119 t/m 157 sbe 117 12500 - 158 t/m 237 sbe 241 21400 - 238 sbe en meer 402 20500 Indeling naar duur van bedrijfsuitoefening

- 10 jaar en korter - 11 jaar tot en met 25 jaar - 26 jaar en langer

. met opvolger

< zonder opvolger

Indeling naar omvang van bruto-investeringen in duurzame produktiemiddelen

- negatief

0 tot 20000 gulden - 20000 tot 50000 gulden - 50000 tot 100000 gulden - 100000 gulden en meer

Totaalaantal bedrijven (met ten minste 79 sbe)

212 422 138 88

178 225 143 142 172

16000 32200 10600 7700

16900 18900 11600 9300 9800

860 66500

10

(9)

De indeling naar eigendom en pacht is ook toegepast op be- drijven, waarbij grond en gebouwen deels in eigendom en deels in pacht zijn.

Onder eigendomsbedrijven wordt verstaan bedrijven waarvan de ondernemers ten minste twee derde van de oppervlakte grond (kadastraal) in eigendom hebben (met of zonder gebouwen) alsmede bedrijven waarvan de ondernemers een derde tot twee derde van de grond en tevens de gebouwen in eigendom hebben- Alle andere be- drijven zijn pachtbedrijven.

Bij alle indelingen zijn balansen, inkomensoverzichten en staten van herkomst en besteding van financieringsmiddelen gege- ven.

Voor de betekenis van de afzonderlijke balansposten en inko- mensbegrippen volgt hierna een uitvoerige toelichting die zowel betrekking heeft op de tabellen als op de bijlagen. De landelijke balansen en inkomensstaten zijn namelijk qua opstelling gelijk aan die in de bijlagen. Hier geldt een uitzondering voor de

balanspost "verpachtersvermogen" die alleen voorkomt op (de de- betzijde en creditzijde van) de balansen van de tabellen 2 en 5.

In de bijlagen 1) zijn per landbouwgebied de indelingen naar bedrijfstype aangegeven, zowel voor grotere (158 sbe e.m.) als voor kleinere (79 t/m 157 sbe) bedrijven en dan ook nog - voor zover mogelijk - afzonderlijk voor eigendomsbedrijven en voor pachtbedrijven.

Over de balansmutaties in de bijlagen kan nog worden opge- merkt dat hierin geen herwaarderingen voorkomen. Voor de waarde- ring van de activa is zowel aan het begin als aan het einde van het jaar van dezelfde prijzen uitgegaan.

Door afschaffing van de negatieve WIR is het WIR-effect met ingang van het boekjaar 1986/87 zowel uit de kosten als uit de balans gehaald. Dit effect is zichtbaar gemaakt in de inkomens- staat en de staat van herkomst en besteding van financieringsmid- delen van de nationale boerderij (zie de tabellen 3A, 3B, 4A en 4B).

De debetzijde van de balansen 2)

1. Grond in eigendom. De grond is gewaardeerd tegen de ge- taxeerde verkoopprijs als pachtvrlj object met agrarische 1) De bijlagen IA, 2A enz. zijn de debetzijden van de balansen.

De bijlagen IB, 2B enz. zijn de creditzijden van de balan- sen.

De bijlagen IC, 2C enz. zijn de inkomensoverzichten.

De bijlagen ID, 2D enz. zijn de staten van herkomst en be- steding van financieringsmiddelen.

2) Door afschaffing van de negatieve WIR is het WIR-effect met ingang van het boekjaar 1986/87 uit de balans gehaald door de vervangingswaarde niet meer te verminderen met de WIR- premies.

11

(10)

bestemming. In het boekjaar aangekochte grond is tegen koop- prijs opgenomen tenzij een prijs is betaald die van het nor- male niveau afwijkt. Wordt b.v. van ouders gepachte grond

tegen een laag bedrag overgenomen dan heeft een correctie plaats tot het niveau van de verkoopwaarde van onverpachte grond. Het verschil tussen overnameprijs en verpachte ver- koopwaarde wordt als een schenking beschouwd. Wordt echter vrije grond van ouders tegen een laag bedrag overgenomen dan wordt het verschil tussen overnameprijs en onverpachte ver- koopwaarde als schenking beschouwd.

Verkochte grond is tegen balanswaarde afgeboekt; eventuele boekwinst is niet beschouwd als inkomen, maar als een ver- mogenswinst. De boekwaarde van de investeringen in de grond, zoals drainage, diepploegen, slootdempen, mengwoelen en aanleg van kavelpaden is in de waarde van de grond begrepen.

2. Bedrijfsgebouwen in eigendom (incl. vooruitbetalingen op lopende investeringen). De waardebepaling van de bedrijfs- gebouwen (evenals van de andere produktiemiddelen) geschiedt op basis van de vervangingswaarde. Voor het vaststellen van de vervangingswaarde wordt onderscheid gemaakt tussen oude en nieuwe gebouwen.

Voor de oude gebouwen wordt uitgegaan van de gebruikswaarde.

Deze wordt vastgesteld aan de hand van normen die regelmatig met behulp van indexcijfers worden aangepast aan de ontwik- keling van het prijspeil van bedrijfsgebouwen. Zo worden oude gebouwen in de rundveehouderij gewaardeerd aan de hand van normen per koe-eenheid die, afhankelijk van doelmatig- heid, variëren van f 655,- tot f 2850,- per o.k.e. (omgere- kende koe-eenheid) en op akkerbouwbedrijven worden de oude gebouwen gewaardeerd tegen normen per m2 die, afhankelijk van de doelmatigheid, variëren van f 55,- tot f 200,- per m2 met een toeslag voor specifieke aardappelopslagruimte.

Bij nieuwe bedrijfsgebouwen wordt uitgegaan van de (oor- spronkelijke) aanschaffingsprijs. Deze wordt met behulp van indexcijfers op het prijspeil van het lopende boekjaar ge- bracht .

Voorts moet ter bepaling van de boekwaarde van gebouwen re- kening gehouden worden met de afschrijvingen. Bij de oude gebouwen loopt de afschrijving vanaf het jaar waarin de ge- bruikswaarde is vastgesteld; bij nieuwe gebouwen vanaf het jaar van aanschaf. De afschrijving bestaat uit een vast per- centage van de boekwaarde. Dit is voor oude gebouwen 3% en voor nieuwe gebouwen (niet ouder dan 19 jaar) 5% met uitzon- dering van afzonderlijke aardappelbewaarplaatsen, toren- silo's en speciale voorzieningen voor produktbewaring, waarop jaarlijks 7% van de boekwaarde wordt afgeschreven.

Tot de bedrijfsgebouwen worden tevens gerekend groenvoeder- silo's, erfverhardingen, toegangswegen, mestberging e.d.

12

(11)

3. Pachtersinvesteringen (incl. vooruitbetalingen op lopende investeringen). Hieronder is de waarde opgenomen van de door de pachter verrichte investeringen in grond en gebouwen.

Voor pachtersinvesteringen wordt dezelfde waarderingswijze toegepast als voor investeringen van de eigenaar/gebruiker.

