Vraag nr. 16 van 2 oktober 2001
van de heer MARINO KEULEN
Maasdijkenplan – Onteigeningsvergoedingen Aansluitend op het antwoord van de minister v i c e-president op mijn schriftelijke vraag nr. 3 1 1 van 17 mei 2000 over hetzelfde onderwerp, b l i j k t nu ruim één jaar later dat het onteigeningsproces in uitvoering van het "decreet betreffende de wa-terkeringen van 16 april 1996", meer bepaald voor de zones "omgeving van de woningen van het ge-hucht Geneuth" en "landbouwgebied tussen Ge-neuth en Zuid-Wi l l e m s v a a r t " , nog steeds niet is af-g e r o n d . Hetzelfde af-geldt klaarblijkelijk ook voor de aankoop van gronden in der minne in hetzelfde ge-bied en logischerwijze volgt hier dan weer uit dat de bijbehorende (onteigenings)vergoedingen ook nog niet kunnen worden uitgekeerd (Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 16 van 30 juni 2000, b l z . 1523 – red.).
Voor wanneer is de afronding van dit proces (ont-e i g (ont-e n i n g (ont-e n , grondaankop(ont-en in d(ont-er minn(ont-e (ont-en b(ont-eta- beta-ling van de bijbehorende vergoedingen) gepland ?
Antwoord
Zoals reeds gemeld in mijn antwoord op schriftelij-ke vraag nr. 3 1 1 , wil ik de aandacht van de V l a a m s e volksvertegenwoordiger erop vestigen dat de wa-terkeringswerken werden uitgevoerd krachtens het "decreet betreffende de waterkeringen van 16 a p r i l 1 9 9 6 " . Dit houdt in dat mijn administratie de nodi-ge werken kan laten uitvoeren zonder einodi-genaar te zijn van de benodigde percelen. Het uitvoeren van deze waterkeringswerken legt een erfdienstbaar-heid op bedoelde percelen.
Indien de uitvoering van de werken bijkomende grondinname vergt, bijvoorbeeld voor een verbre-de dijkbasis, is het Vlaams Gewest volgens het verbre- de-creet op vraag van de eigenaar verplicht over te gaan tot de aankoop of de onteigening van deze bijkomende gronden.
Het decreet bepaalt verder dat het Vlaams Gewest te allen tijde kan onteigenen voor deze waterke-r i n g s w e waterke-r k e n . Het is op basis van deze bepaling dat de administratie er steeds voor opteert de betrok-ken percelen wel degelijk te verwerven, na uitvoe-ring van de werken, en dit met het oog op een de-gelijk onderhoud en beheer van de waterkerings-c o n s t r u waterkerings-c t i e s, in dit geval hier de winterdijk. In prin-cipe gebeurt deze verwerving door een aankoop in
der minne, maar indien dit om de één of andere reden niet mogelijk is, wordt de onteigeningsproce-dure ingezet. Beide proceonteigeningsproce-dures, de aankoop in der minne en de onteigening, verlopen via het federale Aankoopcomité van Onroerende Goederen. In het voorliggende geval hebben slechts twee ei-genaars de aankoop of de onteigening gevraagd. Van één van deze eigenaars konden reeds vijftien percelen in der minne worden aangekocht. Bij de tweede eigenaar hebben de onderhandelingen met de commissaris van het A a n k o o p c o m i t é , voor de aankoop in der minne van zeven percelen, niet tot een positief resultaat geleid, zodat hiervoor de ont-eigeningsprocedure werd opgestart in januari 2001. Deze procedure loopt nog.
Pas nadat het comité een raming van de te onteige-nen gronden heeft opgemaakt, kan op basis van het onteigeningsplan het onteigeningsbesluit worden opgemaakt en ter ondertekening worden voorge-l e g d . Nadat dit onteigeningsbesvoorge-luit in het Bevoorge-lgisch Staatsblad is verschenen, kan de commissaris op-nieuw onderhandelingen voeren op minnelijke basis met de betrokken eigenaar. Indien de eige-naar nog steeds niet akkoord gaat met de aangebo-den prijs, rest enkel een gerechtelijke onteigening. De Vlaamse volksvertegenwoordiger zal begrijpen dat het onmogelijk is te voorspellen wanneer een dergelijke procedure zal zijn afgerond.