Vraag nr. 40
van 20 december 2002
van de heer MARC VAN DEN ABEELEN
Beroepsprocedure oriënteringsattesten – Initiatief-recht
Met betrekking tot de werking van de klassenraad, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Execu-tieve van 13 maart 1991, wens ik volgend probleem aan de orde te stellen.
De delibererende klassenraad beslist door middel van een oriënteringsattest of een student het vol-gende studiejaar mag aanvangen of niet (respectie-velijk A- en C-a t t e s t ) . In sommige gevallen kan hij beslissen dat de student het volgende studiejaar wel mag beginnen, maar dat bepaalde studierich-tingen en/of onderverdelingen zijn uitgesloten (het zogenaamde B-a t t e s t ) . De autonomie en de beslis-singsmacht van de delibererende klassenraad bij het opmaken van de oriënteringsattesten is zeer g r o o t . Geen enkel orgaan kan interveniëren in zijn b e o o r d e l i n g s v r i j h e i d , ook de minister van Onder-wijs niet.
Om de grote macht van de delibererende klassen-raad te temperen, heeft de decreetgever de moge-lijkheid gecreëerd om tegen de beslissingen ervan een georganiseerd administratief beroep in te stel-len dat in twee duidelijke fasen verloopt. In de eer-ste fase, de overlegfase, zullen de actoren door mid-del van overleg proberen om tot een oplossing te k o m e n . Indien de beslissing negatief blijft voor de s t u d e n t , dan kan hij beroep aantekenen bij de be-r o e p s c o m m i s s i e, waabe-rdoobe-r men automatisch in de tweede fase terechtkomt. Enkel en alleen als deze twee fasen doorlopen zijn, kan de benadeelde naar de Raad van State stappen. Men spreekt dan ook van een "georganiseerd" administratief beroep. D e beroepsprocedure kan enkel rechtsgeldig worden ingesteld door degene die het ouderlijk gezag uit-o e f e n t , uit-of in rechte uit-of in feite de leerplichtige onder zijn bewaring heeft. Ook de meerderjarige leerling kan deze beroepsprocedure instellen. Het onheuse aan de huidige regelgeving is dat de minderjarige – wiens toekomst sterk kan worden gehypothekeerd door de beslissing van de klassen-raad – op geen enkel ogenblik zelf het initiatief kan nemen om de beroepsprocedure in te stellen. 1. Waarom kunnen minderjarigen, die steeds
mon-diger en assertiever worden, niet zelf de be-roepsprocedure aanvatten als de ouders dit wei-geren of nalaten ?
2. Kan de inspraak van de student op enige andere manier worden gegarandeerd ?
Antwoord
In overeenstemming met het Bugerlijk We t b o e k worden beslissingen inzake belangrijke onderwijs-kwesties ten aanzien van minderjarigen, w a a r o n d e r de studiekeuze maar ook het in beroep gaan tegen omstreden eindbeslissingen van delibererende k l a s s e n r a d e n , genomen door de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen. Dit zijn de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben.
In die zin is het wettelijk niet mogelijk in te gaan op het voorstel om de beslissing tot gebruikmaking van het verhaalrecht, zoals opgenomen in het be-sluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 op de organisatie van het voltijds secundair onderwijs (dat in de plaats is gekomen van het besluit van 13 maart 1991), over te laten aan de minderjarige leer-ling zelf.
Dat in een zekere vorm van inspraak van de be-trokken leerling wordt voorzien, vind ik anderzijds geenszins onlogisch. Een belangrijke aanzet hier-toe is trouwens gegeven in het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen 1, meer bepaald in artikel III.1, § 1, dat bepaalt dat de schoolkeuze door de ouders in samenspraak met de leerling moet gebeuren, indien deze laatste 12 jaar of ouder is. In § 2 van datzelfde artikel wordt daarenboven expliciet gesteld dat de inrichtende macht van de school het schoolreglement en het pedagogisch project ter kennis moet brengen van de ouders én de leerling.