4. Dode inventaris. De waarde van de trekkers, werktuigen en installaties wordt vastgesteld door de nieuwwaarde in het betreffende jaar te verminderen met de totale afschrijvingen op basis van deze nieuwwaarde. Bij tweedehands aangeschafte werktuigen wordt uitgegaan van de aanschaffingsprijs, die met behulp van een indexcijfer op het prijspeil van het lopende boekjaar wordt gebracht. Naar gelang de geschatte levensduur van de diverse werktuigen wordt 5 tot 20% per jaar afgeschreven. Tot de waarde van de dode inventaris zijn tevens gerekend: melkleidingen, melktanks, mestafvoerinstal- laties, buik-silo's, leg- en opfokbatterijen, verwarmings- apparatuur, noodaggregaten en de boekwaarde van het klein gereedschap.

5. Veestapel. Bij de waardering van de dieren op de begin- en eindbalans wordt uitgegaan van hetzelfde prijsniveau. Bij rundvee is dit prijsniveau gebaseerd op de gemiddelde marktprijzen in het boekjaar. De mestvarkens worden gewaar- deerd tegen een normatieve kostprijs (per gewichtsklasse) op basis van het prijspeil aan het einde van het boekjaar.

6. De overige produktiemlddelen omvatten de veldinventaris (zaaizaad, pootgoed en meststoffen voor het komende jaar), de voorraden grond- en hulpstoffen (o.a. aangekocht en eigen gewonnen veevoer) en eventueel aangekochte melk- en

dierquota.

7. De totale produktiemiddelen omvatten de posten 1 t/m 6 van de balans.

8. Kas en giro omvatten de kas- en girosaldi per balansdatum.

9. Lopende rekeningen bij Rabobanken. Dit zijn de bedragen per balansdatum van alle rekening-courant-tegoeden; dus geen saldo van debet- en creditposten.

10. Lopende rekeningen bij andere banken. Hiervoor geldt het- zelfde als bij post 9 is opgemerkt.

11. Voorraden eindprodukt omvatten de marktbare produkten die voor de verkoop zijn bestemd (granen, graanstro, aardappelen en overige produkten).

13

(12)

12. Kortlopende vorderingen hebben niet alleen betrekking op verkochte marktbare gewassen en vee, nog te ontvangen melk- geld (incl. nabetaling) en nog te ontvangen opbrengsten van de varkens- en pluimveehouderij, maar omvatten ook de tegoeden op de vrije ledenrekening en de WIR-vordering die is ontstaan door investeringen vóór 1 april 1986.

13. De spaarbanksaldi omvatten ook de deposito's en de spaar- brieven.

14. Zie ad. 13.

15. Effecten zijn zoveel mogelijk gewaardeerd tegen de koers- waarde op de balansdata. Koersverschillen komen in post 75 van de staten van herkomst en besteding van financierings- middelen tot uiting.

16. De totale liquiditeiten omvatten de posten 8 t/m 15 van de balans.

17. Deelnemingen en ledenrekeningen bij agrarische coöperaties.

Deelnemingen (in b.v. suikerfabrieken) en het ledenkapitaal (bij melkfabrieken) zijn beschouwd als vorderingen op lange termijn. Tijdens de duur van de bedrijfsexploitatie zijn deze bedragen behoudens enkele uitzonderingen niet opvorder- baar. Tegoeden op ledenrekeningen, waarover men desgewenst direct kan beschikken zijn opgenomen onder kortlopende .vor- deringen.

18. Leningen u/g op lange termijn bestaan uit uitgeleende gelden en aandelen in onverdeelde boedels.

19. De totale vorderingen op lange termijn bestaan uit de posten 17 en 18.

20. Woning en/of woongedeelte boerderij. Zowel de losstaande wo- ning als het woongedeelte van de boerderij wordt afzonder- lijk gewaardeerd.

In het algemeen wordt 3% afgeschreven over de boekwaarde.

21. De personenauto is niet als produktiemiddel onder de dode inventaris opgenomen. Wel worden de gereden kilometers voor het bedrijf als bedrijfskosten in rekening gebracht.

22. Andere bezittingen hebben betrekking op beleggingsobjecten zoals grond, woningen en zomerhuisjes, op nevenbedrijven en op rijpaarden en pony's.

23. De totale overige bezittingen omvatten de posten 20 t/m 22.

14

(13)

De creditzijde van de balansen

24. Leningen van Rabobanken hebben betrekking op leningen en kredieten (voor langer dan één jaar) van banken die aange- sloten zijn bij de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boeren- leenbank B.A. Hiertoe wordt ook gerekend het gebruikte deel van de kredieten, waarover de ondernemers naar behoefte - tot een vastgesteld bedrag - kunnen beschikken en waarvoor geen aflossingsplannen zijn vastgesteld. Uitgangspunt hier- bij is dat deze kredieten dienen ter voorziening in een fi- nancieringsbehoefte op lange termijn. Blanco kredieten en oogstfinancieringskredieten zijn hier derhalve niet opgeno- men.

25. Leningen van andere banken zijn leningen en kredieten van alle-niet Rabobanken (incl. financieringsmaatschappijen).

Zie post 24 t.a.v. kredieten.

26. Leningen van verzekeringsmaatschappijen omvatten ook de le- ningen van pensioenfondsen.

27. Leningen van familieleden hebben betrekking op leningen van verwanten tot en met de derde graad. Is het loon van meewer- kende gezinsleden niet uitbetaald maar "tegoed" geschreven, dan is deze tegoedschrijving als lening van familie opgeno- men.

28. Leningen van overige particulieren en instellingen. Dit zijn leningen van alle personen die niet tot de familie behoren en van instellingen die geen institutionele beleggers zijn

(b.v. kerken).

29. Leningen van de overheid. Dit zijn voor een deel gekapitali- seerde ruilverkavelingsverplichtingen en voor een deel le- ningen van de overheid (b.v. in het kader van de Rijks-

groepsregeling Zelfstandigen).

30. Het totaal vreemd vermogen op lange termijn omvat de regels 24 t/m 29.

31. Lopende rekeningen bij Rabobanken. Dit zijn de bedragen per balansdatum van alle rekening-courant-schulden voor korter dan een jaar (voor zover ze niet onder post 24 zijn opgeno- men); dus geen saldo van debet- en creditposten.

32. Lopende rekeningen bij andere banken. Hiervoor geldt het- zelfde als bij post 31 is opgemerkt.

15

(14)

33. Het leverancierskrediet bestaat o.m. uit nog te betalen re- keningen aan leveranciers van veevoeder, meststoffen en be- strijdingsmiddelen en uit schulden aan de loonwerker (vooral op akkerbouwbedrijven).

34. Overige kortlopende bedrijfsschulden zijn b.v. nog te beta- len werktuigen en pacht. Ook ontvangen voorschotten op de nieuwe oogst zijn hieronder begrepen.

35. Het totaal vreemd vermogen op korte termijn (korter dan één jaar) heeft betrekking op alle kortlopende bedrijfsschulden (regels 31 t/m 34).

