• No results found

Vraag nr. 41 van 23 oktober 1997 van de heer MARINO KEULEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 41 van 23 oktober 1997 van de heer MARINO KEULEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 41

van 23 oktober 1997

van de heer MARINO KEULEN

Subsidiëring gemeentelijke sportpromotie – Kleine gemeenten

Recentelijk ontvingen de gemeenten een bericht van het Commissariaat-Generaal voor de Bevorde-ring van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie (Bloso) met de updating van de gemeentelijke sportinfrastructuur in het kader van het decreet van 5 april 1995 op de subsi-diëring van de sportpromotionele werking van de gemeentelijke en provinciale sportdiensten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van het besluit van de Vlaamse regering van 19 november 1996.

Naar verluidt zou voor de gemeenten met minder dan 32.000 inwoners die beschikken over een zwembad van meer dan 96 m2en voor de

gemeen-ten van minder dan 16.000 inwoners die beschik-ken over een sporthal van meer dan 480 m2 d e

nieuwe berekening van de correctiefactor nadelig zijn.

1. Is deze nieuwe berekeningswijze niet in strijd met de geest van het decreet van 5 april 1995, waarbij men ervan uitgaat dat de gemeenten die zware investeringen qua sportinfrastructuur deden in het kader van het vorige decreet niet mogen worden gestraft ?

2. Wordt het principe van de gelijkheid niet geschonden door het gebruik van een andere basisnorm voor de kleinere gemeenten ?

3. Heeft de minister reeds stappen ondernomen om de berekeningswijze te herzien zodat de kleinere gemeenten niet worden benadeeld ?

Antwoord

1. Bij de berekeningswijze van de correctiefactor in het kader van het nieuwe decreet van 5 april 1995 werd rekening gehouden met de tekst van het decreet.De tekst van het decreet en het des-betreffende uitvoeringsbesluit is immers duide-lijk.

Volgens artikel 7, § 1 van het decreet moet een gemeentelijke sportdienst, om voor erkenning in aanmerking te komen, een sportcentrum beheren dat voldoet aan de voorwaarden zoals

bepaald door de Vlaamse regering inzake mini-male oppervlakte van sportaccomodaties. In artikel 6, § 1, 1ste en 2de lid van het uitvoe-ringsbesluit (Hfdst. III – Erkenningsvoorwaar-den) bepaalt de Vlaamse regering deze voor-waarden :

"Om voor erkenning in aanmerking te komen, moet een gemeentelijke sportdienst een sport-centrum beheren dat minimaal bevat :

1° een overdekte sportaccomodatie van mini-mum 480 m2nuttige sportoppervlakte ;

2° vier openluchtsportvelden, bruikbaar vol-gens de reglementen van de betrokken sportfederaties.

Deze sportaccomodaties moeten minimaal de hiernavermelde oppervlakte bezitten, berekend op basis van de volgende erkenningsnormen : 1° voor overdekte sportaccomodaties : 0,03 m2

nuttige sportoppervlakte per inwoner ; 2° voor openluchtsportinfrastructuur : 0,75 m2

sportoppervlakte per inwoner."

Dit zijn twee e r k e n n i n g s v o o r w a a rd e n w a a r a a n sportaccomodaties van het gemeentelijk sport-centrum minimaal moeten voldoen om het gemeentelijk sportcentrum voor erkenning in aanmerking te laten komen.

Artikel 11, § 1 van het decreet stelt dat de cor-rectiefactor rekening houdt met de beschikbare infrastructuur die de minimale oppervlakte van de sportaccomodaties zoals bepaald in artikel 7, § 1 overtreft en dat de Vlaamse regering de nadere regelen bepaalt voor de berekening van de correctiefactor voor elke sportdienst.

In artikel 11,§ 1, 1ste t/m 3de lid van het uitvoe-ringsbesluit (Hfdst. IV – Subsidievoorwaar-den) bepaalt de Vlaamse regering de volgende regels.

"Bij de bepaling van de correctiefactor wordt afzonderlijk rekening gehouden met de opper-vlakten van de verschillende types van beschik-bare sportinfrastructuur van het gemeentelijk s p o r t c e n t r u m , met name overdekte sportacco-modaties en openluchtsportaccosportacco-modaties. D i t gebeurt op basis van de normen gesteld in arti-kel 6, § 1 en § 2 van dit besluit.

(2)

Het sportcentrum waarvan de oppervlakte de minimale normen (100 %) overtreft, krijgt ver-houdingsgewijs een hoger percentage, met een maximum van 1000 %.

B o v e n d i e n , als één of meer zwembaden deel uitmaken van de gemeentelijke sportaccomoda-t i e s, wordsportaccomoda-t bij de berekening van de correcsportaccomoda-tie- correctie-factor een afzonderlijk percentage voor zwem-baden toegekend op basis van de norm 0,003 m2

wateroppervlakte per inwoner indien :

1° elk zwembad minimaal 96 m2 w a t e r o p p e

r-vlakte bevat en

2° de zwembaden minimaal 0,003 m2 w a t e r o

p-pervlakte per inwoner bevatten."

