• No results found

Het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen heeft op 1 oktober 2021 een voorwaardelijke vergunning afgeleverd.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen heeft op 1 oktober 2021 een voorwaardelijke vergunning afgeleverd."

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Besluit

BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN Zitting van 20 januari 2022

DOSSIERGEGEVENS

Referentie omgevingsloket: 2021112121 Referentie provincie: OMBER-2021-1062

Er werd een omgevingsvergunningsaanvraag ingediend voor het verbouwen van een pand met drie wooneenheden naar een pand met vier appartementen, op een terrein gelegen te Oudekerkstraat 18, 2000 Antwerpen, met kadastrale omschrijving afdeling 0, sectie K, nr.

1755 N 003 door:

 WINVEST HOLDING NV, Jordaenskaai 25, 2000 Antwerpen.

Het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen heeft op 1 oktober 2021 een voorwaardelijke vergunning afgeleverd.

Tegen dat besluit werd een beroep ingediend bij de deputatie van de provincie Antwerpen:

 Op 28 oktober 2021 door de aanvrager(s).

o WINVEST HOLDING NV, Jordaenskaai 25, 2000 Antwerpen

Vertegenwoordigd door Yves Loix en Nele Ansoms (advocaat), Borsbeeksebrug 36, 2600 Berchem (Antwerpen).

 Op 24 november 2021 door het betrokken publiek:

o Vincent De Ferm, Oudekerkstraat 22, 2018 Antwerpen

Vertegenwoordigd door Gregory Verhelst (advocaat), Bouwmeestersstraat 11, 2000 Antwerpen.

Het laatste beroep werd ontvankelijk en volledig verklaard op 26 november 2021.

Het beroep moet worden behandeld volgens de vereenvoudigde procedure.

OMSCHRIJVING VAN DE VERGUNNINGSAANVRAAG

VERGUNNINGSAANVRAAG ZOALS INITIEEL INGEDIEND OP 16 JULI 2021 De vergunningsaanvraag omvat enkel stedenbouwkundige handelingen.

Omschrijving van de aanvraag voor stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag betreft het vermeerderen van het aantal woongelegenheden van 3 naar 4.

Het bestaande duplexappartement op de 2e en 3e verdieping (onder het mansardedak) wordt opgesplitst in 2 woongelegenheden.

De veranda op het gelijkvloers wordt afgebroken.

Aan de achterzijde van het gebouw worden terrassen voorzien en in het achterste dakvlak komt een dakkapel.

Het witte houten buitenschrijnwerk wordt vervangen door antraciet PVC-schrijnwerk.

DIENST OMGEVINGSBEROEPEN

Departement Ruimte, Erfgoed en Mobiliteit Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen 03 240 57 33

omgevingsberoepen@provincieantwerpen.be

(2)

Aangevraagde duur en fasering

De vergunningsaanvraag werd gedaan geheel voor onbepaalde duur.

Er werd geen fasering aangevraagd.

GEKENDE HISTORIEK

RELEVANTE VERGUNNINGEN/AANVRAGEN

 17/10/1928: toelating (1928#31515) voor het wijzigen van de gevel en binnen- veranderingen.

 12/05/2021 : verbouwen van een pand van 3 naar 4 appartementen - vergunning deputatie (OMBER-2021-0145)

BESTREDEN BESLISSING VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN Het college van burgemeester en schepenen heeft de omgevingsvergunning voorwaardelijk verleend.

De motivering luidt (samengevat) als volgt:

 Aantal slaapkamers moet in verhouding staan met het aantal beschikbare m² leefruimte/bewoner  is niet het geval voor appartementen op 2e en 3e verdieping.

o Voor 1-slaapkamerappartement minimum 60m² nodig, maar op 2e verdieping slechts 12% afwijking voor minimum netto-oppervlakte, toelaatbaar;

o 1-slaapkamerappartement 3e verdieping moet een studio worden vermits slechts 33m² met minimum hoogte 2,60m exclusief sanitaire ruimten;

 Aangezien bestaande raam- en deuropeningen en de indeling blijven behouden +nieuw antracietkleurig PVC-buitenschrijnwerk is voldoende duurzaam  beeldwaarde voorgevel wordt niet verstoord;

 Terras 2e verdieping is strijdig met art. 679 B.W.  terras moet voorzien worden van een vaste plantenbak 0,6m diep of ondoorzichtig scherm van 1,90m hoog tot op 60cm van de perceelsgrens;

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1  wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 dec. 2019.

ARGUMENTATIE MET BETREKKING TOT HET BEROEP

BEROEPER

Het beroepschrift van WINVEST HOLDING NV (Aanvrager van 28 oktober 2021) luidt (samengevat) als volgt:

 voorwaarde dat 3e verdieping een studio dient te worden  ook deze woonentiteit voldoet aan de bouwcode qua kwaliteit en afdoende oppervlakte. Voorwaarden kunnen enkel worden opgelegd om het aangevraagde project in overeenstemming te brengen met de voorschriften en de goede ruimtelijke ordening;

 VVO past BGO Wonen toe. Maar BGO 'Wonen' van stad Antwerpen voldoet niet aan de door de deputatie gepubliceerde omzendbrief Beleidsmatig Gewenste Ontwikkelingen;

o BGO is strijdig met artikel 22 en 23 van de Bouwcode;

o geen initiatief gekend om BGO juridisch te verankeren;

o geen vooroverleg met de provinciale diensten;

o  BGO 'Wonen' dient buiten beschouwing te blijven, bevestigd door de Raad van State in het arrest van 28 sept. 2021, nr. 251.636 waarin deze BGO werd vernietigd;

(3)

 beroeper vraagt een vergunning te verlenen zonder deze kwestieuze voorwaarde betreffende de aanpassing van de indeling van het appartement op de 3e verdieping;

Het beroepschrift van Gregory Verhelst (betrokken publiek van 24 november 2021) luidt (samengevat) als volgt:

 op geen enkele manier toont de aanvrager aan dat het pand reeds voor in voege treden van het gewestplan (1979 dus) 3 afzonderlijke woonentiteiten bevatte;

 er werd ook zonder vergunning een veranda aangebouwd;

 aanvraag betreft niet alleen verzoek tot erkenning van het zogezegde vermoeden van vergunning voor 3 appartementen maar eveneens de verhoging van 3 naar 4 woonentiteiten, ten voordele van die 4e entiteit wordt ook aan de achterzijde een dakkapel aangebracht + sloop veranda + terrassen aan de achterzijde op de verdiepingen + vernieuwen buitenschrijnwerk;

 deze aanvraag betreft nagenoeg een kopie van de eerdere aanvraag waarvoor de deputatie een voorwaardelijke vergunning verleende op 20 mei 2021 en waartegen deze beroeper eveneens een verzoek tot nietigverklaring indiende bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen ( procedure nog hangende);

 beroeper is wonende Oudekerkestraat 22 enkel gescheiden door het tussenliggende perceel nr.20 waar enkel een gelijkvloerse bebouwing staat;

 4 appartementen en slechts 2 verplichte fietsenstallingen ! men zou verwachten dat garage aanwezig op aanpalend perceel Oudekerkstraat 20 hiervoor betrokken zou worden bij het project, waarvan aanvrager eveneens eigenaar is, maar neen zowel fietsstalplaatsen als autostaanplaatsen van de overige 3 appartementen worden afgewenteld op het openbaar domein  noodzaak om in het licht van Bouwcode art.30 de verschillende panden en hun gevelbreedtes in hun totaliteit in rekening te nemen;

 Aanvraag is strijdig met de goede ruimtelijke ordening: aanvrager gaat er klaarblijkelijk vanuit dat het aangevraagde project niet moet getoetst worden aan de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening omdat het project reeds in overeenstemming zou zijn met de Antwerpse Bouwcode:

o Vergunningsaanvraag is niet functioneel inpasbaar;

o Vergunningsaanvraag is niet in overeenstemming met de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid;

 Oppervlaktes van de onderscheiden appartementen zijn ondermaats en bieden geen normale woonkwaliteit;

o Mobiltiteitsimpact en hinderaspecten:

 Nieuwe woonentiteit zorgt voor een negatieve mobiliteitsimpact, parkeerhinder wordt volledig afgewenteld op het openbaar domein omdat de bestaande rijschool met garage op het gelijkvloers behouden blijft  compensatie doet geen afbreuk aan de bijkomende parkeerdruk terwijl in deze straat reeds ernstige parkeerproblematiek en de nodige mobiliteitsimpact daarvan;

 Ontbrekende aantal fietsstalplaatsen zorgt voor bijkomende hinder gezien fietsers hun fietsen noodgedwongen op het openbaar domein zullen plaatsen en daarmee de omgeving verder hinderen;

o Ruimtelijk rendement: art. 4.3.1.§2 eerste lid 2°b) zou moeten verantwoorden dat uit een eengezinswoning maar liefst 4 appartementen worden geperst, MAAR verhoging ruimtelijk rendement maar mogelijk wanneer aan twee criteria voldaan is:

1) Rendementsverhoging met respect voor kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

2) De rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;

o Aan deze criteria wordt duidelijk niet voldaan:

1) Woonkwaliteit van de kleine appartementjes is ondermaats;

2) Lasten worden afgewenteld op de buurt omdat elke m² moet benut worden als verkoopbare oppervlakte;

3) Dit leidt tot overschrijding van de ruimtelijke draagkracht;

o Herneming middel:

(4)

o Aanvraag dient geweigerd te worden wanneer niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening;

o Bij de toets verenigbaarheid goede ruimtelijke ordening dient men met de relevante in de omgeving bestaande toestand rekening te houden;

o Afwijking op de bepalingen inzake de parkeerplaatsen mogelijk, maar daarbij niet staaft waarom de mobiliteitsimpact ook verenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening omwille van de ligging in de kern van Antwerpen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de fiets en/of het openbaar vervoer. Art.30 Bouwcode bevat ook normen voor het centrumgebied waardoor kan worden aangenomen dat binnen het centrum van Antwerpen eveneens nood is aan voldoende autostaanplaatsen. Het betalen van een vergoeding waarborgt geenszins dat de aanvraag verenigbaar is met de goede ruimtelijke ordening en dat de ruimtelijke draagkracht ter plaatse niet overschreden zou worden.  er werd ook niet in de screeningsnota opgenomen dat er gebruik gemaakt zou worden van de openbare vervoersvoorzieningen in de nabije omgeving. VVO maakte haar eigen beoordeling en heeft zich niet beroept op de juiste feitelijke gegevens;

o Opdeling van het duplexappartement is ‘betreurenswaardig’ en doet wel degelijk afbreuk aan de woonkwaliteit  zou dus moeten volstaan opdat aanvraag onverenigbaar zou bevonden worden met de goede ruimtelijke ordening;

o Conclusie:

o Benadrukt dat de devolutieve werking van het administratief beroep tot gevolg heeft dat de deputatie een volledig nieuw onderzoek moet voeren naar het bestaan van het vermoeden van vergunning: aanwezigheid van 3 woongelegenheden voor de scharnierdatum + bijgebrachte stukken moeten getoetst worden door de deputatie;

o Nodig om niet-geanonimiseerde bewonerskaarten op te vragen gezien het aanvaarden van het vermoeden van vergunning in hoofdzaak daarop blijkt te steunen;

Na de opmaak van het POA-verslag diende beroeper een bijkomende nota (11 januari 2022) in. Deze luidt (samengevat) als volgt:

 Vermoeden van vergunning:

o De aanvrager heeft geen verzoek tot registratie van het vermoeden van vergunning aan het college van burgemeester en schepenen gericht, maar beroept zicht daarentegen in het kader van deze vergunningsaanvraag op het vermoeden van vergunning;

o Gelijktijdige inschrijving, zelfs buiten enig gezinsverband levert geen bewijs voor de aanwezigheid van afzonderlijke woongelegenheden;

o Noch bouwplan 1928, noch plannen bestaande toestand tonen afzonderlijke woongelegenheden vermits steeds rechtstreekse verbinding slaapkamers met gemeenschappelijke gang;

o Nergens worden afzonderlijke busnummers of toegangsdeuren voor de appartementen die zich op de 2e en 3e verdieping bevinden voorzien;

o Vermoeden van vergunning geldt enkel voor bestaande constructies: zelfs als ze aanwezig zijn geweest de 3 woongelegenheden dient aangetoond te worden dat ze in de loop der tijd niet verdwenen zijn, wat hier het geval lijkt te zijn;

o Wanneer huidige indeling zou bestaan uit 3 woongelegenheden is het relevant vast te stellen wanneer deze tot stand is gekomen;

o De veralgemeende vergunningsplicht op het wijzigen van het aantal woongelegenheden in een bestaand pand werd ingevoerd 1 mei 2000, maar er bestond evenwel wel reeds een vergunningsplicht op interne wijzigingen in vergunde panden;

o Het is aan de eigenaar om aan te tonen welke handelingen niet gedekt zijn door het vermoeden van vergunning. Tevens moet hij aannemelijk maken dat deze handelingen de constructie niet dermate hebben gewijzigd dat zij niet langer als

‘bestaand’ kan worden beschouwd;

o Wijzigingen waaraan zowel het college van burgemeester en schepenen als de

(5)

provinciale omgevingsambtenaar weinig aandacht besteden;

 Opsplitsing van het project:

o Ook garage Oudekerkstraat 20 is eigendom van de aanvrager, het is zeer waarschijnlijk dat de vergunningsaanvrager een opsplitsing van een totaalproject wenst te bekomen;

 Aanvraag strijdig met de Bouwcode:

o Art.29: 2 fietsstalplaatsen voor 4 appartementen is niet verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening;

o Art.30: realiseren parkeerbehoefte in casu niet mogelijk maar mogelijkheid wordt verder niet bekeken dat parkeervoorzieningen kunnen gerealiseerd worden op het aanpalende pand. POA gaat ervan uit dat ‘het eigen terrein’ samenvalt met de projectgrens van de omgevingsvergunningsaanvraag. Gaat voorbij aan het POET- principe;

 Aanvraag strijdig met goede ruimtelijke ordening:

o Voldoen aan minimale binnenruimte volgens de bouwcode betekent niet dat de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening is aangetoond;

o Mobiliteitsimpact: werd in het beroepschrift reeds aangehaald dat de Oudekerkstraat kampt met een parkeerproblematiek waarbij de parkeerbehoeften worden afgewenteld op het openbaar domein;

o Aanwezigheid openbaar vervoer en alternatieve vervoersvoorzieningen betekenen nog niet dat deze ook gebruikt worden door de nieuwe bewoners van de bijkomende woongelegenheden;

Na de opmaak van de repliek van de aanvrager van 17 januari 2022 diende beroeper een bijkomende nota in, op 19 januari 2022. Deze luidt (samengevat) als volgt:

 Eigendomsakte kon pas dan bezorgd worden gezien stuk pas op 12 januari werd bezorgd door FOD Financiën;

 Nota na verslag POA werd gelijktijdig aan de raadsvrouw van de aanvrager meegedeeld luttele ogenblikken voor de hoorzitting, als beroeper slechts 2 werkdagen beschikbaar om na opmaak verslag POA in overleg met cliënt nota op te maken, werd geen kopie overhandigd ter plaatse aan raadsvrouw van de aanvrager;

 In administratieve procedures bestaat geen ‘sluiting van de debatten’;

 Was van belang dat aanvrager/eigenaar van bij aanvang van de aanvraagprocedure (dus reeds in het kader van de 1e vergunningsaanvraag) zijn eigendomsakte had bijgebracht, net zoals het zeer bedenkelijk is dat tot op vandaag eender welke foto van de binnenzijde van het pand – genomen in tempore non suspecto – ontbreekt;

 Een actief onderzoek naar het bestaan van een vermoeden van vergunning is slechts mogelijk wanneer de aanvrager de nodige bewijsstukken bijbrengt om aan te tonen (1) wat de bestaande toestand van het pand is, en (2) dat die bestaande toestand ongewijzigd aanwezig is sedert de eerste inwerkingtreding van het gewestplan;

 ‘Vermoeden van vergunning’ kleeft enkel aan ‘bestaande constructies’, met hun

‘bestaande indeling’, dit veronderstelt in de praktijk dat aangetoond wordt dat de bestaande indeling dateert van voor de eerste inwerkingtreding van het gewestplan.

Echter de plannen met weergave van de bestaande toestand tonen geen afzonderlijke appartementen, maar een woning opgedeeld in kamers met toiletten en slaapkamers die rechtstreeks toegankelijk zijn vanaf de gemeenschappelijke gang. Deze bestaande indeling van het pand, voor zover correct, wijst hoogstens op de aanwezigheid van een aantal kamers die mogelijk ooit verhuurd werden, wat de inschrijvingen in het bevolkingsregister van korte duur in bepaalde periodes zou kunnen verklaren;

 De eigendomsakte bewijst de toestand op 24 juni 2020, nu deze overeenkomst ondertekend werd door de verkopers (eigenaars sedert 1981) en door de koper. Op p.3 wordt het goed omschreven als ‘een huis, feitelijk bestaande uit 2 appartementen’. Op p.10 van de akte verklaart de verkoper dat het goed ‘thans gebruikt wordt als woning’

en dat deze bestemming wettig en onbetwist is.

 Ook werd er voor het goed één kadastraal inkomen bepaald, er zijn geen partitienummers toegekend aan beweerde afzonderlijke entiteiten in het gebouw;

 Aankoopprijs werd bepaald op €480.000, wat wijst op een ‘normale’ woning en geen 3

(6)

appartementen;

 Wijzigingen aan het pand ten opzichte van de archiefplannen van 1928 worden niet bewezen als zijnde bestaande voor de eerste inwerkingtreding van het gewestplan.