36. Het totaal vreemd vermogen (regel 30 + 35) bestaat uit de som van alle langlopende en alle kortlopende schulden, ex- clusief nog te betalen inkomstenbelasting, vermogensbelas- ting en premies voor de volksverzekeringen.

37. Eigen vermogen. De omvang van het eigen vermogen is uiter- aard afhankelijk van de waardering van de activa. Deze waar- dering heeft dus tevens invloed op de relatieve betekenis van het eigen vermogen, zoals deze tot uiting komt in de re- gel "Eigen vermogen in % van eigen + vreemd vermogen" ofte- wel "Eigen vermogen in % van het balanstotaal".

N.B. De rentabiliteit van het vermogen.

Op de bijlagen IB, 2B enz. is ook de rentabiliteit van het vermogen aangegeven. Dit is de verhouding tussen de op- brengst van het vermogen en de omvang van het vermogen (=

gemiddelde van begin- en eindbalans).

De opbrengst van het totale vermogen bestaat uit het netto- bedrijfsresulaat (pb) vermeerderd met de incidentele bedrijfsopbrengsten, met de berekende rente, met de netto- pacht (d.i. de berekende pacht voor grond en gebouwen in eigendom minus afschrijving op gebouwen en betaalde eige- naarslasten) en met de opbrengsten van bezittingen buiten het bedrijf (= regels 41+44+45+46-47-48+57 van de bijlagen IC, 2C enz.).

Wordt de opbrengst van het totale vermogen verminderd met de betaalde rente (= regels 49+50 van de bijlagen IC, 2C enz.) dan resteert de opbrengst van het eigen vermogen.

16

(15)

De inkomensvorming en inkomensbesteding 1)

41. Netto-bedrijfsresultaat (op pachtbasis). Dit is het verschil tussen de totale bedrijfsopbrengsten en de totale bedrijfs- kosten, waarbij de beloning voor bedrijfsleiding niet als kostenpost in aanmerking is genomen.

"Op pachtbasis" wil zeggen dat voor de kosten van grond en gebouwen in eigendom een pacht is berekend die in het be- treffende gebied voor pachtbedrijven geldt of die, bij het ontbreken van vergelijkbare bedrijven, gebaseerd is op het pachtnormenbesluit.

Wanneer de kosten van grond en gebouwen op basis van de wer- kelijke situatie t.a.v. eigendom en pacht worden berekend, dan komt het ondernemersinkomen (zie regel 52) door een andere berekening tot stand. In bijlage 22 wordt met een voorbeeld het verschil in berekeningswijze aangegeven.

42. Berekend loon van de ondernemer(s). In de bedrijfsecono- mische boekhouding is onder de bedrijfskosten een bedrag als loonkosten (incl. sociale lasten) voor de handenarbeid van de ondernemer opgenomen. De loonkosten zijn berekend op ba- sis van de CAO in de landbouw (in 1986/87 f 27,90 per uur).

Als ondernemer wordt aangemerkt de persoon (personen) voor wiens rekening het bedrijf wordt geëxploiteerd, In tegen- stelling tot voorgaande boekjaren waarbij alleen de oudste als zodanig in aanmerking werd genomen. De anderen werden toen nog als gezinsleden beschouwd.

43. Arbeidsopbrengst van de ondernemer(s) (op pachtbasis). Dit is het netto-bedrijfsresultaat (op pachtbasis) vermeerderd met het berekende loon van de ondernemer(s).

44. Incidentele bedrijfsopbrengsten. Dit zijn de bedrijfsop- brengsten (verminderd met de bedrijfskosten) die niet in het bedrijfseconomische resultaat (netto-bedrijfsresultaat (pb)) zijn verwerkt, zoals rentesubsidies en andere bedrijfssub- sidies die niet aan gewassen of dieren zijn toegerekend en ook niet tot de vermogenssubsidies behoren. Voorts zijn de 1) Door afschaffing van de negatieve WIR is het WIR-effect met

ingang van het boekjaar 1986/87 uit de kosten gehaald. De gunstige werking van de WIR op het bedrijfsresultaat en op het inkomen is derhalve verdwenen doordat de waarde van de kapitaalgoederen is gestegen en daardoor tevens de afschrij- vings- en rentekosten hoger zijn geworden. Het WIR-effect op de rentekosten is bij het ondernemersinkomen weer "verdwe- nen" omdat de eerder afgetrokken berekende rente hier weer is bijgeteld, doch het WIR-effect van de verlaagde afschrij- vingen blijft "meespelen" tot en met de besparingen (zie de tabellen 3A en 4 A ) .

17

(16)

ontvangen rente van ledenkapitaal, van rekening-courant- vorderingen en kortingen wegens contante betaling hieronder opgenomen, alsmede voor een beperkt aantal landbouwers, die van de ondernemersregeling gebruik maken, de verschillen tussen ontvangen en betaalde BTW-bedragen.

45. Berekende rente. Over de waarden van de pachtersinvesterin- gen, van de veestapel, van de dode inventaris en een even- tueel aangekocht quotum is in 1986/87 6% rente berekend.

Over het omlopend bedrijfsvermogen zijn de rentekosten 6,75%

(geen correctie voor inflatie).

46. Berekende pacht. Onder de bedrijfskosten is voor het gebruik van grond en gebouwen in eigendom een bedrag opgenomen dat op overeenkomstige pachtbedrijven in hetzelfde gebied in de vorm van pacht betaald wordt.

47. Afschrijving op bedrijfsgebouwen. Voor de afschrijving kan worden verwezen naar post 2 van de balansen (blz. 12).

48. Overige eigenaarslasten. Dit zijn de kosten voor de brand- verzekering, de polder- en waterschapslasten en de onroe- rend-goedbelasting.

49. Betaalde rente voor langlopende leningen is rente voor vreemd vermogen dat voor langer dan één jaar is aange- trokken. Ook de financieringskosten van de lening zijn hieronder begrepen.

50. Betaalde rente voor kortlopende bedrijfsschulden heeft voor- namelijk betrekking op rente voor rekening-courant-kredie- ten.

51. Niet-uitbetaalde vergoeding voor bedrijfsvermogen. Deze ver- goeding resteert door de posten 45 en 46 te verminderen met de posten 47 t/m 50.

52. Ondernemersinkomen. Dit bestaat uit de arbeidsopbrengst van de ondernemer(s) op pachtbasis (regel 43) vermeerderd met de incidentele bedrijfsopbrengsten (regel 44) en met de niet- uitbetaalde vergoeding voor bedrijfsvermogen (regel 5 1 ) . 53. Berekend loon van de boerin. Voor de boerin wordt een bedrag

als loonkosten ingecalculeerd voor het aantal uren dat zij in het bedrijf meewerkt. Deze loonkosten (incl. sociale las- ten) zijn berekend op CAO-basis.

54. Berekend loon van overige gezinsleden (meewerkende kinderen

en andere familieleden). Ook deze loonkosten (incl. sociale

lasten) zijn berekend op CAO-basis. De hoogte is afhankelijk

18

(17)

van het aantal gewerkte uren en de leeftijden van de

meewerkende gezinsleden. Vôôr 1986/87 werden ook de mede- ondernemers hieronder opgenomen.

