• No results found

De invloed van de economische crisis op de verslaggeving over strategische risico’s van ondernemingen in de bouwsector.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de economische crisis op de verslaggeving over strategische risico’s van ondernemingen in de bouwsector."

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De invloed van de economische crisis op de verslaggeving over

strategische risico’s van ondernemingen in de bouwsector.

-Masterscriptie-

Lemelerveld, 14 Februari 2012

Rijksuniversiteit Groningen Stefan Overkamp

Faculteit Economie en Bedrijfskunde S1936506

Opleiding: Msc Accountancy Aakstraat 16, 8152CB Lemelerveld Afstudeerbegeleider: Dhr. W.G. de Munnik RA 06 24 38 96 22 2e Begeleider: Dhr. W.K. Zwaagman stefanoverkamp@hotmail.com Titel: De economische crisis en de risicoverslaggeving bij bouwondernemingen.

Abstract

De economische crisis is van invloed op de mate van verslaggeving over strategische risico’s in het jaarverslag van bouwondernemingen en verkleint daarmee de informatieasymmetrie. Van 44 bouwondernemingen wereldwijd is gedurende drie jaar (2007, 2008 en 2009) de rapportage over strategische risico’s in het jaarverslag gemeten door middel van een indexanalyse en genoteerd welk rechtssysteem het land van vestiging heeft. Er kan worden gesteld dat bouwondernemingen wereldwijd tijdens de economische crisis inhoudelijk significant meer rapporteerden over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van het jaarverslag van voor de economische crisis. Bovendien levert deze masterscriptie pril bewijs dat bouwondernemingen gevestigd in een land met een common law rechtssysteem inhoudelijk meer rapporteerden over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van bouwondernemingen gevestigd in een land met een code law rechtssysteem.

(2)

2

Voorwoord

Voor u ligt de afstudeerscriptie die ik heb geschreven in het kader van de afronding van mijn masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De scriptie heeft betrekking op de verslaggeving over strategische risico’s bij bouwondernemingen in het jaarverslag voor en tijdens de economische crisis. Mijn belangstelling voor dit onderwerp en deze sector komt met name voort uit de huidige economische crisis en mijn afstudeeropdracht ten behoeve van het afronden van mijn bachelor Bedrijfseconomie 2,5 jaar geleden. Voor het afronden heb ik samen met een studiegenoot een risicomanagementsysteem ontwikkeld voor Jansman Bouwgroep.

De pre-master en de master zijn voor mijn gevoel snel voorbij gegaan. Het zijn jaren waarin ik mijn kennis heb verruimd en veel mensen heb leren kennen. Ik ben blij met de gemaakte keuze voor het verlengen van mijn studietraject.

Vanaf deze plaats wil ik mijn begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, dhr. W.G. de Munnik RA, bedanken voor zijn inzichten, kritische opmerkingen en adviezen. Daarnaast wil ik dhr. W.K. Zwaagman bedanken voor het optreden als tweede begeleider.

Verder wil ik mijn vriend en studiegenoot Rick Logtenberg bedanken voor de tijd die hij heeft uitgetrokken om mijn scriptie kritisch te lezen en feedback te geven.

Ik wil mijn eigen onderneming Minigadgets.nl en de betrokkenen bedanken voor alle faciliteiten en de mogelijkheid om deze scriptie op mijn kantoor te kunnen schrijven.

Tot slot wil ik mijn vriendin, vrienden, studiegenoten, ouders en familie bedanken voor de ondersteuning gedurende het schrijven van deze scriptie en in het bijzonder gedurende de hele studieperiode.

Ik wens u veel leesplezier toe bij het lezen van deze masterscriptie.

Stefan Overkamp

(3)

3

Samenvatting

Risicoverslaggeving is de laatste jaren een populair thema. In deze masterscriptie is de rapportage over strategische risico’s in de jaarverslagen van ondernemingen in de bouwsector wereldwijd gecombineerd met de economische crisis.

Vanuit de literatuur wordt gesteld dat het vrijwillig vrijgeven van informatie door bestuurders diverse voordelen oplevert voor de onderneming, waaronder lagere kapitaalkosten en het voorkomen van onderwaardering van het aandeel. Deze voordelen kunnen in economisch mindere tijden van essentieel belang zijn, derhalve zouden zij tijdens de economische crisis inhoudelijk meer rapporteren over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van het jaarverslag van voor de economische crisis. Daarnaast wordt vanuit de literatuur verondersteld dat ondernemingen welke gevestigd zijn in landen met een common law rechtssysteem meer informatie vrijgeven ten opzichte van ondernemingen welke gevestigd zijn in landen met een code law rechtssysteem. In deze masterscriptie is onderzocht of dit tevens voor bouwondernemingen van toepassing is.

De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd:

Is de economische crisis van invloed geweest op de mate waarin ondernemingen in de bouwsector inhoudelijk over strategische risico’s rapporteren in het jaarverslag, en speelt het rechtssysteem (en de daarbij horende kenmerken) van het land van vestiging hierbij een rol?

Van 44 bouwondernemingen wereldwijd is gedurende drie jaar (2007, 2008 en 2009) de “risicorapportage” gemeten door middel van een indexanalyse en genoteerd welk rechtssysteem het land van vestiging heeft. De “risicorapportage” is een samengestelde variabele welke bestaat uit 15 verschillende variabelen over strategische risico’s.

Concluderend, kan gesteld worden dat bouwondernemingen wereldwijd tijdens de economische crisis inhoudelijk significant meer rapporteerden over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van het jaarverslag van voor de economische crisis. Bovendien levert deze masterscriptie pril bewijs dat bouwondernemingen welke gevestigd zijn in een land met een common law rechtssysteem inhoudelijk meer rapporteerden over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van bouwondernemingen welke gevestigd zijn in een land met een code law rechtssysteem.

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord 2

Samenvatting 3

Hoofdstuk 1 Economische crisis en risicomanagement 6

1.1 Relevantie 7

1.2 Structuur 8

Hoofdstuk 2 Onderzoeksvraag 10

2.1 Ontleden van de onderzoeksvraag 10

2.2 Conceptueel model 10

Hoofdstuk 3 De invloed van de economische crisis op de bouwsector 12

3.1 De economische crisis en beurskoersen 12

3.2 Crisis in de bouwsector 13

3.3 Conjunctuurindicatoren voor de bouwsector 14

3.4 Wereldwijde crisis in de bouwsector 15

3.5 Conclusie 15

Hoofdstuk 4 De relatie tussen de economische crisis en verslaggeving over strategische

risico’s 16

4.1 Agency theorie 16

4.2 Voluntary disclosure theorie 17

4.3 Voordelen van (voluntary) disclosure 17

4.4 Conclusie 19

Hoofdstuk 5 Verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector 20 5.1 Model voor verslaggeving over strategische risico’s 20

5.2 Risico’s in de bouwsector 22

5.3 Analyse van risicoverslaggeving 27

(5)

5 Hoofdstuk 6 Relatie tussen het rechtssysteem en de mate van verslaggeving over

strategische risico’s 29

6.1 Rechtssystemen 29

6.2 De classificatie van landen op basis van het type rechtssysteem 30

6.3 Conclusie 31

Hoofdstuk 7 Grootte van de bouwonderneming en disclosure 33

Hoofdstuk 8 Hypothesen 34 Hoofdstuk 9 Onderzoeksmethode 36 9.1 Steekproef selectie 36 9.2 Dataverzameling 36 9.3 Data-analyse 40 Hoofdstuk 10 Resultaten 42 10.1 Beschrijvende statistiek 42 10.2 Statistische resultaten 44

10.3 Discussie van de resultaten 47

Hoofdstuk 11 Discussie en conclusie 50

11.1 Conclusie 50

11.2 Beperkingen van het onderzoek 50

11.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek 51

Referenties 52

(6)

6

1. Economische crisis en risicomanagement

De hypotheekcrisis, ook wel subprime crisis genoemd, is ontstaan na een groot en achteraf onterecht optimisme over de stijging van lonen en huizenprijzen in Amerika. Daardoor verstrekten banken hypotheken aan mensen die het eigenlijk niet konden betalen (Kalse, 2008). Met behulp van extreem lage instaprentes gedurende de eerste twee jaar (teaser rates) kon iedereen gemakkelijk een lening krijgen. Deze mensen kwamen in de problemen toen zij hun hypotheek niet meer konden betalen door de dalende huizenprijzen en de stijgende rente die na de eerste twee goedkope jaren met een factor twee of drie werd verhoogd (Middelkoop, 2009). Eind 2006 werden de eerste Amerikanen om deze reden uit hun huis gezet. Bruce Marks, de CEO van de Neighborhood Assistance Corporation of America zei: ‘Het is nog nooit eerder gebeurd dat mensen gewoon hun baan en inkomen hadden, maar wel hun huis kwijtraakten.’ In 2008 vonden maar liefst 3 miljoen (!) van deze uitzettingen plaats (Middelkoop, 2009).

