• No results found

Strategische risico rapportage en culturele invloeden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Strategische risico rapportage en culturele invloeden"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Strategische risico rapportage en culturele invloeden

Masterscriptie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Naam: Julian Fernando Boom

Studentnummer: 2232790

Adres: ‘t Spiek 27

Postcode/woonplaats: 9411 KX Beilen

Telefoonnummer: 06-22024625

E-mail: J.F.Boom.1@student.rug.nl

Begeleider: Prof. Dr. J. A. Emanuels Tweede begeleider: W. K. Zwaagman

Datum: Juni 2016

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn master thesis, geschreven ter afronding van de master Accountancy aan de Rijksuniversiteit te Groningen. In deze thesis wordt onderzoek gedaan naar de culturele invloed op de kwaliteit van strategische risico rapportage van beursgenoteerde ondernemingen. Ik wil bij deze mijn begeleiders J. A. Emanuels en W. K. Zwaagman bedanken voor de begeleiding tijdens het schrijven van mijn scriptie. Ik heb de geboden begeleiding continu als zeer prettig ervaren. Naast mijn begeleiders zijn er nog een aantal personen die mijn dank verschuldigd zijn. Allereerst wil ik Marije Faber en Thijs Bruins bedanken voor het prettige samenwerken aan het gezamenlijke deel van ons onderzoek, de samenwerking binnen de scriptiegroep was vlekkeloos. Met opbeurende teksten van Marije als “Beginnen valt niet mee, doorzetten wordt beloond” kan het niet anders dan dat de eindstreep wordt behaald. Ook wil ik EY Zwolle bedanken voor de geboden faciliteiten om mijn scriptie te schrijven, in het bijzonder gaat mijn dank uit naar mijn mentor Mark Doosje. Tot slot wil ik mijn ouders en mijn vriendin bedanken voor alle steun tijdens de studie en het blijven geloven in mijn kunnen.

Ik wens u veel leesplezier, Julian Boom

(3)

Abstract

In dit onderzoek is onderzocht wat de invloed van cultuur is op de kwaliteit van strategische risico verslaggeving. Naast deze hoofdrelatie is er ook onderzocht wat het modererende effect van buitenlandse georiënteerdheid is op de relatie tussen cultuur en de kwaliteit van strategische risico verslaggeving. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van verzamelde gegevens uit 120 jaarverslagen van beursgenoteerde ondernemingen van de hele wereld. De culturele invloed is onderzocht aan de hand van twee maatstaven (Hofstede en Project GLOBE), hierbij zijn twee culturele dimensies (individualisme en onzekerheidsvermijding) meegenomen in de analyse. De kwaliteit van strategische risico verslaggeving is gemeten aan de hand van een nieuw ontworpen verslaggevingsindex (SRI). Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat individualisme een positieve invloed heeft op de kwaliteit van strategische risico verslaggeving. Voor onzekerheidsvermijding zijn de resultaten voor de maatstaven van Hofstede en Project GLOBE tegenstrijdig, verder onderzoek zal moeten uitwijzen wat hiervan de oorzaak is. Buitenlandse georiënteerdheid heeft alleen een positieve invloed op de relatie tussen individualisme en de kwaliteit van strategische risico verslaggeving voor de metingen van Project GLOBE. Buitenlandse georiënteerdheid bleek geen significant modererend effect te hebben op de relatie tussen het individualisme van Hofstede en de kwaliteit van strategische risico verslaggeving, tevens is er geen effect gevonden op de relatie tussen onzekerheidsvermijding en de kwaliteit van strategische risico verslaggeving.

(4)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 6 1.1 Inleiding 6 1.2 Relevantie en verloop 9 2 Theoretische inkadering 11 2.1 Agency theory 11

2.2 Interne beheersing disclosure 12

2.2.1 Vrijwillige interne beheersing disclosure 13

2.3 Strategische risico’s 15

2.3.1 Strategische risico’s in de literatuur 15

2.3.2 Strategische risico’s in de praktijk literatuur 17

2.3.3 Strategische risico’s in de praktijk 18

2.3.4 Definitie strategisch risico 20

2.4 Cultuur 20

2.4.1 Hofstedes culturele framework 22

2.4.2 Project GLOBE 24

2.5 Hypothesevorming 26

2.5.1 Culturele invloeden land van vestiging 26

2.5.2 Culturele invloeden individuele bestuurders 28

2.5.3 Buitenlandse georiënteerdheid 31 2.6 Conceptueel model 33 3 Onderzoeksmethode 34 3.1 Dataset 34 3.2 Variabelen 35 3.2.1 Afhankelijke variabele 35

3.2.2 Onafhankelijke variabelen; de culturele variabelen 37

3.2.3 Modererende variabele 38

3.2.4 Controle variabelen 38

3.3 Regressie model 39

4 Resultaten 41

4.1 Beschrijvende statistiek 41

4.2 Correlaties van de variabelen 44

4.3 Regressieanalyse 45

4.3.1 Controlevariabelen 48

4.3.2 De invloed van nationale cultuur op de kwaliteit van strategische risico rapportage 48 4.3.3 De modererende rol van buitenlandse georiënteerdheid 49

4.3.4 Regressieanalyse met alle variabelen 50

5 Conclusie en discussie 52

5.1 Conclusie 52

5.2 Discussie 55

5.2.1 Beperkingen 55

(5)

6 Referenties 57

6.1 Literatuur 57

6.2 Websites 63

7 Appendices 64

7.1 Appendix 1: Taakverdeling binnen themagroep 64

7.2 Appendix 2: Definities strategische risico’s uit de wetenschappelijke literatuur. 65 7.3 Appendix 3: Interview opzet strategische risico rapportage 68 7.4 Appendix 4: SIC scores behorende bij de geselecteerde sectoren. 71

7.5 Appendix 5: Landen in selectie ORBIS. 72

(6)

1

Inleiding

1.1

Inleiding

Op 13 augustus 2015 werd het faillissement van Imtech uitgesproken door de rechtbank in Rotterdam. Ondanks het benoemen van projectrisico’s in de risico paragraaf van het jaarverslag 2014 is het toch mis gegaan op dit gebied voor Imtech. Onder andere door problemen met projecten in Polen kwam het bedrijf, dat in 2010 haar 150 jarige bestaan vierde, in grote problemen1. Een faillissement van een groot bedrijf als Imtech leidt vanzelfsprekend tot grote

verliezen voor haar aandeelhouders. Andere voorbeelden van recente faillissementen zijn te vinden in de richting van winkelketens. V&D, Scapino en DA zijn illustraties van het niet onder controle hebben van strategische risico’s, dit leidde uiteindelijk tot een faillissement of overname van de ketens. Begin 21ste eeuw is juist met extra regulering geprobeerd dit soort faillissementen te voorkomen.

In navolging op een aantal omvangrijke bedrijfs-en boekhoudschandalen begin 21ste eeuw, denk hierbij aan Enron en Ahold, hebben veel landen een corporate governance code opgesteld. Met de invoering van de corporate governance codes werd gepoogd het vertrouwen in de financiële wereld te herstellen. Akkermans et al. (2007) noemen als doel van de Nederlandse corporate governance code het verbeteren van de kwaliteit en de transparantie van het management, om daardoor de bedrijfsresultaten te verbeteren en het vertrouwen van de aandeelhouders te herstellen. Onderdeel van corporate governance codes zijn verbeterde financiële toelichtingen, hierdoor is de interne controle belangrijker geworden voor organisaties.

Tegelijk met de invoering van de corporate governance codes zijn best practices in risico management ontworpen, voorbeelden hiervan zijn COSO ERM en ISO. COSO ERM en ISO beschrijven best practices over hoe er moet worden omgegaan met risico management binnen organisaties. Deze best practices helpen bij het voldoen aan de opgestelde corporate governance codes. De voorschriften gaan voornamelijk in op het totale niveau van risico management. Beursgenoteerde ondernemingen zijn de laatste jaren steeds meer vrijwillig gaan rapporteren over strategische risico’s, een specifiek onderdeel van risico management. Aalberts, een

(7)

beursgenoteerd bedrijf aan de AEX, besteedt in het jaarverslag van 2005 bijvoorbeeld geen specifieke aandacht aan strategische risico’s. In het jaarverslag van 2014 is er echter onderscheid gemaakt tussen strategische risico’s, financiële- en operationele risico’s, financiële verslaggevingsrisico’s en juridische en wet- en regelgeving risico’s. Het vrijwillige karakter van deze rapportages heeft ertoe geleid dat er niet met één standaard wordt gewerkt en dat de definities waarmee wordt gewerkt uiteenlopen. Zo omschrijft Deloitte (2013) strategische risico’s als risico’s die invloed hebben op strategische bedrijfsbesluiten of risico’s die gecreëerd worden door deze besluiten. Fitzgerald et al. (2013) geven daarentegen een definitie met meer details: “Strategic risk may spring from a failure to respond to shifts in the organisation’s external economic, political or regulatory environment, and includes legal and compliance risks. Alternatively, it may result from changes and/or flawed risk assumptions in the organisation’s strategy.”