Nochtans worden latere illegale wijzigingen van een pand niet gedekt door het vermoeden van vergunning, dergelijke verbouwingswerken aan de

AANVRAGER

De naar aanleiding van het beroep ingediende nota van de aanvrager van 22 december 2021 luidt (samengevat) als volgt:

 Nieuw dossier aangevraagd waarin tegemoet gekomen wordt aan tekorten vorig dossier:

o Mer-screeningsnota ingevuld bij aanvraag;

o Inhoud septische put voldoet aan art. 43 van de Bouwcode;

o Fietsenberging voor 2 fietsen conform art.29 van de Bouwcode;

o  op deze manier wordt ook reeds ingespeeld op de vernietigingsmotieven die aangehaald werden door de beroeper bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen;

 Argumentatie beroeper identiek aan argumentatie in de procedure voor de RvVb;

 Woonfunctie staat buiten betwisting, echter het aantal woonentiteiten dat ‘vergund geacht’ dient te worden is volgens beroeper niet aangetoond, nochtans verkreeg de deputatie de niet – geanonimiseerde woonkaarten en kwam tot de conclusie dat:

o Oprichting pand dateert van voor 1962;

o Kende minimaal een opdeling in 2 woonentiteiten met eigen salon en badkamer voor 1962;

o Op basis van bewonerskaarten zeer duidelijk blijkt dat er ter plaatse reeds voor 1962, maar ook na inwerkingtreding van het gewestplan (1979) gelijktijdig 3 gezinnen stonden ingeschreven;

o  onweerlegbaar vermoeden van vergunning van 3 appartementen aangezien er reeds vóór 1962 3 gezinnen gelijktijdig waren ingeschreven;

 Onterecht indienen van aanvraag zonder daarbij eigendom Oudekerkstraat 20 te betrekken:

o Het betreft 2 afzonderlijke percelen waarop desgevallend 2 afzonderlijk van elkaar functionerende projecten kunnen worden gerealiseerd;

o Zou ook zo geweest zijn wanneer beroeper zelf het perceel Oudekerkstraat 20 zou hebben aangekocht (om er een fietsenstalling voor de buurt in te voorzien), ook dan diende het aangevraagd project Oudekerkstraat 18 zelfstandig te functioneren;

 Vermeende strijdigheid met Bouwcode art. 29 en 30:

o Beoordeling inhoudelijk correct en redelijk;

o Geen enkel gegeven dat de parkeerproblematiek in de omgeving duidelijk stelt;

o Steeds dienen deze artikels toegepast te worden voor 1 bijkomende woonentiteit;

o Aanwezig gebouw Oudekerkstraat 20 als garage doet ook 1 parkeerplaats op openbaar domein verdwijnen waardoor geen winst;

 Strijdigheid goede ruimtelijke ordening:

o Beroeper kritiek op formele motivering van de voorgaande vergunningsbeslissing van Uw Deputatie;

o Uw Deputatie kan in deze procedure meer uitgebreid motiveren zodat ook aan de bezorgdheden van de beroeper tegemoet gekomen wordt;

 Aanvrager tekende zelf beroep aan omwille van de voorwaarde dat woonentiteit op de 3e verdieping dient omgevormd te worden tot een studio omwille van aftoetsing van de oppervlakte aan de BGO Wonen, welke door de Raad van State vernietigd werd, arrest van 28 september 2021, nr. 251.636;

o Netto-oppervlakte van dit appartement voldoet aan de voorschriften van de Bouwcode;

o Omvormen van het appartement tot studio geeft geen meerwaarde aan dit pand;

o Appartement 301 is in het geheel verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening;

(7)

o Opgelegde voorwaarden zijn in strijd met de Bouwcode en geënt op onwettige BGO

‘Wonen’;

Na de hoorzitting diende aanvrager een bijkomende nota (17 januari 2022) in. Deze luidt (samengevat) als volgt:

 Laattijdig overhandigen van de door de beroeper bijgebrachte stukken aan raadsman van de aanvrager waardoor enig verweer tijdens de hoorzitting onmogelijk was;

 Op vooravond deputatiezitting wordt nieuwe informatie bijgebracht, opnieuw een zeer duidelijke poging de aanvrager de mogelijkheid te ontnemen inhoudelijk op deze stukken te reageren;

 Bovendien wordt de bijgebrachte informatie manifest onjuist en dat zowel stukken als onderdelen daarvan welbewust foutief geïnterpreteerd en zelfs geciteerd worden;

 Het is niet de koper maar de verkoper van het pand die in deze akte verklaart dat “het goed sub1 thans gebruikt wordt als woning en het goed sub2 als garagewerkplaats…”;

 Wat er in de akte als omschrijving van het pand is opgenomen, is niet relevant in de beoordeling van de stedenbouwkundige toestand van het pand. Bovendien blijkt uit het deputatiebesluit met betrekking tot de voorgaande aanvraag dat er “in deze sprake is van een onweerlegbaar vermoeden van vergunning van drie appartementen” omwille van:

o Reeds voor stedenbouwwet van 22 april 1962 sprake van gelijktijdige inschrijving van 3 gezinnen. Ook tonen de bijgebrachte bewijzen aan dat in de periode 1 januari 1980 tot 25 november 2019 gedurende ruime periode 3 gezinnen gelijktijdig gewoond hebben op het adres Oudekerkstraat 18;

o Cfr. art. 4.2.14 §1. Mag het bestaand karakter van de constructie, functie inbegrepen worden aangetoond door enig rechtens toegelaten bewijsmiddel  deputatie heeft op grond van niet-geanonimiseerde bewonerslijsten de meervoudige bewoning kunnen vaststellen;

o De VCRO staat niet toe dat inzake het onweerlegbaar vermoeden van vergunning tegenbewijzen worden geleverd. Eveneens voor de periode van 22 april 1962 tot de eerste inwerkingtreding van het gewestplan evenmin tegenbewijs mag worden geleverd wanneer het niet gaat om een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaar, beiden opgesteld binnen de beperkte termijn van 5 jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie. Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor de functie;

o Akte uit 2020 is niet relevant voor bepalen van de toestand voor in voege treden van de stedenbouwwet 22 april 1962;

o In de kelder bevinden zich 3 elektriciteitsmeters en de kadastrale legger van het goed vermeld zelfs 4 woongelegenheden, het is diezelfde kadastrale legger waarop de notaris zich heeft gebaseerd om het pand te omschrijven als “huis”, deze omschrijving houdt sowieso geen enkele erkening. Bovendien werd de toestand door de notaris niet geverifieerd.(duidelijk opgenomen op p.10)

o De akte werd door aanvrager niet bijgebracht omdat ze op geen enkele wijze het vermoeden van vergund karakter kan tegenspreken of een bijdrage leveren in het vergelijken van de huidige toestand van het pand met de toestand ten tijde van de referentieperiode;

o De akte bewijst dat Oudekerkstraat 18 en Oudekerkstraat 20 twee aparte eigendommen betreffen op twee afzonderlijke kadastrale percelen en dus niet zoals beroeper beweert één stedenbouwkundig geheel;

o Beide eigendommen werden aangekocht niet van één eigenaar maar integendeel Oudekerkstraat 20 was voor 99% eigendom van een vennootschap terwijl Oudekerkstraat 18 in handen was van een particulier eigenaar;

o De ‘lage’ aankoopprijs, het is volstrekt onduidelijk waarom dit relevant is, maar staat perfect in verhouding met de staat van het pand dat nodig werken behoeft;

(8)

ADVIEZEN1

College van burgemeester en schepenen

Tijdens de beroepsprocedure: geen advies ontvangen.

Gemeentelijke omgevingsambtenaar

Verslag eerste aanleg (27 september 2021): voorwaardelijke vergunning.

Het verslag luidt (samengevat) als volgt: zie samenvatting bestreden beslissing.

Brandweer Zone Antwerpen

Tijdens eerste aanleg: voorwaardelijk gunstig advies ontvangen op 21 december 2020.

Het advies luidt (samengevat) als volgt:

Voorwaardelijk gunstig brandpreventieverslag mits naleving van de bijgevoegde opmerkingen en voorwaarden in hoofdstukken F en G.

Provinciale omgevingsambtenaar

Verslag beroepsprocedure: voorwaardelijk gunstig.

OPENBAAR ONDERZOEK EN KENNISGEVING2

In eerste aanleg werd de aanpalende eigenaar aangeschreven omwille van werken aan scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom.

