• No results found

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden · dbnl"

Copied!
303
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Maurits Dekker

bron

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden. Em. Querido's Uitgevers-Mij, Amsterdam 1938 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dekk007oran02_01/colofon.php

© 2011 dbnl / erven Maurits Dekker

(2)

Si je ne veuille ni pour le biens, ni pour la vie, ni pour femme, ni pour enfans mesler en mon breuvage une seule goutte de venin de trahison.

WILLEM VANORANJE. Apologie.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(3)

[Oranje]

WATER en duisternis, vormlooze deining in oneindige nacht. Geen scheiding tusschen lucht, aarde en water, slechts één diepe, onmetelijke afgrond, bodemloos en zonder wanden, waarin het onafgebroken bruiste en kookte. Dit was de chaos, een wereld in nimmer voleindigde wording. Zoo moest het geweest zijn, toen de menschen nog niet bestonden, zoo was de aarde, waarvan geschreven stond, dat zij woest en ledig, dat duisternis op de afgrond was en de geest God's op de wateren zweefde. De zee, steeds gelijk aan zichzelf, in altijd durende deining, dagen, jaren en eeuwen door, vanaf het begin, dat de menschen niet kenden, tot aan het einde, dat even verborgen en onbekend als de aanvang was.

Nietig was het lage land, welks kust bespoeld werd door de golven, die schuimend uitliepen op het glooiende strand of bruisend te pletter sloegen op de steenen ruggen der dijken. Gering van hoogte waren de spitsen der kerktorens, welker fundamenten maar nauwelijks steun vonden in de weeke, van water verzadigde bodem. De scheiding tusschen dit land en de golven was niet veel duidelijker dan de scheiding tusschen water en duisternis. Dit stuk aarde behoorde bij de zee, het maakte deel uit van de oceaan, die het afwisselend verzwolg of uit zijn golven liet verrijzen. De zee scheen hier geen eind, het land geen begin te hebben, want tot ver achter de beschermende dijken en duinen strekte de oceaan zijn armen uit en overstroomde de velden met zijn zoute golven. Een deel van het land bestond uit eilanden, stukjes grond, die ternauwernood boven het water uitkwamen en welker omvang en vorm, de dijken en waterkeeringen der menschen ten spijt, door de rustelooze golven voortdurend werden gewijzigd.

Waar het land eindigde en het water begon, waar de oevers van rivieren en zeearmen weken voor de open oceaan, hadden de menschen steden en dorpen gebouwd.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(4)

Daar lagen, beschermd door een ring van muren en bastions, de kleine met roode pannen gedekte huizen, waarop zacht en eentonig ruischend de regen viel. Duisternis vulde de nauwe straatjes, lag op gevelspitsen en schoorsteenen en omhulde de torens, uit welker galmgaten zooeven de slagen van het vijfde morgenuur geklonken hadden.

Het volk van de vesting- en havenstad Vlissingen sliep nog. Deuren en

vensterluiken der woningen waren gesloten en slechts op enkele plaatsen viel het zwakke schijnsel van een kaarsvlam naar buiten. Als een lantaarn aan de mast van een in het duister verborgen schip, hing het vierkante venstertje van het wachthuis in de zware, onzichtbare muur van de poort. Binnen, bij een met spaanders en splinters overdekte tafel, zat de wacht en bewerkte met een schoenmakersmes een oude klomp, om er een scheepje voor zijn jongen van te maken. Ook bij den bakker was licht.

Daar brandde knetterend het droge hout der takkebossen tusschen de roetzwarte steenen der ovenmuren en het schijnsel der dansende vlammen, dat door het geopende stookgat in de bakkerij viel, was zóó fel, dat daarin het licht van een kaars tot een geel vlekje verbleekte. Licht was het ook in de smidse van Hendrik Lambertsz, waar juist de oudste gezel een wit-gloeiend stuk ijzer uit de vlammen getrokken had. Met kracht sloeg hij de staaf op het aanbeeld, zoodat roode en gele vonken naar alle kanten wegspatten. Een leerling trok zingend aan de ketting van een piepende blaasbalg en legde een nieuw stuk ijzer in het van vlammen doorpriemde vuur. Toen gaf meester Hendrik een slag op het glanzende aambeeld, dat galmde als een klok en liet zijn hamer de eerste dans maken op het weeke metaal, dat afkoelend van geel tot kersrood, weer hard werd en klank kreeg. Honderd enterhaken moest hij maken voor de Geuzenvloot, die op het donkere water in de haven voor anker lag. Zijn bestelling zou op tijd

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(5)

klaar komen, al moest hij dan ook van de nacht een dag maken.

Slechts enkele vroege werkers waren het, die het koesterende bed verlaten hadden, om hun dagtaak in de koude, natte wintermorgen aan te vangen. Een paar lantaarns op de vloot der Watergeuzen, waar de wachten, de warme adem in hun verkleumde handen blazend, over het scheepsdek heen en weer liepen. Een enkel verlicht raam ook in de zwarte gevel der woning van den Heer van Kuyck. In een der kamers een stoel, aan het hoofdeinde van een bed en daarop een kandelaar van Saksisch porcelein met een kaars, die zijn verkoolde pit in een krul omlaag liet hangen. Uren lang reeds moest deze kaars gebrand hebben, zonder dat zij gesnoten was. Op de stoel lag beschreven papier en ook op de grond voor het bed, waren in het half-duister de vale vlekken van witte bladen zichtbaar. De rug steunend tegen een stapel kussens, het hoofd terzijde op de schouder gevallen en in de hand een rol papier, een slapende man. Zijn gelaat was afgewend van het licht en de houding waarin hij rustte, verried dat de slaap hem terwijl hij bezig was overvallen moest hebben. In zijn houding was geen overgegeven rust, maar aandacht; het was alsof hij sluimerend luisterde. Ieder oogenblik kon hij de oogen openen, zou hij, alsof hij niet geslapen, doch alleen even nagedacht had, zijn arbeid kunnen hervatten. Zijn ademhaling was snel en

onregelmatig en werd telkenmale onderbroken door een zucht, waarbij hij even het hoofd bewoog, alsof hij het wilde omdraaien. Toen het hameren in de nabijgelegen smidse begon, ging een schok door het lichaam van den slapende en keerde hij zijn gelaat met een ruk naar het licht toe. Zijn hand liet het papier los, dat ontrolde en open op het beddek kwam te liggen. ‘Ontwerp voor een verbond en unie tusschen de gewesten Holland en Zeeland’ stond bovenaan het blad geschreven.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(6)

Willem, prins van Oranje, sliep onrustig. Toen, na urenlange arbeid in de nachtelijke stilte, moeheid en afmatting zijn oogen gesloten hadden, had alleen zijn lichaam de strijd opgegeven. Zijn geest was niet tot rust gekomen en gedachte was in droom overgegaan. Terwijl het lichaam zich ontspande in de slaap, ging het gedachtenleven door en straks zou Oranje, zooals dit in de laatste tijd dikwijls gebeurde, vermoeid en afgemat ontwaken. Het thans naar het licht gekeerde gelaat, weerspiegelde bij tusschenpoozen iets van de onrust en spanning, waarin de slapende moest verkeeren.

Emoties veroorzaakten bewegingen in de spieren van het aangezicht, die bij de oog- en mondhoeken samentrokken en de fijne rimpeltjes tot groeven verdiepten. Ofschoon hij nog maar nauwelijks veertig jaar was, had Oranje het uiterlijk van een man, wiens krachten opgebruikt waren. Het dunne haar was bij de slapen reeds sterk vergrijsd, de mondhoeken waren omlaag getrokken, het voorhoofd gerimpeld. Maar duidelijker dan deze blijvende teekenen van verval, openbaarde de houding en het voorkomen van den slapende de toestand van uitputting waarin hij verkeerde. De hijgende ademhaling, het op de schouder gevallen hoofd, de zweetdruppels bij de oogkassen en de vermagerde handen, die thans geopend op het beddek lagen, gaven hem het uiterlijk van een zieke.

De kaarsvlam was al lang gedoofd en door de openingen en de naden van de gesloten luiken viel reeds het vale licht van de morgen, toen Oranje ontwaakte. Hij richtte het lichaam een weinig op, streek de vingers door zijn haar en trachtte na te gaan hoe zijn lichamelijke toestand was. Zijn beenen waren zwaar en hij gevoelde zich moe, maar de koorts, die hem de vorige dag geteisterd had, scheen geweken te zijn. Vandaag en morgen zou het dus wel weer gaan, maar daarna, op de derde dag, kon een nieuwe koortsaanval hem overvallen en zou hij misschien, zooals in de laatste tijd herhaaldelijk

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(7)

voorgekomen was, weer genoodzaakt zijn het bed te houden. Ellendige, verraderlijke ziekte, die hem aangreep op oogenblikken, dat hij over al zijn werkkracht de volle beschikking moest hebben. Maar het mocht hem nog tot tevredenheid stemmen, dat de ziekte niet verergerde en dat hij zich althans nog twee van de drie dagen aan zijn arbeid geven kon. Niettemin had hij er een voorgevoel van, dat hij op deze wijze niet lang meer zou kunnen doorgaan en dat hij binnenkort de strijd zou moeten opgeven.