Met het recente faillissement van Imtech kan men zich afvragen of de huidige regulering wel voldoende is. Ondanks het opvolgen van de huidige regelgeving wist Imtech niet goed om te gaan met haar risico’s. Extra regelgeving had de problemen van Imtech wellicht kunnen voorkomen. Angela Merkel riep in oktober 2012 al op tot meer regulering in de financiële markten2. Volgens

haar zal deze regulering internationaal moeten plaats vinden en niet nationaal. Vanuit de wetenschappelijke literatuur wordt gesuggereerd dat meer regulatie goed is voor het risico management van een onderneming. Jorgensen en Kirschenheiter (2000) stellen dat verplichte risico rapportage effectievere risico monitoring kan stimuleren, dit zou uiteindelijk moeten leiden tot een effectievere vorm van risico management. Een andere mogelijkheid is het verplicht stellen van adequate informatie- en controlesystemen (Dobler 2008). Door middel van deze systemen is volgens Dobler (2008) de kans groter dat managers op de hoogte zijn van risico informatie en daardoor beter inspelen op de risico’s.

Bij Imtech ging fout bij het beheersen van de aanwezige risico’s. Is de situatie van Imtech een uniek geval, of had dit bij een andere organisatie of in een ander land, bijvoorbeeld een land in Azië, zich ook kunnen voordoen? Ieder land heeft zijn eigen cultuur met haar bijbehorende

(8)

tradities en gewoonten. Deze tradities en gewoonten hebben invloed op hoe bepaalde situaties worden beleefd, hiermee heeft het zijn doorslag in de perceptie van risico’s. Wellicht waren de risico’s die aanwezig waren bij Imtech in Azië anders geïnterpreteerd of gerapporteerd. De uitkomst was mogelijk heel anders geweest, wellicht was Imtech dan niet failliet gegaan. Naar de invloed van cultuur op het interpreteren of rapporteren van strategische risico’s is op dit moment nog geen onderzoek gedaan, we kunnen daarom niet voorspellen hoe de situatie in een ander land zich zou hebben ontwikkeld.

De ontwikkelingen omtrent strategische risico verslaggeving, de vraag naar meer regulering vanuit de politiek, de suggestie dat regulering kan helpen risico rapportage te verbeteren en het ontbreken van kennis over de culturele invloed op strategische risico rapportage vormen samen een interessant onderwerp. In dit onderzoek wordt dan ook gekeken naar risico rapportage en specifiek naar de culturele invloed op kwaliteit van strategische risico rapportage. De hoofdvraag luidt als volgt: Wat is de invloed van nationale cultuur op de kwaliteit van strategische risico

rapportage in het jaarverslag?

Om dit onderzoek goed uit te voeren zal eerst een eenduidige definitie van strategische risico’s worden gevormd. Deze definitie zal worden opgesteld aan de hand van het antwoord op de volgende twee deelvragen: Welke definitie wordt in de literatuur gebruikt voor strategische

risico’s? en welke definitie gebruiken experts op het gebied van strategische risico rapportage voor strategische risico’s?. De definitie die gevormd wordt aan de hand van de antwoorden op de

twee deelvragen zal gebruikt worden bij de dataverzameling voor dit onderzoek. De derde deelvraag die in dit onderzoek beantwoord zal worden is als volgt: Welke culturele dimensies

hebben invloed op accounting percepties bij het opstellen van de risico rapportage in het jaarverslag? De laatste deelvraag die beantwoord zal worden in dit onderzoek luidt als volgt: Op wat voor manier heeft nationale cultuur invloed hebben op de risico rapportage van een onderneming in het jaarverslag? Het antwoord op de laatste twee deelvragen biedt

(9)

1.2

Relevantie en verloop

Onderzoek op het gebied van rapportages bij organisaties is al veelvuldig gedaan (bv.: Kothari, et al., 2009; Deumes & Knechel, 2008); ook de invloed van culturele invloeden is hierbij reeds onderzocht (Hooghiemstra et al., 2015). Daarnaast is er al veel onderzoek uitgevoerd naar variabelen die invloed hebben op de risico rapportage van een onderneming (bv.: Linsley & Shrives, 2006; Dobler, 2008). Echter is er nog geen onderzoek uitgevoerd dat zich specifiek richt op één onderdeel van risico rapportage, in dit geval strategische risico rapportage. Eerdere onderzoeken richtten zich allemaal op risico rapportage als één geheel. Door de recente toename in het rapporteren van strategische risico’s en de vraag naar regulering vanuit de politiek en de wetenschappelijke literatuur is het interessant om de culturele invloed op strategische risico rapportage te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden door politici bij de invulling van eventuele extra regulering. Indien culturele invloeden op het gebied van strategische risico rapportage groot zijn dan dient daar rekening mee te worden gehouden bij het invoeren van internationale regulering. Dit zal leiden tot betere regulering en daarmee ook tot een betere risico rapportage. Een hogere kwaliteit van risico rapportage stelt beleggers in staat betere beleggingsbeslissingen te maken, dit leidt uiteindelijk tot een effectievere kapitaalmarkt.

Dit onderzoek draagt bij aan de wetenschappelijke literatuur door allereerst meer duidelijkheid te verschaffen over het begrip strategische risico’s. Door de wetenschappelijke literatuur met de kennis van experts te combineren, wordt een eenduidige definitie gevormd die in verdere onderzoeken gebruikt kan worden.

Daarnaast geeft dit onderzoek meer inzicht te geven in de factoren die invloed hebben op strategische risico rapportage. De resultaten uit dit onderzoek kunnen aanleiding geven om meer onderzoek te doen naar specifieke onderdelen van risico rapportage. Indien de resultaten afwijken van eerder uitgevoerde onderzoeken die keken naar culturele invloeden op de rapportages van organisaties zal er wellicht ook een verschil zijn voor andere factoren die reeds onderzocht zijn. Extra onderzoek zou dan gedaan kunnen worden naar deze invloeden op de rapportages van organisaties. Daarnaast is er misschien niet alleen voor strategische risico verslaggeving een afwijking ten opzichte van de rapportages als geheel, wellicht is dit ook het geval voor andere vormen van risico rapportage, bijvoorbeeld operationele risico verslaggeving.

(10)

In het volgende hoofdstuk zal het theoretisch kader aan bod komen. In dat hoofdstuk komt de centrale theorie van het onderzoek aan bod en wordt afgesloten met de hypothesevorming. Hoofdstuk 3 beschrijft de gebruikte onderzoeksmethode, waarna de resultaten in hoofdstuk 4 worden beschreven. Tot slot zullen in hoofdstuk 5 de conclusies van het onderzoek worden gegeven, alsmede de beperkingen van het onderzoek.

(11)

2

Theoretische inkadering

In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestaande literatuur die relevant is voor dit onderzoek. Allereerst zal de centrale theorie van het onderzoek, agency theory, worden besproken. Vervolgens zal in paragraaf 2 meer informatie worden gegeven over de drijfveren van managers om informatie te openbaren. In paragraaf 3 zal door middel van het beantwoorden van de eerste twee deelvragen een definitie worden gevormd van strategische risico’s. Paragraaf 4 zal in gaan op cultuur in de wetenschappelijke literatuur, waarna twee culturele raamwerken worden besproken. In deze paragraaf wordt ook de derde deelvraag beantwoord. In paragraaf 5 wordt toegewerkt naar de vorming van hypothesen, hierbij zal tevens de laatste deelvraag van dit onderzoek aan bod komen.

2.1

Agency theory

De centrale theorie in dit onderzoek is de agency theory. In de agency theory gaat het over de problemen die ontstaan door een agentschap relatie. Een agentschap relatie ontstaat wanneer één of meerdere personen (de principaal) een contract aangaat met een andere persoon (de agent) om een aantal diensten uit te voeren voor hun rekening, hierbij krijgt de agent beslissingsbevoegdheid (Jensen & Meckling, 1976). Volgens Jensen en Meckling (1976) kunnen er problemen ontstaan wanneer beide partijen hun utility willen maximaliseren. Binnen de agency theory bestaan drie soorten relaties, namelijk die tussen managers en aandeelhouders (Jensen en Meckling, 1976), tussen controlerende aandeelhouders en minderheidsaandeelhouders (La porta et al, 2000) en tussen aandeelhouders en schuldenaren (Leland, 1998). In de context van dit onderzoek gaat het om een agency problemen tussen de manager en de aandeelhouder.