55. Totaal berekend loon gezinsleden. Dit is de som van de pos- ten 53 en 54.

56. Gezinsinkomen uit het bedrijf. Dit bestaat uit het onderne- mersinkomen vermeerderd met het totaal berekend loon van meewerkende gezinsleden (regels 52 en 5 5 ) .

57. Opbrengsten van bezittingen buiten bedrijf. Hieronder zijn de netto-opbrengsten van de beleggingen buiten het bedrijf opgenomen, zoals ontvangen huur en pacht van onroerende goe- deren, ontvangen rente van uitgeleende gelden, de bijge- schreven rente op spaarbankrekeningen en de berekende huur- opbrengst van de privéwoning in eigendom, waarop de af- schrijving en het klein onderhoud in mindering zijn ge- bracht.

58. Inkomen uit arbeid buiten het bedrijf. Hieronder vallen pre- sentiegelden, inkomsten uit nevenfuncties (zowel van boer als van boerin) en berekend loon van eigen arbeid bij zelf- bouw.

59. Uitkeringen van verzekeringen. Deze bestaan uit ontvangsten uit hoofde van (sociale) verzekeringen zoals AOW, AAW, AKW en periodieke uitkeringen van verzekeringen.

60. Overige neveninkomsten. Hieronder vallen kostgelden van gezinsleden en overige ontvangsten.

61. Totaalinkomen van buiten het bedrijf. Dit is het totaal van de posten 57, 58, 59 en 60.

62. Totaal gezinsinkomen. Dit is het totaal gezinsinkomen uit het bedrijf (regel 56) vermeerderd met het inkomen van bui- ten het bedrijf (regel 6 1 ) .

63. Betaalde belastingen. Deze hebben alleen betrekking op de in het betrokken boekjaar betaalde inkomstenbelasting, vermo- gensbelasting en eventueel dividendbelasting. Het zijn dus zowel betalingen op voorlopige als op definitieve aanslagen.

64. Betaalde premies volksverzekeringen. Dit zijn de premiehef- fingen AOW, AWW, AWBZ, AAW en AKW. Ook deze betalingen kun- nen op meerdere boekjaren betrekking hebben.

65. Besteedbaar inkomen voor gezin en bedrijf. Dit is het totaal gezinsinkomen verminderd met de betaalde belastingen en pre-

19

(18)

mies voor volksverzekeringen. Dit Inkomen (na aftrek van be- taald loon aan gezinsleden) is bestemd voor:

- consumptieve uitgaven;

uitgaven (investeringen) voor het bedrijf;

gezinsreserveringen voor oudedag en arbeidsongeschikt- heid.

66. Betaald loon aan gezinsleden. Hieronder zijn tevens opgeno- men de sociale lasten en de loonbelasting betaald voor mee- werkende gezinsleden; voorts uitkeringen aan meewerkende kinderen en stortingen op hun spaarrekening voor het meewer- ken op het bedrijf.

67. Overige gezinsbestedingen hebben betrekking op de huishou- ding. Hieronder is ook de waarde van de produkten uit het eigen bedrijf voor privêgebruik opgenomen. Voorts vallen onder deze post de huurwaarde en onderhoud van de woning bij pachters, een berekende huurwaarde (6% over de boekwaarde) bij eigenaars, de autokosten, voor zover niet toegerekend aan het bedrijf en overige bijzondere privê-uitgaven, zoals aankopen van duurzame consumptiegoederen, schenkingen aan kinderen, giften aan instellingen, kerkelijke bijdragen en premies voor verzekeringen tegen ziektekosten.

68. Totale gezinsbestedingen. Dit is de som van de posten 66 en 67. De betaalde belastingen zijn hierin dus niet begrepen.

69. Besparingen. De besparingen worden verkregen door van het besteedbaar inkomen voor het gezin en bedrijf de totale ge- zinsbestedingen af te trekken.

N.B. De premies voor lijfrente- en levensverzekeringen (incl.

premies voor koopsompolissen) kunnen ten dele als contractu- ele besparingen worden gezien. Deze besparingen zijn niet meer vrij besteedbaar.

N.B. De spaarquote is opgenomen om na te gaan welk deel van het besteedbaar inkomen is gespaard.

Staat van herkomst en besteding van financieringsmiddelen Herkomst van de middelen

70. Afschrijvingen zijn de kosten van duurzame produktiemiddelen die in 1986/87 in het produktieproces zijn opgegaan en daar- om aan dit jaar zijn toegerekend. De uitgaven voor deze pro- duktiemiddelen zijn in het jaar van aankoop gedaan.

20

(19)

71« Besparingen. Hiervan zijn de betaalde premies voor lijfrente en levensverzekeringen niet als financieringsmiddel beschik- baar. In post 75 zijn deze daarom negatief opgenomen.

72. Erfenissen en schenkingen. Deze post is samengesteld uit schenkingen en erfenissen in geld en in natura. De schenkin- gen in natura komen o.a. voor bij overdracht van (voorname- lijk) grond door familieleden tegen prijzen die beneden de verkoopwaarde van grond (en gebouwen) liggen. Het verschil tussen de betaalde prijs en de waarde wordt als schenking bij overdracht beschouwd (zie ook post 1 van de balans).

73. Ve rmogens sub s id ie s betreffen de bijdragen die worden ver- leend bij kavelruil en voor de uitvoering van particuliere cultuurtechnische werken, verbetering van de werksituatie, erfbeplanting en de bijdrageregeling kleine melkveehouders.

Ook zijn hieronder begrepen de milieutoeslag, de energietoe- slag in het kader van de WIR-regeling en de verschillen tus- sen de v66r 1 april 1986 over de investeringen berekende en werkelijk ontvangen WIR-premies.

74. Boekwinsten op grond, gebouwen en dode inventaris ontstaan door verschillen tussen de balanswaarden en de opbrengsten van deze verkochte produktiemiddelen. Hierbij dient te wor- den opgemerkt dat boekwinsten (-verliezen) op werktuigen die beneden 1% van de nieuwwaarde van het werktuigenpark liggen, naar de exploitatierekening onder de post afschrijving zijn geboekt.

75. Overige vermogensmutaties. Hieronder vallen de kapitaalsuit- keringen van levensverzekeringen, betaalde premies voor lijfrente- en levensverzekeringen (negatief), schadevergoe- dingen en de koerswinsten/verliezen op effecten. Deze laat- sten kunnen ontstaan door verschillen in koerswaarde tussen begin- en eindbalans, door verschillen tussen balanswaarde en opbrengst (bij verkoop), door verschillen tussen koop- prijs en eindbalanswaarde en door verschillen in aan- en verkoop van (dezelfde) effecten tijdens het boekjaar.

Schadevergoedingen kunnen worden verkregen ter compensatie van vermogensverlies en of inkomensderving (b.v. bij ont- eigening) of als vergoeding voor blijvend ongerief (b.v. als gevolg van de aanleg van een weg).

