Vraag nr. 100 van 27 juli 2000
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Werkzoekenden – Kinderopvang
De Vlaamse regering zet met allerlei prikkels ie-dereen aan om beroepsactief te blijven/worden. Een steeds weerkerende hinder is het gebrek aan opvangplaatsen voor kinderen.
Zo kan het zinvol zijn een korte en plotse opvang mogelijk te maken voor werknemers die dringend stappen moeten doen om een job te aanvaarden of te gaan solliciteren. Ook tijdens een periode van opleiding kan kinderopvang zinvol zijn als er in de regio onvoldoende aanbod is.
Welke stappen werden reeds ondernomen om, i n samenspraak met minister Vo g e l s, in acute kinder-opvangmogelijkheden te voorzien voor werkzoe-kenden ?
Antwoord
De uitbouw van de kinderopvang is een uitermate belangrijk instrument in het streven naar de actie-ve welvaartsstaat. Het kunnen beschikken oactie-ver v o l d o e n d e, betaalbare en flexibele kinderopvang is voor werkzoekenden cruciaal om een job te kun-nen vinden én houden.
De Vlaamse regering heeft de uitbouw van de kin-deropvang dan ook als beleidsprioriteit aangeduid. Zo stelt het regeerakkoord dat kinderopvang een basisrecht moet worden voor alle ouders. Het hui-dige opvangaanbod kan dit momenteel niet vervul-l e n . Het is dan ook evident dat het opvangaanbod in de komende jaren aanzienlijk zal moeten wor-den uitgebreid, zodat kinderopvang ook effectief een basisrecht kan worden.
Ik zal hierover dan ook verder contact opnemen met mijn bevoegde collega terzake, minister Vo-gels.
Naast de kinderdagopvang moet ook de buiteschoolse opvang worden uitgebreid. B u i t e n-schoolse opvang biedt immers op een soepele en kwalitatief hoogstaande wijze opvang voor en na de schooluren en ondersteunt de werkende ouders in de moeilijke combinatie tussen gezin en arbeid. Om de uitbouw van de buitenschoolse opvang niet te belemmeren, heb ik onlangs beslist om de aan-wervingsvoorwaarden van de begeleidsters die via
het gesco-statuut in de initiatieven buitenschoolse opvang (IBO’s) tewerkgesteld zijn, te versoepelen ( g e s c o : g e s u b s i d i e e rde contractueel – red.). D i t was noodzakelijk, vermits de IBO’s steeds meer problemen hebben om geschikte kandidaat-bege-leid(st)ers te vinden die aan de voorwaarden van het gesco-programma voldoen. De invulling van de buitenschoolse opvang betreft immers nog steeds een werkgelegenheidsprogramma, waardoor onder andere als vereiste een werkloosheidsduur van één jaar werd opgelegd aan de kandidaat-b e g e l e i d ( s t ) e r s. Om de meest dringende perso-neelsproblemen van de IBO’s op te lossen, werd de eis inzake werkloosheidsduur versoepeld van één jaar naar één dag.
Dit is echter slechts een overgangsmaatregel. H e t is duidelijk dat de buitenschoolse opvang een structurele behoefte betreft, die met structurele werkgelegenheid moet worden ingevuld. Op het moment dat er met de federale overheid een af-sprakenkader kan worden bereikt omtrent de re-gularisering van het gesco-werkgelegenheidspro-g r a m m a , moeten de IBO’s dan ook een prioriteit vormen in deze regulariseringsoperatie.
De huidige kinderopvang biedt zeker een kwalita-tief hoogstaande opvang. Dit blijkt trouwens uit onderzoeken inzake de graad van tevredenheid van de ouders. De kinderopvang is echter weinig flexibel en biedt momenteel een onvoldoende ac-tieve ondersteuning van werkzoekende én werken-de ouwerken-ders.
De dagopvang opent de deuren om 7.30 uur of 8 uur ’s morgens en sluit de deuren weer om 18 uur ’s avonds. Onverwachte gebeurtenissen zoals over-w e r k , dringende sollicitaties, … plaatsen ouders veelal voor grote problemen. Vaak moet er dan worden gepuzzeld met noodopvang, wat ten aan-zien van het kind weinig kwalitatief is. B o v e n d i e n biedt de huidige regelgeving te weinig ruimte om occasionele opvang te bieden, bijvoorbeeld bij op-leidingen, stages, werkervaring, …
werkloosheidscijfers en de werkzaamheidsgraad van de regio’s een belangrijk element moeten vor-m e n . Deze flexibele plaatsen kunnen dan in sa-menwerking met de lokale werkwinkels worden in-gevuld.
De opvang moet bovendien ook betaalbaar zijn voor iedereen. Uit studies blijkt dat vooral voor de groep van éénoudergezinnen de opvangkosten pro-blematisch zijn. Het is dan ook vooral ten aanzien van deze groep dat de hoge opvangkosten mee en werkloosheidsval veroorzaken. Het is voor hen im-mers vaak interessanter om werkloos te blijven en zelf op de kinderen te passen.
Momenteel kunnen werkzoekenden wel reeds een premie verkrijgen bij het volgen van een beroeps-o p l e i d i n g, maar de uitbetaling hiervan verlberoeps-oberoeps-opt te stroef en vaak te laattijdig om een effectief instru-ment te vormen. Om dit te verhelpen, worden de uitbetalingsmodaliteiten van deze opvangpremie v e r s n e l d . Dit is echter slechts een tijdelijke oplos-s i n g, die moet worden vervangen door een oplos- structu-rele oplossing voor de werkloosheidsvallen. D i t vergt het opstellen van een inkomensafhankelijke ouderbijdrageregeling voor de kinderopvang, z o d a t de betaalbaarheid voor alle ouders, en zeker voor éénoudergezinnen met een laag inkomen, s t r u c t u-reel wordt gegarandeerd. Dit zowel tijdens de pe-riode van werk zoeken als voor werkenden.