• No results found

122 Noordhoff Uitgevers bv

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "122 Noordhoff Uitgevers bv"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

D E E L A 5 Meten

124

5.1 Lengtematen 126 5.2 Oppervlaktematen 130 5.3 Inhoudsmaten 134 5.4 Gewichten 138

5.5 Tijdsaanduidingen 142 Test jezelf 146

Extra oefeningen 148 Uit je hoofd 150

D E E L B 10 Meten

100

10.1 Plattegronden en kaarten 102 10.2 Kaartlezen 106

10.3 Routes 110

10.4 Vlakke figuren 114 10.5 Ruimtelijke figuren 118

Test jezelf 122 Extra oefeningen 124 Uit je hoofd 126

METEN EN

MEETKUNDE

(3)

5 M E T E N

Agrarische sector

Deze medewerkster weegt appels af.

Ze werkt bij een landbouwbedrijf.

Er liggen grote hoeveelheden fruit en aardappels.

Deze worden in kleinere verpakkingen gedaan.

De producten worden gewogen.

De bestellingen komen op lijsten binnen.

Bij het verzenden worden pakbonnen gemaakt.

De administratie maakt de nota’s.

Economische sector

De makelaar helpt bij het kopen en verkopen van woningen.

Ze onderhandelt over de prijs.

Maar ze zorgt er ook voor dat de woning in de etalage van de makelaar komt te staan.

En een advertentie in de krant.

In de advertentie staat hoe groot de inhoud van het huis is.

En hoeveel vierkante meter grond erbij hoort.

Ze moet veel van afmetingen weten.

Ze doet zelfstandig haar administratie.

(4)

De stoffeerder is bezig met de bekleding van een stoel.

Het schuimrubber moet precies op maat zijn.

Ook de bekleding moet passen.

Hij zorgt voor voldoende voorraad.

De landmeter is aan het meten.

Zijn werk is bij de aanleg van wegen en kanalen.

Ook bij de bouw van woningen en fabrieken doet hij metingen.

Naast rekenen heeft hij ook wiskunde nodig bij zijn werk.

Zorg en welzijn

Op de sportschool geeft een medewerker instructie.

Hij let op de conditie van de sporter.

Hij houdt rekening met de leeftijd.

Hij stelt vaak trainingsschema’s voor de deelnemers op.

(5)

5 M E T E N

5 . 1 L E N G T E M AT E N

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU rekenen online.

Je leert een lengte schatten en berekenen.

Lengtematen

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand gebruik je lengtematen.

De standaardmaat voor lengte is de meter.

Kleine afmetingen meet je in millimeter, centimeter of decimeter.

Grote afmetingen meet je in hectometer of kilometer.

1 meter = 10 decimeter 1 meter = 100 centimeter 1 meter = 1000 millimeter 1 hectometer = 100 meter 1 kilometer = 1000 meter

U I T L E G

Welke maten worden gebruikt op de afbeeldingen?

Hoogezand is 11 km ver. Elke schroef is 4 mm dik

en 60 mm lang. De Euromast is 185 meter hoog.

V O O R B E E L D D O E L

(6)

Verbind de afkorting met de juiste uitspraak.

a km b hm c m d dm e cm f mm

centimeter meter kilometer decimeter millimeter hectometer

Vul de juiste maat in.

Kies uit: km, meter, dm, cm, mm.

a De tafel is 1 lang.

b Een stoeptegel is 30 breed.

c Bij de avondvierdaagse loop je 10 .

d Het boek heeft een dikte van 12 .

e De lengte van dit boek is ongeveer 3 .

Reken uit.

Hoeveel meter is de lengte van het hek om de tuinen?

7 m

4 m 9 m

3 m 5 m

2 m

a m b m

Reken om.

a 1 meter = dm

b 1,5 meter = dm

c 3 meter = cm

d 3,5 meter = cm

e 10 dm = meter

f 15 dm = meter

g 100 cm = meter

h 120 cm = meter

1

2

meter cm

km mm

dm

3

4 + 7 + 4 + 7 = 22 9 + 3 + 5 + 2 + 4 + 5 = 28

4

10 15 300

350

1 1,5

1

1,2

(7)

Lees de rolmaat af.

Joris meet de hoogte van een boekenkast.

De rolmaat meet in cm.

a Hoeveel cm is de hoogte van de kast?

b Hoeveel dm is dit?

c Hoeveel meter is dit?