76. De totale eigen middelen is de som van de posten 70 t/m 75.

77. De nieuwe leningen op lange termijn betreffen de bedragen, die zijn bijgeleend naast de (eventueel) bestaande leningen voor een termijn langer dan êén jaar (exclusief herfinan- ciering van bestaande leningen).

21

(20)

78. De mutaties In kredieten van banken op lange termijn betref- fen de mutaties in het gebruikte deel van de kredieten, waarover de ondernemers naar behoefte - tot een vastgesteld bedrag - kunnen beschikken en waarvoor geen aflossingsplan- nen zijn vastgesteld.

79. De mutaties in vreemd vermogen op korte termijn omvatten de wijzigingen in de rekening-courant schulden voor korter dan één jaar, de leverancierskredieten en alle overige kortlo- pende bedrijfsschulden.

80. Het totaal vreemde middelen omvat de regels 77 t/m 79.

81. Het totaal beschikbare middelen is de som van de totale eigen middelen (regel 76) en de totale vreemde middelen

(regel 80).

Besteding van de middelen

82. De aflossingen op leningen omvatten alle aflossingen van leningen, aangegaan voor een periode langer dan één jaar, m.u.v. aflossingen i.v.m. herfinancieringen.

83. Investeringen in grond bestaan uit het saldo van aangekochte grond en de boekwaarde van verkochte grond. Ook de uitgaven voor grondverbetering behoren tot investeringen in grond (zie ook regel 1 ) .

84. Investeringen in gebouwen bestaan uit nieuwbouw, grootonder- houd en aankoop van gebouwen verminderd met de boekwaarde van verkochte gebouwen (zie ook regel 2 ) .

85. Pachtersinvesteringen bestaan uit investeringen door de pachter In gepachte gebouwen en grondverbeteringen in gepachte grond verminderd met de boekwaarde van verkochte pachtersinvesteringen (zie ook regel 3 ) .

86. Investeringen in dode inventaris bestaan uit de aankoop van machines, werktuigen en installaties verminderd met de boek- waarde van verkochte machines, werktuigen en installaties

(zie ook regel 4 ) .

87. Investeringen in vee bestaan uit de veranderingen In de

grootte en samenstelling van de veestapel. Prijsveranderin- gen in de loop van het jaar, blijven evenals die voor de

andere produktlemiddelen, buiten beschouwing. De waardering per diersoort, ingedeeld naar leeftijd en kwaliteitsklasse, is voor begin- en eindbalans dezelfde.

22

(21)

88. De totale bruto-bedrljfsinvesterlngen in duurzame produktie- middelen Is de som van de posten 83 t/m 87.

89. De mutaties In overige produktlemlddelen komen overeen met de verschillen tussen eind- en beginvoorraad van zaaizaad, pootgoed, meststoffen, aangekocht en gewonnen veevoer en eventueel aangekochte melk- en dierquota.

90. De investeringen en beleggingen buiten het bedrijf omvatten de mutaties van de balansposten 17, 18, 20, 21 en 22.

91. Toeneming liquiditeiten betreft de veranderingen van de balansposten 8 t/m 15.

92. De totale besteding van middelen bestaat uit de som van de regels 82, 88, 89, 90 en 91.

23

(22)

Tabellen 2 t/m 34

24

(23)

Tabel 2. Balans van alle landbouwbedrijven met ten 1 mei 1987 1)

ïinste 79 sbe per

Totaal van 66500 bedr.

(x 1 min. gld.)

Gemiddeld per bedrijf (In gld.)

Balans- posten In % Oppervlakte grond In eigendom (kad.)

Oppervlakte gepachte grond (kad.)

918500 ha 734000 ha

13,8 ha 11,0 ha KAPITAAL

1 Grond In eigendom

2 Bedrijfsgebouwen in eigendom 3 Pachtersinvesteringen

Totaal eigen grond en gebouwen Gepachte grond en gebouwen 4 Dode inventaris

5 Veestapel

6 Overige produktlemiddelen 7 Totale produktlemiddelen 8 Kas en giro

9 Lopende rek. bij Rabobanken 10 Lopende rek. bij andere banken 11 Voorraden eindprodukt 12 Kortlopende vorderingen 13 Spaarbanksaldi bij Rabobanken 14 Spaarbanksaldi bij andere banken 15 Effecten

16 Totale liquiditeiten

17 Deeln. en ledenrek. bij agrar. coop.

18 Leningen u/g op lange termijn 19 Totale langlopende vorderingen 20 Woning/woongedeelte boerderij 21 Auto

22 Andere bezittingen 23 Totale overige bezittingen BALANSTOTAAL

31350 15410(12640)

840( ! 690) 47600

471300 231700 12600

715600 26650(26360) 400700

7910( 6490) 119000 8820

2220

132600 33400 93200(88570) 1401300 150

810 60 10 2420 2510 240 190

2200 12100 900 200 36400 37800 3500 2900

44 25 7 8 2 86

6390 820 230

1050 5890

720 1110

12400 3500 88600 10800 16700

96000

15900

7720

_ _ _ _ _ 116100 108360(103730) 1629300

7 100 VERMOGEN

Verpachtersvermogen Lang vreemd vermogen:

24 Rabobanken 25 Andere banken

26 Verzekeringsmaatschappijen 27 Familieleden

28 Ov. particulieren en instellingen 29 Overheid

30 Totaal lang vreemd vermogen Kort vreemd vermogen:

31 Lopende rek. bij Rabobanken 32 Lopende rek. bij andere banken 33 Leverancierskrediet

34 Overige kortlopende bedrijfsschulden 35 Totaal kort vreemd vermogen

36 Totaal vreemd vermogen 37 Eigen vermogen BALANSTOTAAL

(idem exclusief verpachtersvermogen)

15550 1420 30 2530 210 530 20270 380 70 460 530 1440

26650(26360) 400700 233900

21300 400 38000 3200 8000 304800 5700 1100 6900 8000 21700 21710

60000(55660)

326500 902100 108360(103730) 1629300 (81710)(77370) (1228600)

25

20 55 100 (75)

Eigen vermogen in X van eigen + vreemd vermogen 73

1) Tussen haakjes de waarden indien het WIR-effect niet uit de balans zou zijn

gehaald. 2 5

(24)

Tabel 3A. Inkomen, gezinsbestedingen en besparingen op bedrijven met ten minste 79 sbe 1) (x 1 miljoen gulden)

Aantal bedrijven Aantal sbe (x 1000)

Oppervlakte cultuurgrond (x 1000 ha)

1984/85 1985/86 1986/87 1986/87 2) 3) 67300

13900 1546

67300 14100 1554

66500 66500 13900 13900 1564 1564 41. Netto-bedrijfsresultaat (op pachtbasis)

42. Berekend loon van de ondernemer(s) 43. ARBEIDSOPBRENGST VAN DE ONDERNEMER(S) 44. Incidentele bedrijfsopbrengsten

-2690 4300 1610 210

-2930 4580 1650 220

-2430 * 4980

200

-3000 4980 2550 * 1980 200 45. Berekende rente (over vee, invent, enz.)