De hypotheekcrisis groeide verder uit doordat de hierboven genoemde risicovolle hypotheken waren doorverkocht aan zakenbanken en andere financiële instellingen (Duca et al, 2010). Door de waardedaling van de hypotheken, kwamen deze instellingen in de problemen. Ondertussen was door deze gang van zaken het onderlinge vertrouwen tussen de banken geschaad en leenden zij geen geld meer aan elkaar. De markt voor interbancaire leningen droogde op. In maart 2008 had de relatief kleine zakenbank Bear Stearns de twijfelachtige eer om als eerste bank om te vallen omdat beleggers de bank niet meer vertrouwden en werd voor slechts 10 dollar per aandeel opgekocht door JP Morgan Chase met behulp van de Amerikaanse centrale bank, een jaar eerder stond de koers nog op meer dan 150 dollar (Kalse, 2008). Echter de val van Lehman in september 2008, veroorzaakte door zijn omvang immense ravage en toonde daarbij de verwevenheid van de wereldwijde financiële sector (Ivashina en Scharfstein, 2010).

Er kan gesproken worden van een economische crisis en deze breidde zich nog verder uit, want door al deze ontwikkelingen raakten ook beleggers in paniek, waardoor de beurskoersen kelderden. Nederlandse beursgenoteerde bedrijven hebben hun totale beurswaarde in de eerste negen maanden van 2008 met bijna 178 miljard euro zien kelderen, dat is een verlies van ruim een derde ten opzichte van eind 2007 (Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), 2008).

(7)

7 Nederland is uit de recessie, luidde het heuglijke nieuws eind 2009 (NRC, 2009). Na een aantal kwartalen van krimp begon de economie eindelijk voorzichtig uit het dal te klimmen, blijkt uit cijfers van het CBS. Maar dat geldt niet voor de bouw. Integendeel, daar vielen op dat moment de harde klappen. Er zijn al diverse grote bouwondernemingen failliet gegaan. De bouwwereld reageert trager op de ontwikkelingen in de economie in vergelijking met veel andere sectoren, omdat bouwbedrijven nog lang hebben kunnen interen op hun bestaande werkvoorraden. Dit geldt ook voor de mondiale bouwsector. Begin 2011 kwam het bericht dat de bodem van de crisis in de bouwsector in zicht is, aldus het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB, 2011).

Door het uitbreken van de economische crisis en de boekhoudschandalen aan het begin van deze eeuw staat risicomanagement meer dan ooit in de belangstelling (Linsley en Lawrence, 2007). De boekhoudschandalen bij Enron en Parmalat hebben mede geleid tot diverse richtlijnen en wet- en regelgeving. Risicomanagement is niet langer meer alleen voor de bank- en verzekeringswereld (Dobler, 2008).

De bouwsector is een conjunctuurgevoelige sector en een bouwonderneming is een projectenorganisatie waarin niets van te voren zeker is. Risicomanagement in een bouwonderneming is een proces dat zorgvuldig moet worden opgezet en onderhouden: risico’s in de ene fase werken namelijk door in de volgende fase (PwC, n.d.). Risicomanagement hoeft niet alleen nuttig te zijn voor het behalen van de strategische doelstellingen, maar kan op hoofdlijnen ook gebruikt worden voor disclosure naar de stake- en shareholders toe. Dit brengt voordelen met zich mee welke in hoofdstuk vier aan bod komen.

1.1 Relevantie

Veel onderzoeken zijn al gedaan over risicomanagement in het algemeen. Onderzoeken over risicomanagement in de bouwsector hebben veelal betrekking op het managen van operationele risico’s. Er wordt naar mijn inziens tekort geschoten in het managen van strategische risico’s in de bouwsector wereldwijd. Strategische risico’s zijn risico’s die de strategische doelstellingen van een onderneming kunnen bedreigen. Zoals in de inleiding is aangegeven zijn er vele bouwondernemingen failliet gegaan tijdens de economische crisis en

(8)

8 er staan er nog velen op de rand van afgrond. Dit benadrukt het belang van risicomanagement, waaronder de strategische risico’s.

Risicomanagement toegepast op de gehele organisatie is voor een bouwonderneming belangrijk om de economische crisis goed te kunnen doorstaan. Transparantie over strategische risico’s is belangrijk voor de stake- en shareholders en daarvoor wordt de onderneming beloond (zie hoofdstuk vier), dit is de reden waarom een bouwonderneming ook graag naar hen wil rapporteren middels het jaarverslag. De informatiebehoefte van de stake- en shareholders wordt verklaard door de agency theorie, en de voluntary disclosure theorie geeft aan wat het effect is van het vrijwillig verstrekken van informatie aan stake- en shareholders. Deze theorieën zullen in het vierde hoofdstuk worden uitgelegd.

Er is geen literatuur bekend waarin is onderzocht of de recente economische crisis van invloed is geweest op de verslaggeving over strategische risico’s in het jaarverslag. Derhalve is dit onderzoek relevant voor gebruikers van financiële verslagen.

Eerdere onderzoeken geven aan dat er een verschil is in disclosure van informatie van ondernemingen tussen een onderneming welke gevestigd is in een land met een common law rechtssysteem en eenzelfde type onderneming welke gevestigd is in een land met een code law rechtssysteem (La Porta et al., 2000).

In dit onderzoek zal de inhoudelijke verslaggeving over strategische risico’s van beursgenoteerde ondernemingen in de bouwsector in het jaarverslag worden geanalyseerd om na te gaan of de economische crisis van invloed is hierop.

Bovendien worden de vestigingslanden van de ondernemingen in de bouwsector ingedeeld in een land met een common law of code law rechtssysteem om na te gaan of er inderdaad een verschil is in hun verslaggeving over strategische risico’s. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de modellen van o.a. Gray (1988), Doupnik en Salter (1995) en La Porta et al. (2000).

1.2 Structuur

In het tweede hoofdstuk wordt de onderzoeksvraag uitgelegd en uitgewerkt in meerdere deelvragen. Deze deelvragen worden in aparte hoofdstukken (3 tot en met 7) behandeld en vervolgens worden aan de hand van relevante ontwikkelingen en theorieën als antwoord op de

(9)

9 deelvragen de hypothesen gevormd (hoofdstuk 8). In hoofdstuk 9 wordt het onderzoeksontwerp besproken, dus op welke manier de data verzameld en geanalyseerd is. Vervolgens worden in het 10e hoofdstuk de resultaten van het onderzoek statistisch uiteengezet en besproken. In het 11e hoofdstuk worden de conclusies en de beperkingen besproken, evenals de mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

(10)

10

2. Onderzoeksvraag

In deze masterscriptie staat de volgende onderzoeksvraag centraal:

Is de economische crisis van invloed geweest op de mate waarin ondernemingen in de bouwsector inhoudelijk over strategische risico’s rapporteren in het jaarverslag, en speelt het rechtssysteem (en de daarbij horende kenmerken) van het land van vestiging hierbij een rol?

2.1 Ontleden van de onderzoeksvraag

Om de onderzoeksvraag van deze masterscriptie te kunnen beantwoorden is het van belang om de onderzoeksvraag te ontleden in een aantal deelvragen:

- Wat houdt de economische crisis in voor de bouwsector en hoe wordt de economische crisis gemeten? (Hoofdstuk 3);

- Wat is de relatie tussen de economische crisis en de mate van verslaggeving over strategische risico’s? (Hoofdstuk 4);

- Hoe kan de mate van verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector worden gemeten? (Hoofdstuk 5);

- Wat is de relatie tussen het rechtssysteem en de mate van verslaggeving over strategische risico’s? (Hoofdstuk 6);

- Wat is de relatie tussen de grootte van de bouwonderneming en de rapportage over strategische risico’s in het jaarverslag? (Hoofdstuk 7).

De bovengenoemde deelvragen zullen hieronder elk in een apart hoofdstuk worden behandeld. Op basis van de uitgewerkte theorieën en ontwikkelingen als antwoord op de deelvragen worden in hoofdstuk 8 de hypothesen gevormd.

2.2 Conceptueel model

De onderzoeksvraag en de deelvragen leiden tot een conceptueel model van hypothesen welke hieronder in tabel 1 is weergegeven.

Relatie Verwachte uitkomst

1. Economische crisis en de mate van rapportage over strategische risico’s in de

bouwsector. Positief

2. Common law rechtssysteem en de mate van rapportage over strategische risico’s

in de bouwsector ten opzichte van code law rechtssysteem. Positief

3. Grootte van de bouwonderneming en de mate van rapportage over strategische

risico’s. Positief

(11)

11 Relatie 1 en 2 zijn hypothesen welke voortkomen uit de uitgewerkte deelvragen van hoofdstuk 3 tot en met 6.

Relatie 3 is de controlevariabele welke voortkomt uit de uitgewerkte deelvraag in hoofdstuk 7.