Noteer de maten op het meetlint.

A 1,10 m B 0,8 m C 1,4 m

D 100 cm E 95 cm F 105 cm

0,75

B E D F A

1,25

C

1,5

Reken uit.

Jos telt 100 stoeptegels achter elkaar.

Een stoeptegel is 30 cm bij 30 cm.

a Hoeveel cm is de lengte van de rij tegels?

b Hoeveel meter is de lengte van de rij tegels?

Reken uit.

Bij een wegafzetting staan om de 80 centimeter paaltjes.

Hoeveel meter is de breedte van deze weg?

Reken om.

a 2 km = meter

b 3 hm = meter

c 4 km = hm

d 1000 meter = km

e 200 meter = hm

f 60 hm = km

5

180 cm

18 dm

1,8 m

6

7

100 × 30 = 3000 cm

3000 cm = 30 meter

8

80 cm

5 × 80 cm = 400 cm = 4 meter

9

2000 300 40

1 2 6

M E T E N E N M E E T K U N D E

(8)

Lees de rolmaat af.

Sarah meet de lengte van de pen.

De rolmaat meet in cm.

a Hoeveel cm is de lengte van de pen?

b Hoeveel mm is de lengte van de pen?

Reken uit.

Om vocht te weren in een boekenplank, worden er plakranden geplakt.

a Hoeveel cm plakrand is er nodig?

b Hoeveel meter plakrand is er nodig?

Vul in.

Hiernaast staat een hectometerplaatje.

a Hoeveel meter is een hectometer?

b Na hoeveel meter staat het volgende hectometerpaaltje?

c Op dit bordje lees je een afstand van:

km en hm

E I N D O P D R A C H T

Peilschaal Bij bruggen staat vaak een peilschaal.

Hierop kun je de doorvaarthoogte aflezen.

De doorvaarthoogte wordt vanaf de

onderkant van de brug tot het water gemeten in meters.

Hoe hoog is de doorvaarthoogte?

10 meter

1 0

14,5 cm

145 mm

1 1

100 + 20 + 100 + 20 = 240 cm

240 cm = 2,4 meter

1 2

100 meter

Na 100 meter

57 7

(9)

5 M E T E N

5 . 2 O P P E R V L A K T E M AT E N

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU rekenen online.

Je leert een oppervlakte schatten en berekenen.

Oppervlakte

Op dit terras liggen 12 vierkante tegels van 1 × 1 meter.

De oppervlakte van een tegel is 1 m2. Je zegt één vierkante meter.

De oppervlakte van het terras is 12 m2.

Kleine oppervlaktes meet je in mm2, cm2 of dm2. Grote oppervlaktes meet je in hm2 of km2. 1 km2 = 100 hm2

1 m2 = 100 dm2 1 dm2 = 100 cm2 1 cm2 = 100 mm2

U I T L E G

4 m

3 m 1 m2

Je gaat tegels leggen in een toiletruimte.

De tegels zijn 50 bij 50 cm.

Hoeveel tegels passen op de vloer?

In de lengte passen 3 tegels.

In de breedte passen 2 tegels.

In totaal passen er dus 2 × 3 = 6 tegels.

V O O R B E E L D D O E L

50 cm

50 cm

1 m

1,5 m

(10)

Geef de lengte van de lijn en de oppervlakte van elke figuur.

1 cm

1 cm

1 cm2 1 cm2

lengte rode lijn oppervlakte

lengte rode lijn oppervlakte

Teken en reken uit.

In het rooster is elk hokje 1 cm bij 1 cm.

a Teken een vierkant van 5 × 5 cm.

b Hoeveel cm2 is de oppervlakte van één hokje?

c Hoeveel cm2 is de oppervlakte van het hele vierkant?

d Hoeveel mm2 is de oppervlakte van één hokje?

e Hoeveel mm2 is de oppervlakte van het hele vierkant?

Noteer korter.

a Drie vierkante meter: 3 m2 b Vijf vierkante decimeter:

c Zes vierkante centimeter:

d Acht vierkante millimeter:

Reken om.

a 1 dm2 = cm2

b 4 dm2 = cm2

c 2,5 dm2 = cm2

d 2 cm2 = mm2

e 7,5 cm2 = mm2

f 3 dm2 = mm2

1

14 cm 11 cm

2

14 cm 8 cm

2

2

1 cm²

25 cm²

10 × 10 = 100 mm²

25 × 100 = 2500 mm²

3

5 dm²

6 cm² 8 mm²

4

100 400 250

200

750

30 000

(11)

Reken de oppervlakte uit en vul deze in.