In de agency theory heeft men het over twee soorten problemen, namelijk informatie-asymmetrie en incongruente doelstellingen (Mangel & Singh, 1993). Van informatie-asymmetrie is sprake, wanneer de manager (agent) meer informatie tot zijn beschikking heeft, dan de aandeelhouder (principaal). De manager heeft meer informatie tot zijn beschikking omdat hij veel dichter op de organisatie zit dan de aandeelhouder. Incongruente doelstellingen geven aan dat de manager niet dezelfde doelstelling heeft als de aandeelhouders. De aandeelhouders hebben als doelstelling om

(12)

het maximale rendement te behalen uit de aandelen, de manager streeft daarentegen ook andere doeleinden na in vergelijking met de aandeelhouders. De manager kan bij een dilemma kiezen voor de optie die het beste resultaat voor hem persoonlijk geeft, bijvoorbeeld de optie die een mindere inspanning vereist, in tegenstelling tot de beste optie voor de organisatie.

Om de agency problemen te beperking worden drie soorten kosten gemaakt. Ten eerste maakt de principaal kosten om de agent te monitoren. Ten tweede zijn er zogenaamde “bonding costs”, kosten die ervoor zorgen dat de agent niet handelt tegen het belang van de principaal. Als laatste zijn er de kosten die ontstaan door niet optimale beslissingen van de agent gezien vanuit de principaal (Jensen & Meckling, 1976). Agency problemen en de bijbehorende agency kosten kunnen worden verminderd door het openbaar maken van informatie aan belanghebbenden (Deumes & Knechel, 2008). Het vrijgeven van informatie gebeurt onder andere in het jaarverslag van organisaties. Het vrijgeven van risico informatie, en dus ook strategische risico informatie, wordt door managers gebruikt om de informatie asymmetrie te verminderen tussen insiders en outsiders (Elshandidy et al., 2013). Het vrijgeven van deze informatie maakt het voor de principaal vervolgens makkelijker om de agent te monitoren.

2.2

Interne beheersing disclosure

Het rapporteren van interne beheersing informatie heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen binnen de wetenschappelijke literatuur. Dit is in gang gezet met de invoering van de vele corporate governance codes begin 21ste eeuw. Interne beheersing beschrijft het in de hand hebben van de risico’s aangaande de doelstellingen van een organisatie. Dobler (2008) beargumenteert dat deze risico’s kunnen worden aangedreven door zowel interne als externe factoren, ze bevatten bijvoorbeeld politiek, regulatie en de markt van opereren, maar ook financiën, het bedrijfsproces en personeel. Al deze factoren beïnvloeden mogelijk de toekomstige resultaten van de onderneming (Dobler, 2008). Indien een effectief systeem voor risicobeheer aanwezig is bij een organisatie kan er vanuit worden gegaan dat de manager meer informatie tot zijn beschikking heeft omtrent risico factoren en de mogelijke invloeden op de toekomstige resultaten. Outsiders hebben daarentegen geen beschikking over deze informatiebronnen (Dobler, 2008). Het

(13)

rapporteren van deze informatie zal de informatie-asymmetrie tussen de insiders en outsiders reduceren, en hierdoor het agency probleem verlagen.

Organisaties verschaffen informatie omtrent de risico’s door middel van verplichte verslaggeving, maar een organisatie kan ook extra informatie verschaffen door middel van vrijwillige verslaggeving (Healy & Palepu, 2001). Het opnemen van een risicoparagraaf in het jaarverslag is voor beursgenoteerde ondernemingen verplicht gesteld met de invoering van de corporate governance codes. In deze risicoparagraaf wordt de onderneming verplicht gesteld de opzet en werking van de interne beheersingssystemen toe te lichten. Binnen de huidige regelgeving wordt het rapporteren over strategische risico’s niet verplicht gesteld, het vervolg van deze paragraaf gaat daarom verder in op de vrijwillige rapportage van ondernemingen.

2.2.1 Vrijwillige interne beheersing disclosure

Ondanks het feit dat strategische risico verslaggeving niet verplicht is voor beursgenoteerde ondernemingen neemt deze verslaggeving de laatste jaren toe. Wat zet een manager aan om over te gaan tot het vrijwillig rapporteren van ondernemingsinformatie?

Dobler (2008) geeft aan dat de manager alle beschikbare interne informatie openbaar maakt indien er aan drie voorwaarden wordt voldaan. De eerste voorwaarde is dat het publiceren geen kosten met zich meebrengt, directe kosten zijn bijvoorbeeld publicatiekosten en indirecte kosten zijn bijvoorbeeld het voordeel dat concurrenten met de informatie kunnen behalen. De tweede voorwaarde is dat het algemeen bekend is dat de manager op de hoogte is van de informatie. Als derde voorwaarde wordt gegeven dat wanneer er informatie gepubliceerd wordt dat deze informatie geverifieerd is.

Bij vrijwillige risico verslaggeving, onderdeel van internal control rapportages, wordt niet voldaan aan de laatste voorwaarde. Risico verslaggeving kan niet altijd geverifieerd worden (Dobler, 2008), zo zijn rapportages over risico management systemen te verifiëren, maar risico voorspellingen van managers zijn juist niet te verifiëren. Het niet voldoen aan alle drie voorwaarden zorgt ervoor dat managers afwegingen moeten maken wat er wel en wat er niet wordt openbaard. Managers kunnen door de aard van risico verslaggeving extra invloed hebben

(14)

op de risico rapportage (Dobler, 2008), dit komt bovenop de invloed die het bestuur sowieso al heeft naar aanleiding van het feit dat men verantwoordelijk is voor de verslaggeving van de onderneming (Prado-Lorenzo & Garcia-Sánchez, 2010).

Binnen het wetenschappelijk onderzoek keken Deumes en Knechel (2008) als één van de eerste onderzoekers naar het vrijwillig rapporteren van internal control in een omgeving met weinig regulatie (Nederland). Uit de resultaten van het onderzoek leidden ze af dat managers een bewuste afweging maken tussen de kosten en baten bij het vrijgeven van informatie. Als kosten voor het rapporteren van informatie moet men denken aan de volgende elementen: kosten voor het documenteren van het beleid en procedures en het evalueren hiervan (Solomon & Cooper, 1990), reputatie risico’s voor de managers en eventuele proceskosten als later blijkt dat de informatie niet klopt (Raghunandan & Rama, 1994) en het onthullen van specifieke bedrijfsinformatie aan concurrenten (Deumes & Knechel, 2008). De baten als gevolg van de vrijwillige rapportage zijn afkomstig van lagere kapitaalkosten, door de extra informatie kunnen aandeelhouders betere inschattingen maken en verlagen ze het risico dat ze lopen (Deumes & Knechel, 2008). De voorwaarde is wel dat beleggers de informatie relevant en betrouwbaar achten, indien dit niet het geval is zal de informatie asymmetrie niet kleiner worden (Deumes & Kneche, 2008). Daarnaast is er nog een individuele motivatie voor managers om informatie vrij te geven. Vrijwillige rapportage vergroot de reputatie van de manager, dit leidt uiteindelijk tot een betere positie op de arbeidsmarkt voor de manager met mogelijk hogere compensaties (Abraham & Cox, 2007; Kothari et al., 2009).

Uit eerder onderzoek is gebleken dat de grootte van een onderneming (Abraham & Cox, 2007; Khlif & Hussainey, 2016; Linsley & Shrives, 2006), leverage (Deumes & Knechel, 2008; Elshandidy et al., 2013; Khlif & Hussainey, 2016) en winstgevendheid (Khlif & Hussainey, 2016; Miihkinen, 2012;) een positieve invloed hebben op de risico rapportage. In dit onderzoek zullen deze factoren worden meegenomen als controle variabelen.

(15)

2.3 Strategische risico’s

Het onderwerp ‘strategische risico’s’ zal worden besproken aan de hand van drie verschillende invalshoeken: de wetenschappelijke literatuur, de praktijk literatuur en de praktijkervaring van experts. Deze invalshoeken zijn bestudeerd binnen de themagroep, wat betekent dat het onderzoek is uitgevoerd door drie studenten. In appendix 1 wordt de onderlinge samenwerking en taakverdeling verduidelijkt.