De relaties in dit model zullen in dit onderzoek worden getoetst en de resultaten zullen in hoofdstuk 10 en 11 worden gepresenteerd.

(12)

12

3. De invloed van de economische crisis op de bouwsector

De recente economische crisis, zoals in hoofdstuk 1 is beschreven, is volgens Commissie de Wit de ergste crisis sinds de jaren dertig, omdat de financiële crisis plaats maakte voor een diepe lange economische crisis. Zowel de financiële crisis als de economische crisis leidde in veel landen tot massaontslagen, hoge werkloosheid en gedwongen huizenverkopen (Commissie de Wit, 2010).

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld. Wat houdt de economische crisis in voor de bouwsector en hoe wordt de economische crisis gemeten?

Allereerst zullen de economische crisis en beurskoersen aan bod komen, daarna de crisis in de bouwsector. Daaropvolgend worden de conjunctuurindicatoren voor de bouwsector behandeld en vervolgens de wereldwijde crisis in de bouwsector en de conclusie.

3.1 De economische crisis en beurskoersen

Door de economische crisis daalden de beurskoersen tot ongekende dieptepunten. De beurskoersen zijn gebaseerd op verwachtingen, welke schrikbarend naar beneden moesten worden bijgesteld. Beurskoersen zijn een betrouwbare indicator van de economische situatie (Pearce, 1983). Beurskoersen lopen bovendien altijd voor op de reële economie. In figuur 1 worden de indices van Amsterdam (AEX), New York (Dow Jones) en Tokyo (Nikkei), geïndexeerd, weergegeven. Uit figuur 1 blijkt dat de beurskoersen eind 2007 de daling inzetten en dat het dieptepunt begin 2009 is bereikt. De reële economie volgt de indices met enige vertraging (Pierce, 1983 in Logtenberg, 2011). Aangezien de bouwsector een conjunctuurgevoelige sector is, is deze sector dan ook wereldwijd hard getroffen.

(13)

13 Figuur 1. Indices (bron: Logtenberg, 2011; data: Debeurs.nl, 2011; zie bijlage 1)

3.2 Crisis in de bouwsector

Door een flinke afname van de investeringen in woningen en bedrijfsgebouwen als gevolg van de economische crisis kromp de omzet van de burgerlijke- en utiliteitsbouw in Nederland met ruim 12 procent in 2010 (EIB, 2011). De burgerlijke- en utiliteitsbouw is veruit de grootste branche in de bouw en de omzet uit deze branche is sinds begin 2009 continue gekrompen (zie figuur 2). Naast de lagere omzetten in deze branche heeft de economische crisis inmiddels ook geleid tot minder investeringen in de infrastructuur. De signalen die de bouwnijverheid kreeg over nieuwe orders waren in 2010 over het algemeen negatief. De totale som van verleende bouwvergunningen lag aanzienlijk lager dan in 2009 en ook de verkoop van bestaande huizen bleef op het niveau van 2009 en ligt daarmee 30% lager dan in 2008 (EIB, 2011).

(14)

14 Figuur 2. Omzetontwikkeling bouwnijverheid in Nederland

Na twee jaren van krimp lijkt eind 2010 de bodem ook voor de bouwnijverheid in Nederland te zijn bereikt. In totaal zijn er ruim 2000 ondernemingen uit de bouwsector failliet gegaan en de werkgelegenheid is met ongeveer 40.000 arbeidsjaren teruggelopen (EIB, 2011). De problemen in de kantorensector zorgen dat de utiliteitsbouw in 2011 nog te kampen krijgt met een productiedaling. De gond-, water- en wegenbouwsector heeft in 2010 een terugslag moeten verwerken, maar toch is deze sector goed door de crisis heen gekomen. Echter is de beperkte productiedaling in de gond-, water- en wegenbouwsector kunstmatig door de stimuleringsmaatregelen van de overheid. Inmiddels wijzen indicatoren als de orderportefeuilles bij de bouwbedrijven, het aantal woningbouwvergunningen en de verkoop van nieuwe woningen, in de richting van herstel voor de woningbouw (EIB, 2011).

Uit onderzoek van het EIB blijkt dat 40% van de bouwbedrijven eind 2009 strategische maatregelen hadden genomen om een economische achteruitgang te doorstaan. Volgens het EIB is er ook een groep van 20 tot 30% welke aan heeft gegeven dat de economische situatie hen wel beïnvloedt en daardoor kwetsbaar zijn op het gebied van winst en werkvoorraad. Deze groep had echter eind 2009 nog geen maatregelen genomen. Volgens het EIB is dit een gevolg van een onduidelijk beeld over de kansen en bedreigingen van de economische crisis (EIB, 2010).

3.3 Conjunctuurindicatoren voor de bouwsector

Het Economisch Instituut voor de Bouw doet voorspellingen over de groei en krimp in de bouwsector aan de hand van de orderportefeuilles van ondernemingen in de bouwsector

(15)

15 (ANP, 2010). De orderportefeuilles van ondernemingen in de bouwsector en de renteontwikkeling zijn belangrijke conjunctuurindicatoren voor de bouwnijverheid (EIB, n.d.).

3.4 Wereldwijde crisis in de bouwsector

De problemen in de bouwsector bleven niet beperkt tot alleen in Nederland. De gehele Europese bouw verkeert al enige tijd in een forse recessie. Met 2011 meegerekend zal vanaf 2008 in Europa minstens 235 miljard euro aan bouwproductie verloren zijn gegaan (Birdinvest, 2011). In Rusland is de bouwproductie ook sinds 2008 enorm gekelderd, zo is ook de bouw van de Rusland-toren stilgelegd, wat het hoogste gebouw ter wereld zou moeten worden (Corstius, 2009). Eind 2007 kwam het bericht naar buiten dat ook de Japanse bouwsector worstelt met de crisis (Duits, 2007). Verder kwam in 2009 het bericht dat de bouwsector maar niet uit het slop raakte in Amerika. De woningbouw was in maart 2009 gedaald naar een recorddiepte, zo bleek uit cijfers van het Amerikaanse Ministerie van Handel (Woningmarktcijfers, 2009).

3.5 Conclusie

De bouwsector maakt sinds eind 2008 een flinke crisis door. In dit onderzoek worden enkel ondernemingen in de bouwsector onderzocht welke gevestigd zijn in een land waar de bouwsector in een recessie is beland, zoals de genoemde landen in de vorige paragraaf. Als criteria wordt gehanteerd dat er in de jaren 2007 tot en met 2009 in ieder geval twee kwartalen op rij een krimp in de bouwproductie van het land zichtbaar is, aangezien dat de definitie van een recessie is (IEX.nl, n.d.). Zoals in § 3.1 is aangegeven is de aandelenkoers een goede indicator voor de economische crisis (Pearce, 1983 in Logtenberg, 2011) en uit figuur 1 blijkt dat de crisis wereldwijd gelijk is opgetreden. Derhalve is de genoemde criteria en periode geschikt als meeteenheid van de economische crisis.

(16)

16

4. De relatie tussen de economische crisis en verslaggeving over strategische risico’s

In het vorige hoofdstuk is de economische crisis in de bouwsector behandeld. Daaropvolgend wordt in dit hoofdstuk de volgende deelvraag behandeld. Wat is de relatie tussen de economische crisis en de mate van verslaggeving over strategische risico’s?

Er zal worden ingegaan op de theoretische grondslag van verslaggeving middels de agency theorie en vervolgens zal de voluntary disclosure theorie worden behandeld, welke wordt gebruikt om de informatieasymmetrie te verkleinen. Daarna komen de extra voordelen voor bouwondernemingen aan bod waar zij aanspraak op kunnen maken door middel van voluntary disclosure. Daaropvolgend zal in de conclusie de relatie tussen de economische crisis en de mate van verslaggeving over strategische risico’s bij bouwondernemingen worden uitgelegd.

4.1 Agency theorie

Bij een beursgenoteerde onderneming is er sprake van een scheiding tussen leiding en eigendom. Zo bestuurt het management de onderneming en is de aandeelhouder de eigenaar. Bij deze ondernemingen is er sprake van het agency problem of nog specifieker van

information asymmetry. In de agency theorie wordt er gesproken over een agent en een

principaal. Het management is de agent en de aandeelhouder de principaal. De agent is in dienst van de principaal, zo zal de agent de belangen van de principaal behartigen en de onderneming leiding geven. In ruil daarvoor ontvangt hij salaris en eventuele bonussen als bepaalde doelstellingen gerealiseerd worden (van Oost, n.d.).