46. Berek. pacht (van eigen grond + gebouwen) 47. Af: afschrijving op bedrijfsgebouwen 48. " overige eigenaarslasten 49. " betaalde rente van langl. leningen 50. " betaalde rente van kortl. schulden

1120 1590 600 170 1300 50

1130 1710 640 180 1370 50

1080 * 1710 * 620 * 180 1430 50

1160 1970 760 180 1430 50 51. Niet-uitbetaalde vergoeding vermogen

52. ONDERNEMERSINKOMEN 53. Berekend loon van de boerin

54. Berekend loon van overige gezinsleden 55. Totaal berekend loon gezinsleden

590 2410 730 1260 1990

600 2470 740 1270 2010

510 *

700 700 1400

710 3260 * 2890

700 700 1400 56. GEZINSINKOMEN UIT HET BEDRIJF

57. Opbrengsten van bezitt. buiten bedrijf 58. Inkomen uit arbeid buiten bedrijf 59. Uitkeringen van sociale verzekeringen 60. Overige neveninkomsten

4400 4480

280 290 320 150 140 130 430 430 410 50 50 50

4660 * 4290 320 130 410 50 61. TOTAAL INKOMEN VAN BUITEN HET BEDRIJF 910 910 910 910 62. TOTAAL GEZINSINKOMEN 5310 5390 5570 * 5200 63. Betaalde belastingen 750 580 380 380 64. Betaalde premies voor volksverzekeringen 720 650 510 510 65. BESTEEDBAAR INKOMEN 3840 4160

66. Betaald loon aan gezinsleden 130 140 67. Overige gezinsbestedingen 3210 3300

68. TOTALE GEZINSBESTEDINGEN 3340 3440 3330 3330 69. BESPARINGEN 500 720 1350 * 980

w.v. aangewend voor pr. levensverz. 120 120 120 120 4680 * 4310

80 3250 80

3250

Spaarquote (regel 69 in % van 65) 13 17 29 23

1) De sbe-grens is gelijk aan de helft van de sbe-grens die - bij een doelma- tige bedrijfsvoering - de gemiddelde produktieomvang per man benadert (58 sbe).

2) Met invloed van de WIR op de berekende rente, berekende pacht en afschrij- vingen (*)•

3) Zonder invloed van de WIR op de berekende rente, berekende pacht en af- schrijvingen (*).

26

(25)

Tabel 3B. Staat van herkomst en besteding van financieringsmiddelen op bedrij- ven met ten minste 79 sbe 1) (x 1 miljoen gulden)

Aantal bedrijven Aantal sbe (x 1000) HERKOMST

70. Afschrijvingen

71. Besparingen (zie tabel 3A 72. Erfenissen en schenkingen 73. Vermogenssubsidies 74. Boekwinsten bij i 75. Overige mutaties

desinvesti van het c 76. TOTAAL EIGEN MIDDELEN

regel 69) 2) eringen eigen vermogen

1984/85

67300 13900

1510 500 270 40 50 -60 2310

1985/86

67300 14100

1620 720 190 50 60 -90 2550

1986/87 A ) 66500 13900

1640 1350 310 130 70 -100 3400

1986/87 5) 66500 13900

* 2010

* 980 310 130 70 -100 3400 77. Nieuwe leningen op lange termijn 1460

78. Mut.in kredieten v. banken op lange term. 100 79. Mut.in vreemd vermogen op korte termijn 3) 60

80. TOTAAL VREEMDE MIDDELEN 1620 81. TOTAAL BESCHIKBARE MIDDELEN (76 + 80) 3930

BESTEDING

1910 2410 2410 110 70 70

10 -180 -180 2030

4580

2300 5700

2300 5700

82. Aflossingen op leningen Bruto-investeringen in 83. - grond (verbetering) 84. - gebouwen

85. - pachtersinvesteringen 86. - dode inventaris 87. - vee

88. Tot. bruto-invest. in duurz. prod.midd.

88A Af: WIR (basispremie + kleinsch. toeslag) 88B Bruto-invest. in d.p.m. nâ aftrek WIR 89. Mutaties in overige produktiemlddelen 90. Invest, en beleggingen buiten het bedrijf 91. Toeneming liquiditeiten 3)

91A Mut. fictieve vorderingen op WIR-premies

1120 1210 1280 1280 880

990 110 1130 -220 2890 440 2450 -110 220 250

1220 1040 70 1130 -200 3260 460 2800 240 270 60

1180 1350 90 1150 -330 3440 540 * 2900 * 610 300 *

70

1180 1350 90 1150 -330 3440

610 300 70

92. TOTALE BESTEDING VAN DE MIDDELEN

(82+88-88A+89+90+91+91A) 3930 4580

540

5700 5700 1) Zie noot 1 van tabel 3A.

2) Waarvan schenkingen bij overdracht (van

vnl. grond) door familieleden 20 3) Toeneming liquiditeiten 250

Toeneming schulden korte termijn 60 Mutatie van het liquiditeitensaldo 190

60 60 10 50

60 70 -180 250

60 70 -180 250 4) Met invloed van de WIR op afschrijvingen, besparingen en investeringen (*).

5) Zonder invloed van de WIR op afschrijvingen, besparingen en investeringen

(*)•

27

(26)

Tabel 4A. Inkomen, gezinsbestedingen en besparingen op bedrijven met ten minste 79 sbe 1) (gemiddeld per bedrijf in guldens)

1984/85 1985/86 1986/87 1986/87 2) 3) Aantal bedrijven

Gemiddeld aantal sbe

Gemiddelde oppervlakte cultuurgrond (in ha)

67300 67300 66500 66500 206 209 210 210 23,0 23,1 23,5 23,5 41. Netto-bedrijfsresultaat (op pachtbasis) -40000 -43500 -36500 * -45100

42. Berekend loon van de ondernemer(s) 63900 68100 74900 74900 43. ARBEIDSOPBRENGST VAN DE ONDERNEMER(S)

44. Incidentele bedrijfsopbrengsten

23900 24600 38400 * 29800 3100 3200 3000 3000 45. Berekende rente (over vee, invent, enz.)

46. Berek. pacht (van eigen grond + gebouwen) 47. Af: afschrijving op bedrijfsgebouwen 48. " overige eigenaarslasten

49. " betaalde rente van langl. leningen 50. " betaalde rente van kortl. schulden

16800 23700 9000 2600 19300 800

16900 25500 9500 2700 20400 800

16000 * 17400 25800 * 29700 9300 * 11400 2800 2800 21400 21400

800 800 51. Nlet-uitbetaalde vergoeding vermogen

52. ONDERNEMERS INKOMEN 53. Berekend loon van de boerin

54. Berekend loon van overige gezinsleden 55. Totaal berekend loon gezinsleden 56. GEZINSINKOMEN UIT HET BEDRIJF

57. Opbrengsten van bezltt. buiten bedrijf 58. Inkomen uit arbeid buiten bedrijf 59. Uitkeringen van sociale verzekeringen 60. Overige neveninkomsten

61. TOTAAL INKOMEN VAN BUITEN HET BEDRIJF 62. TOTAAL GEZINSINKOMEN

63. Betaalde belastingen

8800 9000 7500 * 10700 35800

10900 18600 29500 65300 4100 2300 6400 700 13500 78800 11100 64. Betaalde premies voor volksverzekeringen 10600 65. BESTEEDBAAR INKOMEN

66. Betaald loon aan gezinsleden 67. Overige gezinsbestedingen 68. TOTALE GEZINSBESTEDINGEN 69. BESPARINGEN

w.v. aangewend voor pr. levensverz.