2.3.1 Strategische risico’s in de literatuur

Om te bepalen hoe de strategische risico’s in de literatuur worden benaderd, zijn er verschillende wetenschappelijke artikelen geraadpleegd. Opvallend is dat er verschillende definities worden gebruikt voor de term ‘strategisch risico’. Om een duidelijk overzicht te krijgen van deze definities, is in appendix 2 een tabel opgesteld. Uit deze tabel blijkt dat Beretta en Bozzolan (2004) strategische risico’s benaderen als: ‘’De risico’s die te maken hebben met de gestelde doelen voor prestaties, de missie, de algemene doelstellingen en de manier om deze doelstellingen te bereiken’’. Volgens Verbano en Venturini (2011) hangen strategische risico’s af van de ontwikkelingen van zowel externe variabelen (veranderingen in de micro/macro-omgeving van de onderneming) als van interne factoren (beslissingen die intern worden genomen door het management). Voorbeelden van gebeurtenissen die strategische risico’s met zich meebrengen zijn: het selecteren van nieuwe productmarkten, uitbreiden in een bepaalde markt of het ontwikkelen van nieuwe processen en technologieën (Chatterjee et al., 2003). Technologische innovaties zorgen ervoor dat bepaalde bedrijven tegenwoordig minder competitief of zelfs achterhaald zijn. Tevens zijn bedrijven meer met elkaar verbonden door de opkomst van uitbesteding, globalisering en internationale handel. Hierdoor worden ondernemingen kwetsbaarder voor gebeurtenissen in andere landen en krijgen ze te maken met meer internationale competitie (Slywotzky, 2004). Dit zijn stuk voor stuk gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op de strategie van de onderneming. Ondernemingen die niet snel genoeg innoveren krijgen te maken met disruptie, waardoor het beheersen van strategische risico’s steeds belangrijker wordt (Deloitte, 2013).

(16)

Strategische risico’s komen voort uit de fundamentele beslissingen die door het management worden gemaakt op basis van de lange-termijn doelen van de onderneming. Wanneer het management de strategische mogelijkheden benadert, maakt zij keuzes over investeringen met verschillende risk-return karakteristieken (Chatterjee et al., 2003). Zij moet hierbij rekening houden met invloeden van de markt en van verschillende stakeholdergroepen. De markt is erg onvoorspelbaar en kan op zeer korte termijn veranderen. Bij stakeholders is te denken aan aandeelhouders, klanten, werknemers en leveranciers (Gates, 2006). De strategische keuzes brengen ofwel kosten, ofwel opbrengsten met zich mee (Chatterjee et al., 2003). In deze context hebben strategische risico’s een speculatieve natuur: ze kunnen een verlies veroorzaken (downside risk), maar ze kunnen ook een mogelijkheid zijn voor winst (upside risk) (Verbano & Venturini, 2011). Strategische risico’s zijn daarom niet per definitie ongewenst. Een strategie waarbij hoge rendementen worden verwacht, vereist over het algemeen dat een bedrijf grotere risico’s neemt (Kaplan & Mikes, 2012).

Uit bovenstaande informatie is te concluderen dat strategische risico’s, en de beheersing hiervan, een cruciale invloed hebben op het (blijven) bestaan van een onderneming. Onderzoeken naar risicoverslaggeving van ondernemingen wijzen uit dat er sterke verbeteringen mogelijk zijn op het gebied van de verslaggeving over strategische risico’s. Zo blijkt uit onderzoek van Dobler et al. (2011), dat de risicoverslaggeving vooral gefocust is op financiële risico’s en dat er weinig aandacht wordt besteed aan toekomstgerichte informatie. Slywotzky en Drzik (2005) stellen dat managers teveel naar financiële en operationele risico’s kijken, terwijl er strategische risico’s kunnen voorkomen die een veel groter gevaar kunnen vormen voor de onderneming. Het is voor ondernemingen niet verplicht te rapporteren over strategische risico’s. Wanneer zij echter vrijwillig extra informatie vrijgeven over deze risico’s, zal de rapportage in de risicoparagraaf transparanter worden. Dit zal de informatie-asymmetrie tussen stakeholders en het management verkleinen. Om dit te realiseren is het belangrijk dat er meer duidelijkheid ontstaat over de afbakening en inkadering van het begrip. Daarom zal in de komende sub-paragrafen een eenduidige definitie worden opgesteld die van toepassing kan zijn op zowel de profit- als de non-profitsector.

(17)

2.3.2 Strategische risico’s in de praktijk literatuur

Het Internal Control raamwerk van COSO (1992; 2013) formuleert drie categorieën van doelstellingen ten aanzien van de interne beheersing: operations, compliance en reporting. Toen er meer aandacht kwam voor risicomanagement, ontwikkelde COSO in samenwerking met PricewaterhouseCoopers een raamwerk voor het evalueren en verbeteren van het risicomanagement van bedrijven. Dit raamwerk heeft 4 doelstellingen, namelijk: strategisch, operationeel, reporting en compliance. Deze splitsing wordt gemaakt om verschillende vormen van ondernemingsrisico’s te beoordelen. De strategische doelstelling wordt in het COSO ERM framework (2004) als volgt gedefinieerd: “high-level goals, aligned with and supporting its

mission”. Echter bestaat er overlap tussen de vier doelstellingen, waardoor sommige risico’s in

meerdere categorieën passen (COSO, 2004).

Als gevolg van de financiële crisis in 2008 werd er steeds meer belang gehecht aan een goed werkend risicomanagementsysteem. In deze periode is een nieuwe risicomanagementstandaard opgesteld, namelijk ISO 31000. Volgens deze richtlijn kunnen risico’s een organisatie beïnvloeden op de korte, de middellange en de lange termijn (operationeel, tactisch en strategisch). Een risico is volgens ISO 31000: ‘’The effect of uncertainty on objectives’’. Strategie wordt gedefinieerd als: ‘’Strategy sets out the long-term aims of the organisation, and the

strategic planning horizon for an organisation will typically be 3, 5 or more years” (ISO 31000).

Het gaat hierbij dus om lange-termijn doelen en een horizon van 3, 5 of meerdere jaren. Risico’s kunnen volgens ISO 31000 zowel positieve als negatieve gevolgen hebben, en kunnen kwantitatief, semi-kwantitatief en/of kwalitatief worden beoordeeld.

Volgens van der Burg (2012) moet een organisatie eerst haar strategische risico’s kennen, voordat deze beheerst kunnen worden. Daarom is het van belang voor een organisatie om eerst de strategische doelen in kaart te brengen met behulp van bijvoorbeeld de Balanced Scorecard. Hiermee kan de focus van korte-termijn financiële doelen worden verschoven naar lange-termijn strategische doelen (Kaplan & Norton, 1996). Wanneer de strategische risico’s van een onderneming bekend zijn, moeten deze intern worden beoordeeld. De risicomanagement verantwoordelijkheid van het bestuur bestaat onder meer uit het bepalen van de strategische aanpak van risico’s en het bepalen van de risk appetite van de onderneming (Airmic, Alarm &

(18)

IRM, 2010). Naast de interne beoordeling en rapportage van risico’s, wordt er ook in toenemende mate extern gerapporteerd over risicomanagement. Aan de hand van externe rapportage kunnen belanghebbenden het risicomanagementsysteem en de effectiviteit hiervan beoordelen. Dit verkleint de informatie-asymmetrie tussen het management en de lezers van de risicoparagraaf (stakeholders).

2.3.3 Strategische risico’s in de praktijk

Om een beter inzicht te krijgen in de visie van praktijkexperts op het onderwerp strategische risico’s, zijn interviews uitgevoerd met personen die in hun werkzaamheden te maken hebben met risicomanagement. Het betrof semigestructureerde interviews van 30-60 minuten, waarbij de onderwerpen vooraf zijn vastgesteld maar er ook ruimte was voor het stellen van aanvullende vragen. Het voordeel van deze vorm van interviewen is dat er doorgevraagd kan worden indien dit nodig wordt geacht. De uiteindelijke opzet van het interview is te vinden in appendix 3. Details van de geïnterviewde experts zijn te vinden in tabel 1.

Nummer Korte omschrijving

1 Partner/oprichter van een organisatie die doet aan consulting en venturing, tevens ex-partner in consulting bij een Big Four kantoor in Nederland.

2 Financieel directeur van een internationaal handelsonderneming/distributeur van duurdere metalen. De organisatie omvat een kleine 100 werknemers en heeft een omzet van rond de 400 miljoen.

3 Managing Director en tevens risicomanagement expert binnen PwC. Hij is verantwoordelijk voor de Risk Consulting praktijk en adviseert zowel nationale als internationale ondernemingen bij het ontwerpen, implementeren en

verbeteren van hun risicomanagementsystemen.

4 Senior manager van een Big Four kantoor in Nederland. Hij is werkzaam in de professional practices group (vaktechniek) met als specialisatie Corporate Governance en heeft ervaring in Advisory op het gebied van internal audit en risicomanagement.