De moeilijkheden namen bij het uur toe, de toestand waarin het land verkeerde, dwong tot verscherpte waakzaamheid en grootere inspanning en hij was helaas niet bij machte meer te geven dan hij tot nu toe gedaan had. Nu na Alva's vertrek een oorzaak van voortdurende vrees was weggenomen, nu een der bronnen waaruit het volk der Nederlanden met haat en verbittering gevoed werd, had opgehouden te vloeien, had een algemeen verlangen naar vrede zich van de menschen meester gemaakt. Deze afkeerigheid van de oorlog kon gevaarlijk worden voor een volk, welks zwakke militaire en staatkundige positie de oorzaak tot het sluiten van een nadeelige vrede zijn kon. In niet meer dan twee provinciën was het volk in staat en bereid voor de inwilliging van de eischen, zooals deze den koning gesteld waren, tot het laatste toe te blijven strijden. Van burgerij en adel waren het slechts enkelen die achter hem stonden en die er niet aan dachten om ook maar op een enkel punt toe te geven. Bijeenroepen van de Staten-Generaal, verwijdering van de Spaansche troepen uit de Nederlanden, vrijheid van godsdienst, herstel der oude privilegiën en afschaffing van de nieuwe belastingen. Dit program werd alleen ten volle onderschreven door de Calvinisten in de gewesten Holland en Zeeland. In de overige provinciën waren zelfs de opstandigen voor een compromis te vinden en bereid tot het sluiten van een vrede, die niet anders dan nood-

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(8)

lottig kon worden. De overgroote meerderheid der Staatschen, die weliswaar Spanje's heerschappij moe waren, maar die in de beweging, waarvan hij de leider was, een niet minder te duchten gevaar zagen, was nog tot veel grootere tegemoetkomingen bereid en zou, nu de mildere en meer menschelijke Requesens den tyran van Toledo opgevolgd had, gemakkelijk tot een vergelijk te brengen zijn. Samen met de

koningsgezinde Katholieken, vormden zij een overweldigende meerderheid, waarbij de partij der onverzoenlijke Hervormden in het niet zonk. En zelfs deze Calvinisten, die tot het uiterste zouden gaan en op wier toewijding en bijstand hij blindelings vertrouwen kon, wat begrepen zij van het groote doel? Waren zij niet evenzeer vervuld van haat en leden zij niet aan dezelfde kleinmoedigheid als de vijanden, die zij verbitterd en heldhaftig bestreden? Wat begrepen zij, die vrijheid van overtuiging vroegen, van het recht dat anderen op hùn overtuiging hadden? Vrijheid tot het uitoefenen der hervormde eeredienst eischten zij, vrijheid van geweten en overtuiging, maar tegelijkertijd wilden zij den Katholieken deze rechten ontnemen en de Roomsche eeredienst verbieden. Deze kortzichtigen, deze betrouwbare, toegewijde domooren, de eenigen op wier hulp hij ten volle rekenen kon, bemoeilijkten de strijd en hielden gescheiden wat onherroepelijk zou moeten samengaan om te kunnen overwinnen.

Hij mocht er tegenin gaan zooveel hij verkoos en telkens opnieuw weer in woord en geschrift de vrijheid voor ieder blijven verkondigen, zijn stem zou met wantrouwen worden gehoord en onbeantwoord blijven, zoolang de Katholieken zagen, dat zijn woorden niet overeenstemden met de daden zijner volgelingen, die de kerken sloten en de kloosters plunderden. Verbrokkeling en oneenigheid, verdeeldheid en

versplintering bij hen, die denzelfden gemeenschappelijken vijand hadden, een vijand die machtig en rijk, vast van beginsel en doelbewust was.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(9)

Oranje belde. Een secretaris kwam binnen en opende de luiken. Van waterdamp verzadigd scheen het grauwe licht van de morgen, dat thans in de kamer viel.

- Is er nog tijding uit Middelburg gekomen? vroeg de prins.

- Reeds vroeg, bij het aanbreken van de dag. Een bode met het bericht, dat de bezetting van de stad het houdt en dat Mondragon een overgaaf op voorwaarden afgeslagen heeft. Hij heeft gezegd, dat hij de stad liever op tien plaatsen in brand steekt dan zich aan de Geuzen over te geven.

- En hij is er de kerel naar om zijn bedreiging waar te maken. Hij rekent op ontzet door Romero. Laat de bode wachten en stuur iemand naar den admiraal met de boodschap, dat hij zoo spoedig mogelijk hier zal komen. Alvorens op te staan, verbrak de prins de zegels van de beide brieven, welke de secretaris had meegebracht en begon te lezen. Lodewijk deelde hem mede, dat zijn toerustingen bijna voltooid waren en dat hij met zijn leger spoedig de Nederlanden hoopte binnen te trekken.

De tweede brief was afkomstig van zijn vriend en medewerker Marnix van Sint Aldegonde, die reeds gedurende geruime tijd door de Spanjaarden gevangen werd gehouden. Levensgevaar bestond er voor Marnix echter niet, daar Oranje bekend had laten maken, dat het hoofd van graaf van Bossu, die bij de slag op de Zuiderzee gevangen genomen was, vallen zou, als zijn vriend eenig leed zou worden aangedaan.

Dit moest ook Sint Aldegonde bekend zijn en daarom verwonderde het den prins een brief van hem te ontvangen, waaruit bleek, dat zijn vriend de moed opgaf.

Ongelooflijk scheen het, dat deze regels, waarin op een vergelijk met den koning aangedrongen werd, van een der felste en onverzoenlijkste voorvechters der

Hervorming afkomstig zouden zijn. Het moest Marnix bekend zijn, op welke dwaze en onaannemelijke voorwaarden Spanje bereid zou zijn

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(10)

tot een verzoening met de opstandelingen, een vrede, waarbij het den ketters alleen maar toegestaan was de rest van hun leven in ballingschap te slijten. En dit waren nog maar geruchten, die wellicht nog gunstig afstaken bij de werkelijkheid. Niettemin bleek Marnix thans bereid te zijn tot het treffen van een vergelijk. Hoezeer moest het verblijf in de gevangenis zijn vriend aangegrepen hebben, om zichzelf, zijn makkers en zijn zaak zoo te kunnen vergeten. Wellicht, zoo schreef hij, zal God ons, nadat wij in ballingschap zijn gegaan, gelegenheid geven om den koning zulke goede diensten te bewijzen, dat hij ons een gunstiger oor leenen en ons toestaan zal naar het land terug te keeren. Arme, verblinde Marnix! Armzalige hoop, welke nimmer verwezenlijkt zou worden. Een schip zonder stuurman, dat daarheen dreef, waar wind en golven het brachten. De zaak, waarvoor hij jarenlang gestreden had, was wel zeer slecht gediend met de raad van dezen ontmoedigde. Het was volkomen nutteloos, om over een vrede op deze grondslag te onderhandelen. Oranje las de regels voor een tweede maal over en sterker nog dan bij de eerste lezing werd hij getroffen door het kinderlijk vertrouwen, dat de van zijn vrijheid beroofde Marnix stelde in tegenstanders, die nooit van betrouwbaarheid blijk hadden gegeven. Deze brief was echter een nieuw en overtuigend bewijs, dat het allerwegen bestaande vredesverlangen gevaarlijk begon te worden.

Oranje stond op, begon zich aan te kleeden en wierp door het venster een blik op de stad. Glimmend, als de ruggen van dieren die zooeven uit het water gekropen waren, lagen de nat-geregende daken onder de grijze hemel. Uit eenige schoorsteenen steeg blauwe, doorschijnende turfrook, die zich verdunde tot een nevel en langzaam landwaarts dreef. Op enkele mijlen afstand, in de richting waarin de rook verdween, lagen de troepen der opstandelingen, die Middelburg belegerden. De stad

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(11)

moest ingenomen en het eiland van Spanjaarden gezuiverd worden. Daarna Leiden en misschien Haarlem... als Lodewijk tenminste op tijd kwam en het groeiend verlangen naar een ontijdige en gevaarlijke vrede tegengegaan kon worden.

De Geuzen-admiraal Boisot meldde zich.

- Mondragon weigert, zei Oranje, hij schijnt op hulp te rekenen. Uit een

onderschepte brief aan de belegerden blijkt, dat, behalve Romero, ook d'Avila een poging tot ontzet zal ondernemen. Wij zullen een landing op Walcheren moeten verhinderen. Zijt gij gereed?

- Wat hier in Vlissingen ligt is klaar; het wachten is op de Hollanders. Bij het aanbreken van de dag heb ik een bode naar Hoorn gezonden.

- God geve, dat de anderen tijdig hier zijn.

Oranje stond voor het venster en over de daken der huizen heen ging zijn blik in de richting van de haven, waar de schepen der Watergeuzen voor anker lagen.

Beneden in de nauwe straat klonken de hamerslagen van meester Lambertsz en zijn gezellen, die enterhaken voor de Geuzenvloot aan het smeden waren.

Don Louis de Requesens y Cuñiga, groot-commandeur van Castilië, schoof, na een vluchtige blik op de eindcijfers geworpen te hebben, het rapport betreffende de toestand der financiën in de Nederlanden terzijde en keek de leden van de Raad van Financiën beurtelings aan.

- Allertreurigst, zei hij.

Hij stond op en bleef een oogenblik staan met zijn handen op de hooge rugleuning van zijn stoel. De heeren, die het verslag hadden opgemaakt, zwegen en wierpen elkander steelsche blikken toe. Zoo was dus het oogenblik, welks nadering zij allen met weerzin hadden tegemoet gezien, aangebroken. Baron van Berlaymont, de voorzitter van de Raad van Financiën, die sedert eenige

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(12)

tijd aan een hartaandoening lijdende was, kreeg het benauwd en drukte zijn hand tegen zijn borst. Hij was niet meer bestand tegen de schokken, welke een

verantwoordelijk regeeringspersoon elk oogenblik ondergaan moest en het zou, als hij zijn dood niet verhaasten wilde, noodig zijn ontslag uit 's konings dienst te nemen.