3 cm

4 cm

8 m

6 m 4 m2 1 cm2

3 × 4 = 12 cm

2

6 × 8 = 48 m

2

Reken uit.

Een voetbalveld is 100 meter lang en 50 meter breed.

Om het veld staat een hek.

a Hoeveel meter is de lengte van het hek?

b Hoeveel m2 is de oppervlakte van het voetbalveld?

Reken uit.

Hiernaast zie je de plattegrond van een tuin.

a Hoeveel meter schutting staat er om de tuin?

b Hoeveel meter struiken staan om het gazon?

c Hoeveel m2 is de oppervlakte van het gazon?

d Hoeveel m2 tegels ligt in de tuin?

Reken om.

a 1 km2 = hm2

b 3 km2 = hm2

c 2 km2 = m2

d 4 hm2 = m2

5

6

oppervlakte = lengte × breedte

100 + 50 + 100 + 50 = 300 meter

100 × 50 = 5000 m²

7

tegels

gazon

1 m

4 + 5 + 4 + 4 = 17 meter

1 + 3 + 3 + 3 + 1 = 11 meter

3 × 3 = 9 m²

11 m²

8

1 hm2 = 10 000 m2 1 km2 = 1 000 000 m2

100 300

2 000 000 40 000

M E T E N E N M E E T K U N D E

(12)

Reken uit.

Hans legt rubber tegels onder de schommel.

De oppervlakte onder de schommel is 3 meter bij 3 meter.

a In welke maat zijn de afmetingen van de rubber tegel op de foto genoemd?

A meter B dm

C cm D mm b Hoeveel cm is de lengte van een rubber tegel?

c Hoeveel tegels legt Hans in de lengte?

d Hoeveel tegels gebruikt Hans in totaal?

Reken om.

a 100 dm2 = m2

b 250 dm2 = m2

c 300 cm2 = dm2

d 450 cm2 = dm2

e 100 hm2 = km2

f 150 hm2 = km2

g 10 000 m2 = hm2

h 25 000 m2 = hm2

E I N D O P D R A C H T

Vloerbedekking

6 m

2 m

4 m

4 m

In een kantoor worden twee kleuren tapijt gelegd.

Hoeveel m2 groene vloerbedekking ligt er?

opp groen = 24 m² – 8 m² = 16 m² totaal: 6 × 4 = 24 m² grijs: 2 × 4 = 8 m²

9

50 cm bij 50 cm

300 : 50 = 6 tegels

6 × 6 = 36 tegels

1 0

1 2,5 3 4,5

1 1,5

1

2,5

(13)

5 M E T E N

5 . 3 I N H O U D S M AT E N

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU rekenen online.

Je leert een inhoud schatten en berekenen.

Inhoud

De doos is 1 × 1 × 1 meter.

De inhoud is 1 m3.

Je zegt één kubieke meter.

Inhoud meet je ook in liter.

1 m3 = 1000 liter 1 dm3 = 1 liter 1 cm3 = 1 mL

1 liter = 10 dL 1 liter = 100 cL 1 liter = 1000 mL

U I T L E G

1 m 1 m 1 m

Hoeveel liter is de inhoud van de laadruimte?

In totaal passen er 12 dozen in de laadruimte.

Elke doos is 1 × 1 × 1 meter.

De inhoud van de laadruimte is 12 m3. Dit is 12 × 1000 = 12 000 liter.

V O O R B E E L D D O E L

3 m

2 m 2 m

(14)

Reken uit en vul in.

Hoeveel kubussen van 1 m3 passen in elke balk?

Noteer je antwoord in de balk.

3 m 1 m

1 m

1 m 2 m

2 m 2 m

4 m 5 m

m3

m3 m3

3 8 20

Schrijf op hoe je de maten uitspreekt.

a 1 m3: één kubieke meter b 2 dm3:

c 3 cm3:

Reken uit.

a Hoeveel m3 is de inhoud van de kubus?

b Hoeveel kubussen passen in een balk van 5 × 2 × 3 meter?

c Hoeveel m3 is de inhoud van de balk?