Spaarquote (regel 69 in X van 65)

57100 2000 4 7700 49700

7400 1700 13

36800 10900 18900 29800 66600 4300 2100 6300 800 13500 80100 8600 9600 61900 2100 49100 51200 10700 1800 17

48900 * 43500 10500 10500 10500

10500

21000 21000 69900 * 64500

4800 4800 2000 2000 6200 6200 700 700 13700

5700 7600

1300 48900

29

13700 83600 * 78200

5700 7600 70300 * 64900

1300 48900 50200 50200 20100 * 14700

1900 Ï9M) 23 1) De sbe-grens is gelijk aan de helft van de sbe-grens die - bij een doelma-

tige bedrijfsvoering - de gemiddelde produktieomvang per man benadert (158 sbe).

2) Met invloed van de WIR op de berekende rente, berekende pacht en afschrij- vingen (*).

3) Zonder invloed van de WIR op de berekende rente, berekende pacht en af- schrijvingen (*).

28

(27)

Tabel 4B. Staat van herkomst en besteding van financieringsmiddelen op bedrij- ven met ten minste 79 sbe 1) (gemiddeld per bedrijf in gld.)

Aantal bedrijven Gemiddeld aantal sbe

1984/85 1985/86 1986/87 1986/87 4) 5) 67300

206

67300 209

66500 210

66500 210 HERKOMST

70. Afschrijvingen

71. Besparingen (zie tabel AA regel 69) 72. Erfenissen en schenkingen 2) 73. Vermogenssubsidies

74. Boekwinsten bij desinvesteringen 75. Overige mutaties van het eigen vermogen

76. TOTAAL EIGEN MIDDELEN

77. Nieuwe leningen op lange termijn 78. Mut.In kredieten v. banken op lange term.

79. Mut.in vreemd vermogen op korte termijn 3) 80. TOTAAL VREEMDE MIDDELEN

81. TOTAAL BESCHIKBARE MIDDELEN (76 + 80) BESTEDING

22500 24200 24900 * 30300 7400 10700 20100 * 14700 4000 2900 4700 4700

600 700 2000 2000 800 800 1000 1000 -1000 -1400 -1500 -1500 34300

21600 1600 900 24100 58400

37900 28500 1700 100 30300 68200

51200 36200 1000 -2700 34500 85700

51200 36200 1000 -2700 34500 85700

82. Aflossingen op leningen 16600 18000 Bruto-investeringen in

83. - grond (verbetering) 84. - gebouwen

85. - pachtersinvesteringen 86. - dode inventaris 87. - vee

88. Tot. bruto-invest. In duurz. prod.midd.

88A Af: WIR (basispremie + kleinsch. toeslag) 88B Bruto-invest. in d.p.m. nà aftrek WIR 89. Mutaties in overige produktiemlddelen 90. Invest, en beleggingen buiten het bedrijf 91. Toeneming In liquiditeiten 3)

91A Mutatie fictieve vorderingen op WIR-premie 92. TOTALE BESTEDING VAN DE MIDDELEN

(82+88-88A+89+90+91+91A) 58400 68200

19300 19300 13100

14700 1600 16800 -3200 43000 6600 36400 -1600 3200 3800

18200 15400 1000 16800 -2900 48500 6800 41700 3500 4100 900

17800 20200 1300 17300 -4900 51700 8100 * 43600 * 9200 4500 1000

17800 20200 1300 17300 -4900 51700

9200 4500 1000 8100 *

85700 1) Zie noot 1 van tabel 3B.

2) Waarvan schenkingen bij overdracht (van vnl. grond) door familieleden

3) Toeneming liquiditeiten

Toeneming schulden korte termijn Mutatie van het liquiditeitensaldo

200 3800 900 2900

500 900 100 800

900 1000 -2700 3700

85700

900 1000 -2700 3700 4) Met invloed van de WIR op afschrijvingen, besparingen en investeringen (*).

5) Zonder invloed van de WIR op afschrijvingen, besparingen en investeringen

(*)•

29

(28)

Tabel S. Gemiddelde balans (In gld.) van alle elgendomsbedrijven en van alle pachtbedrijven met ten minste 79 sbe per 1 mei 1987

Elgendomsbedrijven Pachtbedrijven Aantal bedrijven 49300 Oppervlakte grond in eigendom (kad.) 17,4 ha

Oppervlakte gepachte grond (kad.) 5,3 ha

17200 3,5 ha 27,6 ha KAPITAAL

1 Grond in eigendom 591400 2 Bedrijfsgebouwen in eigendom 270500

3 Pachtersinvesteringen 1300 Totaal eigen grond en gebouwen

Gepachte grond en gebouwen 4 Dode inventaris

5 Veestapel

6 Overige produktiemlddelen 7 Totale produktiemlddelen 8 Kas en giro

9 Lopende rek. bij Rabobanken 10 Lopende rek. bij andere banken 11 Voorraden eindprodukt 12 Kortlopende vorderingen 13 Spaarbanksaldi bij Rabobanken 14 Spaarbanksaldi bij andere banken 15 Effecten

16 Totale liquiditeiten

17 Deeln. en ledenrek. bij agrar. coöp.

18 Leningen u/g op lange termijn 19 Totale langlopende vorderingen 20 Woning/woongedeelte boerderij 21 Auto

22 Andere bezittingen 23 Totale overige bezittingen BALANSTOTAAL

126200 120000 45200 863200

179200 117200 145100 31400 1336100

55 11 8 9 2 85

291400 942800 124300 96700 39000 1494200 2300

12700 600 100 34500 35800 3000 2300 11800 3900 101000 10600 16900

91300

15700

1800 10400 1700 400 42100 43500 5100 4500 13800 2400 53100 11300 16000 128500

1571600 100

17 56 7 6 2 88

109500 6

16200 1

80400 5 1700300 100 VERMOGEN

Verpachtersvermogen Lang vreemd vermogen:

24 Rabobanken 25 Andere banken

26 Verzekeringsmaatschappijen 27 Familieleden

28 Ov. particulieren en instellingen 29 Overheid

30 Totaal lang vreemd vermogen Kort vreemd vermogen:

31 Lopende rek. bij Rabobanken 32 Lopende rek. bij andere banken 33 Leverancierskrediet

34 Overige kortlopende bedrijfsschulden 35 Totaal kort vreemd vermogen

36 Totaal vreemd vermogen 37 Eigen vermogen BALANSTOTAAL

(idem exclusief verpachtersvermogen)

179200 11 942800 56

264200 22400 200 40500 2900 9500 339700 5700 1100 7200 8200 22200

361900 1030500 1571600 (1392400)

23 66 100 (89)

146700 18300 800 30700 4100 3800 204400 5500 1300 6000 7500 20300

224700 532800 1700300 (757500)

13 31 100 (44) Eigen vermogen in Z van eigen + vreemd vermogen

30

74 70

(29)

Tabel 6. Inkomen, gezinsbestedingen en besparingen in 1986/87 op bedrijven (met ten minste 79 sbe), ingedeeld naar eigendom en pacht (gemiddeld per bedrijf in guldens)

Alle bedrij- ven

66500 210 23,5

Eigen- doms- bedrij- ven

49300 211 21,4

Pacht- bedrij- ven

17200 205 29,7 Aantal bedrijven

Gemiddeld aantal sbe

Gemiddelde oppervlakte cultuurgrond (in ha) 41.

