Vraag nr. 156 van 23 maart 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Praktijkleerkrachten – Behoefte
Het onderwijs kampt met problemen om leraars te vinden voor praktijkvakken. Werkenden in het bedrijfsleven kan men moeilijk motiveren. We g e n s de werkonzekerheid in het onderwijs zet men de stap naar het onderwijs niet vlug. Ook het feit dat maximum tien jaar nuttige ervaring wordt overge-nomen en men dus financieel vaak een stap terug moet zetten, is een bezwarend element.
Daartegenover staat dat verplicht bruggepensio-neerden uit bedrijven graag deze praktijkopleidin-gen zouden willen – en kunnen – geven : zij heb-ben de nodige technische diploma's, hebheb-ben nutti-ge ervaring en zijn nutti-gemotiveerd.
Probleem voor hen is dat ze – wanneer ze een vervanging willen doen – een ganse maand uitke-ring van hun brugpensioen verliezen. Een vervan-ging bedraagt zelden een effectieve volle maand : een schoolverlofweek, een reeds begonnen maand hebben tot gevolg dat ze die maand geen brugpen-sioen krijgen en in het onderwijs slechts voor de effectief gewerkte dagen van de maand loon ont-vangen.
Nu de Vlaamse regering de optie heeft genomen om meer aandacht te besteden aan praktijkbegelei-ding en opleipraktijkbegelei-ding op het werkveld, zal het pro-bleem van beroepspraktijkbegeleiders nog vergro-ten.
1. Welke praktijkleerkrachten zijn er vooral te kort ? Om hoeveel leerkrachten gaat het ? In welke regio's ?
2. Heeft de minister vice-president – in het kader van de extra aandacht voor het beroepsgerichte onderwijs op het beroepsveld en het acute tekort van praktijkleerkrachten – reeds stap-pen gezet bij de federale minister bevoegd voor de regelgeving voor bruggepensioneerden, o m een andere uitbetalingsregeling voor brugge-pensioneerden mogelijk te maken ?
Antwoord
1. Het departement Onderwijs heeft geen duide-lijk zicht op de mogeduide-lijke tekorten aan praktijk-leraars, noch op mogelijke regionale verschillen t e r z a k e. Uit een beperkt aantal contacten met
onderwijsinstellingen blijkt dat vooral praktijk-leraars Lassen en praktijk-leraars voor de praktijkoplei-dingen binnen de afdelingen Bouw, Wo n i n g d e-c o r a t i e, Au t o m e e-c h a n i e-c a , C a r r o s s e r i e, H o t e l , Houtbewerking en Te x t i e l , moeilijk te vinden z i j n . Vooral het vinden van geschikte vervan-gers-praktijk voor interimopdrachten van korte duur (ziekte- en bevallingsverloven) zou proble-matisch zijn.
Blijkbaar is het dus niet gemakkelijk meer om goede praktijkleerkrachten aan te trekken. Dat het barema en het overnemen van de anciënni-teit daarin een rol spelen, is logisch. Het gelde-lijk statuut kan echter niet los gezien worden van het administratief en sociaal statuut van de l e e r k r a c h t e n . Dit geldt trouwens ook voor de ambtenaren.
Toch wordt er een concrete maatregel gepland die de werving van praktijkleraars zou kunnen b e v o r d e r e n . Het gaat hier met name over de erkenning van de nuttige ervaring. In de toe-komst zal de overdraagbaarheid van de nuttige ervaring naar andere specialiteiten vergroten en zal er ook een ruimere interpretatie aan het begrip "nuttige ervaring" worden gegeven. 2. Er werden geen stappen ondernomen om de