Bereken de inhoud van de vormen.

10 cm 1 cm

1 cm 2 cm

3 cm 1 cm

5 cm 5 cm

cm3 cm3

1

2

twee kubieke decimeter drie kubieke centimeter

3

1 m 1 m 1 m

1 × 1 × 1 = 1 m³

5 × 2 × 3 = 30 kubussen

30 m³

4

a b

5 5 × 5 × 10 = 250

Inhoud = lengte × breedte × hoogte

(15)

Reken om.

a 1 m3 = liter

b 2,5 m3 = liter

c 2 000 liter = m3

d 35 000 liter = m3

Verbind dezelfde maten.

Gebruik het schema uit het geelvlak op bladzijde 134.

1 liter

5 liter

50 cL

5 dL

1000 mL

10 cL

1 dL 5 dm3

Lees af en reken uit.

a Hoeveel mL vloeistof zit er in de maatbeker?

b Hoeveel dL zit er in de maatbeker?

c Hoeveel liter is dit?

Noteer de maten op de maatbeker.

Geef met een pijl en letter de plaats aan.

a 1 liter b 0,4 liter c 800 mL d 250 mL e 5 dL

Omcirkel steeds de grootste inhoud.

a 1 cm3 of 1 m3 b 1 dm3 of 1 cm3

1 mm3 of 1 m3

e 1 mL of 1 dL f 1 dL of 1 cL

1 liter of 1 m3 5

1000 2500

2 35

6

7

750 mL

7,5 dL

0,75 liter

8

500 mL 1000 liter

a c

e b d

1

0,5

9

M E T E N E N M E E T K U N D E

(16)

Welke maat gebruik je?

Kies uit: m3, liter, dL of mL.

Gebruik elke maat één keer.

a Hoeveelheid water in zwembad: c Water in een maatbeker:

b Vloeistof in een spuit: d Zand storten:

Reken uit.

Henri schenkt cola in 10 bekertjes van 20 cL.

a Hoeveel cL cola schenkt Henri in?

b Hoeveel flessen van 1 liter heeft hij nodig?

Reken om.

a 1,5 liter = dL

b 2 m3 = liter

c 3 liter = dm3

d 4 dL = cL

E I N D O P D R A C H T

Frisdrank 100 cL = 1 liter

In een flesje zit 20 cL sinaasappelsap.

Hoeveel liter sinaasappelsap zit er in een krat met 24 flesjes?

24 × 20 = 480 cL = 4,8 liter sinaasappelsap

1 0

liter dL

mL

1 1

100 cL = 1 liter

10 × 20 = 200 cL

2 flessen van een liter

1 2

15 2000

3

40

(17)

5 M E T E N

5 . 4 G E W I C H T E N

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU rekenen online.

Je leert rekenen met gewicht en andere maten.

Gewicht

Grote gewichten meet je in kilogram.

Kleine gewichten meet je in gram of milligram.

1 kg = 1000 gram 1 gram = 1000 mg

U I T L E G

In welke gewichten wordt gewogen?

Lichaamsgewicht

weeg je in kg. Etenswaren weeg je

vaak in grammen. Medicijnen worden in mg gewogen.

V O O R B E E L D

Reken om.

Hoeveel gram is 1,5 kg?

1 kg = 1000 gram

dus 1,5 kg = 1,5 × 1000 = 1500 gram.

V O O R B E E L D D O E L

(18)

Verbind de voorwerpen met het bijbehorende gewicht.

500 mg 20 gram 200 gram 1,5 kg

Verbind dezelfde gewichten.

1000 gram

1 gram

1 kg

10 kg 1000 mg

10 000 gram

0,1 gram 100 mg

Geef de gewichten aan op de weegschaal.

De weegschaal meet in grammen.

Geef de volgende gewichten aan op de schaal:

A 400 gram B 900 gram C 1 kg D 1600 gram E 0,200 kg F 0,5 kg

Omcirkel steeds het grootste gewicht.

a 1 gram of 1 kg b 1 gram of 1 mg c 1 gram of 10 mg

e 100 mg of 1 gram f 10 mg of 1 kg g 1 kg of 100 gram 1

2

3

4

500

0 100 200

300 400

600 700 800 1100 900

1200 1300 1400 1600 1700

1800 1900

1500

1000

e

a

f

b d

c

(19)

Reken uit.