42.

Netto-bedrijfsresultaat (op pachtbasis) Berekend loon van de ondernemer(s)

-45100 74900 43. ARBEIDSOPBRENGST V.D. ONDERNEMER(S) (OP PACHTBASIS) 29800 44. Incidentele bedrijfsopbr. (w.o. rentesubsidies) 45. Berekende rente (over vee, dode inventaris enz.) 46. Berek. pacht (van grond en gebouwen in eigendom) 47. Af: afschrijving op bedrijfsgebouwen

48. " overige eigenaarslasten

49. " betaalde rente van langlopende leningen 50. " betaalde rente van kortlopende schulden

51. Niet-uitbetaalde vergoeding voor bedrijfsvermogen 52. ONDERNEMERSINKOMEN

53. Berekend loon van de boerin

54. Berekend loon van overige gezinsleden 55. Totaal berekend loon gezinsleden 56. GEZINSINKOMEN UIT HET BEDRIJF

57. Opbrengsten van bezittingen buiten bedrijf 58. Inkomen uit arbeid buiten bedrijf

59. Uitkeringen van sociale verzekeringen 60. Overige neveninkomsten

61. TOTAAL INKOMEN VAN BUITEN HET BEDRIJF 62. TOTAAL GEZINSINKOMEN

63.

64.

Betaalde belastingen

Betaalde premies voor volksverzekeringen 65. BESTEEDBAAR INKOMEN VOOR GEZIN EN BEDRIJF 66.

67.

Betaald loon aan gezinsleden

Overige gezinsbestedingen (huishoudgeld enz.) 68. TOTALE GEZINSBESTEDINGEN

69. BESPARINGEN

w.v. aangewend voor premie levensverzekering

3000

10700 43500 10500 10500 21000 64500

Spaarquote (regel 69 in Z van regel 65)

13700 78200 5700 7600 64900 1300 48900 50200 14700 1900 23

-47600 76300 28700 3000

11000 42700 11300 11200 22500 65200

14000 79200 5900 7800 65500 1200 49700 50900 14600 1900 22

-38000 71100 33100 2900 17400

29700 11400 2800 21400 800

17100 35200 13300 3300 23900 800

18100 13700 5800 1300 14200 500 10000 46000 8200 8500 16700 62700 4800

2000 6200 700

4800 2100 6300 800

4800

1700

5700

600

12800

75500

5100

7400

63000

1600

46400

48000

15000

1900

24

31

(30)

Tabel 7. Staat van herkomst en besteding van financieringsmiddelen In 1986/87 van bedrijven (met ten minste 79 sbe) Ingedeeld naar eigendom en pacht (gemiddeld per bedrijf in gld.)

Alle Eigendoms- Pacht- bedrijven bedrijven bedrijven Aantal bedrijven

Gemiddeld aantal sbe HERKOMST

70. Afschrijvingen

71. Besparingen (zie tabel 6 regel 69) 72. Erfenissen en schenkingen 1) 73. Vermogenssubsidies

74. Boekwinsten bij desinvesteringen 75. Overige mutaties van het eigen vermogen 76. TOTAAL EIGEN MIDDELEN

66500 210

30300 14700 4700 2000 1000 -1500

A 9300 211

31200 14600 4500 2300 1400 -1600

17200 205

27400 15000 5300 1100 200 -1400 51200 52400 47600 77. Nieuwe leningen op lange termijn

78. Mut.in kredieten v. banken op lange term.

79. Mut.in vreemd vermogen op korte termijn 2) 80. TOTAAL VREEMDE MIDDELEN

36200 1000 -2700 34500

38800 900 -2800 36900

28700 1400 -2300 27800 81. TOTAAL BESCHIKBARE MIDDELEN (76 + 80)

BESTEDING

85700 89300 75400

82. Aflossingen op leningen Bruto-investeringen in 83. - grond (verbetering) 84. - gebouwen

85. - pachtersinvesteringen 86. - dode inventaris 87. - vee

88. Tot. bruto-invest. in duurz. prod.midd.

89. Mutaties in overige produktiemiddelen 90. Invest, en beleggingen buiten het bedrijf 91. Toeneming liquiditeiten 2)

94. TOTALE BESTEDING VAN DE MIDDELEN (82+88+89+90+91)

19300 20300 16400 17800

20200 1300 17300 -4900 51700 9200 4500 1000

85700

19200 24200 300 17500 -4200 57000 7700 4000 300

89300

13800 8900 4200 16500 -7000 36400 13400 6100 3100

75400 1) Waarvan schenkingen bij overdracht (van

vnl. grond) door familieleden 2) Toeneming liquiditeiten

Toeneming schulden korte termijn Mutatie van het liquiditeitensaldo

900 1000 -2700 3700

1000 300 -2800 3100

500 3100 -2300 5400

32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De deelnemers kunnen met behulp van dit overzicht de op hun eigen bedrijf verkregen opbrengsten alsmede de verbruikte hoeveelheden ar­.. beid en materialen vergelijken

vormde groepen per oonsulents chappen# Voor iedere groep is een aparte variantie-analyse gemaakt waarbij de verhouding is bepaald van de variantie tussen de consulentschappen tot

20$ uit warenhuizen (êênruiters met raamlijsten). Van deze 70$ Venlo—typ® heeft 4/5 een ijzeren onderbouw en 1/5 een houten onderbouw? van de warenhuizen wordt oa. 10$) van de

pignonteelt. Van de 1051 bedrijven voldeden 492 bedrijven niet aan de voornoemde eisen voor deelname aan het onderzoek. Voor het boekjaar 1978 konden 29 bedrijven in het

OVERZICHT VAN OPBRENGSTEN EN ENKELE MATERIALEN VAN TOMATEN, AUGURKEN EN KOMKOMMERS (OVERWEGEND ONVERWARMD) MET VOOR- EN NATEELTEN IN NOORD-BRABANT OVER HET

zaailingen, 2 x verspeende planten, potkluiten, bloeiende planten zowel in kleine als in grote pot en ten slotte zaadplanten.. Per partij zijn in deze bijlagen

6 Aantal melkhandelaren binnen Amsterdam, afnemend van twee bedrijven, naar combinatie.-van bedrijven.. 7 Aantal meervoudige melkhandelaren binnen Amsterdam,

Deze kosten en opbrengsten van'het bedrijf sis geheel moeten het' uitgangspunt vormen'voor eventuele berekeningen voor de toe­. komst