De aanpalende eigenaar heeft een reactie ingediend. Deze luidt (samengevat) als volgt:

 Inkijk achteraan terras en in mijn beide slaapkamers (2e verdieping) moeten vermeden worden;

 Door bouwen van hoger, diepere muren en terrassen, ontnemen van zon- en daglicht;

 Verstoren dag- en nachtrust;

 Schade berokkenen aan het gebouw zowel binnen als buiten het gebouw Oude Kerkstraat 16;

HOREN VAN DE PARTIJEN

Op 11 januari 2022 werden volgende personen gehoord door de deputatie:

 Hans Verboven, namens aanvrager, bouwheer;

 Mr. Nele Ansoms, namens aanvrager, advocaat;

 Joris Van Den Ouweland, namens aanvrager, architect;

 Katrijn Apostel, namens gemeente, ambtenaar;

 Mr. Gregory Verhelst, namens beroeper, advocaat.

Standpunt aanvrager

 Akkoord verslag POA;

 Nieuwe aanvraag ingediend met MER-screening

1 De wijze waarop wordt omgegaan met de adviezen van de adviesinstanties, het adviserend schepencollege en de provinciale omgevingsambtenaar of POVC, lees je verder onder ‘Beoordeling’.

2 Om te voldoen aan de haar opgelegde motiveringsplicht, is de deputatie, wanneer zij uitspraak doet over een beroep, er niet toe gehouden alle standpunten, opmerkingen en bezwaren die tijdens de voorafgaande administratieve procedure werden geformuleerd, te beantwoorden. Het volstaat aan te geven welke redenen haar beslissing verantwoorden. De wijze waarop omgegaan werd met de standpunten, opmerkingen en bezwaren ingediend tijdens het openbaar onderzoek, lees je verder onder ‘Beoordeling’.

(9)

 Discussie over aantal vergunde woningen, is niet abnormaal dat er geen toilet/badkamer aanwezig was, meestal buiten gevestigd;

 Nota beroeper nog niet kunnen bekijken, vandaag ontvangen;

Standpunt gemeente

Blijven bij het eerdere standpunt Standpunt derde

 Standpunten zijn reeds gekend;

 Vermoeden van vergunning dient niet om ooit bestaande toestand opnieuw in het leven te roepen  geen drie appartementen.

BEOORDELINGSKADER

De vergunningsaanvraag werd in haar totaliteit onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de Omgevingsvergunning (OVD), het decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM), de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid (DIHB), het decreet Natuurbehoud, en hun uitvoeringsbesluiten3.

BEOORDELING PROCEDURE

De beslissing in eerste aanleg werd genomen door de bevoegde instantie.

De beslissing in eerste aanleg werd volgens de juiste procedure genomen.

De beroeper is van mening dat de aanvraag in eerste aanleg volgens de gewone procedure, i.p.v. de vereenvoudigde procedure, moest behandeld worden.

Volgens artikel 17, §1 van het Omgevingsvergunningsdecreet bestaan er twee procedures voor het verlenen van de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg, namelijk de gewone vergunningsprocedure, vermeld in afdeling 2, en de vereenvoudigde vergunningsprocedure, vermeld in afdeling 3. De vereenvoudigde vergunningsprocedure is volgens artikel 17, §2, 4° van voormeld decreet van toepassing voor "de types van projecten die door de Vlaamse Regering worden aangewezen". De vereenvoudigde procedure is volgens artikel 17, §4 alleszins niet van toepassing "voor projecten waarvoor met toepassing van artikel 31 een beslissing van de gemeenteraad vereist is over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg".

Artikel 13 van het Omgevingsvergunningsbesluit bepaalt wanneer de vereenvoudigde vergunningsprocedure van toepassing is.

Volgens het Verslag aan de Vlaamse regering volstaat de vaststelling dat de stedenbouwkundige handelingen in de aanvraag onder een van de voorwaarde(n) vallen om behandeld te worden overeenkomstig de vereenvoudigde procedure.

Uit artikel 13 blijkt dat de aangevraagde handelingen niet de toepassing van de gewone procedure noodzaken. Ook diende er bij de vergunningsaanvraag geen milieueffectrapport,

3 De omgevingsvergunning heeft een zakelijk karakter. De vergunningsaanvraag wordt beoordeeld onder voorbehoud van de burgerlijke rechten die betrekking hebben op het onroerend goed, en houdt derhalve geen enkele beslissing in omtrent het bestaan en de draagwijdte van deze rechten. Krachtens art. 144 van de Grondwet behoren geschillen over burgerlijke rechten, zoals het hebben van bouwrecht, erfdienstbaarheden, …, tot de uitsluitende bevoegdheid van de burgerlijke rechtbanken.

(10)

veiligheidsrapport of passende beoordeling toegevoegd te worden en is er geen beslissing van de gemeenteraad vereist over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg.

De beroeper haalt eveneens aan dat de aanvraag als onvolledig diende verklaard te worden. De bevoegde overheid dient na te gaan of de aanvraag de nodige formulieren en addenda bevatten die wettelijk zijn voorgeschreven. Op 16 november 2020 werd een kennisgeving van volledig- en ontvankelijkheid aan de aanvrager overgemaakt. Hierin werd vermeld dat na het doornemen van het ingediende dossier de gemeentelijke omgevingsambtenaar van oordeel is dat de aanvraag ontvankelijk is en dat de vereiste informatie aanwezig is om het project te kunnen beoordelen. Het resultaat van het onderzoek van de vergunningsaanvraag op haar ontvankelijkheid en volledigheid werd aan de aanvrager verstuurd binnen de vastgelegde termijn van 30 dagen vanaf de dag na de datum waarop de vergunningsaanvraag is ingediend.

De deputatie is niet gehouden om opnieuw een onderzoek te voeren naar de volledigheid en/of ontvankelijkheid van de aanvraag.

BEOORDELING VAN DE OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG

Het voorwerp van de aanvraag betreft het verbouwen van een bestaand pand met 3 appartementen naar een pand met 4 appartementen.

De beroeper (betrokken publiek) geeft aan dat de aanvrager ook eigenaar is van het aanpalende pand links (Oudekerkstraat 20) en vindt het opmerkelijk dat dit perceel niet betrokken wordt in de huidige vergunningsaanvraag.

Na de hoorzitting werd door de raadsman van de beroeper nog een nieuw stuk (onder vorm van een aankoopakte) overhandigd aan de deputatie waarbij duidelijk geworden is dat de toenmalige koper, en nu aanvrager van de omgevingsvergunning, op de hoogte gebracht werd van de “feitelijke aanwezigheid van 2 appartementen” en dus geen 3 appartementen. Aangezien hij deze akte bij aankoop ondertekende was hij dus op de hoogte van de aanwezigheid van 2 appartementen en geen 3 op het moment van de aankoop. Dat er aldus volgens eerder 3 appartementen aanwezig waren toont an sich niet aan dat deze heden vandaag nog steeds aanwezig zijn.

Het komt aan de aanvrager toe om de opdeling van de betrokken constructie in meerdere woongelegenheden concreet aan te tonen. Deze zal moeten op overtuigende wijze moeten bewijzen dat de opdeling in drie afzonderlijke woongelegenheden is gebeurd vóór 1 mei 2000, dat de gebeurlijke verbouwingen die met het oog op / in functie van deze opdeling zijn gebeurd, hebben plaatsgevonden vóór 9 november 1979 (inwerkingtreding gewestplan) en dat de opdeling in meerdere woongelegenheden nog in de “bestaande constructie” aanwezig was bij het indienen van de aanvraag.

Het vermoeden van vergunning voor drie woongelegenheden kan bewezen worden op grond van de gelijktijdige inschrijving van drie personen/gezinnen in het bevolkingsregister tot in het jaar 2002 (zie grafiek onder).

Het vermoeden van vergunning voor de opdeling van de woning in drie wooneenheden steunt op bewijsstukken die slaan op - en slechts duidelijkheid scheppen over - de periode tot en met het jaar 2002. Zowel de akte van aankoop als de inschrijvingen tonen aan dat de inschrijvingen nadien teruggaan naar 2 woongelegenheden en op het einde slechts 1.

Deze elementen vormen de belangrijkste reden om het vermoeden van vergunning van een indeling in meerdere woongelegenheden af te wijzen, de akte is hierin duidelijk.

In dit verband dient aangegeven dat een opdeling in meerdere wooneenheden na die datum die gepaard ging met verbouwingswerken niet meer onder het vermoeden van vergunning valt en dat ook de loutere opdeling/ verandering van het aantal wooneenheden

(11)

later dan 1 mei 2000 vergunningsplichtig is en niet onder enig vermoeden kan vallen.

Bovendien werden Oudekerkstraat 18 en Oudekerkstraat 20 in dezelfde akte overgedragen naar de huidige eigenaar. Niettegenstaande beide percelen een eigen huisnummer en een eigen kadastraal perceel betreffen, maken ze wel deel uit van een ruimtelijk geheel.