Denise verstuurt binnen Nederland 100 trouwkaarten.

Ze weegt een kaart in grammen.

In de tabel lees je de prijs voor het versturen van kaarten van een bepaald gewicht.

t/m → 20 gram 50 gram 100 gram

NL € 0,54 €1,08 € 1,62

Europa € 0,90 €1,80 € 2,70

Wereld € 0,95 €1,90 € 2,85

a Hoeveel gram weegt de kaart met enveloppe?

b Voor welk bedrag verstuurt Denise haar trouwkaarten?

Vul in: < kleiner dan, > groter dan of = gelijk aan.

a 10 × 25 gram 1 kg

b 100 × 25 gram 1 kg

c 40 × 25 gram 1 kg

d 30 × 50 gram 1 kg

Reken uit.

Hiernaast zie je de verpakking van een pijnstiller.

a Hoeveel mg pijnstiller zit er in een capsule?

b Hoeveel mg pijnstiller zit er in een vol doosje?

c Hoeveel gram is dit?

Reken om.

a 1 kg = gram

b 2 kg = gram

c 2,5 kg = gram

1,75 kg = gram

e 3 gram = mg

f 4 gram = mg

g 1,5 gram = mg

12 gram = mg

5

24 gram

100 × € 1,08 = € 108,-

6

1 kg = 1000 gram

<

>

=

>

7

PER ZACHTE CAPSULE 200 mg IBUPROFEN

Liquid-Caps 200

10 stuks 200mg

Pijnstillend - Koortsverlagend - Ontstekingsremmend

200 mg

10 × 200 = 2000 mg 2 gram

8

1000 2000 2500

3000 4000 1500

M E T E N E N M E E T K U N D E

(20)

Noteer de gewichten in kg.

a Een m3 water weegt 1 ton.

Dit is kg

b Een vrachtauto weegt 30 ton.

Dit is kg

c Een kuub zand weegt 1,6 ton.

Dit is kg

d Een rupskraan schept 0,5 ton zand per keer.

Dit is kg

Reken uit.

Frits mag maximaal een ton laden in zijn aanhangwagen Hoeveel zakken zand kan hij in een rit vervoeren?

Reken om.

a 1000 gram = kg

b 3000 gram = kg

c 500 gram = kg

d 1500 mg = gram

e 500 mg = gram

f 250 mg = gram

E I N D O P D R A C H T

Hondenvoer

Gebruiksaanwijzing (per dag)

Puppy

Geef de hond 50 gram voer per kg lichaamsgewicht.

Nova is een puppy en weegt 10 kg.

Hij krijgt twee maaltijden per dag.

Hoeveel gram voer krijgt Nova per maaltijd?

10 × 50 = 500 gram

dat is 500 : 2 = 250 gram per maaltijd

9

1 ton = 1000 kg

1000

30 000

1600

500

1 0

1000 : 25 = 40 zakken

1 1

1 3 0,5

1,5

0,5

0,25

(21)

5 M E T E N

5 . 5 T I J D S A A N D U I D I N G E N

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU rekenen online.

Je leert rekenen met tijd.

Rekenen met tijd

Op deze klok kun je op twee manieren de tijd aflezen.

14:48 betekent 12 minuten voor 3 (uur) in de middag.

1 week = 7 dagen 1 dag = 24 uren 1 uur = 60 minuten 1 minuut = 60 seconden 1 kwartier = 15 minuten

U I T L E G

Sanne moet om 11:00 werken.

Over hoeveel minuten is dat?

Het is 10:14. Dit betekent 14 minuten over 10.

Er gaan 60 minuten in een uur.

Dus nog 60 – 14 = 46 minuten tot 11:00.

V O O R B E E L D

TUE

1 2

3 4 6 5 7 8 9

1011 12

D O E L

1 2

3 4 8

9 10

11 12

(22)

Geef de digitale tijdsaanduidingen.

Noteer de tijd ’s nachts en overdag.

Reken uit.

Op de klok is het 15:15.

Hoeveel tijd is er nog tot:

a 15:30:

b 18:30:

c 16:00:

d 00:00:

Reken uit.

Hoeveel uren is er gewerkt?