(19)

Uit de interviews komt duidelijk naar voren dat strategische risico’s binnen een organisatie als aparte categorie worden beschouwd. Geïnterviewde 4 geeft aan dat in jaarverslagen van 8 van de 10 beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen, er onderscheid gemaakt wordt tussen strategische, operationele, verslaggevings- en compliance risico’s. Volgens geïnterviewde 1 gaat het niet om in welke categorie een risico geplaatst wordt, maar dat het risico op een juist niveau en in een juiste scope is weergegeven en dat de rapportage ervan volledig is. De definities die door de geïnterviewde personen worden gegeven voor strategische risico’s zijn af te lezen in tabel 2.

Geïnterviewde Definitie strategisch risico

1 De risico’s die te maken hebben met het plan en de doelrealisatie van de onderneming

2 Risico’s die verbonden zijn aan het business plan, dit zijn de belangrijkste risico’s waar je als onderneming mee te maken krijgt.

3 Een risico die verschillende bronnen kan hebben, maar waarvan de impact strategisch van aard is. De impact is hierbij te kwalificeren als een directe hit op de strategie of op de realisatie van de strategie van de onderneming

4 Langere-termijn risico’s die zijn gekoppeld aan de strategische doelstellingen van een onderneming

Tabel 2: Definitie strategisch risico door geïnterviewde experts

Strategische risico’s worden gezien als risico’s die betrekking hebben op de uitvoering van de strategie en de strategische doelstellingen van een organisatie. Het onderscheid tussen strategische en operationele risico’s is volgens geïnterviewde 4 dat het bij strategische risico’s gaat om risico’s met een lagere waarschijnlijkheid dan operationele risico’s, maar met een grote impact. De geïnterviewde experts zijn het erover eens dat de door ISO 31000 gestelde termijn van drie jaar een redelijke termijn is voor de planning van de strategie. Echter stelt geïnterviewde 3 dat men zich moet afvragen in hoeverre de lange-termijn reëel is om te plannen, gezien de huidige snelle ontwikkelingen. Strategische beslissingen laten zich volgens hem niet dwingen in een bepaald tijdsbestek en er kunnen tussendoor allerlei strategische ontwikkelingen zijn. Alle strategische beslissingen die een onderneming zelf neemt, alsmede ontwikkelingen in de omgeving, zouden een aanleiding moeten zijn om kritisch naar het strategische risicoprofiel van de onderneming te kijken. Strategische risico’s hoeven volgens de geïnterviewde experts geen negatieve invloed te hebben op een organisatie, mits deze risico’s goed beheerst worden. Indien er een goed beleid aanwezig is voor de bestaande risico’s, kan dit juist een positief effect hebben.

(20)

Volgens geïnterviewde 1 is het pas falen wanneer er een realistisch risico aanwezig is met een hoge impact, maar waarvoor geen scenario is opgezet en waarvoor geen maatregelen zijn genomen. Deze risico’s (met een hoge impact en een hoge kans) moeten volgens hem ook altijd worden gerapporteerd in de risicoparagraaf. Strategische risico’s worden over het algemeen op een kwalitatieve manier beschreven. Er zijn volgens geïnterviewde 4 verschillende redenen voor het feit dat er niet kwantitatief wordt gerapporteerd, zoals de gevoeligheid van deze informatie of juist het ontbreken van informatie. Volgens geïnterviewde 3 wordt er wel steeds vaker een gevoeligheidsanalyse opgenomen in de jaarverslagen

2.3.4 Definitie strategisch risico

Na het analyseren van de drie verschillende invalshoeken op strategische risico’s, is de volgende definitie gevormd op basis van de gemeenschappelijke elementen. Deze definitie zal in het vervolg van dit onderzoek gebruikt worden:

‘’Strategische risico’s zijn interne of externe gebeurtenissen die onzekerheid creëren op de lange termijn en verbonden zijn aan de strategie, missie en doelen van de organisatie’’

2.4

Cultuur

Dit onderzoek is niet het eerste onderzoek dat gedaan wordt naar cultuur, in het verleden is er al veelvuldig onderzoek op het gebied van cultuur verricht. In 1951 formuleerde Kluckhohn op basis van meerdere andere definities zijn definitie van cultuur:

“Culture consists in patterned ways of thinking, feeling, and reacting, acquired and transmitted mainly in symbols, constituting the distinctive achievements of human groups, including their

embodiments in artifacts; the essential core of culture consists of traditional (..) ideas and specially their attached values”

(21)

Hoewel Kluckhohn een definitie van cultuur opstelde op basis van vele andere definities is er na 1951 niet altijd dezelfde definitie van cultuur gebruikt in wetenschappelijk onderzoek. In het onderzoek van Jahoda (2012) is de conclusie gesteld dat er geen algemene definitie van cultuur gemaakt zou kunnen worden. Echter vond hij wel een aantal elementen die terug kwamen in de definities; cultuur is collectief, aangeleerd en het bestaat uit waarden en gedragspatronen.

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen organisatie cultuur en nationale cultuur. Organisatie cultuur wordt door Schein (1990) als volgt gedefinieerd:

“The pattern of basic assumptions that a given group has invented, discovered, or developed in learning to cope with its problems of external adaptation and internal integration, and that have

worked well enough to be considered valid, and, therefore, to be taught to new members as the correct way to perceive, think and feel in relation to those problems.”

De basis van het onderzoek naar nationale cultuur is gelegd door Hofstede. Hofstede (1980) definieert nationale cultuur in zijn onderzoek als volgt: “The collective programming of the human mind that distinguishes the members of one human group from those of another. Culture, in this sense, is a system of collectively held values.”.

Het doel van dit onderzoek is om te kijken hoe de cultuur van een land de kwaliteit van strategische risico rapportages beïnvloedt. Nationale cultuur geeft ten opzichte van organisatie cultuur dit aspect het beste weer, in het vervolg van dit onderzoek zal het bij cultuur daarom dan ook gaan over nationale cultuur.

In het restant van deze paragraaf worden twee culturele raamwerken besproken die in het verleden veel gebruikt zijn bij onderzoek naar culturele invloeden. Deze raamwerken geven culturele scores zodat het mogelijk is om verbanden te toetsen. Vervolgens zal in de volgende paragraaf ingegaan worden op de manier waarop cultuur strategische risico verslaggeving beïnvloedt, dit zal leidden tot een aantal hypothesen.

(22)

2.4.1 Hofstedes culturele framework

Hofstede (1980) ontwikkelde als eerste onderzoeker een raamwerk om cultuur meetbaar te maken. Hij onderzocht cultuur binnen een wereldwijde organisatie, IBM. In totaal hebben 60.000 werknemers uit 50 verschillende landen een enquête ingevuld. Op basis van deze enquêtes heeft Hofstede vier culturele dimensies geformuleerd: individualisme-collectivisme, onzekerheidsvermijding, machtsafstand en mannelijkheid-vrouwelijkheid. In een later stadium heeft Hofstede nog een vijfde dimensie toegevoegd aan het raamwerk: lange termijnoriëntatie (Hofstede, 2001).

Hofstedes raamwerk is het meest gebruikte framework voor nationale cultuur in onderzoek op het gebied van psychologie, sociologie, marketing en management (Soares et al., 2007). Ondanks het feit dat Hofstedes framework het meest gebruikte framework is in onderzoek op veel gebieden is er ook veel kritiek geweest. Enkele kritische geluiden over Hofstedes framework zijn het gebruik van enquêtes, het feit dat het onderzoek in één organisatie is uitgevoerd, statistische integriteit en dat er te weinig dimensies zijn gebruikt (Jones, 2007). Tegenover deze negatieve kanttekeningen stelt Jones (2007) als positieve punten het feit dat Hofstede als pionier wordt gezien in het culturele onderzoek en dat zijn onderzoek voldeed aan de vraag van organisaties die moeite hadden met het internationaal groeien als bedrijf. Het strikte ontwerp met systematische gegevens verzameling en samenhangende theorie wordt als tweede positieve punt genoemd. De accuraatheid van de dimensies wordt als laatste punt genoemd door Jones (2007), bij verschillende herhalingen van het onderzoek van Hofstede werden zijn voorspellingen bevestigd. De conclusie van Jones (2007) luidt dan ook dat Hofstedes framework waarde blijft houden voor nu en in de toekomst. Shivakumar en Nakata (2001) weerlegden in hun onderzoek de kritiek op het framework van Hofstede dat de culturele scores verouderd zouden zijn. Shivakumar en Nakata (2001) beargumenteren dan cultuur onderhevig is aan verandering, echter vinden deze veranderingen slechts langzaam plaats waardoor de scores van Hofstede nog steeds betrouwbaar zijn om te gebruiken in onderzoek.

De connectie tussen Hofstedes culturele dimensies, accounting waarden en het openbaar maken van informatie is gelegd door Gray (1988). Er zijn vier accounting waarden te onderscheiden, namelijk professionalisme, uniformiteit, conservatisme en geheimhouding (Gray, 1998, blz. 8).