De eigenaren/aandeelhouders hebben te maken met twee problemen. Het eerste probleem is “moral hazard”: de beslissingen die het management neemt, zijn niet direct zichtbaar voor de aandeelhouders. Het gaat om een verborgen actie van het management. Het tweede probleem is “adverse selection”: de aandeelhouders weten niet welke kwaliteit de onderneming heeft omdat het management de onderneming mogelijk positiever voorstelt dan werkelijk het geval is (Watts en Zimmerman, 1986). Hier gaat het om verborgen informatie door het management. Dit moral hazard probleem en adverse selection probleem zijn redenen voor bepaalde controle- en verantwoordingswerkzaamheden, door het management enerzijds en de aandeelhouder anderzijds. De kosten die hiermee gepaard gaan worden agency-kosten genoemd. Agency-kosten zijn kosten die gemaakt worden om de informatieasymmetrie en het bijbehorende risico tussen het management en de aandeelhouder te reduceren. Deze kosten kunnen worden onderverdeeld in drie soorten: (1) monitoring kosten van de aandeelhouder,

(17)

17 (2) verantwoordingskosten van het management, en (3) “residual loss” (Jensen en Meckling, 1976).

De controle van het jaarverslag door een externe accountant zijn monitoring kosten van de aandeelhouder en de verslaggeving over strategische risico’s door het management van de onderneming zijn verantwoordingskosten van het management.

4.2 Voluntary disclosure theorie

Door middel van voluntary disclosure kunnen managers de informatieasymmetrie verkleinen. Wet- en regelgeving beschrijven vaak alleen wat een onderneming minimaal aan disclosure moet geven aan de stake- en shareholders. Vooral wanneer deze informatie nog niet genoeg is voor de stake- en shareholders om de waarde van het bedrijf te bepalen zullen managers vrijwillig extra informatie geven (Deumes en Knechel, 2008).

Uit onderzoek van Hermanson (2000) is gebleken dat gebruikers van jaarverslagen, management rapporten over internal control en risicomanagement, het vrijwillig geven van deze en extra informatie, belangrijk vinden voor het maken van beslissingen. Het vrijwillig rapporteren over risico’s die de strategische doelstellingen kunnen bedreigen wordt dus op prijs gesteld door gebruikers van jaarverslagen.

Healy en Palepu (2001) geven zes redenen waarom managers er voor kiezen om naast de verplichte disclosure (mandatory disclosure) extra disclosure te geven (voluntary disclosure). Deze redenen zijn namelijk lagere kapitaal kosten, zekerheid eigen baan (managers worden veelal beoordeeld op de koers van het eigen aandeel), koerscompensatie, juridische aansprakelijkheid, signaleren van management talent en concurrentiekosten.

4.3 Voordelen van (voluntary) disclosure

In de vorige paragraaf worden al een zestal redenen gegeven waarom het voordelig kan zijn om extra disclosure te geven. Ook Soltani (2007) stelt dat disclosure, zowel verplicht als vrijwillig, de information asymmetry verkleind. Dit kan enkele voordelen met zich meebrengen: 1) een sterker aandeel; 2) een lagere cost of capital; en 3) aandacht van financiële analisten.

Amihud en Mendelson (2000) brengen de eerste kostencomponent van liquiditeit, de spread tussen bied- en laatprijs en de ‘market impact costs’ in verband met de ongelijke verspreiding van informatie onder beleggers. De spread tussen bied- en laatprijs is lager naarmate de

(18)

18 informatieasymmetrie tussen marktpartijen geringer is. Deze bewering is gebaseerd op de volgende redenering:

Veronderstel dat beleggers kunnen worden onderverdeeld in twee groepen: ‘informed traders’ en ‘uninformed traders’. ‘Informed traders’ beschikken over informatie die nog niet in de koers is verwerkt en handelen om te profiteren van deze informatievoorsprong. ‘Uninformed traders’ hebben geen informatievoorsprong en handelen uit andere motieven, bijvoorbeeld aanpassing van hun portefeuille in lijn met hun gewenste consumptiepatroon. Stel dat een ‘informed trader’ aandelen te koop aanbiedt. Dit impliceert dat de huidige marktprijs te hoog is. De market maker zal de aandelen gewoonlijk kopen tegen de biedprijs in de hoop deze later te verkopen tegen een hogere laatprijs. Wanneer hij echter wordt geconfronteerd met een ‘informed trader’, zou hij op basis van de geldende biedprijs teveel betalen. Derhalve zal hij zijn biedprijs verlagen. Omgekeerd, indien een ‘informed trader’ wil kopen, dan zal de market maker de laatprijs verhogen.

Uit de voorgaande redenering blijkt dat naarmate de informatieasymmetrie tussen marktpartijen kleiner is dat de kans kleiner is dat de market maker wordt geconfronteerd met ‘informed traders’ en de spread tussen de bied- en laatprijs kleiner zal zijn waardoor de eerste kostencomponent van liquiditeit lager is (Holterman, 2002).

Uit onderzoek van o.a. Healy, Hutton en Palepu (1999) is gebleken dat ondernemingen die voortvarend zijn in hun informatieverstrekking door meer analisten worden gevolgd. Uit dat onderzoek blijkt overigens ook dat betere disclosure leidt tot een grotere consensus tussen analisten en meer betrouwbare prognoses van bijvoorbeeld de winst. En naarmate meer analisten een onderneming volgen, is er minder vaak sprake van verrassingen bij bekendmaking van de kwartaalcijfers (Dempsey, 1989). Analisten dragen dus bij aan het verminderen van de informatieasymmetrie en daarmee verkleinen ze het agency problem en bezorgen ze de onderneming daarmee vele voordelen, welke in deze en de vorige paragraaf aan bod zijn gekomen (Brennan en Subrahmanyam, 1996).

Kortom, ondernemingen die voortvarend zijn in hun rapportage over strategische risico’s worden door meer analisten gevolgd en daarmee wordt de informatieasymmetrie verkleind. Het gevolg hiervan is dat (het management van de) ondernemingen aanspraak maken op de genoemde voordelen als lagere kapitaalkosten, zekerheid eigen baan, koerscompensatie, juridische aansprakelijkheid, signaleren van management talent en concurrentiekosten.

(19)

19

4.4 Conclusie

Tijdens de economische crisis was duidelijk dat de kredietverlenende functie van het bankwezen niet optimaal functioneerde. Als gevolg van verslechterde balansverhoudingen was het voor banken moeilijker en duurder om aan vermogen te komen, zowel in de vorm van vreemd vermogen als aandelenkapitaal. De noodzaak om de vermogensverhoudingen van banken te versterken, of in ieder geval niet te laten verslechteren, bracht met zich mee dat banken terughoudender waren bij het verstrekken van nieuwe leningen aan ondernemingen (Whitney, 2008 cited in Wilson, 2008). De reserves bij veel bouwondernemingen zijn (bijna) op en het is lastig tijdens de economische crisis om als bouwonderneming financiering te verschaffen (Alfa Accountants, n.d.). Om genoeg werkkapitaal te verschaffen en te opereren met een zo laag mogelijke cost of capital kunnen zij door middel van vrijwillige rapportage over strategische risico’s gebruik maken van de in de vorige paragraaf genoemde voordelen. Gegeven deze kennis zouden bouwondernemingen in economisch slechtere tijden meer vrijwillig rapporteren over strategische risico’s, aangezien de financiële positie het niet toe laat om de genoemde voordelen te laten liggen.

(20)

20

5. Verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector

Verslaggeving over strategische risico’s is van belang, omdat het een bijdrage levert met betrekking tot het inzicht in de onderneming en de activiteiten met de daarbij behorende risico’s. Het heeft een zekere informatiewaarde voor stake- en shareholders. In het onderzoek van de Looze (2010) wordt aangegeven dat risicoverslaggeving helderheid zou moeten geven over de grip die de onderneming op zijn risico’s heeft, het gaat hierbij met name om het managen van risico’s die gerelateerd zijn aan de strategische doelstellingen.

Inzicht in de strategische risico’s waar een onderneming mee te maken heeft is voor aandeelhouders belangrijk, evenals een heldere beschrijving van de omgevingsfactoren waar de onderneming mee in aanraking kan komen (VEB, 2009). Verslaggeving over strategische risico’s in het jaarverslag als communicatiemiddel kan een positieve bijdrage leveren aan het goed informeren van aandeelhouders over het risicoprofiel van de onderneming (Abma, 2007, in de Looze, 2010).

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld. Hoe kan de mate van verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector worden gemeten?

Hierbij wordt de (theoretische) basis gelegd voor het toetsingsmodel welke in dit onderzoek wordt gebruikt (hoofdstuk 9). In § 5.1 zal het model voor verslaggeving over strategische risico’s centraal staan, in § 5.2 de specifieke risico’s met betrekking tot de bouwsector en in § 5.3 de analyse van risicoverslaggeving. Verder zal het hoofdstuk afgesloten worden met een conclusie in § 5.4.

