VOORKENNISTEST
In deze opdracht ga je na wat je nog weet over bewegingen, krachten en snelheid.
1 Snelheden in het verkeer worden meestal weergegeven in km/h. In de natuurkunde wordt de snelheid vaak in m/s gegeven. De snelheid van een fietser is bijvoorbeeld ongeveer 5 m/s.
a Leg uit wat bedoeld wordt met een snelheid van 5 m/s.
b Hoe groot is de afstand die je bij deze snelheid aflegt in een minuut? En in een uur?
c Hoe lang doe je bij deze snelheid over een afstand van 1500 m?
d Welke formule(s) gebruik je voor berekeningen met snelheid, afstand en tijd?
e Hoe reken je snelheden in m/s om naar km/h?
f Hoe reken je snelheden in km/h om naar m/s?
g Een sprinter legt de 100 m af in ongeveer 10 s. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
2 Bij alle bewegingen in het verkeer spelen krachten een belangrijke rol.
a Noem minstens twee krachten die in het verkeer een rol spelen.
b Wat is de eenheid van kracht?
c Welke kracht is belangrijk als je tegen een berg op fietst of van een helling af skiet?
d Wanneer is de luchtweerstand het grootst: als je wegfietst bij het stoplicht of als je met een constante snelheid rijdt?
e Wanneer is de nettokracht (de totale samengestelde kracht) het grootst: als je wegfietst bij het stoplicht of als je met een constante snelheid rijdt?
f In welke richting werkt de nettokracht als je afremt?
g In welke richting werkt de nettokracht als je wegfietst bij het stoplicht?
2 Sport en verkeer
Bewegingen | havo
Figuur 1