Ook wenschte hij niet langer aansprakelijk gesteld te worden voor de toestand van ontreddering, waarin deze landen verkeerden. Gedurende een lange reeks van jaren had hij zijn beste krachten aan het besturen van de Nederlanden gegeven, maar zijn toewijding en ijver had hij verspild aan een hopelooze zaak. De Spaansche schatkist liep leeg, goud stroomde voortdurend naar het noorden en hij was de man, door wiens handen de goudstroom ging, welke deze landen verslonden. Iedereen, zelfs de koning, begreep, dat hij geen schuld had aan dit eeuwige verlies, maar niettemin was hij de man, die de verantwoordelijkheid droeg en tot wien men zich wendde als het spaak dreigde te loopen. Hij was de laatste in de lange rij van ambtenaren, militairen en regeeringspersonen, die, van laag tot hoog, de aansprakelijkheid voor het financieel beleid van zich afschoven, die de verantwoordelijkheid aan elkander doorgaven, als een brandemmer, welke van hand tot hand ging. Naast hem stond alleen de landvoogd en deze hield zijn handen op zijn rug, als hij, op zijn beurt, zijn emmertje trachtte door te geven. Hij moest het vasthouden en toonen, hoe weinig er nog maar van de inhoud overgebleven was. Het goud, dat bij scheepsladingen uit Spanje gekomen was en het weinige, dat deze gewesten inbrachten, stroomde sneller weg dan het toevloeide, het verdween als water, dat over een droge zandgrond wordt uitgestort.

De oorlog verslond schatten, er werd door iedereen gestolen en geknoeid, verduisterd en vervalscht en zoodra men er met groote moeite in geslaagd was een oud gat te stoppen, ontstonden er verscheidene nieuwe,

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(13)

als in een wollen kleed, waaraan de motten gevreten hadden. Zoo was het geweest onder Margaretha en Alva en zoo zou het thans ook weder onder Requesens gaan.

- Geld voor de troepen, soldij voor de soldaten, dat is het eerst noodige, hoorde hij den landvoogd zeggen. Valdez belegert Leiden en moet geld voor zijn mannen hebben. Ook het eiland Walcheren, waarop Oranje thans zijn macht samentrekt, moet tot elke prijs teruggewonnen worden. Maar wij vragen u, mijneheeren, wat kunnen wij beginnen met de armzalige handvol geld, welke wij nog tot onze beschikking hebben?

- Een dringend verzoek om geld is gisteren aan den koning verzonden, antwoordde Berlaymont.

Hoeveel maal had hij deze zelfde zin in de laatste jaren reeds gezegd! Was het niet, alsof hij zooeven Margaretha of Alva inplaats van den nieuwen landvoogd geantwoord had? Een verzoek om geld is naar Spanje onderweg. Sedert jaren reeds vormden deze verzoeken een regelmatig terugkeerende correspondentie tusschen Brussel en Madrid, maar in weerwil van de omstandigheid, dat de vloot voortdurend meer goud en metaalertsen uit de nieuwe wereld aanvoerde, werden de geldzendingen die in de Nederlanden aankwamen, steeds schaarscher. Het was stil gebleven nadat de baron geantwoord had, want de landvoogd dacht na en de andere heeren waren tevreden dat zij niets behoefden te zeggen. Het herstel van de financieele chaos eischte een andere dan deze, reeds zoo dikwijls tevergeefs beproefde oplossing.

Opnieuw een blik op het papier werpend, vroeg Requesens, waarom het bedrag, dat de gewesten hadden opgebracht, zoo laag gebleven was. Er bestonden toch nog zooiets als financieele verplichtingen tegenover den koning. Stellig, deze

verplichtingen bestonden, maar de gewesten geliefden er geen rekening mede te houden. De hertog van Alva had niet voor niets zijn toevlucht tot geweld en tot de tiende penning genomen.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(14)

- De oorzaak van alles ligt in de godsdienststrijd, zei de landvoogd. Deze zaak is van onze kant geheel verkeerd aangepakt.

Niemand gaf antwoord en Berlaymont vroeg zich af, op welke wijze de nieuwe landvoogd het dan met de Nederlanders dacht klaar te spelen. Roomsch of kettersch, vuur en water, maar als het om de duiten ging, viel er met al deze kerels niets te beginnen.

- Crediet, een leening?

- Geen oortje meer, Excellentie! Onze schulden, waarvan zelfs de rente niet op tijd betaald wordt, zijn te hoog opgeloopen. De eerste de beste marskramer krijgt in deze landen op het oogenblik gemakkelijker crediet dan onze koning.

Requesens ging zitten, maar stond, nadat hij opnieuw zwijgend in het rapport gebladerd had, weder op en zei, dat de bespreking geëindigd was. Toen de heeren vertrokken waren, nam hij het verslag wederom ter hand en begon te rekenen.

Anderhalf millioen gulden per maand vroeg het onderhoud van de troepen. Aan achterstallige soldij was men den soldaten meer dan zestien millioen gulden schuldig.

Gedurende Alva's bewind had de oorlog meer dan honderd millioen gulden verslonden. Waren dit de schatten, die deze grootspreker den koning beloofd had?

En dit ontredderde schip moest hij drijvende houden. In deze landen, die, voor zoover zij niet openlijk tegen den koning waren opgestaan, in gisting verkeerden en

weerspannig waren, zou hij orde en rust moeten herstellen. Nadat Alva met het zwaard als een bezetene de boel kort en klein geslagen had, zag hij zich de hopelooze taak toebedeeld, de stukken weder aaneen te lijmen. En bij dit alles een schatkist, waarvan de bodem bestendig te zien was en met een leger, dat ieder oogenblik aan het muiten kon slaan! Hoeveel liever zou het hem geweest zijn, als Filips hem rustig in Spanje gelaten had. Voorloopig kon hij er zich nog geen voor-

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(15)

stelling van vormen, op welke wijze hij het bestuur zou moeten regelen. Een zaak stond echter vast: dat het niet zou kunnen gebeuren op de wijze, waarop de hertog van Alva het gedaan had. De rebellen dienden met de wapenen bestreden en tot gehoorzaamheid gedwongen te worden, maar met het geweld tegen de niet opstandige burgers moest het afgeloopen zijn. Pijnbank en brandstapel waren niet de juiste middelen, om deze lieden in toom te houden. De geschiedenis der laatste jaren had dit voldoende bewezen. Er diende een politiek van verzoening gevoerd te worden en daarom was het allereerst noodzakelijk, de gehate Raad van Beroerten buiten werking te stellen. Verder zou een algemeen pardon de gemoederen wellicht tot bedaren brengen en den onruststoker Oranje de wind uit de zeilen nemen.

Een bediende bracht de boodschap, dat de paarden gereed stonden. De landvoogd nam het rapport van de tafel en sloot het in een lade. Voor de toekomst kon dit stuk, dat over een verknoeid verleden handelde, van niet veel nut meer zijn.

Diezelfde middag kwam hij aan te Antwerpen, de grootste en belangrijkste havenstad van het rijk. Na door het stadsbestuur begroet te zijn, begaf hij zich naar het nieuwe kasteel, dat zijn voorganger, teneinde de stad voortdurend onder het geweld zijner soldaten te houden, had laten bouwen. Het was een machtige sterkte, die beantwoordde aan de hoogste eischen, die uit militair-technisch standpunt gesteld konden worden. Op een der binnenhoven zag Requesens het groote standbeeld, dat Alva van zichzelf, van het brons der op den vijand bij Jemgum veroverde kanonnen, had laten gieten. Een oogenblik bekeek hij het meer dan levensgroote beeld en hij dacht aan het andere monument, de ontredderde schatkist, dat de hertog bij zijn vertrek had achtergelaten. Hij wendde zich tot den vestingcommandant, die zwijgend naast hem stond.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(16)

- Neerhalen, zei hij. Van het metaal worden kanonnen gegoten.

De commandant salueerde.

In de haven van Hoorn heerschte groote bedrijvigheid. De vloot der Watergeuzen, waarvan de meeste schepen aan de gunstig verloopen slag op de Zuiderzee hadden deelgenomen, werd gereed gemaakt om weder uit te zeilen. Anders dan in de overige kustplaatsen, welker bewoners de nadering der vrijbuiters nog altijd met angst en beven tegemoet zagen, waren de Geuzen in Hoorn en Enkhuizen gasten, die men gaarne komen en noode vertrekken zag. Nadat Engeland's koningin hun de toegang tot haar havens verboden had, waren de zeeschuimers genoodzaakt geweest in hun eigen land wijkplaatsen te zoeken. Den Briel was de eerste stad geweest, welke zij door een gelukkig toeval in handen gekregen hadden en spoedig daarna waren andere kustplaatsen gevolgd. Het noordelijk gedeelte van Holland, dat geheel door de zee omgeven was en alleen vanuit het zuiden over land toegankelijk was, was een voor zeevarenden gemakkelijk te bereiken en goed te verdedigen gebied. Ook waren de aanhangers van de partij van de opstand hier talrijk. Anders dan in de meeste overige havenplaatsen, die van de oorlog en van de achteruitgang van de zeevaart nadeelige gevolgen ondervonden, heerschte in Hoorn en Enkhuizen, sedert de Watergeuzen hier regelmatig terugkeerende gasten geworden waren, een betrekkelijke welvaart.