Tijdens de pauzes wordt niet gewerkt.

aantal uren gewerkt a 08:00 – 12:00 pauze 13:00 – 16:00

b 08:30 – 12:30 pauze 13:00 – 17:00 c 06:00 – 10:00 pauze 10:30 – 13:00 d 14:30 – 17:00 pauze 17:45 – 20:15 e 18:00 – 00:00 pauze 00:30 – 03:00

Reken uit.

a 2 uur = minuten

b 1,5 uur = minuten

c 1 kwartier = minuten

d 240 minuten = uur

e 150 minuten = uur

f 45 minuten = kwartier

1

1 2

3 4 6 5 7 8 9

10

11 12 1

2 3 4 6 5 7 8 9

10

11 12 1

2 3 4 6 5 7 8 9

10

11 12 1

2 3 4 6 5 7 8 9

10 11 12

12:30 00:30

04:15 16:15

07:50 19:50

05:35 17:35

2

15 minuten 3 uur en 15 minuten 45 minuten 8 uur en 45 minuten

3

4 + 3 = 7 uur 4 + 4 = 8 uur 4 + 2,5 = 6,5 uur 2,5 + 2,5 = 5 uur 6 + 2,5 = 8,5 uur

4

120 90

15

4

2,5

3

(23)

Noteer het tijdsverschil.

In Nederland is het 07:30.

Op de klokken hiernaast zie hoe laat het op dat moment op andere plaatsen is.

a Hoeveel is het tijdsverschil tussen New York en Nederland?

uur b Hoeveel is het tijdsverschil tussen Hong Kong en

Nederland:

uur

Reken uit.

Op Cuba is het 6 uur vroeger dan in Nederland.

Astrids vlucht naar Cuba vertrekt om 07:00.

De vlucht duurt 10 uur.

a Hoe laat is het op Cuba als het vliegtuig vertrekt?

b Hoe laat is het op Cuba als het vliegtuig landt?

Reken uit.

Achter de bestemming staan het aantal minuten dat het nog duurt voor de bus vertrekt.

a Hoe laat vertrekt de bus naar Beverwaard?

b Welke bestemming heeft de bus die om 14:06 zal vertrekken?

Reken uit.

Marga plant haar route met een

navigatiesysteem. Hiernaast staat de afstand van de route en de tijd die zij erover doet.

Ze vertrekt om 12:50.

Hoe laat is haar verwachte aankomsttijd?

Reken uit.

Sven vertrekt om 07:45 van huis naar school.

Hij fietst drie kwartier.

Hoe laat is Sven op school?

5 New York

Hong Kong

6

7

6

01:00 uur

07:00 + 10:00 – 6:00 = 11:00 uur of 01:00 + 10:00 = 11:00

7

13:58 + 6 minuten = 14:04

De Esch

8

12:50 + 1:05 = 13:55

9

07:45 + 45 minuten = 08:30

M E T E N E N M E E T K U N D E

(24)

Vul in.

In de tabel zie je de draagtijd van enkele diersoorten.

a Welke diersoorten hebben een draagtijd van een jaar of langer?

b Nummer in de tabel de diersoorten op volgorde van de draagtijd.

Begin bij de kortste draagtijd.

Reken uit.

Hiernaast zie je een deel van een jaarkalender.

Het is 3 juli.

Johan vertrekt over drie weken voor een achtdaagse vakantie.

De vertrek-en aankomstdatum zijn ook vakantiedagen.

a Op welke datum vertrekt Johan?

b Op welke datum komt Johan weer terug?

Reken uit.

a 20 dagen =

2

weken en

6

dagen

b 40 dagen =

5

weken en

5

dagen

c 15 maanden =

1

jaar en

3

maanden

d 30 maanden =

2

jaar en

6

maanden

E I N D O P D R A C H T

Troonsafstand Koningin Beatrix regeerde van

30 april 1980 tot 30 april 2012.

Hoeveel jaar regeerde ze?

32 jaar

1 0

gemiddelde draagtijd Big Five

Buffel 1 jaar

Jachtluipaard 3 maanden

Leeuw 100 dagen

Neushoorn 70 weken

Olifant 20 maanden

3 1 2 4 5 De buffel, de neushoorn en de olifant

1 jaar = 365 dagen 1 jaar = 52 weken 1 jaar = 12 maanden

1 1

Juli

Ma

1 2 3 4 5 6

8 7 27 28 29 30 31

9 10 11 12 13

15

14 16 17 18 19 20

22

21 23 24

29

28 30 31

25 26 27

Di Wo Do Vr Za Zo 365

Augustus

Ma

1 2 3

5 4 31

32 6 7 8 9 10

Di Wo Do Vr Za Zo

24 juli

365

31 juli

1 2

(25)

T E S T J E Z E L F

Je kunt via NU Rekenen online ook een Test jezelf maken.