(23)

De culturele dimensies individualisme-collectivisme en onzekerheidsmijding worden in het onderzoek van Gray (1988) verbonden aan alle vier accounting waarden. Het verband tussen de andere culturele dimensies en de accounting waarden is minder sterk. Individualisme-collectivisme en onzekerheidsmijding zijn ook de twee meest onderzochte culturele dimensies in corporate governance onderzoek, en ze hebben de meest duidelijke gevolgen voor de betrekkingen tussen managers en aandeelhouders waardoor het de kosten-baten analyse beïnvloedt (Hooghiemstra et al., 2015; Hope, 2003). In navolging op eerder onderzoek (bv.: Han et al., 2010; Hooghiemstra et al., 2015; Hope, 2003) zal in dit onderzoek gekeken worden naar de twee culturele dimensies individualisme-collectivisme en onzekerheidsvermijding.

Individualisme-collectivisme geeft als culturele dimensie twee tegenovergestelde waarden weer. In individualistische culturen wordt er vanuit gegaan dat individuen primair voor hun eigen belangen en de belangen van hun familie nastreven. Collectivistische culturen gaan er vanuit dat individuen bij één of meerdere “in-groups” horen waar men zich niet van kan distantiëren. Deze “in-groups” beschermen de belangen van haar leden, maar verwachten permanente loyaliteit. In tegenstelling tot een individualistische cultuur is een collectivistische samenleving sterk geïntegreerd (Hofstede, 1984). De score op de dimensie individualisme-collectivisme geeft de mate van individualisme weer, een hoge score staat gelijk aan een individualistisch land, derhalve wordt in het verdere verloop van dit onderzoek gesproken over individualisme.

Onzekerheidsvermijding is de mate waarin individuen binnen een cultuur nerveus worden van situaties die als ongestructureerd, onduidelijk of onvoorspelbaar worden gezien, en de mate waarin ze proberen om dergelijke situaties te voorkomen. Dergelijke situaties worden zoveel mogelijk voorkomen door strenge gedragscodes aan te nemen en men geloofd in absolute waarheden. Een cultuur die als onzekerheid vermijdend wordt gezien is actief, agressief, emotioneel, veiligheid zoekend en intolerant. Culturen die laag scoren op onzekerheidsvermijding zijn juist beschouwend, minder agressief, niet emotioneel, ze accepteren persoonlijke risico’s en zijn tolerant (Hofstede 1984).

(24)

2.4.2 Project GLOBE

Ondanks de eerder genoemde conclusie van Jones (2007) dat Hofstede waarde houdt voor toekomstig onderzoek is er door een aantal onderzoekers getracht om een beter cultureel framework te ontwerpen. House et al. (2004) ontwikkelden het culturele framework Project GLOBE (Global Leadership and Organizational Behaviour Effectiveness research program). Met Project GLOBE hebben House et al. (2004) het culturele framework van Hofstede verder ontwikkeld en is er gepoogd een betere maatstaf te creëren. In het framework van House et al. (2004) worden meer culturele clusters onderscheiden ten opzichte van Hofstede (zie tabel 3 voor de onderscheiden culturele clusters). Dit maakt Project GLOBE een geschikte maatstaf om de invloed van cultuur op de kwaliteit van strategische risico rapportages te onderzoeken. Project GLOBE is derhalve de tweede culturele maatstaf dat wordt gebruikt in dit onderzoek.

Het culturele raamwerk Project GLOBE is ontwikkeld aan de hand van verzamelde data afkomstig van 17.300 managers uit 951 organisaties (House et al., 2004). Project GLOBE is één van de weinig studies naast Hofstede dat uitgevoerd is binnen organisaties en waarbij managers zijn geïnterviewd (Taras et al., 2009). Het project heeft in tegenstelling tot Hofstede negen culturele dimensies geïdentificeerd. De volgende dimensies worden onderscheiden: Power Distance, Uncertainty Avoidance, Assertiveness, Institutional Collectivism, In-Group Collectivism, Future Orientation, Performance Orientation, Humane Orientation, and Gender Egalitarianism (House et al. 2004). In het onderzoek van Shi en Wang (2011) worden de dimensies uit Hofstedes framework vergeleken met de dimensies uit het Project GLOBE. In het onderzoek van Shi en Wang (2011) komt naar voren dat onzekerheidsvermijding in beide raamwerken hetzelfde zijn. Het individualisme van Hofstede daarentegen is opgesplitst in twee dimensies bij Project GLOBE; institutioneel collectivisme en in-groep collectivisme. Collectivisme is de tegenhanger van individualisme, Project GLOBE geeft voor deze dimensie derhalve de andere kant van het spectrum weer in vergelijking met Hofstede. In lijn met de resultaten in het onderzoek van Gray (1988) zal in dit onderzoek de culturele dimensies onzekerheidsvermijding, institutionele collectivisme en in-groep collectivisme worden meegenomen in de analyse. Het institutioneel collectivisme van Project GLOBE geeft de mate weer waarin organisatorische en maatschappelijke institutionele praktijken het verdelen van

(25)

gezamenlijke middelen en collectieve acties aanmoedigen en belonen. In-groep collectivisme weerspiegelt de mate waarin individuen hun trots, loyaliteit en samenhang in organisaties of hun familie uiten.

House et al. (2002) geven aan dat de GLOBE maatstaf twee culturele scores per dimensie bevat, namelijk hoe cultuur zou moeten zijn en hoe cultuur daadwerkelijk is. De scores voor hoe het zou moeten zijn geven de ideale situatie weer zoals de manager in het onderzoek zou willen dat cultuur in het land zou zijn. De scores voor hoe cultuur daadwerkelijk is geeft aan hoe de situatie in de praktijk daadwerkelijk is. Voor dit onderzoek is alleen de score hoe cultuur daadwerkelijk is van belang aangezien dit de meeste invloed heeft op de rapportage van risico’s. De manager van een organisatie besluit op basis van de huidige situatie wat er gerapporteerd wordt, een ideale situatie speelt hier geen rol bij.

Met de culturele maatstaf GLOBE hebben House et al. (2004) gehoor gegeven aan enkele kritische kanttekeningen die geplaatst werden bij eerdere onderzoeken. Zo gebruiken House et al. (2004) bijvoorbeeld meer culturele dimensies in vergelijking met Hofstedes culturele raamwerk, daarnaast is het onderzoek van House et al. (2004) uitgevoerd bij managers uit meerdere organisaties. Hiermee geven House et al. (2004) gehoor aan de argumentatie dat vijf dimensies niet genoeg informatie geven over culturele verschillen en dat één organisatie niet voldoende informatie kan geven over het hele culturele systeem van een land (Jones, 2007). Ondertussen is GLOBE in de wetenschappelijke literatuur gebruikt bij verschillende onderzoeken (bv. Hooghiemstra et al., 2015; Shao et al., 2010). Door naast de culturele maatstaf van Hofstede de culturele maatstaf Project GLOBE te gebruiken wordt de betrouwbaarheid van de uitkomsten van dit onderzoek vergroot.

(26)

Nummer Maatschappelijke cluster 1 Anglo 2 Nordic Europe 3 Eastern Europe 4 Sub-Saharan Africa 5 Southern Asia 6 Latin Europe 7 Germanic Europe 8 Latin America 9 Middle East 10 Confucian Asia

Tabel 3: Maatschappelijke clusters Project GLOBE

2.5

Hypothesevorming

2.5.1 Culturele invloeden land van vestiging

De collectieve waarden die in een cultuur voorkomen bepalen wat acceptabel of wenselijk gedrag is binnen een groep, derhalve helpt het groepsleden bij het besluitvormingsproces of bij het beoordelen van beslissingen van anderen. Cultuur heeft derhalve invloed op de perceptie van agency problemen bij managers en aandeelhouders, waardoor het de uiteindelijke keuzes omtrent rapportage beïnvloedt (Hooghiemstra et al., 2015). Dit kan leiden tot verschillende opvattingen tussen landen over hoe agency problemen aangepakt dienen te worden (Shao et al., 2010). Voor ons onderzoek heeft het invloed op de keuze welke informatie over strategische risico’s wel vrij wordt gegeven en welke informatie juist niet.

Individualisme

Volgens Jaggi en Low (2000) wordt er in een individualistische samenleving concurrentie aangemoedigd, hierdoor is er in deze samenlevingen de neiging om minder geheimzinnig te zijn. Jaggi en Low beargumenteren dan ook dat er een positieve relatie tussen individualisme en openbaarheid is. Met deze argumentatie bouwen ze voort op het onderzoek van Gray (1988); hierin stelt Gray dat geheimhouding in overeenstemming is met de voorkeur van het collectivisme, dit in tegenstelling tot het individualisme, waarin men bezorgd is over degenen die nauw betrokken zijn bij de onderneming.