Er werd een levendige en voordeelige handel in de buitgemaakte koopmansgoederen gedreven, scheepstimmerlieden, zeilmakers en smeden hadden volop werk en in de taveernen kon men de drukte soms niet af. Ofschoon de Geuzen het dikwijls gemakkelijk gewonnen geld nog altijd met volle handen om zich heen strooiden en onbestreden meesters gebleven waren op het gebied van feestvieren en baldadigheid,

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(17)

waren wanorde en bandeloosheid op de Geuzenvloot in de loop der laatste jaren toch sterk verminderd. De tucht was er belangrijk op vooruitgegaan, sedert Oranje den wildeman Lumey van der Marck van het bevel over de vloot ontheven had. Zijn tiende-penning-vlag was verdwenen en op alle Geuzenschepen wapperde thans de driekleur van den prins.

Dertig bodems werden gereed gemaakt, om straks uit te zeilen naar de Schelde, waar de Hollanders de Zeeuwen zouden bijstaan, om het ontzet van de stad Middelburg te verhinderen. Het vertrek van de vloot zou tegen het middaguur plaatsvinden en de mannen, die met hun werk gereed waren, gebruikten de

overblijvende tijd, om van verwanten en vrienden afscheid te nemen en samen met hen nog een laatste en allerlaatste glas te drinken.

In Het Wapen van Hamburg, een kleine, aan de haven gelegen taveerne, van waar uit men een ruim uitzicht over het Hoornsche Hop had, waren talrijke Watergeuzen bijeen. Bij een tafeltje voor het venster zaten drie mannen, die om de beurt de dobbelbeker schudden. Zij droegen de grove kleeding der zeelieden en boven het ruige, wollen wambuis stonden bruine, verweerde koppen, van rimpels doorploegde gezichten, waarin alleen de heldere oogen door tijd en zeewind onaangetast gebleven waren. Hun handen waren hard als het hout van de tafel waarop zij rustten en onder de door zon en regen gelooide huid lagen de spieren der krachtige vingers als strak gespannen koorden.

- De laatste worp, zei een der mannen en hij sloeg de rand van de lederen beker met een klap op het tafelblad.

- Verloren!

- Dat is vandaag het tweede rondeelke, dat uit uw beurs betaald zal worden, Simon.

De verliezer trok glimlachend de schouders op en riep den waard toe, dat hij een nieuwe kan bier moest

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(18)

brengen. Terwijl zij hierop wachtten, keken de mannen naar buiten, waar de sjouwerlieden nog druk bezig waren met het aan boord brengen van munitie en scheepsbehoeften. De Geuzen-admiraal Cornelis Dirkszoon stond in gezelschap van eenige van zijn schippers op de kade en hield een oogje op de laatste werkzaamheden.

Andere kapiteins bevonden zich reeds aan boord en straks, als de hoornblazer op het vlaggeschip het signaal zou blazen, zouden ook zij, die in de taveernen hun bier dronken of hun liefjes een laatste afscheidskus gaven, hun schepen moeten opzoeken.

Simon, de mandenvlechter, zuchtte. Jacob, zijn zwager, keek hem aan.

- Spijt, dat ge niet meegaat?

- Hoe zou ik?

- Ge kunt nog veranderen, meende Vincent. Uw kapitein staat daar, bij de anderen.

Een enkel woord en uw besluit is ongedaan gemaakt.

- 't Moet maar zoo blijven, antwoordde Simon. Er is bovendien in mijn plaats al een ander aangenomen. Karel, de zoon van Pier van Edam, gaat mee.

- Een landrot verloochent zijn aard nooit, riep Vincent lachend en gaf zijn vriend een stevige klap op de schouder.

Simon week verschrikt terug, toen de harde hand van den verver op hem neerkwam.

Enkele maanden geleden, bij de slag op de Zuiderzee, had een Spaansche kogel een gedeelte van zijn schouderblad verbrijzeld en de wond was nog altijd niet geheel genezen.

- Niet zoo hartelijk, zei hij, anders overleef ik het niet. Toen het bier gebracht was, klonken de mannen. Men dronk op de aanstaande overwinning en op Simon's behouden terugkeer in het oude nest. Sedert Aagje, die na de invoering der verscherpte inquisitie naar Duitschland de wijk genomen had, haar man had laten weten dat zij, nu Alva vertrokken was, naar Holland wilde

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(19)

terugkeeren, was Simon niet langer op de Geuzenvloot te houden. Ook voor hem was de tijd een goede geneesheer geweest, die oude wonden geheeld en vergetelheid geschonken had. Kort na het beleg van Haarlem, toen het avontuur met Kenau Hasselaar's nicht, de bekoorlijke Kaatje, nog frisch in zijn geheugen lag, had hij het angstvallig vermeden, zijn vrouw onder de oogen te komen. Inplaats van naar Duitschland te gaan, had hij een toevlucht gezocht op de vloot, waar ontrouwe echtgenooten onbereikbaar waren voor hun lastige, nieuwsgierige vrouwen. Thans echter was alles alweer zoo lang geleden, dat het hem voorkwam, alsof het avontuur in werkelijkheid nooit had plaatsgevonden en hij alles slechts gedroomd of bedacht had. Zóó alleen kon een mensch zich het leven dragelijk maken: het verleden vergeten en het oog op de toekomst gericht houden. Zoo ging het immers ook in de wereld?

Gisteren nog Alva, die de Nederlanders vervolgde en grijsaard noch kind ontzag, vandaag de nieuwe landvoogd Requesens, die verzoeningsgezind was en die het misschien weder mogelijk maken zou, dat de bannelingen naar hun haardsteden terugkeerden. Voorloopig echter viel aan een terugkeer naar Leiden nog niet te denken, daar de Spanjaard de stad belegerde en er geen kip in of uit de veste komen kon. Maar ook dat zou wel in orde komen als de vrede gesloten werd. Of Vincent ook niet meende, dat de zaken onder den nieuwen landvoogd een gunstige wending zouden nemen.

De verver begon te lachen, zette tot antwoord de beker aan zijn mond en ledigde deze in één teug. Een andere matroos streek zijn handpalm langs zijn natte lippen, boog zich tot Simon over en vroeg, of deze nu werkelijk zoo'n ezel was om te verwachten, dat ketters en papen het ooit eens zouden worden.

- Vuur verdraagt zich niet met water, mijn jongen, zei Vincent. In mijn land, in Vlaanderen, kan men het

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(20)

misschien nog eens worden, maar de Hollanders vreten niet wat Spaansch is.

- De verzoeningsgezinde partij verlangt vrede en zij is in de meerderheid.

- Het zijn brave kerels, deze verzoeningsgezinden, maar wie de vrede wil, zal er voor moeten vechten. Reken er maar niet op, dat Filips vrede sluiten zal, zoolang er nog één kettersche voorganger hier het woord voert en zoolang de Roomsche godsdienst niet overal hersteld is. En daarom zullen wij er maar voor zorgen, dat ons kruit droog blijft en dat de Roomschen ons niet weer afnemen wat wij met moeite te pakken gekregen hebben.

- Maar de prins wenscht, dat de belijders van de beide godsdiensten in vrede en vrijheid naast elkander zullen leven.

- Gij neemt dus alles voor goede munt, wat de menschen zeggen? In de politiek wordt dikwijls met valsch geld betaald.

- Dus Oranje liegt?

- Wie heeft dat beweerd? Niemand kan Oranje beletten een wensch te doen; hij is ook maar een mensch. Maar Simon, ik heb alles van het begin af meegemaakt, ik heb brandstapel en schavot gezien, zoowel tijdens het bestuur van Margaretha als onder dat van Alva, ik heb kerken leeggehaald en beelden stuk geslagen en ik zeg u, dat pap met peper samen niet smaakt. Misschien zou het beter zijn, als het anders was en dat zal de prins ook wel meenen, als hij zegt, dat allen samen moeten gaan.

En zijt gij zoo veranderd, Simon, dat ge het thans zoudt dulden, dat de Roomschen hun oude plaatsen weder innamen en dat de Spanjool opnieuw overal de baas werd?

- Dat heb ik niet bedoeld, maar als de godsdiensttwisten zouden zijn bijgelegd, zouden wij allen samen tegenover Spanje kunnen staan. Zoo moet Oranje het ook bedoeld hebben.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(21)

- Roomsch en Spanje zitten samen in één schil, als eiwit en dooier. Het is vóór of tegen en een tusschenweg bestaat niet.

- Ik ben het niet met u eens.

- Het zal Oranje goed doen, als hij dat hoort.

- Ge drijft er de spot mee, maar toch zal het in de toekomst zoo moeten gaan.

- Zorg er dan voor, dat ge niet te veel op de vergevens-gezindheid van de Spanjaarden vertrouwt, anders zou het met uw toekomst wel eens treurig gesteld kunnen zijn.

- Heb daarvoor maar geen vrees. Ik heb het beleg van Haarlem meegemaakt!

- Vrienden, viel Jacob hen in de rede, wij zullen met praten moeten ophouden, als wij nog een pimpel voor afscheid willen drinken. De sjouwers zijn klaar en de kapiteins zijn reeds aan boord gegaan.

Ook de overige, nog in de taveerne aanwezige matrozen, schenen begrepen te hebben, dat het oogenblik van vertrek thans snel naderde. De vaders hadden hun kinderen op de arm genomen en de achterblijvende vrouwen werden gekust. Bij ieder vertrek herhaalde zich hetzelfde schouwspel: kussen, tranen en handdrukken. De Geuzenvrouwen waren niet week en zij maakten hun mannen het heengaan niet moeilijk, maar toch waren er velen, die zich op het laatste oogenblik niet langer konden beheerschen. Maar een wijf kwam nu eenmaal een traan toe en dan... het gebeurde immers iedere reis opnieuw weer, dat velen die uitgegaan waren, niet terugkeerden.