Sinds de invoering van de Omgevingsvergunning is er een verbod op ‘saucissoneren’ van aanvragen. Hieronder wordt verstaan dat aanvragen in kleinere onderdelen worden gevraagd zodat het overzicht verloren gaat en de ruimtelijke samenhang niet kan beoordeeld worden. De 2 panden vormen wel degelijk een samenhangend ruimtelijk geheel. Bovendien is er eveneens een gelijktijdigheid van ontwikkeling van beide percelen waardoor het niet aanvaardbaar is dat de aanvrager op beide percelen afzonderlijk het POET-principe, opgenomen in de Bouwcode van Antwerpen, ontwijkt net omdat beide percelen afzonderlijk niet beschikken over een minimale breedte van 8m om te voorzien in een garage. Gezamenlijk hebben beide percelen een straatbreedte van circa 13m waardoor het perfect mogelijk is een verbeterde mobiliteitsoplossing uit te werken.

Het is dan ook onaanvaardbaar dat de eigenaar, ten koste van de reeds aanwezige hoge parkeerdruk, beide percelen afzonderlijk ontwikkelt en daarbij ook maximaliseert om een zo hoog mogelijk aantal verhuur- of verkoopbare woonentiteiten te realiseren waarbij de gegenereerde mobiliteitsimpact volledig wordt afgewenteld op het openbaar domein.

Het college van burgemeester en schepenen gaat uit van een vergund geachte toestand van 3 woongelegenheden.

De beroeper is van oordeel dat het vermoeden van vergunning niet kan worden aanvaard voor het betrokken pand. Als uitgangspunt voor de beoordeling van het project moet er uitgegaan worden van een vervallen eengezinswoning.

Met betrekking tot het vermoeden van vergunning werd volgend artikel opgenomen in de VCRO:

Art. 4.2.14 §1. Bestaande constructies waarvan door enig rechtens toegelaten bewijsmiddel wordt aangetoond dat ze gebouwd werden vóór 22 april 1962, worden voor de toepassing van deze codex te allen tijde geacht te zijn vergund.

Art. 4.2.14 §2. Bestaande constructies waarvan door enig rechtens toegelaten bewijsmiddel wordt aangetoond dat ze gebouwd werden in de periode vanaf 22 april 1962 tot de eerste inwerkingtreding van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, worden voor de toepassing van deze codex geacht te zijn vergund, tenzij het vergund karakter wordt tegengesproken middels een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.

De aanvrager moet met bewijsmiddelen aantonen dat aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan. Bij de vergunningsaanvraag werd een archiefplan, horende bij de vergunning van 16 oktober 1928 voor veranderingswerken, en een voorwaardelijk positief advies van de dienst vergunningen van de stad Antwerpen bijgevoegd om aan te tonen dat in het pand 3 appartementen als vergund geacht kunnen beschouwd worden.

Het bijgevoegde plan toont aan dat het gebouw dateert van voor de wet op de stedenbouw en voor de inwerkingtreding van het gewestplan. Het bestaande volume komt, met uitsluiting van de veranda op het gelijkvloers, overeen met de vergunde toestand zodat redelijkerwijze kan aangenomen worden dat het gebouw vergund is.

Uit het plan is enkel op te maken dat er een woonentiteit op het gelijkvloers en de 1e verdieping aanwezig is. Zowel het gelijkvloers als de 1e verdieping beschikt over een eigen keuken en salon. Wegens het ontbreken van de grondplannen van de 2e en 3e verdieping is het echter niet duidelijk of er nog een 3e woongelegenheid aanwezig is op de bovenste

(12)

verdiepingen. Dit valt niet af te leiden uit de snede of de voorgeveltekening zoals de aanvrager aangeeft. Ook de aanwezigheid van 3 keukens en 3 badkamers in de bestaande toestand is onvoldoende om het vergund geacht karakter aan te tonen. Bovendien wordt nergens in het dossier aangetoond dat er effectief 3 keukens en 3 badkamers aanwezig zijn.

Het ingediende dossier toont echter niet aan dat de bestaande toestand nog steeds de 3 appartementen, die het in 1962 bevatte, omvat. Zowel voor art. 4.2.14.§1 als §2 is net die bestaande toestand de eerste conditie waaraan het gegeven moet afgetoetst worden om in aanmerking te komen voor het vermoeden van vergunning.

Tijdens de beroepsprocedure werden nog woonkaarten bijgebracht. Op basis van de door de stad Antwerpen aan de Deputatie ter beschikking gestelde niet-geanonimiseerde woonkaarten kon bovenstaand schema worden opgemaakt. Afgaande op de aangeleverde bewijzen van bewoning kunnen er 3 afzonderlijke woongelegenheden als vergund geacht beschouwd worden aangezien er reeds voor de wet op de stedenbouw 3 gezinnen gelijktijdig waren ingeschreven op het adres. Dit was reeds zo in 1947 en bleef ook zo onafgebroken tot in 1976, ook voor 1987 tot 2013 werden er 3 afzonderlijke gezinnen ingeschreven. De tussenliggende periode 1976-1987 werd er op een digitaal systeem overgeschakeld waardoor de gegevens niet zo naadloos op elkaar aansluiten. Een aantal jaar zijn er ook meer dan 3 gezinnen binnen eenzelfde jaar ingeschreven om de doodeenvoudige reden dat niet ieder gezin op 1 januari zijn intrek neemt en op 31 dec.

vertrekt. Ook de bijgebrachte bewijzen van bewoning voor de periode 1 januari 1980 tot en met 25 november 2019 tonen aan dat er gedurende een periode 3 gezinnen gelijktijdig gewoond hebben op het adres Oudekerkstraat 18 en dat er dan periodes een leegstand is geweest op één of zelfs meerdere woongelegenheden.

De door de aanvrager aangehaalde kadastergegevens waarbij de vereenvoudigde conclusie getrokken wordt als zou de aanwezigheid van 4 badkamers ook bewijzen dat er 4 woonentiteiten aanwezig zijn, is te kort door de bocht. Bovendien spreken we dan nog over één extra entiteit ten opzichte van hetgeen volgens de bewonerskaarten eventueel als vermoeden van vergunning in aanmerking komt. Bovendien kunnen de gegevens van een eigendom die de basis vormen voor het bepalen van de onroerende voorheffing (belasting) niet als éénduidig bewijs voor de stedenbouwkundige vergunningstoestand gebruikt worden.

Het vermoeden van vergunning voor drie woongelegenheden kan bewezen worden op grond van de gelijktijdige inschrijving van drie personen/gezinnen in het bevolkingsregister

(13)

tot in het jaar 2002 (zie grafiek onder).

Het vermoeden van vergunning voor de opdeling van de woning in drie wooneenheden steunt op bewijsstukken die slaan op - en slechts duidelijkheid scheppen over - de periode tot en met het jaar 2002. Zowel de akte van aankoop als de inschrijvingen tonen aan dat de inschrijvingen nadien teruggaan naar 2 woongelegenheden en op het einde slechts 1.

Deze elementen vormen de belangrijkste reden om het vermoeden van vergunning van een indeling in meerdere woongelegenheden af te wijzen, de akte is hierin duidelijk.

In dit verband dient aangegeven dat een opdeling in meerdere wooneenheden na die datum die gepaard ging met verbouwingswerken niet meer onder het vermoeden van vergunning valt en dat ook de loutere opdeling/ verandering van het aantal wooneenheden later dan 1 mei 2000 vergunningsplichtig is en niet onder enig vermoeden kan vallen.

In de beoordeling zal dan ook rekening gehouden worden met 2 woonentiteiten aangezien er onvoldoende bewijsmateriaal in het dossier aanwezig is die aantoont dat er heden ten dage nog steeds 3 woonentiteiten aanwezig zijn.

INHOUDELIJKE BEOORDELING

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

Het project wordt getoetst aan de geldende stedenbouwkundige voorschriften.

Het project is in overeenstemming met de voorschriften van het geldende gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

Het project is volgens het Gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009, gelegen binnen de afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen. Volgende stedenbouwkundige voorschriften zijn van toepassing:

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het grootstedelijk gebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande

(14)

voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA’s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen.

Het perceel valt niet binnen een deelgebied waarvoor bestemmingsvoorschriften zijn vastgesteld. De gewestplanbestemming is van toepassing.

Het project is in overeenstemming met de voorschriften van het gewestplan.

Het project is volgens het gewestplan Antwerpen, goedgekeurd op 3 oktober 1979, gelegen in woongebieden.

Volgende voorschriften zijn van toepassing:

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

De aanvraag omvat het verbouwen van een bestaande meergezinswoning met 2 appartementen naar een meergezinswoning met 4 afzonderlijke woonentiteiten. De woonfunctie is in overeenstemming met de bestemmingsbepalingen van het gewestplan.

De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid is niet van toepassing op voorliggende.

De aanvraag valt niet onder toepassing van art. 5 van de gewestelijke verordening toegankelijkheid gezien de aanvraag niet uitgaat van minimaal 6 appartementen met toegangsdeuren op minimaal 2 niveaus.

De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater is niet van toepassing op voorliggende aanvraag.