5.1 Model voor verslaggeving over strategische risico’s

Verschillende auteurs en beroepsorganisaties van accountants brengen richtlijnen uit en geven aanbevelingen om de kwaliteit van risicoverslaggeving van ondernemingen te verbeteren. De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), het Canadese instituut voor Registeraccountants (CICA) en vele andere beroepsorganisaties van accountants brengen adviesrapporten uit voor het bevorderen van goede risicoverslaggeving. Deze adviesrapporten zijn richtlijnen en bevatten elementen zoals een visie waarin core business en strategie tot uiting komen; de kritieke succesfactoren; de bedrijfsmiddelen; het verwachte resultaat voor de nabije toekomst en de te verwachten risico’s en kansen (De Looze, 2010).

Het risicoverslag behoort zo specifiek mogelijk geschreven te worden met kwalitatieve informatie over de risico’s en de potentiële impact. Naast de hierboven genoemde elementen

(21)

21 noemt het rapport van de CICA (2009) tevens de volgende belangrijke elementen waar over gerapporteerd kan worden:

 “De voornaamste risico’s gericht op de onderneming en haar core business, inclusief significante segmenten;

 De risicomanagementstrategie en maatregelen om de risico’s te beheersen, inclusief de relatie tussen de bestuursbeloningen en het beheersen van de risico’s;

 De potentiële en specifieke impact van deze risico’s op het resultaat en vermogen, inclusief kapitaalmiddelen en liquiditeit” (De Looze, 2010).

Verder zou de risicoverslaggeving moeten aansluiten bij de strategie en doelstellingen van de onderneming (De Looze, 2010).

Poorter en Visser (2005) hebben als reactie op de komst van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code onder voorzitterschap van de heer prof. dr. J.M.G. Frijns de volgende modelopbouw uiteengezet omtrent de verantwoording van risicomanagement in het jaarverslag:

1. “een overzicht van de significante, specifieke ondernemingsrisico's;

2. een beschrijving op hoofdlijnen van de belangrijkste maatregelen en componenten van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;

3. een vermelding van het referentieraamwerk of normenkader (bij voorkeur COSO) dat is gehanteerd bij de evaluatie van deze systemen;

4. een per deelterrein gedifferentieerd oordeel over de werking van deze systemen, hierbij aangevend in hoeverre:

- het bestuur op de hoogte is van de mate waarin de strategische en operationele doelstellingen van de onderneming worden bereikt;

- de in- en externe (financiële) rapportages betrouwbaar zijn en de organisatie zich houdt aan de van toepassing zijnde wetten en regels.

5. een overzicht van de belangrijke wijzigingen en geplande verbeteringen in de interne risicobeheersings- en controlesystemen;

6. melding van de bespreking(en) van het bovenstaande met de auditcommissie of de Raad van Commissarissen (Toezicht).

(22)

22 Deze modelopbouw voorziet enerzijds in een goede beschrijving van de belangrijkste ondernemingsrisico's en de wijze waarop deze worden beheerst (risicomanagement). Anderzijds hoeft bij dit model geen in-control-statement afgegeven te worden betreffende de adequaatheid en effectieve werking van het systeem” (Kok, 2008).

De Groot (2006) komt met vergelijkbare verbeterpunten als Poorter en Visser voor de Nederlandse Corporate Governance Code. De Monitoring Commissie Corporate Governance Code, die onder meer tot doel heeft leemtes of onduidelijkheden in de code te signaleren, zou een rol kunnen spelen in de verbetering van de verslaggeving over strategische risico’s.

Het bovenstaand model is voor elke (beursgenoteerde) onderneming toepasbaar. Om het model sectorspecifiek en bruikbaar voor dit onderzoek te maken is het belangrijk om inzicht te krijgen in de belangrijkste strategische risico’s in de bouwsector.

5.2 Risico’s in de bouwsector

In het onderzoek van de Looze (2010) kwam naar voren dat het voor stake- en shareholders belangrijk is dat ondernemingen bedrijfsspecifieke risico’s beschrijven. In de bouwsector wordt vrijwel alleen op projectbasis gewerkt en de risico’s, welke voortkomen uit grote projecten kunnen veel invloed op een bouwonderneming hebben. De projecten worden verantwoord op de balans en daarmee zijn ze een risico voor de toekomstige opbrengsten. Voor stake- en shareholders kan transparantie omtrent de risico’s welke bij specifieke projecten horen dus veel toevoegen.

Ernst & Young (2010) heeft in samenwerking met Oxford Analytica het Business Risk Report uitgebracht met daarin the top 10 risks for global business. Dit is een kwalitatief onderzoek naar de 10 risico’s die het meest bedreigend zijn voor de wereldeconomie. Voor dat onderzoek is een panel van meer dan 70 industry executives en analisten geïnterviewd uit 14 verschillende sectoren. Het panel bestaat uit “CEOs, strategy planning executives, heads of internal audit, business unit directors, academics, journalists for trade publications, advisors and Ernst & Young practice professionals” (Ernst & Young, 2010). Per sector zijn op zijn minst 5 van deze panelleden geïnterviewd.

(23)

23 Hierbij zijn zij gekomen tot de volgende risk impact matrix:

Figuur 3. Risk Impact Matrix (Ernst & Young, 2010).

Bouwbedrijven, vastgoedbedrijven, en ondernemingen die in vastgoed investeren, horen bij de industry Real Estate uit figuur 3 (Ernst & Young, n.d.). De bovengenoemde bedrijven horen bij de bouwsector die in deze masterscriptie wordt onderzocht (zie § 9.1).

Uit het onderzoek van Ernst & Young blijkt dat er van de 10 risico’s voor de wereldeconomie, er voor de bouwsector:

3 kritieke risico’s zijn:

- Regulation and compliance; - Access to credit;

- Slow recovery/double-dip recession; 2 hoge risico’s zijn:

- Managing talent; - Radical greening; 1 gemiddeld risico is:

- Emerging markets; En 4 gematigde risico’s zijn:

- Cost-cutting;

- Non-traditional entrants; - Social acceptance risk/CSR;

(24)

24 - Executing alliances and transactions.

De risico’s worden door Ernst & Young (2010) als volgt omschreven:

1. Regulation and compliance

Zorgen over dit risico is er in de meerderheid van de sectoren. Een van de meest grote zorgen bij bedrijven is de onzekerheid rond de wet- en regelgeving wat zorgt voor uitstel van het nemen van (investerings-) beslissingen bij zowel de opdrachtgevers als bij het bedrijf zelf.

2. Access to credit

Hoewel dit een groot risico blijft, varieerde de beschikbaarheid van krediet tussen de sectoren. Een aantal geïnterviewden gaven aan dat de bedreiging van een tekort aan krediet is afgenomen. Echter kan de stijgende overheidsschuld een sterke invloed hebben op de kosten van het krediet in de toekomst.

3. Slow recovery/double-dip recession

De financiële crisis heeft plaats gemaakt voor de internationale schuldencrisis. Er is geen garantie dat de wereldwijde groei zal doorzetten als de stimuleringspakketten van overheden worden ingetrokken.

4. Managing talent

Bedrijven worden in toenemende mate geconfronteerd met bedreigingen in de human resource management. De wereldwijde strijd om talent wordt een steeds grotere uitdaging in een aantal sectoren, gezien de naderende pensionering van de babyboomers en de aanwezigheid van diverse compensatieregelingen voor vervroegde uittreders.

5. Emerging markets

De opkomende economieën zullen op termijn de wereldwijde groei domineren. Het slagen in deze markten is uitgegroeid tot een strategische noodzaak.

6. Cost-cutting

De stijging van de grondstoffenprijzen en de druk van low cost concurrenten zorgen voor toenemende uitdagingen. Tevens is er de druk om de kosten te beheersen en financieel gezond te zijn.

(25)

25

7. Non-traditional entrants

Gevestigde ondernemingen in diverse sectoren proberen zich te herpositioneren in de markt en hebben zich een aantal jaren aan kunnen passen aan nieuwe concurrenten. De branchevervaging zorgt voor extra concurrentie.

8. Radical greening

In het huidige economisch klimaat staat het milieu niet aan de top van de agenda. Echter blijven bedrijven streven om te voldoen aan de verwachtingen van consumenten en de overheid.

9. Social acceptance risk and corporate social responsibility

Maatschappelijke acceptatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zijn steeds belangrijker geworden in het afgelopen decennium. In het huidige economische klimaat, waarin reputatierisico en politieke terugslag bedreigingen vormen, zullen bedrijven voorzichtig het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer moeten waarmaken (of herwinnen).

10. Executing alliances and transactions

Tijdens de huidige economische crisis is er een daling zichtbaar in het aantal fusies en overnames doordat krediet kostbaar is geworden. Echter blijven de reddingsoperaties in de nasleep van de financiële crisis en de wijzigingen in wet- en regelgeving die een fusie of overname dwingen actueel.