De waard en zijn vrouw kwamen handen te kort. Voor de schenkkast verdrongen zich talrijken, die nog vlug een laatste glas wijn of brandemoris wilden drinken. En juist op dit moment, als allen tegelijk naar roemers en bekers grepen, moest de herbergier zijn oogen bizonder goed de kost geven. Die kerels waren hem te vast van greep en te schielijk van beweging. Vaak genoeg ge-

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(22)

beurde het, dat men van de drukte gebruik trachtte te maken, om er zonder betaald te hebben tusschenuit te knijpen. Maar met onbetaalde borrels kon Daantje beter zijn eigen keel smeren. Hij was reeds vanaf zijn geboorte op de wereld en het moest een sluwe vos zijn, die het klaarspeelde met zijn geld naar een anderen kastelein te gaan.

De drie vrienden stonden tegenover elkander, ieder met een glas brandewijn in de hand.

- Dus Simon, vroeg Jacob, ge blijft er bij?

- Zooals gezegd.

- Dan kan ik niets anders doen dan u een goede reis en wel thuis te wenschen.

Groet allen in Leiden van mij en vooral Aagje en den jongen.

Terwijl men de glazen ledigde, klonk buiten een hoornsignaal, gevolgd door het luiden van scheepsbellen. Uit alle woningen, werkplaatsen en taveernen kwamen menschen en begaven zich in de richting van de haven. Een uur later rolden de saluutschoten van het scheepsgeschut over het water en zeilde de Geuzenvloot met gunstige wind zeewaarts, den vijand tegemoet.

Don Requesens was te Antwerpen gebleven, teneinde toezicht te houden op het zeilklaar maken van de schepen, die onder bevel van d'Avila naar Middelburg zouden varen. Daar wachtte Juliaan Romero's vloot en samen zou men trachten de stad te ontzetten. Behalve met kogels en kruit, waren de schepen, die uit Antwerpen zouden vertrekken, rijkelijk met levensmiddelen beladen. Toen alles voor vertrek gereed was, begaf de landvoogd zich naar Bergen op Zoom, om de daar uitgeruste schepen eveneens te inspecteeren. Inmiddels waren zoowel op de Wester- als op de Ooster Schelde talrijke Geuzenscheepjes verschenen, die deels naar Vlissingen en deels op Zierikzee aan gingen. Men wilde trachten, de Spaansche vloot van twee kanten tegelijk aan te

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(23)

vallen. Zoodra in Vlissingen het bericht ontvangen was, dat de Hollandsche Watergeuzen in Zierikzee waren aangekomen, ging de prins van Oranje scheep, teneinde de Hollanders vóór de komende slag te bezoeken. Op de Schelde werd zijn schip door de Spanjaarden beschoten, maar de kogels misten hun doel en ongedeerd bereikte hij de plaats van bestemming.

Oranje gevoelde zich ziek en als de omstandigheden hem daartoe niet gedwongen zouden hebben, zou hij liever in bed gebleven zijn, dan scheep te gaan en zich bloot te stellen aan de kille Januariwind. De thans op handen zijnde onderneming was echter van te groote beteekenis, om iets aan het toeval te kunnen overlaten of iets te verzuimen, dat tot het welslagen daarvan zou kunnen bijdragen. Als Middelburg voor den Spanjaard behouden bleef, dan zou de vestingstad Vlissingen, die de toegang tot de Schelde beheerschte, voortdurend aan het gevaar van een overval blootgesteld zijn. Zoolang de Spanjaard op Walcheren vaste voet hield, had men den vijand als het ware in eigen huis en daarom moest heel het eiland in de macht der Geuzen gebracht worden. Toen men de haven van Zierikzee binnenvoer en de prins het groote aantal schepen zag, waarop zijn vlag wapperde, glimlachte hij gerustgesteld. In weerwil van het feit, dat hij orde op de vloot gesteld had en aan veel wantoestanden een eind had gemaakt, bleven deze vrijbuiters onberekenbaar en de omstandigheid, dat zij onder zijn vlag en met zijn commissie voeren, was geenszins een waarborg voor hun gehoorzaamheid. Tot op het laatste oogenblik was hij er niet van overtuigd geweest, dat de Hollanders aan zijn oproep gevolg zouden geven en tijdig in Zeeland zouden aankomen. Gelukkig bleek thans deze vrees ongegrond geweest te zijn. In de strijd tegen zijn machtigen vijand waren deze zeelieden met hun kleine scheepjes zijn belangrijkste bondgenooten en waarschijnlijk zou hij al

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(24)

lang het onderspit gedolven hebben, als de Spaansche zeemacht tegen dit Geuzenvolkje opgewassen geweest zou zijn.

Zoodra zij de haven binnenvoer, had men aan boord van de Zeemeeuw Oranje's galei waargenomen. Iedereen had zich naar het dek begeven en ook Vincent en Jacob waren naar boven gegaan, om den prins te zien. Velen kenden Oranje, den man die aan het hoofd van de opstand stond, alleen maar van naam en hadden hem nimmer gezien. Toen de galei voorbij dreef, riepen de mannen Leve de Prins en wierpen hun bonnetten in de lucht. Oranje, die niet groot van gestalte was, scheen naast den langen schipper nog kleiner en zij die hem vroeger al eens gezien hadden, zeiden dat hij mager geworden en veranderd was.

- Een klein manneke voor een aanvoerder, meende Tabe, de lange Fries.

- 't Zit bij een aanvoerder niet in de lengte van de pooten, maar in de inhoud van de kop, antwoordde Vincent. En ik kan u verzekeren, dat dit bij Oranje in orde is.

Zoodra de galei gemeerd was, kwamen de kapiteins aan boord en werd krijgsraad gehouden. Oranje wees de bevelhebbers nog eens op de belangrijkheid van het behoud van Walcheren en toen hij uitgesproken had, beloofden de mannen hem, dat zij alles wat in hun vermogen lag zouden doen, om den Spanjaard van het eiland te verjagen.

Oranje liet zijn blik gaan langs de ruwe, verweerde koppen, waaruit oogen, die ingesteld waren op de wijdheid van de zee, hem open en rustig aankeken.

- Het komt in orde, prins Willem, zei een groote, breedgeschouderde schipper en Oranje voelde zijn vingers omklemd door een harde, eeltige hand.

Toen wist hij, dat het werk der verdediging van Walcheren veilig aan deze mannen kon worden toevertrouwd.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(25)

Nog diezelfde dag vertrok hij naar Delft, om maatregelen voor het ontzet van Leiden te treffen.

De beide te Antwerpen en te Bergen op Zoom uitgeruste Spaansche vloten zouden zich voor Middelburg vereenigen. De schepen der Watergeuzen waren echter vroeger op deze plaats aangekomen en toen de Spanjaarden bijna gelijktijdig uit twee richtingen naderden, zagen zij zich het vaarwater door de kleine scheepjes der Nederlanders versperd. Zonder verwijl liet Romero den vijand de volle laag geven, welk voorbeeld onmiddellijk door d'Avila werd gevolgd. De uitwerking van de op zoo korte afstand afgevuurde zware scheepskanonnen was verschrikkelijk. Eenige Geuzenkapiteins sneuvelden, tientallen matrozen vonden reeds dadelijk de dood, admiraal Boisot werd ernstig aan het hoofd gekwetst en verloor een oog. Twee schepen, die juist boven de waterlijn een voltreffer gekregen hadden, maakten slagzij, begonnen snel te zinken en verdwenen na korte tijd in de diepte. Den vijand werd echter geen gelegenheid gegeven zijn kanonnen voor de tweede maal te laden of een andere positie in te nemen. De Geuzen-scheepjes omzwermden de Spaansche zeekasteelen en meester Lambertsz's enterhaken, die op tijd gereed gekomen waren, werden uitgeslagen. Aanklampen en beklimmen, want niets ontmoedigt den vijand meer dan een gevecht aan boord van zijn eigen bodems. Zelfs de zwakste aanvaller maakt een goede kans op de overwinning, als het hem gelukt binnen de schansen van den vijand te komen. De eerste Geuzen die omhoog klauterden, kon men zich gemakkelijk van het lijf houden. Zij vielen omlaag als muggen, die in een kaarsvlam gevlogen waren. Maar steeds nieuwe mannen kwamen voor de gevallenen in de plaats en aan boord kwam men handen te kort om de aanvallers neer te slaan. Terwijl men zich aan bakboord verdedigde, klommen andere kerels aan stuurboord over de reeling heen en vielen de

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(26)

Spanjaarden in de rug aan. De Geuzenkreet ‘Schip genomen!’ werkte verlammend op de verdedigers. Men vocht met enterhaken, pieken, bijlen, dolken en zwaarden, want er was geen tijd om de leeggeschoten pistolen en musketten opnieuw te laden.

Spoedig glom het dek der schepen van bloed en uit de spuigaten vloeide een roode straal, alsof de schepen met menschenbloed gewasschen werden. Gevangenen werden niet gemaakt. Wie niet zoo lang mogelijk voor zijn leven vocht en zich overgaf, kreeg een dolksteek en werd overboord geworpen. Men moest overwinnen en daarom moest de vijand niet alleen buiten gevecht gesteld, maar volkomen vernietigd worden.