Je gaat per paragraaf na of je de stof goed beheerst.

Reken uit.

De stenen hebben een dikte van 5 cm.

Elke voeg is 1 cm dik.

a Hoeveel stenen is de hoogte van het muurtje?

b Hoeveel voegen zijn er?

c Hoeveel cm is de hoogte van het muurtje?

d Hoeveel meter is de hoogte van het muurtje?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.1.

Reken uit.

Joke koopt laminaat voor de woonkamer.

De kamer is 10 meter lang en 5 meter breed.

a Hoeveel m2 laminaat gaat in de woonkamer?

b Hoeveel m2 laminaat zit in een pak?

c Hoeveel pakken moet ze kopen?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.2.

Omcirkel de juiste hoeveelheden.

Welke maten geven de inhoud van de waterkoker juist weer?

A 0,8 L B 0,6 L C 80 cL D 600 mL

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.3.

D O E L

1

14 stenen

14 voegen

14 × 5 + 14 × 1 = 84 cm

0,84 meter

2

10 × 5 = 50 m² laminaat

2,4 m²

50 : 2,4 ≈ 20,8 dus 21 pakken

3

1.0 L 1.5 L MAX

M E T E N E N M E E T K U N D E

(26)

Reken uit.

In een blik zit 1 liter erwtensoep.

a Hoeveel mL soep zit er in het blik?

b Hoeveel soepkommen van 250 mL kun je hiermee vullen?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.3.

Reken uit.

Op het etiket van een pak koffie lees je hoeveel gram er in zit.

Ook zie je hoeveel kopjes je kunt zetten met een pak.

a Hoeveel kg koffie zit er in een pak?

b Hoeveel kopjes kun je met één pak zetten?

c Hoeveel gram is dat per kopje?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.4.

Reken uit.

De trein naar Nijmegen van 14:02 rijdt niet.

a Hoe laat komt de volgende trein naar Nijmegen?

b Hoeveel minuten is je reis hierdoor vertraagd?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.5.

Reken uit.

Jari stelt de magnetron in op 9 minuten.

Hoe laat is de magnetron klaar?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.5.

4

1 liter = 1000 mL

1000 mL

1000 : 250 = 4 soepkommen

5

GEMALEN KOFFIE

Douwe Egberts Nederland B.V., Vleutensevaart 35, 3532 AD Utrecht

500 g

Nettogewicht:

80

0,5 kg koffie

80 kopjes

500 : 80 = 6,25 gram per kopje

6

14:19 uur

14:19 – 14:02 = 17 minuten

7

14:34 uur + 9 min = 14:43 uur

(27)

E X T R A O E F E N I N G E N

Je kunt ook extra oefenen via NU Rekenen online.

Je kunt gericht oefenen met de paragrafen die je nog niet beheerst.

Reken uit.

Een hal is 1,20 meter breed en 1,80 meter lang.

a Hoeveel tegels van 30 bij 30 cm passen in de breedte?

b Hoeveel van deze tegels passen in de lengte?

c Hoeveel tegels passen in de hal?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.1 en 5.2.

Reken om.

Welke inhoud kan ook op het etiket staan?

a cL

b dL

c liter

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.3.

Lees de maatbekers af in mL en liter.

100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1

l ml

1 2

100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1

l ml

1 2

a mL

liter

b mL

liter

D O E L

1

120 : 30 = 4 tegels

180 : 30 = 6 tegels

4 × 6 = 24 tegels

2

25 2,5 0,25

3

700 750

M E T E N E N M E E T K U N D E

(28)

Reken uit.

Job heeft een fles ballongas gekocht.

Onder druk zit hier 2 m3 gas in.

Hij kan hier 200 ballonnen mee vullen.

a Hoeveel liter ballongas zit er in de fles?

b Hoeveel liter ballongas zit er in een ballon?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.3.

Vul in.

Op de verpakking vaatwastabletten lees je het gewicht van de zak.

a Wat kan ook op het etiket staan?

kg b Een vaatwastablet weegt 20 gram.