Verder is Ernst & Young in hetzelfde onderzoek gekomen tot een risico radar per sector. Veel van deze risico’s komen voort uit de bovengenoemde risico’s in de risk impact matrix. Voor de bouwsector zijn zij gekomen tot de volgende risico radar:

(26)

26 Figuur 4. Risk radar by Ernst & Young (2010).

In de bovenstaande risico radar bevinden zich de 10 belangrijkste risico’s voor de bouwsector, onderverdeeld in strategische, financiële, operationele en compliance risico’s.

Strategisch risico:

- Onvermogen om kansen te vinden en (wereldwijd) te exploiteren; Financiële risico’s:

- Stijgende rente;

- Onzekerheid over prijzen;

- Verdere verslechtering van de economische en vastgoedmarkt fundamenten; - Schuld afbouwen en onzekerheid over verkrijgbaar krediet en herfinanciering; Operationele risico’s:

- Wereldwijde strijd om talent;

- Invloed van de vergrijzing of ontoereikende infrastructuur; Compliance risico’s:

- Fraude, corruptie en geschillen;

- Groene revolutie, duurzaamheid en klimaatverandering; - Belasting en wet- en regelgeving risico’s.

De bovenstaande risico’s komen allemaal voort uit of zijn in te delen in de genoemde risico’s in figuur 3.

(27)

27 Op basis van het onderzoek van Ernst & Young is de verwachting dat bouwondernemingen wereldwijd informatie opnemen in hun jaarverslag over de bovengenoemde risicocategorieën. De 10 risico’s, welke in figuur 3 zijn weergegeven, maken onderdeel uit van het toetsingsmodel voor de verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector.

5.3 Analyse van risicoverslaggeving

Uit het onderzoek van de Looze (2010) is gebleken dat er geen eenduidige onderzoeksmethode naar risicoverslaggeving is. Daardoor is vooral de meetbaarheid van de kwaliteit van risicoverslaggeving een discussiepunt (Botosan, 2004; Beretta en Bozzolan, 2004).

De analyse van risicoverslaggeving bestaat grofweg uit twee stromingen. “Auteurs die de kwantiteit van de risicoverslaggeving meten (e.g. Laijli en Zéghal, 2005; Linsley en Shrives, 2006) en auteurs die de kwaliteit van risicoverslaggeving meten (e.g. Beretta en Bozzolan, 2004)” (de Looze, 2010).

Er zijn twee manieren om risicoverslaggeving te meten, namelijk een subjectieve analisten meting en een inhoudsanalyse. De inhoudsanalyse is vaak ontworpen door de onderzoeker zelf en zijn onder te verdelen in tekstanalyses en indexanalyses.

Voor een onderzoek waarbij verschillende onderwerpen moeten worden onderzocht is een indexanalyse een goede methode. Deze methode is bij onderzoeken naar risicoverslaggeving veel gebruikt (e.g. Beretta en Bozzolan, 2004, Hassan, 2009). Linsley en Shrives (2006) hebben in hun onderzoek een index van gecategoriseerde risico’s gebruikt. Regelgeving of richtlijnen kunnen ook gebruikt worden als basis voor een onderwerpen index, aldus Raffournier (1995).

“Voor een indexstudie zijn er drie typen van betrouwbaarheid geïdentificeerd namelijk stabiliteit, reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid (Krippendorff, 1980). De stabiliteit wordt aangegeven door de mate waarin de codeerder consistent is in het coderen van dezelfde inhoud. De reproduceerbaarheid wordt aangegeven met de mate waarin verschillende codeerders eenzelfde resultaat produceren. De nauwkeurigheid wordt aangegeven door de mate waarin een classificatie correspondeert met een standaard norm. De stabiliteit is volgens Krippendorff (1980) een zwakke meting van betrouwbaarheid en standaard coderingsregels bestaan er nauwelijks. Reproduceerbaarheid van het resultaat is een belangrijk steunpunt in de betrouwbaarheid van deze methode van onderzoek.

(28)

28 Het meetinstrument indexanalyse kan met of zonder weging van de aparte onderdelen of onderwerpen worden ontworpen. Voor indexen zonder weging kan er per onderwerp een score van 0 voor niet aanwezige informatie en 1 voor wel aanwezige informatie worden gegeven. Hierin wordt dan met een dummy variabele gewerkt. Ongewogen indexen kunnen door hun opzet alleen gebruikt worden voor het analyseren van de kwantiteit. Als de kwaliteit van de verslaggeving betrokken moet worden kan de onderzoeker voorafgestelde waarden toekennen aan bepaalde onderwerpen. Dit wordt veelal gedaan door enquêtes onder een relevante gebruikersgroep, vragend naar het belang van elk onderwerp (Beattie et al., 2004). De weging representeert het belang en de relevantie van bepaalde onderwerpen voor verschillende gebruikers (Raffournier,1995; Beretta en Bozzolan, 2007) of de vorm van informatie in de verslaggeving (Botosan, 1997) of de omvang van de verslaggeving (Papa, 2007). Papa (2007) gebruikt bijvoorbeeld een analyse gebaseerd op verschillende risicocategorieën met een vier fasen coderingsschema en meet het aantal woorden en zinnen per risico categorie” (De Looze, 2010).

De verschillende analysen van risicoverslaggeving zijn relevant voor de keuze van de onderzoeksmethode welke in hoofdstuk 9 wordt behandeld voor de analyse van de verslaggeving over strategische risico’s.

5.4 Conclusie

Het model voor verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector kan het best vormgegeven worden aan de hand van het model van Poorter en Visser (2005), aangepast en aangevuld met richtlijnen van beroepsorganisaties van accountants en de genoemde sector specifieke risico’s die Ernst & Young in haar rapport noemt die de strategische doelstellingen van ondernemingen in de bouwsector kunnen bedreigen (zie figuur 3).

In § 9.2 wordt het toetsingsmodel gepresenteerd, welke gebaseerd is op de literatuur en onderzoeken uit dit hoofdstuk. Door middel van dit toetsingsmodel kan de verslaggeving over strategische risico’s in de bouwsector worden gemeten.

(29)

29

6. Relatie tussen het rechtssysteem en de mate van verslaggeving over strategische risico’s

Globaal gezien zijn er twee typen rechtssystemen die landen kunnen hanteren, namelijk het common law rechtssysteem of het code law rechtssysteem (La Porta et al., 1998). Ondernemingen die gevestigd zijn in een land met een common law rechtssysteem hanteren een andere manier van accounting en verslaggeving dan ondernemingen die gevestigd zijn in een land met een code law rechtssysteem.

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld. Wat is de relatie tussen het rechtssysteem en de mate van verslaggeving over strategische risico’s?

Allereerst wordt het rechtssysteem behandeld en daaropvolgend de classificatie van landen op basis van het type rechtssysteem en er zal afgesloten worden met een conclusie.

6.1 Rechtssystemen

Juristen zijn het met elkaar eens dat er geen twee landen bestaan met een identiek rechtssysteem. Echter komen sommige rechtssystemen op bepaalde punten zo zeer overeen dat classificatie in grote families wordt gerechtvaardigd. Over het algemeen wordt de indeling code law en common law gebruikt. Code law is gebaseerd op statuten en uitgebreide codes welke zijn opgesteld door juristen. De code law landen kunnen worden geclassificeerd in drie families: Franse, Duitse en Scandinavische origine. Common law is gebaseerd op de Engelse wetten en steunt op jurisprudentie. Het Verenigd Koninkrijk, voormalige kolonies, Amerika, Canada, Australië e.d. behoren tot de common law landen. Deze landen hebben in vergelijking met code law landen betere bescherming voor investeerders en dat maakt het voor kleinere investeerders aantrekkelijker om de aandelenmarkt te betreden.

Ondernemingen uit common law landen hebben daardoor vaak meerdere, maar kleinere shareholders. De betere bescherming zorgt tevens voor meer mogelijkheden om geld te lenen en daardoor hebben ondernemingen uit common law landen veelal hogere schulden (La Porta et al., 1998).

Het rechtssysteem beïnvloedt door middel van verslaggevingregels en belastingwetten de verslaggevingsdisclosure op een directe manier. Dit komt doordat verslaggevingsregels door twee groepen kunnen worden opgesteld (Nobes, 1998). De eerste groep bestaat onder andere uit accountants, onafhankelijke organen, aandelenbeurzen en regelgevers voor de

(30)

30 kapitaalmarkt. De tweede groep bestaat voornamelijk uit belastingautoriteiten en ministeries van een land. In landen waar geld bij de kapitaalmarkt wordt opgehaald zorgen commerciële prikkels voor commerciële verslaggeving aan de eerste groep. In deze landen is voor de belasting aparte verslaggeving welke niet gelijk is aan de commerciële (bedrijfseconomische) verslaggeving. Ondernemingen in deze landen hebben gemiddeld hogere schulden en een groter aantal shareholders wat zorgt voor meer vraag naar verslaggeving (Jaggi en Low, 2000). In landen met een code law rechtssysteem heeft een onderneming meer grotere, maar minder shareholders. Managers van die ondernemingen houden nauwere banden aan met de grotere shareholders en voorziet hen van informatie (Ball et al., 2000).