Het ontwerp voorziet geen bijkomende dakoppervlakte of verharding met een oppervlakte groter dan 40m².

De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake weekendverblijven en inzake wegen voor voetgangersverkeer zijn niet van toepassing op voorliggende aanvraag.

Het project is niet in overeenstemming met de voorschriften van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening.

Het project wordt getoetst aan de Bouwcode, goedgekeurd op 9 oktober 2014. Volgende relevante stedenbouwkundige voorschriften zijn van toepassing:

 Art. 11 - Afwerken van gevels en materiaalgebruik

De gevel- en dakmaterialen blijven behouden. Er wordt wel nieuw buitenschrijnwerk in antraciet PVC voorzien. In het straatbeeld wordt schrijnwerk van zeer verschillende ouderdom, materiaal en kleurstelling waargenomen. Het veranderen van buitenschrijnwerk zal de beeldwaarde van de voorgevel niet verstoren. De bestaande

(15)

raam- en deuropeningen blijven behouden alsook de indeling. PVC-schrijnwerk is een voldoende duurzaam materiaal en is esthetisch inpasbaar in de omgeving.

 Art. 22 - Minimale oppervlakte van een zelfstandige woning

Dit artikel stelt dat een zelfstandige woning een netto-vloeroppervlakte dient te hebben van minimaal 35 m².

Het appartement op het gelijkvloers heeft een netto vloeroppervlakte van 131,7m². De woongelegenheden op de 1e, 2e en 3e verdieping hebben een oppervlakte van respectievelijk 88,3m², 53m² en 49,6m². Alle wooneenheden beschikken aldus over de in de Bouwcode vereiste minimale vloeroppervlakte.

Het huidige, in werking zijnde artikel 22, legt geen verhouding vast tussen het aantal slaapkamers en de noodzakelijke netto- vloeroppervlakte. Uit de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening zal blijken dat de BGO “Wonen” van de stad Antwerpen, omwille van het strijdige karakter met de voorschriften van de Bouwcode, niet gevolgd kan worden.

 Art. 26 – Afvalverzameling

De plannen voorzien een gemeenschappelijke afgescheiden ruimte voor afvalverzameling die aansluit op een raam in de voorgevel zodat kan voorzien worden in permanente verluchting. De netto-vloeroppervlakte bedraagt 9,3m². Daarmee wordt voldaan aan dit artikel.

 Art. 27 - Open ruimte

Gezien de aanvraag niet uitgaat van een nieuwbouw, herbouw, functiewijziging of toename van de bebouwde oppervlakte dient er niet voldaan te worden aan bovenvermeld artikel.

In ondergeschikte orde kan vermeld worden dat de bestaande open ruimte (tuin) behouden blijft en dat de bestaande veranda op het gelijkvloers wordt vervangen door een open terras. Waardoor de open ruimte nog een klein beetje toeneemt. Hierdoor voldoet de aanvraag aan de vereiste bepalingen.

 Art. 28 - Minimale oppervlakte buitenruimte

Bij nieuwbouw, herbouw, vermeerdering van het aantal woongelegenheden of functiewijziging naar wonen dient elke zelfstandige woning over een buitenruimte te beschikken. De minimale netto-vloeroppervlakte van deze buitenruimte is 4 vierkante meter, vermeerderd met 2 vierkante meter per slaapkamer, te rekenen vanaf de tweede slaapkamer.

De aanvraag voorziet voor elk appartement de aanleg van een terras. De voorziene buitenruimten voldoen aan de minimaal vereiste oppervlakte voor appartementen 001, 201 en 301 (mits de overdekte zone mee te rekenen). Echter de buitenruimte voor appartement 101 is onvoldoende groot voor een 2-slaapkamerappartement met name slechts 4,8m² i.p.v. de vereiste 6m².

 Art. 29 - Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen.

Dit artikel bepaalt dat er fietsstalplaatsen voorzien moeten worden bij een woonfunctie indien het een nieuwbouw, een herbouw, een functiewijziging naar een woonfunctie en/of een vermeerdering van het aantal woongelegenheden ten opzichte van de bestaande en vergunde of vergund geachte situatie betreft.

Indien een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd voor enkel een vermeerdering van het aantal woongelegenheden dienen enkel de bijkomende woongelegenheden aan de normen te voldoen.

Voor wonen moet er minimaal 1 fietsstalplaats per slaapkamer + 1 extra plaats gerealiseerd worden.

(16)

In voorliggende aanvraag wordt een vergund geachte meergezinswoning met 2 woonentiteiten omgevormd naar een meergezinswoning met 4 woongelegenheden. De bijkomende woongelegenheden betreffen 1-slaapkamerappartementen waarvoor telkens 2 fietsstalplaatsen dienen voorzien te worden, in totaal dus 4 fietsstalplaatsen.

Inrichtingsprincipes: Een fietsstalplaats en een fietsparkeerplaats hebben elk een afmeting van minimaal 1,5m² per fiets, inclusief circulatieruimte. Bij de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag dienen op het grondplan de fietsstalplaatsen en/of fiets- parkeerplaatsen met maatlijnen aangeduid te zijn, alsook het voorziene aantal. Uit de plannen moet blijken dat de gekozen indeling en ruimte het aantallen stal- en parkeerplaatsen kan realiseren.

De fietsenberging heeft een netto oppervlakte van 5,8m². Deze ruimte is onvoldoende groot om aan de opgelegde norm van 4 fietsstalplaatsen met voldoende manoeuvreerruimte te voldoen. Als voorwaarde zal in de vergunning opgenomen worden dat cfr. het brandweeradvies, geen oplaadpunten voor elektrische fietsen/vervoersmiddelen mogen voorzien worden aangezien de fietsenstalling niet brandveilig gecompartimenteerd kan worden ten opzichte van de gemeenschappelijke circulatieruimte.

 Art. 30 - Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen

Bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volumeuitbreiding of wijziging van het aantal wooneenheden dient de aanvraag 1 autostalplaats te voorzien per woning.

Voor bestaande gebouwen kan het aantal ontbrekende plaatsen worden bijgesteld indien realisatie van de parkeerplaatsen slechts gedeeltelijk of helemaal niet mogelijk is. In dat geval wordt het aantal ontbrekende plaatsen bepaald als volgt: het aantal ontbrekende stal- en/of parkeerplaatsen wordt verminderd met het aantal plaatsen van de bestaande vergunde of vergund geachte toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein.

De aanvraag voorziet 4 woningen waardoor de werkelijke parkeerbehoefte 4 plaatsen bedraagt. Het betreft echter een vergund geacht gebouw met 2 woningen waarvoor reeds 2 parkeerplaatsen werden afgewenteld op het openbaar domein. Het aantal ontbrekende autostalplaatsen bedraagt dus 2. De plannen voorzien geen parkeerplaatsen. Het realiseren van de parkeerbehoefte op eigen terrein is mogelijk wanneer het aanpalende eigendom dat ruimtelijk een geheel vormt met voorliggende aanvraag samen ontwikkeld wordt.

Artikel 12 (Levendige plint) van de Bouwcode bepaalt namelijk dat bij gevels van minder dan 8m breed geen toegangspoort voor een inpandige parkeerplaats voorzien mag worden.

De bouwcode voorziet aldus zelf in een beperking. Maar Oudekerkstraat 18 en Oudekerkstraat 20 hebben gezamenlijk een straatbreedte van circa 13m.

Niettegenstaande het voorzieningsniveau van de omgeving qua functies en openbare vervoersalternatieven kan een afwijking cfr. het gemeentelijk belastingreglement niet aanvaard worden. In de weigering zal opgenomen worden dat de beide te ontwikkelen percelen samen dienen bekeken te worden zodat een verbeterde mobiliteitsoplossing kan aangereikt worden.

 Art. 43 - Septische putten.

Het is verplicht om bij nieuwbouw, herbouw en/of verbouwingen waar het afvoerstelsel van afval- en hemelwater kan aangepast worden een septische put te voorzien.

Voor de dimensionering van septische putten gelden voor gebouwen met enkel een woonfunctie volgende gebruikersequivalenten: 1 GE / slaapkamer + 1 extra GE. De

(17)

minimale inhoud bedraagt tot en met 5 gebruikersequivalenten 2.000 liter en vanaf het 6de gebruikersequivalent bijkomend 300 liter per gebruikersequivalent.

De beoogde verbouwingswerken zijn voldoende ingrijpend zodat aan de bepalingen dient voldaan te worden. Het ontwerp voorziet in totaal 7 slaapkamers. Het gebruikersequivalent voor de aanvraag bedraagt bijgevolg 8 wat neerkomt op een minimale inhoud van 3.800 liter. De bestaande septische put wordt behouden. Op de plannen wordt vermeld dat de inhoud 7.600 liter bedraagt. De aanvraag voldoet aan dit voorschrift.

WEGENIS

De aanvraag is gelegen aan een voldoende uitgeruste openbare weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.