Had Oranje niet gezegd, dat het behoud van Walcheren, van heel Zeeland, van deze slag afhing? Neerslaan en dooden dus. Zelfs om buit te maken gunden de piraten zich thans de tijd niet. Spaansche edelen, die kostbare sieraden droegen, mochten deze meenemen in de dood en verdwenen met gouden ketens om hun hals in de golven. Verloren buit, dachten de Geuzen, maar zoo zinken de kerels beter. Na korte tijd hadden de Geuzen vijftien schepen genomen en waren meer dan twaalf duizend Spanjaarden omgekomen. Toen Romero's schip in de golven verdween, gaven de overigen de moed op en trachtten zich door een vlucht, waarbij zij door de Geuzen gevolgd werden, te redden. Juliaan Romero was, toen zijn schip in de grond geboord werd, in het water gesprongen en slaagde er in de kust te bereiken. Uitgeput en verkleumd kwam hij bij den landvoogd, die op de dijk in de stroomende regen de ondergang van zijn vloot had gadegeslagen. Zwijgend keken de beide mannen elkander aan en ofschoon geen woord van verwijt over Requesens' lippen kwam, voelde de veldheer zich gedrongen iets ter verontschuldiging van zijn nederlaag te zeggen.

- Ik ben een soldaat Heer, en geen zeeman, zei hij mat. Al kreeg ik duizend schepen onder mijn bevel, dan ge-

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(27)

loof ik niet, dat een van alle er beter zou afkomen dan deze.

- De uitslag is treurig, zei de landvoogd, maar gij hebt gedaan, wat in uw vermogen lag.

Toen keerde hij zich nog een maal om en keek over de grijze watervlakte, waarin de mast van een galjoen, die de vlag van zijn land droeg, langzaam verzonk. Voor de verdedigers van Middelburg was de laatste kans op ontzet verloren.

't Was in een kleine taveerne in de Pijlsteeg te Amsterdam, dat Simon opeens tegenover zijn vriend, jonker Arend de Munter stond. Na hun reis naar Spanje, waar zij tevergeefs getracht hadden Montigny uit de alcazar van Segovia te bevrijden, hadden zij elkander niet terug gezien. Evenals Simon, die trachten wilde over Woerden naar Leiden te komen, bevond Arend zich slechts tijdelijk te Amsterdam. Hij was die morgen uit Haarlem gekomen en zou 's middags weder naar Utrecht vertrekken om dan naar Duitschland te gaan, waar hij zich bij graaf Lodewijk's leger wilde voegen. Men kon een vriend het geheim wel toevertrouwen, fluisterde hij. Er stonden groote dingen te gebeuren en als Simon binnen Leiden wilde komen, zou hij waarschijnlijk niet lang meer behoeven te wachten. De Spanjaarden, die op de laatste dag van October de stad ingesloten hadden, zouden nu spoedig door het Nassausche leger uit hun schansen en stellingen verjaagd worden. Als Lodewijk het land binnenviel en zijn krijgsmacht vereenigde met de troepen, welke Oranje thans bijeenbracht, konden de Spanjolen voorgoed afscheid van Holland en Zeeland nemen.

- Zoover zijn wij nog niet, antwoordde Simon zuchtend.

- Gij zijt te zwaartillend, antwoordde zijn vriend, luchthartig lachend.

Er woedde een hevige sneeuwstorm, toen zij 's middags naar Utrecht vertrokken.

In de wagen bevonden zich

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(28)

nog drie andere reizigers: een jonge vrouw, die een in een doek gewikkeld kindje bij zich had, dat onafgebroken schreeuwde en een oude man. Eigener beweging zei de oude, dat hij naar Bommel moest, even later vertelde hij echter, dat Vianen het doel van zijn reis was en tenslotte kwam hij er voor uit, dat hij eigenlijk naar Breda ging.

Men had de stad nog maar nauwelijks verlaten, toen de oude zich vertrouwelijk tot Simon overboog en hem achter zijn hand toefluisterde, dat Deventer het eindpunt van zijn reis was. De geur van brandewijn, waarmede het reisdoel van den oude omhuld was, deed Simon eindelijk begrijpen, waarom de man zoo rusteloos over de landkaart der Nederlanden zwierf en glimlachend gaf hij zijn vriend een wenk. De grijsaard zei, dat het kind hem verhinderde te slapen en dat het dichtgestopt moest worden, maar voordat men Abcoude bereikt had, lag hij reeds te snurken en vertoefde hij in een wereld, waar het reizen gemakkelijker was dan in Holland in een dichte sneeuwstorm.

Bij het kasteel Loenersloot, waar in een bocht van de weg de sneeuw op een hoop gewaaid was, gaven de paarden het op. De voerman kwam van de bok en de reizigers moesten helpen scheppen en duwen. Ook de reiziger zonder doel werd gewekt met de mededeeling, dat men in Keulen was en dat de bisschop hem wilde spreken. De oude gluurde even naar het bewegende sneeuwgordijn, zei vloekend dat de bisschop maar bij hèm moest komen en kroop zoo diep mogelijk in zijn warm hoekje weg.

Dat ging echter zóó maar niet! De voerman was heer en meester van zijn wagen en als hij van meening was dat zijn knollen de last niet meer konden trekken, dan moesten de reizigers uitstappen en een handje meehelpen.

- Laat hem maar zitten, zei De Munter, hij is zoo dronken als een Watergeus.

Maar de voerman, die zelf snakte naar een hartige slok

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(29)

en die dus haast had om de volgende pleisterplaats te bereiken, was een man des gezags en des rechts. Dat drankvat slapen en hij duwen? Al zat de aartsengel Gabriel in eigen persoon stom-bezopen in zijn wagen, dan zou hij er nog niet aan denken zijn paarden noodeloos af te beulen. Hij maakte aan alle verdere woordenwisseling een eind, door den oude eenvoudig uit de wagen te halen en hem op een hoop sneeuw aan de kant van de weg neer te leggen. Met het afbeulen van de knollen was het nu gelukkig gedaan en de dronken reiziger vond, dat hij in het bed van den bisschop, al was dit dan ook een beetje koud en ruim, beter slapen kon dan in de wagen die op Keulen reed. Toen de weg vrij gemaakt was, mocht hij in zijn warm hoekje terugkeeren en de reis werd nu zonder verdere tegenspoed voortgezet tot Loenen, waar de paarden verwisseld moesten worden. Een heete pittige dronk bracht zoowel de reizigers als den voerman spoedig weder op verhaal en ook de zuigeling scheen bij het koesterend vuur weer genoeg krachten verzameld te hebben, om uit volle borst te schreeuwen. De oude, die nooit getrouwd geweest was, omdat hij het huilen van kinderen niet verdragen kon, werd boos en zei, dat het onmogelijk was om in gezelschap van zoo'n schreeuwend kind de lange reis naar Zwolle te maken. Hij was een oude man, die zijn heele leven niet van kinderen gehouden had en die dus nu wel een beetje rust mocht hebben. Toen de voerman hem uitlachte en hem een dronken praatjesmaker noemde, sloeg hij driftig met zijn vuist op de schenkkast en riep, dat hij een klacht bij een of anderen burgemeester zou indienen. Reizigers hadden recht op een behoorlijke behandeling en dit optreden zou den voerman zijn ambt wel eens kunnen kosten. Hij weigerde verder mee te reizen en bestelde in de herberg een kamer. Met vuur en brandemoris, riep hij zegevierend de dikke waardin na.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(30)

Zoo vertrok men uit Loenen met een reiziger minder.

De beide mannen overnachtten te Utrecht in de herberg De Groene Kan. De prinsgezinde waard kende De Munter, die reeds meermalen bij hem gelogeerd had.

In de ruime gelagkamer was het stil en langer dan een uur zaten zij voor het groote, fel vlammende vuur te praten, voordat een bezoeker hen kwam storen. Het was Wouter, de zadelmaker, een van de burgers, die drie dagen geleden des nachts op de wallen wacht gehouden hadden. En welk een nacht was dat geweest! Heel Utrecht was er vol van, maar er was niemand, die er iets van begreep.

- Vertel nog eens, zei de waard, nadat hij ingeschonken had. Ge kunt vrijuit spreken Wouter, 't is vertrouwd.

De zadelmaker keek de bezoekers eens even aan, nam een slok bier en schraapte zijn keel. Tot voor drie dagen, was hij een rustig burger van de goede stad Utrecht geweest, een zadelmaker, die in wijde omgeving een goede roep genoten had, maar die in het groote gebeuren van de wereld toch nimmer een plaats van beteekenis had ingenomen. Maar opeens, in die stille, bitter-koude Februarinacht, had de hemel zelf hem en vier anderen betrokken in het wonder der openbaring, de grootste genade die voor een eerzaam zadelmaker was weggelegd. Na die merkwaardige nacht was hij echter niet hoovaardig geworden en was hij gebleven, wat hij reeds sedert jaren was:

Wouter, de zadelmaker. Maar niettemin zag hij aan anderen, dat hij toch een bizondere Wouter geworden was, iemand die iets van de glans des hemels in zijn blik moest hebben, omdat het hem vergund geweest was in de toekomst te kijken. Ontelbare malen had hij het verhaal van zijn openbaring reeds aan zijn stadgenooten moeten doen en tot zijn verwondering was hem daarbij gebleken, dat hij zich telkens meer van het gebeurde had weten te herinneren. En nu waren het vreemdelingen, menschen voor wie alles nieuw en onbekend was, die op zijn mededeelingen

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(31)

zaten te wachten. Voor de gasten, die de vier andere deelgenooten in het geheim niet kenden, was hij de man die het wist, die als het ware sprak voor heel Utrecht, de stad waar het wonder geschied was en welker bevolking dus ook eenigszins bij de openbaring betrokken was.