Het decreet bepaalt dat bij de bepaling van de correctiefactor rekening wordt gehouden met infrastructuur die de minimale oppervlakte over -treft en het besluit van de Vlaamse regering stelt dat de normen (erkenningsvoorwaarden) van artikel 6, § 1 en § 2 gebruikt worden bij de bepa-ling van de correctiefactor.

Met andere woorden, het decreet en het besluit van de Vlaamse regering zijn duidelijk : er zijn per type van sportaccomodatie 2 (minimale) erkenningsnormen die beide worden gebruikt bij het bepalen van de correctiefactor. Nergens wordt gesteld dat de normen "480 m2en 4

open-luchtsportvelden" de enige erkenningsnormen zijn en dat de normen "0,03 m2en 0,75 m2" als

enige subsidienormen gelden.

Het is ook zo dat tijdens de informatievergade-ring op 17 december 1996 in het Markiesge-bouw in Brussel de Bloso-ambtenaar verant-woordelijk voor de afdeling Subsidiëring, in zijn toelichting bij het decreet en het besluit voor de sportdiensten met een aantal concrete voorbeel-den deze problematiek toen reeds op deze manier heeft toegelicht en verduidelijkt.

Het is onjuist dat deze berekening van de cor-rectiefactor in strijd zou zijn met de geest van het decreet en dat gemeenten die een zware inspanning leverden door het bouwen van infrastructuur voor hun inwoners, zouden wor-den gestraft.

Immers, oorspronkelijk wilden de indieners van het decreet, om de administratieve procedure te v e r e e n v o u d i g e n , afstappen van kwantitatieve berekeningsnormen en de subsidie verdelen volgens het inwonersaantal.

Dit zou bijvoorbeeld de volgende situatie tot gevolg hebben gehad :

120.000.000 fr. : 4.189.735 inwoners = 28,64 fr./inwoner

Lendelede : 5.464 inw. x 28,64 fr. = 156.489 fr. Antwerpen : 459.072 inw. x 28,64 fr. = 13.147.822 fr. .

Dit zou hebben betekend dat de investeringen van de gemeenten in sportinfrastructuur hele-maal niet zouden worden beloond. Ook zouden de verschillen in subsidie tussen grote en kleine gemeenten abnormaal groot zijn geweest. Daar-om werd in eerste instantie besloten de infra-structuur zonder de zwembaden in rekening te b r e n g e n . Later werden de zwembaden toch meegerekend, op basis van het feit dat ze zware investeringslasten en een groot exploitatiever-lies betekenen op de gemeentelijke begroting. Bij de besprekingen inzake het uitvoeringsbe-sluit werden daar de minimale normen aan toe-gevoegd. Deze normen werden zeer laag gehou-den om geen enkele door het vroegere decreet erkende gemeente uit de boot te laten vallen. De accommodaties (zwembaden en overdekte sportinfrastructuur) die de zwaarste financiële inspanning vergden, kregen het grootste gewicht (2 x 40 %) bij de bepaling van de cor-rectiefactor.

Gemeenten die in het verleden een extra inspanning leverden op het gebied van infra-structuur, werd via het decreet de mogelijkheid geboden te stijgen in categorie en zo bij (even-tuele) aanwerving van een extra sportfunctiona-ris meer subsidie te krijgen.

Kleine gemeenten van minder dan 10.000 inwo-ners krijgen bovendien de kans de krachten te bundelen door een intergemeentelijke sport-dienst op te richten.

2. Het gelijkheidsprincipe werd niet geschonden, vermits voor alle gemeenten de hoogste van de twee minimale normen wordt toegepast bij de berekening van de correctiefactor.

3. Vermits de tekst van het decreet en het desbe-treffende besluit duidelijk is en de berekening van de subsidies mijns inziens correct is gebeurd, zie ik geen enkele reden om de gehan-teerde berekeningswijze te herzien.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 8 juni 1999 besliste de Vlaamse rege- r i n g : "De bouw van het Anna vander Heydenge- bouw (Vlaams Administratief Centrum Hasselt) : conform artikel 18 van de wet van

Een ontwerp van overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en de NMBS aangaande een spoorwegbrug in Gellik is opgesteld, én het is pre- cies over de randvoorwaarden van deze

van de heer MARINO KEULEN Adviesraden – Overzicht.

Welke adviesraden of commissies, opgericht als overleg- of inspraakorgaan, ressorteren onder de bevoegdheid van de minister?. Hoeveel maal is elke raad bijeengekomen sinds het

[r]

[r]

Telkens werd aangeduid of het gaat om beleids- voorbereidende adviesorganen, organen op beleidsuitvoerend vlak of technische commis- s i

Het geluidsactieplan (optie 11 in het gemeente- lijk milieuconvenant) houdt in dat een gemeen- te een subsidie kan ontvangen voor de inrich- ting van een zaal waar