Vraag nr. 42
van 7 december 2001
van de heer CARL DECALUWE
Belasting onbebouwde percelen – "Kind ten laste"(2) In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 1 4 van 18 oktober 2001 stelt de minister dat bijko-mende informatie over mijn verwijzing naar een parlementair antwoord van federaal collega Va n-denbroucke wenselijk is om een eventueel interpretatieprobleem te vermijden. (Bulletin van V r a -gen en A n t w o o rden nr. 7-8-9 van februari/maart 2002, blz. 824 – red.)
Naar aanleiding van vraag nr. 194 van 18 septem-ber 2000 (Vragen en A n t w o o r d e n , K a m e r, 2 0 0 0-2 0 0 1 , n r. 4 9 ,b l z .5 8 2 5-5827) wordt uiteengezet welke denkpistes voor de definitie "kind ten laste" werden onderzocht. Dit onderzoek moet toelaten de toepassingssfeer van de wet van 24 maart 2000 tot wijziging van de artikelen 1409, 1 4 0 9 b i s, 1410 en 1411 van het Gerechtelijke Wetboek te bepalen. De finaliteit van deze wet is een betere bescher-ming te bieden aan schuldenaars met kinderen ten laste door bij de bepaling van het inkomen of de uitkering die vatbaar is voor beslag of voor over-d r a c h t , rekening te houover-den met over-de kinover-derlast. Daartoe moet in eerste instantie een koninklijk sluit (KB) uitgevaardigd worden dat precies be-paalt wat verstaan wordt onder "kind ten laste". 1. Werd deze afweging tussen verschillende
defi-niëringen van "kind ten laste" ook gemaakt m . b. t . artikel 143 van het decreet op de ruimte-lijke ordening (DRO) ? Zo ja, welke definiëring wordt ten aanzien van artikel 143 van DRO toe-gepast ?
2. Wat betekent dit dan concreet in het geval van ouders die percelen grond in eigendom hebben en waarvan de inwonende kinderen een eigen beroepsinkomen hebben (en dus in "fiscale zin" niet meer ten laste zijn) ?
Stel bijvoorbeeld : drie percelen en twee inwo-nende kinderen met eigen beroepsinkomen ; o p hoeveel percelen moeten de ouders dan belas-ting betalen ?
Antwoord
Ik kan verwijzen naar het antwoord dat ik formu-leerde op schriftelijke vraag nr. 14 van 18 oktober 2001 van de Vlaamse volksvertegenwoordiger. I n dat antwoord verwees ik voor de interpretatie van
"kind ten laste" naar de artikelen 2, § 3 en 136 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.
De bijkomende informatie die de Vlaamse volks-vertegenwoordiger heeft geleverd over een onder-zoek van federaal minister Vandenbroucke naar de aangewezen interpretatie van "kind ten laste", wijst uit dat het onderzoek is gesitueerd in de sfeer van het gerechtelijk recht en niet in die van het fis-caal recht. In mijn eerder antwoord had ik precies aangegeven dat het niet meer dan logisch is om bij de toepassing van de belasting op onbebouwde percelen aansluiting te zoeken bij het algemeen fis-caal recht. De bijkomende informatie noodzaakt dus geen aanvullingen op het eerder verstrekte antwoord.