Hij wisselde een blik van verstandhouding met den waard, omdat alleen zij beiden wisten wat er nu zou gaan komen, nam nog een slok bier en begon. Zóó was het dan gegaan. Samen met vier anderen had hij de wacht op de wallen in de nabijheid van de Amsterdamsche poort betrokken. Er stond een straffe, noord-oosten wind en hij en Daniël Schaaf, de timmerman, hadden tevergeefs getracht zich achter het

metselwerk van een bastion een weinig tegen de scherpe, alles doordringende koude te beschermen. Terwijl zij stampvoetend heen en weer liepen, had Daniël, die in Amsterdam geboren was, hem van zijn jeugd verteld en hem toevertrouwd, dat hij met de gave van het tweede gezicht geboren was. Zooiets was een genade God's en geen duivelswerk, zooals de menschen in vroegere tijden, toen een van Daniëls overgrootmoeders als heks verbrand was, beweerd hadden. Bleek ook niet uit de bijbel, dat de Heer alleen zijn uitverkoren kinderen het voorrecht schonk om in de toekomst te kunnen zien?

Zoo had Daniël het gezegd en Wouter was er in die koude winternacht nog kouder van geworden. De zadelmaker zweeg even en scheen op een teeken van instemming te wachten. Toen Simon, die uit eigen ervaring wist, dat God zijn kinderen soms dwingt de wonderlijkste wegen te bewandelen, begrijpend het hoofd geknikt had, vervolgde Wouter zijn vertelling.

Daniël had hem dan, gedurende de uren dat zij half verkleumd op de wallen hun burgerplicht vervulden, verteld van de voorspellende droomen en visioenen, die, van het oogenblik dat hij spreken kon, in zijn leven

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(32)

waren voorgekomen. Daar was in de eerste plaats de groote brand bij de Sint Jan.

Had hij deze soms niet vier en twintig uur van tevoren in een droom gezien? Verder de dood van manke Franciska, die met een mand met visch zoo merkwaardig was komen te vallen, dat niemand dacht dat haar iets mankeerde en die toch enkele uren later de geest gegeven had. En dan het ongeluk op het ijs! Haarfijn had Daniël zijn moeder een week voordat het ongeluk plaatsvond verteld, hoe het gebeuren zou en wie daarbij om het leven zouden komen. Geurt, wiens eenige jongen toen verdronken was, had er nog om gelachen, toen Daniëls moeder hem voor het dreigend gevaar gewaarschuwd had. Deze en andere merkwaardige verhalen had de timmerman hem gedaan in de tijd, die vóór middernacht verstreek. Nu stond in Daniël's horoscoop de maan in een waterteeken, terwijl hij bovendien op Zondag de dertiende geboren was. Menschen met wie het zoo gesteld was, moesten wel de gave van het tweede gezicht bezitten; dat kon een kind begrijpen. En toen opeens, de klokken waren nog niet koud van hun twaalfde slag, was het begonnen. Daniël was blijven staan als een steenen beeld en Wouter, wiens voeten bijna bevroren waren, had hem er niet toe kunnen bewegen, zelfs ook nog maar een stap te doen. Daar, had de timmerman gefluisterd en hij was recht omhoog blijven kijken naar de donkere hemel, waar op dat oogenblik nog niets te zien viel. Waar en wat dan? had Wouter gevraagd. Maar zijn vriend had hem beduid, dat hij zwijgen moest. Een gat in de lucht, had de timmerman eindelijk gezegd. God mag weten, wat er nu zal gaan gebeuren, maar het is zeker, dat het iets verschrikkelijks moet zijn. Ofschoon Wouter de scherpe wind toen niet meer voelde, was hij toch nog kouder geworden. Samen waren zij naar boven blijven kijken en toen had hij plotseling gezien, dat zijn vriend de waarheid gesproken had en dat er werkelijk een gat in

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(33)

de lucht ontstaan was. Een rood gat was het, had Daniël gezegd en toen had Wouter het ook duidelijk gezien. Rood, en hoe, bloedrood was het geweest. De drie anderen waren er bij komen staan en na eenige seconden hadden ook zij, stuk voor stuk, het bloedroode gat gezien. Hier nu was het klare bewijs, dat van zinsbegoocheling geen sprake geweest kon zijn, want vijf man, allen kerels die hun zinnen goed bijeen hadden en die in de stad bekend stonden als eerlijke menschen, hadden hetzelfde waargenomen. In het begin zag Daniël alles een klein beetje eerder dan de anderen, maar dat was begrijpelijk, omdat hij alleen op Zondag de dertiende en met het tweede gezicht geboren was. Later, toen zij wat meer met het wonder vertrouwd geraakt waren, hadden ook de anderen ontdekkingen gedaan. Eerst was de bloedroode spleet grooter geworden, zij had zich golvend als een serpent langs het zwerk voortbewogen en eindelijk lag zij over de heele stad, van oost naar west. Daarna was zij in breedte toegenomen, maar breeder dan een gewone kamer was de spleet toch niet geworden.

Daar komen zij aan! had Daniël geroepen en met tranende oogen hadden zij naar de lichtstreep gestaard, om te zien, wie de timmerman had zien naderen. En toen zagen de andere vier het ook. Ruiters van links en van rechts, krijgslieden op groote paarden, die er uit zagen als de draak van Sint Joris. Met wapperende vaandels, getrokken zwaarden en gevelde speren waren de ruiterbenden op elkaar toe gestormd. Er volgden voetknechten, die op de maat van trommels marcheerden en deze trommels klonken alsof het donderde. Een ontzettende strijd had zich aan het zwerk voltrokken, een veldslag tusschen de Nassauschen en de Spanjaarden. Het geschut had gebulderd en het geratel der musketten was geen oogenblik van de lucht geweest. Duizenden mannen vielen en de spleet in de hemel was van hun bloed nog rooder geworden.

Het was gaan regenen

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(34)

en toen Daniël de droppels die op zijn hand vielen proefde, hadden deze de smaak van bloed gehad. Ook de anderen hadden duidelijk de bloedsmaak geproefd. De strijd had maar kort geduurd en de Nassauschen waren volkomen verslagen.

- Zoo is het gegaan, besloot de zadelmaker, en het ziet er slecht voor de onzen uit.

Alles staat opgeschreven op het raadhuis, waar de burgemeester allen, die het wonder gezien hebben, een eed heeft laten zweren.

In de taveerne was het stil. Niemand sprak. In de haard knetterde het hout, welks vlammen de gezichten der mannen bij tusschenpoozen belichtten.

Voor de derde maal stond Lodewijk van Nassau gereed om met een leger de Nederlanden binnen te trekken. Het krijgsvolk was in stilte aangeworven, maar desondanks was het den nieuwen landvoogd niet onbekend gebleven, dat de gebroeders van Nassau in Duitschland voorbereidingen voor een nieuwe veldtocht troffen. In één opzicht had Requesens althans redenen om zijn voorganger dankbaar te zijn: de door Alva ingestelde spionnage-dienst werkte nog altijd voortreffelijk en er kon in de omringende landen, zoowel onder het volk als aan het hof en onder de adel maar weinig gebeuren, dat hem niet spoedig ter oore kwam. Hij wist, dat Oranje en zijn broeder, kort na de bloedige Bartholomeusnacht, weder betrekkingen met het Fransche hof hadden aangeknoopt en dat men daar niet ongeneigd was om de rebellen in de Nederlanden te steunen. Door de Hervormden te helpen, kreeg Karel de negende niet alleen een goede kans om den Spaanschen erfvijand nadeel te berokkenen, maar hoopte hij ook de gunst der Duitsche Protestanten te zullen winnen. De Duitsche adel immers had hij noodig, om straks, als Maximiliaan gestorven zou zijn, keizer van Duitschland te kunnen worden. Ook zijn broeder, den hertog van Anjou, die den onlangs

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(35)

gestorven Sigismund als koning van Polen moest opvolgen, zou een goede verstandhouding met de Protestanten ten nutte komen. Het was Requesens verder bekend, dat de onderhandelingen van de opstandelingen met Frankrijk een minder vlot verloop hadden dan de Nassauschen wenschten. De koningin van Engeland, die eveneens in de zaak betrokken was, voerde een dubbel-hartige politiek en werkte den Franschen koning tegen. Zij was weliswaar tegen Spanje, maar dit beteekende niet, dat zij voor Frankrijk zou zijn. Zij vond het ongewenscht, dat Frankrijk's macht te groot worden en dat dit land voordeel uit de Nederlandsche opstand trekken zou.

Toch was Karel de negende reeds zoover gegaan, dat hij Lodewijk een krijgskas van honderd duizend kronen verstrekt had. Dit bedrag, vermeerderd met de sommen welke Jan van Nassau in Duitschland had weten bijeen te brengen, bleek voldoende geweest te zijn om een leger op de been te brengen. Requesens' spionnen meldden:

Het leger, dat op het punt staat de Nederlanden binnen te trekken en dat waarschijnlijk het eerst zal trachten de stad Maastricht te nemen, bestaat uit drie duizend Fransche en Duitsche ruiters en ongeveer zes duizend voetknechten. Het bevel over deze troepen wordt gevoerd door Lodewijk van Nassau, zijn twee broeders Jan en Hendrik en door hertog Christoffel, zoon van den keurvorst van de Paltz.