NUTSVOORZIENINGEN

Aquafin gaf ditmaal geen advies.

FUNCTIE

De aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening op vlak van functionele inpasbaarheid.

In de nabije omgeving komen hoofdzakelijk woningen voor, zowel een- als meergezinswoningen. De onmiddellijk aanpalende gebouwen rechts zijn meergezinswoningen (Oudekerkstraat 14 en 16), langs de linkerzijde staat er een oud bedrijfsgebouw enkel op het gelijkvloers (Oudekerkstraat 20) en daarnaast enkele eengezinswoningen.

…Bron: Bingmaps dicht stedelijk weefsel

De aanvraag heeft betrekking op het intern verbouwen van een meergezinswoning en het bijkomend opsplitsen van 2 tot 4 afzonderlijke woongelegenheden. De bestaande

(18)

woonfunctie wordt niet gewijzigd en is inpasbaar in het stedelijk weefsel.

SCHAAL, RUIMTEGEBRUIK, BOUWDICHTHEID, VISUEEL-VORMELIJK

De aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening op vlak van de schaal, het ruimtegebruik, de bouwdichtheid en de visueel-vormelijke elementen.

De aanvraag is qua schaal en ruimtegebruik in verhouding tot de omgeving.

Het volume voorziet in drie bouwlagen onder een mansarde dak. Er worden geen wijzigingen aan de vergunde bouwhoogte en aantal bouwlagen aangebracht. De bestaande open ruimte blijft behouden. De niet-vergunde veranda op het gelijkvloers wordt afgebroken zodat het perceel nog bijkomend wordt ontpit. Het merendeel van de gebouwen in de nabije omgeving hebben 3 tot 4 bouwlagen onder plat of hellend dak. Het gebouw is in harmonie met het referentiebeeld.

De aanvraag heeft een verantwoorde bouwdichtheid. In de omgeving zijn nog meerdere meergezinswoningen waarneembaar. De aanpalende panden rechts (Oudekerkstraat 14 + 16) hebben eveneens 4 woongelegenheden. Deze percelen zijn vergelijkbaar met het perceel van de aanvraag. Een inrichting met 4 woonentiteiten is principieel inpasbaar in de omgeving.

Het bestaande volume (met uitzondering van de onvergunde veranda op het gelijkvloers) bestaat minstens reeds sinds 1928, de ruimtes worden enkel anders ingedeeld zodat ze kunnen tegemoet komen aan de huidige noden en gewenste woonkwaliteit.

Zoals hoger op de luchtfoto te zien is betreft het een zeer stedelijke omgeving met een zeer hoge densiteit aan bebouwing.

De visueel-vormelijke elementen en het materiaalgebruik van de aanvraag zijn inpasbaar in de omgeving.

De voornaamste visueel-vormelijke kenmerken van het gebouw blijven in voorliggende aanvraag ongewijzigd. Het nieuwe buitenschrijnwerk in antraciet PVC is inpasbaar in het straatbeeld. De achtergevel van het hoofdgebouw wordt afgewerkt met een witte crepi. Dit zal de reflectie van het licht in dit binnengebied doen toenemen.

(19)

GEBRUIKSGENOT

De aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening op vlak van gebruiksgenot.

Alle appartementen beschikken over een buitenruimte, voldoende lichtinval en luchttoevoer. In het achterste dakvlak wordt een dakuitbouw aangebracht wat het wooncomfort van de bovenste woongelegenheid ten goede komt. In de kelder wordt een gezamenlijke afvalberging voorzien en ruime individuele bergingen.

Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van het project met de goede ruimtelijke ordening kunnen beleidsmatig gewenste ontwikkelingen in rekening gebracht worden.

De BGO “Wonen” van de stad Antwerpen gaat rechtstreeks in tegen de geldende verordenende bepalingen van de huidige bouwcode, zoals onder andere voorzien in artikel 22. Gezien er met de BGO een tegenstrijdigheid ontstaat, primeert het voorschrift van de gemeentelijke verordening. Voormelde BGO werd bovendien vernietigd door de Raad van State en kent dus geen beoordelingsgrond.

De appartementen op de 2e en 3e verdieping zijn beperkt qua oppervlakte, maar voldoen aan de bepalingen van de verordening Bouwcode. In de bestreden beslissing wordt vermeld dat de voorziene netto vloeroppervlakte te weinig zijn om deze als éénslaapkamerappartement in te richten en dat daarom in de voorwaarden wordt opgenomen om deze woningen in te richten als studio. Hiervan wordt de meerwaarde echter niet ingezien. De wooneenheden vertonen voldoende kwaliteit voor een appartement met 1 slaapkamer.

MOBILITEIT

Het project heeft geen aanvaardbare mobiliteitsimpact.

Binnen het bestaande pand worden 2 bijkomende woongelegenheden gecreëerd. Er dienen dus 2 extra autostalplaatsen voorzien te worden. Op het voorliggende perceel is het niet mogelijk om deze parkeerplaats te voorzien, maar het aanpalende perceel links behoort tot dezelfde eigenaar en is wel in de mogelijkheid om zulke staanplaatsen te organiseren. Dit perceel maakt echter momenteel geen deel uit van de aanvraag terwijl op die manier wel autostaanplaatsen op het eigen terrein zouden kunnen voorzien worden.

Het betreft hier een duidelijke sauccisonering van de aanvraag met als doel niet aan bovenstaande voorwaarden te moeten voldoen.

Voor de bijkomende woongelegenheden kunnen binnen het gebouw onvoldoende fietsenbergingen voorzien worden waar minimum 4 fietsen kunnen gestald worden.

De aanvraag is gelegen in stedelijk gebied waardoor er voornamelijk gebruik zal gemaakt worden van de fiets en het openbaar vervoer.

Een afwijking van de noodzakelijke autostalplaats kan toegestaan worden gelet op de ligging binnen de kern van Antwerpen en de aanwezigheid van verschillende voorzieningen op korte wandel- en fietsafstand. Het pand is gelegen in de nabijheid van het treinstation van Antwerpen-Zuid. Binnen een straal van 100m is een bushalte aanwezig (Fransenplaats). Sinds de goedkeuring van de bouwcode is bovendien het deelfietssysteem

“vélo” sterk uitgebreid wat de bereikbaarheid en bruikbaarheid binnen de gehele stad verhoogd, in de Lange Elzenstraat is hiervan een station. Ook de deelsystemen voor de wagens zijn ten opzichte van de verordening sterker aanwezig door een groter aanbod in zowel wagens als deelsystemen.

(20)

Een afwijking, door het ontbreken van 2 parkeerplaatsen, is echter niet aanvaardbaar, aangezien er onvoldoende gebruik gemaakt wordt van het eigen (aanpalende) beschikbare terrein (ook al is dit gelegen op een ander kadastraal perceel). Integendeel in plaats van te voorzien in eigen autostaanplaatsen en voldoende fietsenbergingen wordt ook het aanpalende perceel ontwikkelt tot bijkomende woonentiteiten welke ook op hun beurt de nodige stalplaatsen ontbreken.

VEILIGHEID EN GEZONDHEID

De aanvraag is mits het opleggen van voorwaarden in overeenstemming met de wetgeving op de brandveiligheid.

Uit het advies van de brandweer blijkt dat het aangevraagde mits voorwaarden in overeenstemming is met de wetgeving op de brandveiligheid.

Het advies van de brandweer dient strikt nageleefd te worden.

HINDER OMWONENDEN

Links van de aanvraag bevindt zich een garage van anderhalve bouwlaag met deels lichthellend en deels plat dak. Het perceel is zo goed als volledig bebouwd. Het rechts aanpalend pand betreft een meergezinswoning van 4 bouwlagen onder een plat dak.

De bestaande toestand op het aanvraagperceel sluit aan bij de omgevingscontext. Er worden zo goed als geen wijzigingen aangebracht aan het bestaande volume zodat er ten gevolge van de aanvraag geen nadelige impact verwacht wordt. De veranda op het gelijkvloers wordt afgebroken en enkel in het hellend dak achteraan wordt een dakkapel voorzien op voldoende afstand van de perceelsgrenzen.

Verkeersoverlast: niet aanvaardbaar.

Er wordt voorzien in 2 bijkomende woongelegenheden. Hiervoor worden slechts 2 fietsstalplaatsen voorzien. Zoals reeds geoordeeld werd bij het aspect mobiliteit is de mobiliteits’hinder’ van de aanvraag onaanvaardbaar.

Privacy: mits voorwaarden aanvaardbaar.