De grootte van de kapitaalmarkt wordt bepaald door het rechtssysteem (La Porta et al., 1997). Landen met een common law rechtssysteem hebben betere bescherming voor investeerders (La Porta et al., 1998) en beïnvloedt daardoor de verslaggevingsdisclosure indirect (Nobes, 1998). In deze landen hebben ondernemingen redelijk veel macht, omdat (bedrijfseconomische) verslaggeving zich richt op commerciële prikkels en niet per se op de belastingautoriteiten en ministeries (Nobes, 1998). In de common law landen wordt volgens Jaggi en Low (2000) meer (bedrijfseconomische) verslaggeving gevraagd en gegeven. Dit komt mede doordat de informatieasymmetrie (zie hoofdstuk 4) in common law landen groter is dan in landen met een code law rechtssysteem (Ball et al., 2000).

Bouwondernemingen die gevestigd zijn in een land met een common law rechtssysteem zouden dan ook meer rapporteren over strategische risico’s in het jaarverslag ten opzichte van bouwondernemingen die gevestigd zijn in een land met een code law rechtssysteem.

6.2 De classificatie van landen op basis van het type rechtssysteem

Aan de hand van het type rechtssysteem van een land valt veel af te leiden over de verslaggeving van ondernemingen in dat land. De onderzoeken van Gray (1988), La Porta et al. (1997; 1998; 1999; 2000) en Nobes (1998) en de modellen die daar uit voortkomen ondersteunen dat.

La Porta et al. (1997; 1998; 1999; 2000) komen tot de conclusie dat bepaalde manieren van verslaggeving, accounting, financiering, etc. te relateren zijn aan het rechtssysteem, zie tabel 2.

(31)

31

Common Law Code Law

Fair presentation Legal compliance

Stock market financing Banks and governments financing Reporting aimed at outside investors Reporting aimed at creditor protection Accounting standard setting by private sector Accounting standard setting by public sector Strong accounting profession Weak accounting profession

Seperation between financial and tax accounting

Alignment between financial and tax accounting

Anglo-Saxon origin Continental European origin

Stockholder Corporate Governance-model Stakeholder Corporate Governance-model Tabel 2. Onderscheid tussen common law en code law, bron: La Porta et al. (1997; 1998; 1999; 2000).

La Porta et al. (1998) en Alexander en Archer (2003) zijn in hun onderzoek op een lijst uitgekomen waarbij zij de landen hebben geclassificeerd op basis van het type rechtssysteem, namelijk het common law rechtssysteem en het code law rechtssysteem.

De verslaggeving in landen met een code law rechtssysteem wordt ook wel macro-uniform genoemd en de verslaggeving in landen met een common law rechtssysteem wordt micro-uniform genoemd (Choi en Meek, 2008). Doupnik en Salter (1995) zijn in hun onderzoek op een lijst gekomen met landen die aan te merken zijn als macro-uniform of micro-uniform.

De lijst met landen met een common law of code law rechtssysteem (La Porta et al., 1998; Alexander en Archer, 2003) en de lijst met de indeling macro-uniform en micro-uniform (Doupnik en Salter, 1995) zijn vrijwel identiek aan elkaar op enkele landen na, waaronder Nederland. Dit komt doordat Nederland een code law rechtssysteem hanteert en gebruik maakt van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving zoals dat in landen met een common law rechtssysteem gebeurt (Walton, 1995, in Overkamp, 2010).

Een overzicht van landen die ingedeeld zijn op basis van het rechtssysteem, common law versus code law, is te vinden in bijlage 2.

6.3 Conclusie

In dit hoofdstuk is het rechtssysteem aan bod gekomen en de classificatie van landen op basis van het rechtssysteem. De genoemde verschillen per type rechtssysteem voor de

(32)

32 verslaggeving komen in tabel 2 naar voren. Dit zou er toe moeten leiden dat een bouwonderneming gevestigd in een land met een common law rechtssysteem meer zou rapporteren over strategische risico’s in het jaarverslag naar stake- en shareholders dan een bouwonderneming die gevestigd is in een land met een code law rechtssysteem (La Porta et al, 1999; 2000).

(33)

33

7. Grootte van de bouwonderneming en disclosure

Naast het rechtssysteem zijn er nog meer factoren die van invloed zijn op de mate van verslaggeving over strategische risico’s in het jaarverslag van de onderneming.

In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld. Wat is de relatie tussen de grootte van de bouwonderneming en de rapportage over strategische risico’s in het jaarverslag? Een belangrijke factor wat in veel onderzoeken naar voren komt is de grootte van de onderneming. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat de mate van disclosure positief gecorreleerd is aan de grootte van de onderneming (Salamon en Dhaliwal, 1980; Ettredge et al., 2009).

Het SEC Advisory Committee on Smaller Public Companies (2006) kwam tot de conclusie dat relatief kleinere beursgenoteerde ondernemingen minder rapporteren over risicomanagement en vaak niet beschikken over een aparte Audit Committee. De reden hiervoor was het gebrek aan specifieke kennis over risicomanagement. Buzby (1975) kwam tot de conclusie dat het vergaren en verspreiden van informatie aan stake- en shareholders kosten met zich mee brengt. Grotere ondernemingen hebben meestal veel interne data nodig om het bestuur van informatie te voorzien. Aangezien deze informatie al aanwezig is brengt het minder kosten met zich mee om de informatie te openbaren, aangezien deze al voor interne doeleinden is vergaard.

Onderzoekers Salamon en Dhaliwal (1980) en Ettredge et al. (2009) kwamen tot een soortgelijke conclusie dat de grootte van de onderneming wel degelijk invloed heeft op de mate van disclosure in het jaarverslag van de onderneming (in Overkamp, 2010). Voor de grootte van de onderneming wordt veelal de jaaromzet van de onderneming gebruikt.

Aangezien er geen onderzoek is gedaan over de relatie tussen de grootte van bouwondernemingen en de mate van rapportage over strategische risico’s in het jaarverslag, zou op basis van de bovenstaande onderzoeken de grootte van de bouwonderneming positief gecorreleerd moeten zijn aan de mate van rapportage over strategische risico’s.

Derhalve zou een grote bouwonderneming meer over strategische risico’s in het jaarverslag rapporteren ten opzichte van een significante kleinere bouwonderneming.

(34)

34

8. Hypothesen

Het managen van strategische risico’s en de rapportage hierover in het jaarverslag bij bouwondernemingen is relevant voor de continuïteit van de onderneming. De bestuurders moeten zorgen voor een goede orderportefeuille, goede financiering en winstmarge.

Pearce (1983) zegt dat de aandelenkoers een goede indicator is voor de economische situatie. Doordat de beurs voor loopt op de reële economie en bouwondernemingen meestal nog even kunnen interen op bestaande werkvoorraden kunnen bestuurders en stake- en shareholders een economische neergang aan zien komen. Volgens de agency theorie willen de stake- en shareholders weten welke risico’s de strategische doelstellingen kunnen bedreigen en of de orderportefeuille en winstmarge op peil blijven (Jensen en Meckling, 1976). Bestuurders worden veelal (deels) beloond op basis van de koers van het aandeel. Door middel van vrijwillige disclosure zullen zij onderwaardering van het aandeel willen voorkomen, aldus Healy en Palepu (2001).

Om in tijden van economische crisis het maximale voordeel te behalen uit het verkleinen van de informatieasymmetrie, zullen bouwondernemingen meer disclosure toe passen op het gebied van strategische risico’s tijdens de economische crisis ten opzichte van de jaren voor de economische crisis, aangezien het voordeel essentieel kan zijn in de moeilijke jaren. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat het jaar 2007 en begin 2008 voor de bouwsector kan worden beschouwd als een periode waarin er geen sprake is van een crisis, wat eind 2008 en heel 2009 wel het geval is. Op basis hiervan zal de volgende hypothese worden getest:

H1: Ondernemingen in de bouwsector zullen tijdens de economische crisis in de bouwsector in 2008 en 2009 inhoudelijk meer rapporteren over strategische risico’s in het jaarverslag dan voor de economische crisis in de bouwsector in 2007.