Nu het eiland Walcheren in de macht der opstandelingen geraakt was, kon het gevaar van een inval in het oosten des lands niet licht overschat worden en dus trof de landvoogd onmiddellijk maatregelen. Valdez moest het beleg van Leiden opbreken en dadelijk met de vrijgekomen manschappen naar de grens vertrekken. Maastricht had slechts een zwakke bezetting en daarom gaf hij Don Bernardino de Mendoza, Camillo Delmonte en andere legeroversten bevel, troepen te lichten uit Breda, Antwerpen, Gent en Nijmegen en deze onverwijld te

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(36)

laten oprukken naar de Maas. Don Sancho d'Avila, zijn bekwaamste generaal, werd met het opperbevel belast. Lodewijk's veldtocht begon reeds dadelijk met een tegenslag. Zijn voornemen om met zijn leger zoo vlug mogelijk de Maas over te trekken, bleek onuitvoerbaar te zijn, omdat de rivier met ijsschotsen bedekt was. Ook nu weer bleek de natuur een geduchte vijand te zijn, op wier grillen en listen geen veldheer voorbedacht kon zijn. Aan het doorwaden van de stroom, waarop in wilde vaart de scherpe ijsschotsen voortdreven, viel niet te denken. Daarom zond men mannen uit, die schuiten moesten zoeken, waarop het leger over de rivier gezet zou kunnen worden. Meer dan twee weken gingen verloren, voordat men voldoende vaartuigen bijeengebracht had. Onderwijl nam de vijand op de andere oever zijn maatregelen en werd de bezetting van Maastricht versterkt. Negen duizend man lagen werkeloos in de koude te wachten, negen duizend monden moesten iedere dag opnieuw weer gevoed worden, negen duizend handen werden opgehouden om er soldij in te ontvangen. Al spoedig moesten Lodewijk's officieren de betalingen staken en begonnen de huurlingen te morren. Het eeuwige spel, waarin de legeraanvoerder, die niet over voldoende geld beschikte, de treurige hoofdrol spelen moest, herhaalde zich. Beloften, leege woorden inplaats van klinkende munt, moest hij de ontevreden kerels geven. Wat hielp het, of hij een beroep deed op hun moed en soldateneer?

Hun eereteekenen en medailles waren de zilveren schijven, waarvoor zij voedsel en kleeding konden koopen. Of het Spaansche matten, Fransche Carolus-kronen of Engelsche rozennobels waren en welke koning of keizer zijn kop op deze munten had laten zetten, was hun onverschillig. Wie hun betaalde en voor wien zij vochten, was niet van het minste belang. Een stuk spek of een zak boonen was hun meer waard, dan al het geleuter van hun broodheer over plicht en eer.

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(37)

Toen gelukte het den onverschrokken Mendoza dat te volbrengen, waarop van Nassau reeds een reeks van dagen wachtte. Met een handvol mannen stak hij 's nachts de rivier over, verraste de Nassauschen in de slaap en bracht er zeven honderd om het leven. Toen bij het aanbreken van de dag de gevallenen werden geteld, vond men daarbij de lijken van slechts zeven Spanjaarden. In de middag van de dag, die op de slachting volgde, hield Lodewijk krijgsraad. Het was duidelijk, dat van een inname van Maastricht thans niets meer zou komen en daarom werd besloten, het kamp op te breken. Het was ongewenscht de morrende soldaten, die bovendien door de overval in een stemming van moedeloosheid geraakt waren, nog langer te laten wachten.

Men zou naar het noorden trekken en trachten zich met Oranje's troepen in de Bommelerwaard te vereenigen.

Aan weerszijden van de Maas, slechts van elkander gescheiden door de snel stroomende, met ijsschotsen overdekte rivier, trokken de Spanjaarden en de Nassauschen naar het noorden. Wanneer zou deze zonderlinge tocht, waarbij men niet wist, wie vervolger en wie achtervolgde was, een einde nemen? Wanneer zou een treffen plaatsvinden, waaruit een van de twee als overwinnaar te voorschijn zou treden? Meer naar het noorden, in de buurt van Kuik en in het land van Maas en Waal, bevonden zich schipbruggen, waarover men de andere oever zou kunnen bereiken. Maar zou het bij deze sterke ijsgang mogelijk zijn, van zoo'n onbetrouwbare, drijvende brug gebruik te maken?

Er gingen dagen voorbij, dat men uren lang naast elkander optrok. Dan riep men elkaar van beide kanten scheldwoorden en schimpscheuten toe, dan werden over en weer musketschoten boven het water gelost en dan lachten de mannen opgewekt, alsof alles slechts een vroolijk spel was, waarbij het niet om leven en dood

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(38)

ging. Soms ook zag men elkander tusschen zonsop- en ondergang niet eens en dan wist men niet of de vijand vooruitgegaan was of dat hij een andere richting had ingeslagen. Graaf Lodewijk had gedurende deze tocht langs de Maas niet veel rust.

Hij wilde met de Spanjaarden gelijk blijven en hen zoo mogelijk vóórkomen. Maar het meerendeel van zijn mannen was onwillig en maakte zijn aanvoerder duidelijk, dat deze pas eischen stellen en bevelen kon, als hij betaald zou hebben.

Nadat de tocht bijna een week geduurd had, keerden Lodewijk's verkenners op de dertiende April bij de hoofdmacht terug met de tijding, dat de Spanjaarden in de nabijheid van het dorp Mook de rivier overgestoken waren en zich thans op dezelfde oever als het Nassausche leger bevonden. Lodewijk schrok niet, toen men hem dit nieuws bracht, maar ontving het met een gevoel van bevrijding. Een veldslag was zijn eenige kans om de muitende Duitsche huurlingen in bedwang te houden en vaandelvlucht te voorkomen. Sancho d'Avila's krijgsmacht was bovendien zwakker dan de zijne en het was beter met hem tot een treffen te komen, voordat zijn leger met de mannen van Valdez versterkt zou zijn.

De volgende dag stonden de legers tegenover elkander. Zooals gewoonlijk knielden de Spanjaarden en deden voor de slag een kort gebed. Hoewel d'Avila reeds dadelijk al zijn voetvolk in het vuur bracht, slaagden de Duitsche huurlingen er in, de eerste krachtige stormloop af te slaan. Zoo scheen het bij het begin van de strijd een oogenblik, dat de Spanjaarden het onderspit zouden delven. Een aantal hunner, van de hoofdmacht gescheiden, vluchtte naar Grave en bracht daar de tijding, dat de koninklijke troepen verslagen waren. Maar de kansen keerden en bij de tweede aanval slaagden de Spanjaarden er in, in de gelederen der Nederlanders door te dringen en daar verwarring te stichten. Op dit hachelijke oogenblik wierp Lodewijk zich met zijn ruiterij in

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

(39)

de strijd. Toen hij het bevel tot de aanval gaf en de sporen in de flanken van zijn paard drukte, viel zijn oog op zijn broeder, die zich dicht in zijn nabijheid bevond.

Heel even vergat hij alles, zag hij alleen maar Hendrik's bleek gelaat en moest hij denken aan Adolf, die bij Heiligerlee gebleven was. Begreep Hendrik wat hij dacht, wat er in hem omging? Even glimlachte de jongen. Wonderlijk, zooals hij op dat oogenblik op hun moeder geleek.

- Hendrik, mompelde hij. En toen hoorde hij zichzelf reeds roepen: Voorwaarts!

De strijd, die thans volgde, was fel, doch duurde maar kort. De Spaansche lanciers weken even voor de hevige druk der Nassausche ruiterij. Na de eerste stoot kreeg men een korte adempauze, welke gelegenheid men te baat nam om de geweren opnieuw te laden. Op dat oogenblik, toen niemand van Lodewijk's mannen dit verwachtte, gingen de Spanjaarden tot de aanval over. Lodewijk zag zijn verraste mannen wijken, reed naar voren en schreeuwde hen toe, dat zij stand moesten houden.

Niet wankelen, om Godswil, niet wijken op dit beslissende oogenblik. Aan zijn zijde reed Hendrik. Heel even, in een warreling van hoofden en helmen, van bewegende lansen en wapperende vanen, zag Lodewijk het bleeke gelaat van zijn broeder. Een kort moment kruisten hun blikken elkaar, zag hij niets anders dan een paar bekende, vertrouwde oogen, die hem aankeken, alsof Hendrik iets wilde vragen. Toen verdwenen de oogen opeens, zakte het hoofd weg achter de voorbij stormende gestalten en paardenlichamen. Getroffen? Niet vragen, niet denken... voorwaarts!

Hij gaf een ruk aan zijn teugels, zijn paard steigerde en hij voelde een hevige schok, alsof hij ergens tegenaan bonsde. Even nog verhief hij zich in de stijgbeugels, stond hij boven de helsche chaos van het gevecht en toen gleed hij van zijn zadel af, de duisternis in...

Maurits Dekker, Oranje en de geboorte der Nederlanden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als ik zeg, dat zij bereid waren slaven te zijn om anderen tot slaven te maken, druk ik het te sterk uit, omdat ik dit destijds nog niet kan hebben ingezien, maar zeker is, dat ik

Haar stem stokte, heel even maar, haar gebarende handen kwamen tot rust en terwijl haar door zeepwater ingevreten vinger, over zijn, schouder heen, strak en roerloos naar het gele

Nog altijd ging er geen dag voorbij zonder dat hij aan haar dacht, haar niet miste en toch kon hij zich, wonderlijk genoeg, zelfs met behulp van haar portret, nog maar met moeite

Geloof maar gerust dat die man geen minuut rust heeft als hij in de haven aan het werk is, waar hij niet alleen op zijn eigen hachie moet passen, maar ook nog moet denken aan zijn

Hij houdt ook van zijn werktuigen en gereedschap, niet alleen omdat zij voor zijn werk onontbeerlijk zijn, maar ook omdat zij een eigen leven en wil hebben en hem op

En misschien betreur ik zelfs dit niet eens, want het dwaallicht van mijn gehuicheld minnespel heeft in haar duistere ondergrondsche keuken gedurende eenige maanden een klein

Pas toen hij voor de tweede maal vragen moest, of Oranje het niet met hem eens was, dat niet de koning, maar Perrenot voor alle moeilijkheden aansprakelijk gesteld moest worden, werd

Kom, mon gamin, stort jij je hart maar eens uit, dat frischt het gemoed op en als je niet dood wilt of je voorgenomen hebt je heele leven niet meer te lachen, dan heeft papa