(27)

In een individualistische samenleving streven mensen hun eigen belangen na, in zo’n samenleving doen mensen er goed aan om zichzelf als competent en talentvol te zien (Heine, & Hamamura, 2007). Hieruit volgt dat persoonlijke doelstellingen en waarden de boventoon voeren in landen met een hoog individualisme. Van managers wordt verwacht dat ze de reputatie van het management en hun carrière dan ook belangrijk achten (Hooghiemstra et al., 2015). Dit soort gedrag wordt in een individualistisch land als acceptabeler gezien dan in een meer collectivistisch land. Deze aanname heeft gevolgen voor de kosten-baten analyse die managers maken bij het vrijgeven van informatie. Van een manager in een individualistisch land zal worden geaccepteerd dat hij meer waarde hecht aan de baten als gevolg van persoonlijk gewin op de arbeidsmarkt, zoals beargumenteert door Abraham en Cox (2007), dan een manager in een collectivistisch land. Door meer nadruk te leggen op deze baten zal er in de afweging eerder een punt worden bereikt waarbij wordt overgegaan tot publicatie.

Individualisme heeft ook zijn invloed op de perceptie van de aandeelhouder. In een individualistische samenleving verlangen aandeelhouders meer informatie, zodat ze de manager beter kunnen monitoren. Managers zouden bereid zijn hieraan toe te geven omdat de aandeelhouders het waarderen en ook verlangen van de manager (Hooghiemstra et al., 2015).. In collectivistische landen worden agentschap problemen juist verzwakt, aangezien collectivisme samenwerking en het denken aan anderen dicteert (Hofstede, 2001). In deze landen zullen aandeelhouders strategische risico informatie minder waarderen, de verwachting is dat managers de mate van strategische risico rapportages aanpassen bij deze behoeften.

De bovenstaande argumenten gezamenlijk suggereren dat de kwaliteit van strategische risico rapportage hoger is voor individualistische landen dan voor collectivistische landen. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 1: Individualisme (collectivisme) heeft een positieve (negatieve) invloed op de kwaliteit van strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag.

(28)

Onzekerheidsvermijding

In het onderzoek van Gray (1988) wordt onzekerheidsvermijding gelinkt aan de accounting waarde geheimhouding. Dit komt voort uit de behoefte om informatie toelichtingen te beperken en zo conflictsituaties en competitie te voorkomen. Dit alles met als doel de veiligheid te bewaren. Samenlevingen die laag scoren op onzekerheidsvermijding zijn toleranter richting dubbelzinnigheid en zijn bereid meer risico te nemen. Indien er laag wordt gescoord op onzekerheidsvermijding is er minder tolerantie voor conflicten en concurrentie (Bryan et al., 2014). Dit heeft zijn uitwerking op de kosten-baten analyse die wordt uitgevoerd bij de beslissing om bepaalde informatie wel of niet vrij te geven. In een onzekerheid mijdend land wordt de nadruk meer gelegd op de kosten van het rapporteren dan de baten die mogelijk uit de rapportage voortvloeien. Uit onderzoek blijkt dat aversie ten opzichte van verlies hoger is in onzekerheid vermijdende culturen (Hooghiemstra et al., 2015), dit zal ook zijn impact hebben op de kosten-baten analyse. In de samenleving zal dit ook tot uiting komen in de perceptie van aandeelhouders op het agency probleem. De aandeelhouders zullen minder rapportage verwachten, omdat ze het besluitvormingsproces van de managers vanuit een onzekerheid mijdend standpunt beoordelen. De verhoogde focus op de kosten van het vrijgeven van strategische risico informatie suggereert dat er in een maatschappij met een hoge onzekerheidsvermijding minder strategische risico rapportage zal plaatsvinden in vergelijking tot lage onzekerheid vermijdende landen. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 2: Onzekerheidsvermijding heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag.

2.5.2 Culturele invloeden individuele bestuurders

Bestuurders zijn verantwoordelijk voor de verslaggeving van de onderneming (Prado-Lorenzo & Garcia-Sánchez, 2010). Op deze manier hebben bestuurders invloed op de verslaggeving van de organisatie, het bestuur besluit welke informatie wel wordt vrijgegeven en welke informatie niet wordt vrijgegeven. Risicoverslaggeving gaat over toekomst gerichte informatie, deze informatie kan niet altijd worden geverifieerd, dit zorgt ervoor dat bestuurders veel invloed kunnen

(29)

uitoefenen op deze verslaggeving (Dobler, 2008). Zo kan men de verwachting positief laten kleuren, maar men kan ook besluiten om helemaal niets naar buiten te brengen.

Haniffa en Cooke (2005) suggereren in hun onderzoek dat nationale tradities voor sommige landen zo ingebed zijn bij de bevolking, dat het opnemen van de afkomst van bestuurders een verklaring kan zijn voor een bepaalde toestand. Nationale cultuur kan invloed hebben op de rapportage van risico’s door het effect dat het heeft op individuele bestuurders van de organisatie. De nationale cultuur die een bestuurder is aangeleerd, heeft zijn uitwerking op de keuzes die hij of zij maakt ten opzichte van het agency probleem. Het kan voorkomen dat er in een raad van bestuur meerdere nationaliteiten voorkomen met verschillende opvattingen over risico rapportage, uiteindelijk zal de raad van bestuur tot een consensus komen over wat er uiteindelijk wordt gepubliceerd. Bij het maken van deze keuze wordt de individuele bestuurder beïnvloedt door de ingebedde nationale tradities van het geboorteland.

Individualisme

Bestuurders afkomstig uit een individualistisch land zullen hun eigen belangen meer nastreven dan bestuurders uit een collectivistisch land (Heine, & Hamamura, 2007). Het nastreven van het eigen belang zorgt ervoor dat in de kosten-baten analyse meer waarde wordt gehecht aan de baten voor de bestuurder. De verwachting is dat de verhoogde waarde van de baten ervoor zorgen dat eerder wordt overgegaan tot publicatie. Een bestuur dat hoog scoort op individualisme zal gezamenlijk meer waarde hechten aan het persoonlijk gewin van publicatie en daarom geneigd zijn meer strategische risico rapportage vrij te geven, en zodoende pogen een betere positie te verkrijgen op de arbeidsmarkt (Abraham & Cox, 2007).

Naast het feit dat er een grotere focus is op de baten, zal een individualistische bestuurder minder bang zijn voor concurrentie in vergelijking met een collectivistische bestuurder. Een hoge score voor individualisme suggereert dat men concurrentie juist aanmoedigt (Jaggi & Low, 2000). Een bestuurder die minder bang is voor concurrentie zal minder waarde hechten aan de kosten behorende bij het vrijgeven van strategische risico informatie als gevolg van een verhoogde concurrentie. Deze mindere focus op de baten zorgen ervoor dat er eerder een punt van publicatie wordt bereikt.

(30)

De bovenstaande argumentatie suggereert dat de kwaliteit van strategische risico rapportage hoger is voor een organisatie met individualistische bestuurders dan voor een organisatie met collectivistische bestuurders. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 3: Individualistische (collectivistische) bestuurders hebben een positieve (negatieve) invloed op de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag.

Onzekerheidsvermijding

Managers afkomstig uit een land dat hoog scoort op onzekerheidsvermijding leggen bij de kosten-baten analyse voor het vrijgeven van informatie de nadruk op de kosten (Hooghiemstra et al., 2015). Door meer nadruk te leggen op deze kosten zal er in de afweging minder snel een punt worden bereikt waarbij overgegaan wordt tot publicatie. Het feit dat de aversie tegen verlies hoger is in onzekerheid vermijdende culturen (Hooghiemstra et al., 2015) versterkt de verschuiving binnen de kosten-baten analyse nog meer. Managers uit culturen die hoog scoren op onzekerheidsvermijding voelen zich minder prettig bij conflicten en confrontaties (Bryan, et al., 2014). De mogelijkheid dat publicaties leiden tot procesvoering vermindert de prikkel van managers om toekomstgerichte informatie te verstrekken (Graham, et al., 2005), dit effect zal groter zijn indien een manager conflicten en confrontaties liever uit de weg gaat.

De bovenstaande argumentatie suggereert dat strategische risico rapportage lager is voor een organisatie met bestuurders die hoog scoren op onzekerheidsvermijding dan voor een organisatie met bestuurders die laag scoren op onzekerheidsvermijding. Dit leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 4: Onzekerheidsvermijdende bestuurders hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag.