Ter hoogte van de tweede verdieping wordt de balustrade van het terras voorzien gelijk met het einde van de scheidingsmuur op het rechts aanpalende perceel (Oudekerkstraat 16) waardoor die bijna in hetzelfde vlak komt te liggen als de achtergevel van desbetreffende meergezinswoning. Om de kans op onderlinge burenhinder te vermijden is het aangewezen de balustrade en bijhorend terras 60cm in te korten aangezien er geen afstand genomen wordt van de perceelsgrens zelf zodat ook schuine zichten onmogelijk worden gemaakt. De bestaande scheidingsmuur zelf is meer dan 5m hoog gemeten van op de afgewerkte terrasvloer, er kan dan ook geen rechtsreeks zicht op het aanpalende perceel genomen worden. Het terras blijft ook na deze inkorting voldoende groot om als kwalitatieve buitenruimte dienst te doen voor dit appartement.

Gemeenschappelijke muur

De aanvraag heeft geen betrekking op het oprichten, uitbreiden of afbreken van scheidingsmuren of muren die in aanmerking komen voor gemene eigendom.

(21)

WATER

Het project doorstaat de watertoets:

 Het project ligt niet in signaalgebied.

 Het project ligt niet in effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

 Het project heeft geen invloed op de hoeveelheid of de snelheid van de afvoer van water via het perceel.

 Het project voorziet niet in de toename van het verharde (dak)oppervlakte zodat de infiltratie van het hemelwater niet wordt beperkt.

 De aanvraag voorziet niet in een bijkomende ondergrondse constructie. Het grondwaterstromingspatroon zal niet beïnvloed worden.

 Er wordt geen bemaling aangevraagd.

 Het project voorziet niet in een grondwaterwinning.

 Het project voorziet niet in een lozing op het oppervlaktewater/grondwater.

 Het project voorziet niet in het gebruik van of in de opslag van bodemvreemd materiaal.

BODEM

Het reliëf van de bodem wordt niet gewijzigd.

ERFGOED, ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORISCHE ELEMENTEN

De aanvraag heeft geen betrekking op beschermd erfgoed naam en er zijn geen cultuurhistorische aspecten in de omgeving aanwezig.

Er diende geen archeologienota opgemaakt te worden.

MILIEUEFFECTRAPPORTAGE (M.E.R.)

Het project is opgenomen in bijlage III van het MER-besluit. Voor de aanvraag geldt een screeningsplicht. De screening werd uitgevoerd.

Bij de behandeling van het omgevingsberoep werd vastgesteld dat de project-mer- screening werd uitgevoerd via de aanvinklijst in het omgevingsloket, met name voor de mobiliteit en het ontstaan van geluid en trillingen werden effecten aangegeven.

Ten opzichte van de bestaande en de vergund geachte toestand komen er 2 woonentiteiten bij, hierdoor zal de bestaande parkeerdruk met 2 eenheden toenemen. Ook de verkeersstroom rond en naar het pand zal toenemen.

Het toenemen van geluid en trillingen wordt voorzien tijdens het uitvoeren van de voorgenomen werken. Deze werken zijn in die zin beperkt qua tijdspanne en om de hinder te beperken zullen ze worden uitgevoerd tijdens reguliere werkuren. De werfmachines zullen zo ver mogelijk van de bestaande woningen geplaatst worden en enkel tijdens de werkuren ingeschakeld worden.

Hieruit blijkt dat er geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn. Er hoeft geen milieueffectenrapport te worden opgesteld.

De bespreking van de effecten wordt in bovenstaande titels gedaan.

(22)

BEOORDELING DUUR, VOORWAARDEN EN LASTEN4

Er wordt niet voorgesteld om voorwaarden of lasten op te leggen, aangezien uit het verslag blijkt dat de aanvraag niet in aanmerking komt voor een vergunning.

BESLUIT Artikel 1 Beslissing

Het beroep nummer OMBER-2021-1062 werd ingesteld door Winvest Holding nv, aanvrager, dhr. Vincent De Ferm, betrokken publiek, tegen de voorwaardelijke vergunning afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen op 1 oktober 2021, voor het verbouwen van een pand met drie wooneenheden naar een pand met 4 appartementen.

Geen vergunning wordt verleend.

Artikel 2 Kennisgeving en aanplakking

Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing wordt gelijktijdig en per beveiligde zending bezorgd aan de indiener van het beroep en aan de vergunningsaanvrager. Een afschrift van de uitdrukkelijke beslissing wordt tevens bezorgd aan personen en instanties vermeld in artikel 62 van het omgevingsvergunningsbesluit, voor zover zij zelf niet de indiener van het beroep zijn.

Een mededeling die te kennen geeft dat de vergunning is verleend, of dat de vergunning werd geweigerd nadat de gewone procedure doorlopen is, wordt door de aanvrager gedurende een periode van dertig dagen aangeplakt op de plaats waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft (artikel 59 van het Omgevingsvergunningsbesluit).

De aanplakking gebeurt uiterlijk 10 dagen na de datum waarop hij de beslissing heeft ontvangen.

De gemeente of de stad stelt de tekst voor deze mededeling ter beschikking (artikel 57 van het Omgevingsvergunningsbesluit).

De aanvrager brengt de gemeente of de stad onmiddellijk op de hoogte van de startdatum van de aanplakking en verklaart hierbij dat de affiche conform artikel 20 van het Omgevingsvergunningenbesluit werd aangeplakt en aangeplakt zal blijven tot de laatste dag van de periode van 30 dagen. De aanvrager voert deze data ook in het omgevingsloket in (artikel 59 omgevingsvergunningsbesluit).

De gemeente of de stad vervult de overige bekendmakingsvereisten conform titel 3, hoofdstuk 9, afdeling 3 van het Omgevingsvergunningsbesluit, zoals de terinzagelegging en de publicatie ervan.

Artikel 3 Start vergunningsduur

De aanvrager mag van een vergunning, afgegeven door de deputatie, gebruikmaken vanaf de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

De vergunninghouder brengt de gemeente, bij voorkeur via het Vlaams Omgevingsloket, op de hoogte van de startdatum van de vergunde werken of handelingen. Na afloop van de vergunde werken of handelingen brengt deze de gemeente op de hoogte van de einddatum.

4 Als er lasten aan een omgevingsvergunning verbonden zijn, blijft de overdrager ertoe gehouden ten aanzien van de bevoegde overheid tenzij deze met de substitutie van haar schuldenaar heeft ingestemd.

(23)

Artikel 4 Verval in geval van vergunning

De termijn waarna de omgevingsvergunning vervalt, staat beschreven in art. 99, 100 en 101 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de Omgevingsvergunning, of in art. 102 en 103 ingeval het om een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden gaat.

Artikel 5 Beroepsmogelijkheid

Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna Raad genoemd) door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder, de exploitant of de persoon die de melding heeft verricht;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties, vermeld in artikel 24 of in artikel 42 of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als die instantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

De persoon aan wie kan worden verweten dat hij een voor hem nadelige vergunningsbeslissing niet heeft bestreden door middel van het georganiseerd administratief beroep bij de deputatie wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen te wenden.

Indien het college van burgemeester en schepenen heeft nagelaten een uitdrukkelijke beslissing te nemen in eerste administratieve aanleg, wordt zij geacht te hebben verzaakt aan haar recht om zich tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen te wenden, behoudens overmacht.

Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening, voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de beslissing in de overige gevallen.

De modaliteiten waaraan een verzoekschrift moet voldoen, worden geregeld in het Decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges en het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges.

Contactgegevens van de Raad:

Raad voor Vergunningsbetwistingen Ellips-gebouw

Koning Albert II – laan 35 bus 81 1030 Brussel

(24)

Antwerpen, in zitting van 20 januari 2022.

Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, gouverneur-voorzitter, de heer Luk Lemmens, mevrouw Kathleen Helsen, de heer Jan De Haes, mevrouw Mireille Colson, leden en de heer Maarten Puls, provinciegriffier

Verslaggever: Lemmens Luk

In opdracht:

De Provinciegriffier, De Voorzitter,

Maarten Puls Cathy Berx

{pa_handtekening1} {pa_handtekening2}

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de door haar gemachtigde

3 De omgevingsvergunning heeft een zakelijk karakter. De vergunningsaanvraag wordt beoordeeld onder voorbehoud van de burgerlijke rechten die betrekking hebben op het onroerend

3° indien het aangevraagde gelegen is in een gebied dat geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, een gemeentelijk plan van aanleg of een omgevingsvergunning

Vaststellen PV kandidaten voor de aanwerving van een voltijds statutaire clusterverantwoordelijke interne organisatie (niveau A1a-A3a – 38/38), ten behoeve van

Het overige afstromende hemelwater (niet doorlaatbare verharde oppervlakten, overloop regenwaterput, …) moet worden geïnfiltreerd en/of – wanneer de bodem geen of

OMV 2021080037 - uitbreiding opslagcapaciteit voor bermmaaisel + aanleg van 4 sleufsilo's voor opslag bermmaaisel, gelegen te Hoofdstraat , 9200 Dendermonde Bevrijdingslaan 201, 9200

Het college van burgemeester en schepenen staat de verdeling toe van gronden aangevraagd door notariskantoor Boone & De Jaeger, Oostveldstraat 1A, 9900 Eeklo, voor een