Hoeveel vaatwastabletten zitten in de verpakking?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.4.

Reken uit.

Henk werpt 80 cent in de parkeerautomaat.

a Hoe lang mag Henk zijn auto parkeren?

b Tot hoe laat mag Henk zijn auto parkeren?

c Tot hoe laat mag je parkeren voor € 1,10?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.5.

Vul in.

a Hoe laat is het op de foto?

b Over hoeveel tijd vertrekt de volgende bus?

c Hoe laat zal de bus vertrekken?

Deze opdracht hoort bij paragraaf 5.5.

4

1 m3 = 1000 liter

2 × 1000 liter = 2000 liter

2000 : 200 = 10 liter per ballon

5

1,16

1160 : 20 = 58 tabletten

6

24 minuten

15:04 + 24 min = 15:28 uur

15:04 + 30 min = 15:34 uur

7

13:49 uur (of 1:49)

3 minuten

13:52 uur (of 1:52)

(29)

U I T J E H O O F D

Je oefent eenvoudige bewerkingen door ze uit je hoofd uit te rekenen.

Reken uit.

a 125 + 25 = b 137 + 13 = c 86 + 24 = d 75 + 50 =

e 16 + 19 = f 38 + 17 = g 82 + 19 = h 76 + 31 =

Reken uit.

a 119 – 19 = b 205 – 25 = c 175 – 85 = d 134 – 64 =

e 45 – 12 = f 64 – 15 = g 110 – 24 = h 228 – 35 =

Reken uit.

a 5 × 40 = b 7 × 30 = c 4 × 50 = d 8 × 60 =

e 50 × 7 = f 40 × 9 = g 70 × 5 = h 90 × 3 =

Reken uit.

a 45 : 5 = b 30 : 6 = c 77 : 7 = d 42 : 3 =

e 66 : 6 = f 54 : 6 = g 72 : 8 = h 28 : 14 =

D O E L

1

150 150 110 125

35 55 101 107

2

100 180 90 70

33 49 86 193

3

200 210 200 480

350 360 350 270

4

9 5 11 14

11 9 9

2

M E T E N E N M E E T K U N D E

(30)

Vul aan tot 100.

a 25 + b 65 + c 45 + d 15 +

e 93 + f 49 + g 18 + h 27 +

Vul in: < kleiner dan, > groter dan of = gelijk aan.

a 5 × 0,5 3

b 2 × 2,4 5

c 8 × 0,8 6

d 9 × 0,7 7

e 1,50 : 3 0,50

f 12,50 : 2 6,50

g 6,6 : 3 2,50

h 8,40 : 4 2,10

Vul de puzzel in.

Vul in de lege vakjes getallen in.

Kijk naar het kwart van de cirkel linksboven hoe het moet.

17 18 16 17

23 19 7

26

11 74

34

8 8

40

12 4 8

4 10 18

15 12

19 18

33

29 62

38

5

75 35 55 85

7 51 82 73

6

<

<

>

<

=

<

<

=

7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

a Hoeveel procent van het oude bedrag moet ze betalen?. b Hoeveel kost een kaartje voor het

Deze koperen stiften zijn bevestigd aan eene voor en achter de schijf gelegen palmhouten plaat A, en kunnen onbeweeglijk gesteld wor- den door middel van stangen, welke door de

Zijn alle afmetingen op de tekening 5 keer zo groot als in werkelijkheid, dan is getekend op schaal 5 : 1.. Bij het ontwerpen van de euromunt, werd deze

Je kunt deze paragraaf ook oefenen via NU Rekenen online.. Je herkent een verhouding en kan

Het onderwerp spreekt mij niet echt aan omdat ik niet echt van het genre komedie houd en daar valt dit boek onder.. Het verhaal heeft mij geen andere kant van het onderwerp

© Noordhoff Uitgevers bv GR-module TI-84 MATHPRINT – Berekeningen op het basisscherm 1.. Berekeningen op

In artikel 7.6, tweede lid, onderdeel b, wordt “een dienstboekje als bedoeld in artikel 5.4.1, waaruit blijkt dat de aanvrager een vaartijd van tenminste 180 vaardagen heeft

• Bij financial lease geen boekresultaat, uitsluitend juridische levering en geen verkoop. © 2011 Noordhoff Uitgevers