Ondernemingen in de bouwsector die gevestigd zijn in een land met een common law rechtssysteem, worden van oorsprong anders gefinancierd dan in een land met een code law rechtssysteem. Een bouwonderneming die gevestigd is in een land met een common law rechtssysteem wordt door meer shareholders gefinancierd ten opzichte van een bouwonderneming in een land met een code law rechtssysteem en heeft daardoor meer belanghebbenden die informatie van de onderneming vragen. Hierdoor zullen bouwondernemingen die gevestigd zijn in een land met een common law rechtssysteem

(35)

35 geneigd zijn om meer disclosure toe te passen ten opzichte van bouwondernemingen die gevestigd zijn in een land met een code law rechtssysteem (Doupnik en Salter, 1995 en La Porta et al., 2000). Met de huidige economische crisis is de druk op disclosure over strategische risico’s nog verder versterkt. Op basis hiervan zal de volgende hypothese worden getest:

H2: Ondernemingen in de bouwsector welke zijn gevestigd in landen met een common law rechtssysteem rapporteren inhoudelijk meer over strategische risico’s in het jaarverslag van 2007, 2008 en 2009 in vergelijking met ondernemingen in de bouwsector welke zijn gevestigd in landen met een code law rechtssysteem.

(36)

36

9. Onderzoeksontwerp

In de vorige hoofdstukken heeft u kunnen lezen wat de onderzoeksvraag is, hoe deze uiteengezet is en hoe op basis van relevante theorieën, onderzoeken en ontwikkelingen de hypothesen zijn opgesteld. In dit hoofdstuk zal de steekproefselectie, de manier van dataverzameling en data-analyse aan bod komen.

9.1 Steekproef selectie

Middels de database van Compustat.com is een selectie gemaakt van ondernemingen in de bouwsector. Hierbij is gebruik gemaakt van de sectorenindex (SIC). De code voor ondernemingen in de bouwsector is 1500 t/m 1799. De projecten van de bouwondernemingen zijn hierbij als volgt: woningbouw, utiliteitsbouw, wegenbouw, civiele bouw, infratechniek, vastgoedbeheer, afbouw en installatietechniek (MelissaDATA, n.d.). Dit resulteerde in een selectie van 57 grote beursgenoteerde ondernemingen in de bouwsector. Van deze 57 ondernemingen waren er 8 gevestigd in Maleisië en 5 in Thailand. Op basis van het onderzoek over de economische crisis is gebleken dat de bouwsector van Maleisië en Thailand geen crisis heeft doorgemaakt, wat wel het geval is in onder andere Amerika, Europa en Japan. Derhalve zijn deze 13 ondernemingen niet meegenomen in dit onderzoek en bleven er 44 ondernemingen over. Een overzicht van de selectie is te vinden in bijlage 3. De jaarverslagen over de boekjaren 2007, 2008 en 2009 zijn als PDF bestand opgevraagd via de website van de ondernemingen zelf.

9.2 Dataverzameling

Ten behoeve van het testen van de hypothesen en zodoende een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is het van belang om te weten op welke manier verslaggeving over strategische risico’s wordt gedefinieerd en welk rechtssysteem het land hanteert waarin de onderneming zich heeft gevestigd. Verder is de grootte van de onderneming als controlevariabele gebruikt. Het rechtssysteem, de verslaggeving over strategische risico’s en de grootte van de onderneming zijn in deze paragraaf achtereenvolgens behandeld.

Rechtssysteem

Na de onderzoeken van onder andere La Porta et al. (1998), Alexander en Archer (2003) en Doupnik en Salter (1995) is inzichtelijk welke landen het common law rechtssysteem

(37)

37 hanteren en welke landen het code law rechtssysteem hanteren. Zoals in hoofdstuk 6 is aangegeven bevindt zich in bijlage 2 een overzicht, welke is samengesteld naar aanleiding van de bovengenoemde onderzoeken, met welke landen een common law rechtssysteem hanteren en welke landen een code law rechtssysteem hanteren.

Met behulp van de bovengenoemde lijst zijn de ondernemingen uit de selectie ingedeeld naar een land met een common law rechtssysteem of een code law rechtssysteem. Het rechtssysteem is als volgt gecodeerd:

 Code 0: Deze code geeft aan dat de onderneming is gevestigd in een land met een common law rechtssysteem;

 Code 1: Deze code geeft aan dat de onderneming is gevestigd in een land met een code law rechtssysteem.

Verslaggeving over strategische risico’s

Voor de analyse van de verslaggeving over strategische risico’s wordt gebruik gemaakt van een indexanalyse. Deze methode is geschikt voor onderzoeken waarbij verschillende onderwerpen worden onderzocht. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een index met gecategoriseerde risico’s met verschillende wegingen, deze methode is ook door Linsley en Shrives (2006) gebruikt.

De meeste informatie-elementen in deze index zijn gevormd door de literatuur en onderzoeken uit hoofdstuk 5.

De index is opgesteld met twee categorieën. De categorieën waar gegroepeerd de informatie-elementen onder vallen zijn:

1. De beschrijving van belangrijke toekomstgerichte informatie;

2. De beschrijving van de belangrijkste specifieke risico’s in de bouwsector.

Er is vervolgens een weging toegekend aan de categorieën van de index. Categorie 2 heeft een weging gekregen variërend van 1 tot en met 4. De weging van categorie 2 is afhankelijk van hoe kritiek het risico is, welke naar aanleiding van het onderzoek van Ernst & Young (2010) is vastgesteld. Het noemen van ieder kritiek risico krijgt een weging 4 mee, voor ieder genoemd hoog risico een weging 3, voor een gemiddeld risico een weging 2 en voor elk matig risico een weging 1. De indeling van de specifieke risico’s in de bouwsector is te vinden in

(38)

38 figuur 3 (hoofdstuk 5). De weging van categorie 2 is op dezelfde manier gedaan als in het onderzoek van Altenburg (2009).

Categorie 1 heeft een weging 3 gekregen aangezien het gaat over belangrijke strategische toekomstgerichte informatie en deze valt het meest te vergelijken met een hoog risico uit categorie 2. Derhalve is er voor dezelfde weging gekozen als een hoog risico.

De formule die voor de index analyse gebruikt wordt is de volgende: WRVj = 1/nj Wi RVi

WRVj = Gewogen risicoverslaggeving index nj = maximum score van de criteria

RVi = onderwerpen gerapporteerd door onderneming Wi = weging per onderwerp

De verslaggeving over strategische risico’s wordt hiermee getest relatief aan de index. Hoe meer het verslag aan de index voldoet, des te hoger is de kwaliteit van de verslaggeving.

De index, hierna het toetsingsmodel genoemd, is opgesteld aan de hand van het model van Poorter en Visser (2005), welke ook in eerdere onderzoeken is gebruikt (Kok, 2008). Het model van Poorter en Visser (zie hoofdstuk 5) heeft betrekking op verslaggeving over risico’s en risicomanagement in het algemeen, terwijl dit onderzoek draait om de verslaggeving over risico’s en risicomanagement op strategisch gebied. Derhalve zijn niet alle elementen uit het model van Poorter en Visser gebruikt en zijn deze aangevuld met relevante richtlijnen van de beroepsorganisaties van accountants, zoals de CICA (hoofdstuk 5). Om tot een betere index te komen zijn er elementen specifiek voor de bouwsector aan toegevoegd, zoals de conjunctuurindicatoren van de EIB (hoofdstuk 3) en de belangrijkste risico’s in de bouwsector (Ernst & Young, hoofdstuk 5).

Bij het toetsingsmodel is uitsluitend gebruik gemaakt van gesloten vragen. Daarbij zijn bij de informatie-elementen twee mogelijkheden onderscheiden:

 Code 0: Deze code geeft aan dat het informatie-element niet aanwezig is in het risicoverslag;

 Code 1: Deze code geeft aan dat het informatie-element aanwezig is in het risicoverslag.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alles overwegend stelt het College voor uit te gaan van een garage onder het oostelijk deel van de Nieuwe Gracht, tot net voor Kruisbrug, 2 lagen ondergronds, in/uitrit aan het

De morele rechten op kunstwerken geschonken door kunstverzamelaars zullen immers in de regel bij de erfgenamen liggen – morele rechten kunnen immers niet

Hieronder worden allereerst de belangrijkste risico’s voor de klant beschreven en vervolgens de kenmerken van de financiële instrumenten waarin door de klant belegd kan worden en

De maatregelen die tot op heden zijn genomen, hebben de bedrijven al flink geholpen maar volstaan jammer genoeg niet voor de kleine, middelgrote en jongere

• Het programma van eisen wordt mogelijk op basis van onvoldoende informatie opgesteld, waardoor offertes (en mogelijk ook het project) mogelijk suboptimaal zijn.. 2.3

Het bevoegd gezag Wet milieubeheer (gemeente of provincie) betreedt het terrein van de ruimtelijke ordening, het bevoegd gezag RO (gemeente) is medeverantwoordelijk voor

 Ideaal: zoveel mogelijk uniformiteit in aanbod tot telewerk, maar ruimte voor verschil in toepassing van telewerk.  ‘Fysiek op afstand, maar

Klasse 00 Maximale gebruiksspanning 500 volt AC/getest tot 2.500 volt AC en 10.000 volt DC Klasse 0 Maximale gebruiksspanning 1.000 volt AC/getest tot 5.000 volt AC en 20.000 volt