(31)

2.5.3 Buitenlandse georiënteerdheid

Als laatste zal er gekeken worden naar het modererende effect van de buitenlandse georiënteerdheid op de relatie tussen nationale cultuur en de kwaliteit van strategische risico rapportage. Een organisatie met buitenlandse activiteiten komt in aanraking met de politieke, economische, en culturele risico’s die er niet zijn in het vestigingsland (Deumes & Knechel 2008), hier komt nog bij dat de complexiteit van handelen wordt vergroot door bijvoorbeeld de transacties in vreemde valuta (Hermanson & Hermanson, 1994). Deze twee factoren leiden tot een verhoogde informatie asymmetrie tussen de managers en de aandeelhouders. De aandeelhouders kunnen deze verhoogde complexiteit minder goed monitoren. De verhoogde agency problemen zorgen ervoor dat aandeelhouders het vrijgeven van informatie meer zullen waarderen, hierdoor stijgen de baten van het rapporteren voor een manager. Deze verschuiving in de kosten-baten analyse zorgt ervoor dat een manager eerder geneigd is om informatie vrij te geven. Eerder onderzoek wees al uit dat het opereren in een internationale productenmarkt een positieve invloed heeft op vrijwillige verstrekking van gegevens (Shi et al., 2012).

Daarnaast komt een organisatie bij het internationaal opereren in aanraking met meerdere landenrisico’s. Claessens en Embrechts (2003) definiëren landenrisico als volgt: “The risk of exposure to losses caused by events in the particular country, which may be under the control of the government but not under the control of a private enterprise or individual”. Hieruit valt op te maken dat een organisatie zelf geen invloed heeft op dit risico. De organisatie komt met meer risico’s in aanraking wanneer het internationaal opereert. In het verleden is er al onderzoek gedaan naar risiconiveaus en de invloed op risico rapportage, deze relatie werd positief bevonden (Elshandidy et al., 2013). Dit resultaat ligt op één lijn met de gedachte dat managers meer informatie vrijgeven om de informatie asymmetrie te verlagen. Linsley en Shrives (2006) beargumenteren dat de positieve relatie ook verklaard kan worden door het feit dat managers willen aantonen dat ze de hogere risico’s goed kunnen beheersen, Elshandidy et al. (2013) sluiten zich ook bij deze argumentatie aan. Daarnaast is het zo dat organisaties met een hoger risiconiveau meer rapporteren om zo een deel van de onzekerheid bij investeerders te verkleinen (Hassan, 2009). In de meta-analyse van Khlif & Hussainey (2016) wordt de positieve relatie tussen de mate van risico en risico rapportage nog eens onderstreept. Aan de hand van de

(32)

resultaten uit eerder onderzoek kan worden verwacht dat buitenlandse georiënteerdheid een positief effect heeft op de relatie tussen nationale cultuur en strategische risico rapportage. Dit leidt tot de volgende hypothesen:

Hypothese 5a: De mate van buitenlandse georiënteerdheid versterkt de positieve relatie tussen individualisme en de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag

Hypothese 5b: De mate van buitenlandse georiënteerdheid verzwakt de negatieve relatie tussen onzekerheidsvermijding en de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag

Hypothese 5c: De mate van buitenlandse georiënteerdheid versterkt de positieve relatie tussen individualistische bestuurders en de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag

Hypothese 5d: De mate van buitenlandse georiënteerdheid verzwakt de negatieve relatie tussen onzekerheid mijdende bestuurders en de kwaliteit van de strategische risico rapportage van ondernemingen in hun jaarverslag

(33)

2.6

Conceptueel model

De factoren en relaties kunnen gevisualiseerd worden aan de hand van onderstaand conceptueel model:

(34)

3

Onderzoeksmethode

In het volgende hoofdstuk wordt de methode van dit onderzoek besproken. Allereerst zal er worden ingegaan op de manier waarop de dataset is samengesteld. Vervolgens komen de variabelen van het onderzoek aan bod, hierbij wordt er per variabele uitgelegd hoe de variabele geoperationaliseerd is. Tot slot zal in paragraaf 3 het regressiemodel van dit onderzoek worden toegelicht.

3.1

Dataset

De hypothesen van dit onderzoek zullen getest worden aan de hand van een dataset gevormd door gegevens van 120 beursgenoteerde bedrijven. Er is voor beursgenoteerde bedrijven gekozen, omdat de jaarverslagen van deze ondernemingen voor iedereen beschikbaar zijn. Database ORBIS is gebruikt voor het selecteren van de bedrijven voor ons onderzoek. In de database zijn filters toegepast om een geschikte lijst met organisaties te creëren, de gebruikte filters staan vermeld in tabel 4.

Nummer Filter

1 Active companies

2 All indeces

3 Publicly listed companies

4 SIC codes behorende bij de sectoren consumptie, financiële dienstverlening, olie en gas, technologie en industrie en constructie (Zie appendix 4).

5 Landen waarvan culturele scores van Project GLOBE beschikbaar zijn (Zie appendix 5).

Tabel 4: Gebruikte filters in ORBIS

De eerste drie filters zijn toegepast om alleen actieve publiekelijk verhandelde bedrijven te krijgen. Het vierde filter is toegepast omdat de database wordt gebruikt voor meerdere onderzoeksdoeleinden, waaronder de invloed van sectoren op de kwaliteit van strategische risico rapportage. Het laatste filter is toegepast om het culturele raamwerk van Project GLOBE te kunnen gebruiken bij het testen van de hypothesen.

Op basis van de gebruikte filters zijn er 7.895 geschikte bedrijven voor dit onderzoek. Met behulp van een random selectie programma zijn 120 bedrijven geselecteerd. Van deze selectie is

(35)

handmatig een vervangende organisatie geselecteerd. Bij de vervangende selecties is rekening gehouden met het vestigingsland van de organisatie, op deze manier is gezorgd voor voldoende culturele diversiteit binnen de selectie. De uiteindelijke selectie bedrijven binnen de selectie is terug te vinden in appendix 6.

De verzamelde data van de betreffende organisaties is afkomstig uit de meest recentste jaarverslagen, waarbij de jaarverslagen niet ouder zijn dan 2014. Het gebruik van de meest recentste jaarverslagen zal leiden tot de meest betrouwbare resultaten omdat dit de huidige stand van zaken het beste weergeeft. De culturele scores van Hofstede zijn verkregen van de website van Hofstede3, op de website kan men per land de scores van elke culturele dimensie verkrijgen.

De culturele scores van Project GLOBE zijn afkomstig uit House et al. (2004)4, in het boek zijn

de culturele scores per land per dimensie vermeld. De verzameling van de data is geschiedt in samenwerking met twee medestudenten. Om de betrouwbaarheid van de data te waarborgen hebben de onderzoekers vooraf uitvoerig overleg gehad over hoe de variabelen gemeten dienen te worden. Daarnaast hebben de onderzoekers samen de gegevens voor drie ondernemingen verzameld, zodat men op één lijn zit wat betreft de meting. Indien een onderzoeker twijfelde over een bepaalde meting is er contact opgenomen met de andere onderzoekers om samen tot een goede keuze te komen. Op deze manier is gepoogd de betrouwbaarheid van de dataset zo hoog mogelijk te houden.

3.2

Variabelen

3.2.1 Afhankelijke variabele

Het doel van dit onderzoek is om een beter inzicht te krijgen in de kwaliteit van de strategische risico verslaggeving van een organisatie. Bij de analyse van de strategische risico verslaggeving kijken we alleen naar strategische risico’s vermeld in de risico paragraaf van het jaarverslag. Eventuele risico’s die vermeld staan buiten de risico paragraaf worden niet meegenomen in dit onderzoek. Tevens wordt er niet gekeken naar informatie afkomstig van de website van een

3 http://geert-hofstede.com/countries.html

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vergeleken met voorgaande studies naar de correlatie tussen fysiologische en psychologische arousal in een natuurlijke setting is in deze huidige studie gebruik gemaakt van

Dit exploratieve onderzoek heeft gekeken naar de positieve psychologische interventie ‘Dit is jouw leven’, met als doel meer informatie te verkrijgen over de positieve

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er een significante positieve relatie is tussen leeftijd en de mate van motivatie van professionele medewerkers in de publieke

Aangezien size en book-to-market equity kunnen gezien worden als risicomaatstaven, kunnen deze twee variabelen worden gebruikt als controlevariabelen bij het onderzoek naar

Our study aim was to investigate to which degree personality characteristics (self‐discipline, social activ- ity and emotional stability) and self‐efficacy predict the

Met de oprichting van de SLO in 1975 dreigde een zekere terugval, doordat er in principe een scheiding werd aangebracht tussen vakdidactisch onderzoek, dat uiteraard aan de

In de literatuur is ook te lezen dat het ophalen van herinneringen een positief effect heeft op het welbevinden van mensen (Afonso et al., 2011), daarom werd

Relatie tussen sterkte van teamcultuur en delen van kennis, heeft begrip van de relatie positieve effecten?. Master-scriptie voor afronding van de